WAT DE BLADEN ZEGGEN.
IIEUWE IE» COOÜAHT
van
OONDÈRDAG 28 JULI1927
TWEEDE BLAD.
Een rechter- en linkerzijde.
De gemeenteraad van Leiden,
schrijft de R.-K. Leidsche C o u -
r a n t, heeft in korten tijd tweemaal
gedemonstreerd de, naar onze beslis
te overtuiging, objectieve waarheid
van de scheiding tusschen rechts en
links in de politiek!
Onlangs bij de stemming over de
oprichting van openbare bewaar
scholen geheel en al op kosten van
de gemeente.
Maandag bij de stemming over sub
sidie aan de Protestantsche H. B. S.
In beide gevallen ging de heer Rei-
meringer (de Vrijheidsbonder) arm
in arm met den heer Knuttel (den.
Communist)! In beide gevallen
was er een eenheid tusschen uiterst-
Conservatief en -reactionair en uiterst-
^vooruitstrevend'1 en -revolutionair!
Dit zijn niet de eenige gevallen,
waarin het bestaan van een schei
dingslijn tusschen rechts erf links
E?° ri^^elijk blijkt, terwijl ook vaak
die lijn min of meer door de om
standigheden is weggedoezeld of
Vervaagd.
- De coalitie heeft alle reden van
bestaan!
En een andere partijscheiding lijkt
ons vooralsnog véél minder op de rea
liteit gegrond, dan die tusschen rechts
<eri links.
Hierbij kanl opgemerkt, dat men in
Bomtnige kleinere gemeenten er, wat
de gemeente-politiek betreft, aller
zonderlingste partij-formatiesop na
schijnt te houden. Zoo b.y. blijkens
een mededeeling in dit nummer, te
{Woerden, waar A.-R., Chr.-H. en
{Vrijheidsbond liebben beraadslaagd
over de verdeeling der wethouders-
zetels, zonder, of misschien zelfs te
genover" de R.-K. ATen moest toch ook
in gemeenten als Woerden de politiek
iwat breeder weten te bezien; meer
consequent weten door te denken
waar het geldt de oplossing van klei-
jn/ere gemeentelijke politieke kwesties!
Een omroerend briefje.
'I™. Waterink geeft in „Op den
Uitkijk" iets ontroerends te lézen. 'Het
briefje van een jeugdige lezeres, die
geregeld zijn artikelen in dit tijd
schrift las.
Dit was het briefje, aldus Prof. W.,
dat zij mij schreef, zonder aanhef eri
zonder de onclerteekening.
Wie „zij" is, weet ik niet. Ik ken
slechts haar naam. Ik zag haar nooit.
Dit is een briefje van een kind.
Over een m oeder
.Hier in ons Ziekenhuis krijgen
(Wij ook „Op den Uitkijk". En ik 'lees
daarin vaak van wat U schrijft over
ouders en kindoren en zoo. Daarom
jWil ik U schrijven. Ik doe hei, met pot
lood. V ant ik moet altijd op bed lig
gen. Ik weet dat ik T.B.C. ben. in erge
graad. A^ader is er ook aan gestorven.
[Moeder stierf verleden jaar aan een
(maagziekte. Ik ben nu negentien jaar,
en dan is het w<el erg te moeten -ster
ken, Als Jezus dan maar meegaat met
mij. Waait ik ben zoo heelemaal alleen,
.ondanks alle zusters, die erg lief zijn.
(én ondanks de andere patiënten. Als
IJezug maar meegaat! Maar altijd al
leen b^n ik niet. fSoms-is Jezus vlak bij
(blij.
f- Mfear ik wilden tcxch iets schrijven,
t Dat is, dat ik zoo heel erg blij ben,
'dat ik een moeder gehad heb, die mij
-altijd wilde begrijpen. Zij was nooit
(tevreden met een antwoord van nu'J
jyóóT ze wist wat. er in mijn ziel om-
•ging. Zij wilde altijd door mij héén kij-
jken om te zien,, wat er van binnen
Was, En waarom- had ze altijd zooveel
gectuld. En daarom wisten we, dat wij
jals kinderen haar alles konden vertel
den.; en latei;, toen mijn broer dood
(was„ ik alléén. Moeder was nooit te
haastig voor mij,. Zij had altijd tijd, als
(het noodig was. Dan zag ze dat aan
mijn heele manier van doen
FEUILLETON.
Niets mens Ahelijks vreemd
Een episode iri.t de geschiedenis van
de Christeneru op het Sinaïtisch
Schiereiland otmstreeks het jaar 300.
35. ,o
,;Gij zult on'dérvinden dat ik een
[man ben", riep i-Iermas, en zijne oogen
(vonkelden. „Mijn boog en mijne pijlen
cliggen in uw hol; ik ga ze halen, en
(danNu, gij zult het wel zien, of
•gij den rechten .bode hebt uitgezonden.
i^Groet mijn vader en geef hem nog.
ieenrnaal de hand".
Paums vatte den jongeling bij de
rechterhand, trcik hem naar zich toe
en kuste zijn Voorhoofd met vaderlij
ke teederheid. Daarop zeide hij: „In
mijn hol, onder den groenen steen
naast den haaitl, vin'dt gij zes goud-
(stukken. Neei/n daarvan drie op de
jreis mede. Miss»chien zult ge ze noodig
hebben, al wans het alleen voor de
schippers. Nu, maak dat gij in tijds te
Piaïthoe zijt!"
Hermas vloog den berg op, geheel
vervuld vail 'do moeilijke taak, die
hem was Opgedragen. Het heerlijk
.vooruitzicht van. de belangrijke daden
die door hem verricht zouden worden,
verduisterde do herinnering aan de
'schoone Gallische. Ook was hij zoo ge-
wo on op het verstandig inzicht en de
goedheid, van Paulus te vertrouwen,
(En als ik' kriesreljg werd. omdat
moeder mii ook altijd begreep, dan zei
ze:'Kind, God begrijpt je nog veel beter
dan ik'
Nu is moeder dood.
Maar ik schrijf U, omdat ik, als ik
in „Op den Uitkijk" lees, zoo vaak aan
mijn moeder denk. (Aan vader, die al
langer dood is, heb ik minder herinne-
ring).
Als ik nu aan moeder denk, dan is
het haar hand, die mij tot Jezus leid
de; dan is het haar stem, die mij van
God sprak. Ik dank God. dat ik een
moeder had, die mij altijd weer wilde
b e g r ij p e n.
Maar om nog iets ben ik zoo dank
baar.
Mijn moeder maakte het mij zoo ge
makkelijk om te gehoorzamen, door
mij te laten begrijpen, wat ik begrij
pen kon en dóór dan verder een
voudig gehoorzaamheid te"vragen, zoo
zonder veel omhaal van woorden.
En ze maakte het mij zoo gemakke
lijk door haar eenvoudig voorbeeld.
Als ik ooit in den hémel kom en
ik bid er Jezus, en ik vraag er God
eiken dag om, dan zal ik God eeuwig
danken, ook omdat Hij mij zoo'n moe
der gaf. Dit won ik schrijven, om
dat U" mij zoo vaak aan mijn moeder
herinnert.
Zoo luidde het briefje. Dan volgde
de oridertèekening.
Ingesloten lag nóg een briefje. Ge
schreven met. inkt. Het luidde aldus:
De schrijfster van dit briefje, Mej
is gisteravond in een bloedspuwing
dood gebleven. Op haar schrijfplankje
vonden we dezen brief roet een enve
loppe aan u geadresseerd, dien we U
doen toekomen.
Hoogachtend.
Hoofdzuster Barak
Dit is een briefje van een kind.
Over een moeder!
KEEK EN SCHOOL.
NED. HERV. KERS.
Beroepen; Te Geervliet, A. E. v.
Baaien, te Kage. Te Arnemuiden (toez.)
C. v. d. Wal, te Rijnsaterwoude. Te
Putten o. d. Veluwe (2de pred.pl.). E.
V. J. Japchen, te Kockengen. Te Aloer-
capelle, H. van Elven,t e Nijkerk (Fr.)
Te Hensbroek, G. W. Rijkx te Amster
dam. Te Surhuizum, Ds. Sybema, te
Hijkersmilde.- Te Vreeswijk, J. Ronge
te Hoogblokiancl.
Bedankt: Voor Ouddorp, S. Go-
verts te Oldebroek. Voor Stedum, A.
Steenbeek te Dorkwerd. Voor Dintel-
oord, J. D. van Hof. te Wilnis.
GEREF. KERKEN.
Beroepen: Te Ottoland, J. AI.
Spier, cand. te 's-Gravenhage.
GEREF. GEM.
Tweetal: Te Vlaardingen, J.
Fraanje. te Barneveld; en J. Vreug-
denhil, te Bruinisse.
Ds. Th. G. C. RAPPARD.
Ds. Th. G. C. Rappard, predikant te
Kootwijkerbroek, die 14 December zijn
75-jarigen leeftijd hoopt te bereiken,
heeft het plan opgevat, tegen October
eervol emeritaat aan te vragen.
Ds. P. P. COUVRET f
In den ouderdom van 67 jaar is te
Cuyk (Br.) overleden Ds. p. P. Couvret,
predikant bij de Ned. Herv. Gem. al
daar.
De overledene werd in 1860 geboren
en in 1888 candiclaat in Friesland, om
2 Sept. van dat jaar te Hall het pre
dikambt te aanvaarden. Vandaar ver
trok hij' in 1897 naar Laren (Gld.) om
20 Aug. 1901 eervol emeritaat te ont
vangen. Gedurende 22 jaar was Ds.
Couvret emeritus-predikant. Als zoo
danig diende hij de Ned. Herv. Gem.
van Rotterdam als ouderling. In ve
lerlei commissies had de overledene
zitting, terwijl hij werkte in de wijk
van Ds. Ten Kate.
Voor het parochiestelsel ijverde Ds.
Couvret daar zeer. In 1923 stelde hij
zich wederom beroepbaar en aanvaard
de zijn ambtswerk te Cuyk.
A.s. Vrijdagmiddag zal het stoffelijk
overschot in het familiegraf te Hilli-
gersberg worden bijgezet.
dat hij niet meer voor Sirona vrees
de, sedert zijn vriend hare zaak tot- de
zijne had gemaakt.
De Alexandrijn zag hem na en deed
een kort gebed. Toen ging hij naar het
dal. Het middernachtelijk uur was
lang voorbij. Bij het dalen der maan
werd het al koeler en koeler, en sedert
hij Hermas zijn vacht had gegeven,
droeg hij niets dan zijn doorzichtig
onderkleed. Toch-liep hij langzaam en
bleef dikwijls staan, de armen bewe
gende en daarbij onsamenhangende
woorden in zichzelvcn sprekende. Hij
dacht aan Hermas en Sirona. aan zijn
eigene jeugd, en hoe hij te Alexadrié
bij de donkere Aso en de blonde Si-
mailha aan "de luiken had geklopt.
„Dat kind, die jongen", prevelde hij:
„wie had dat wel gedacht" Die Galli
sche móet wel zeer mooi zijn, en hi.i
waarlijk, toen hij met de schijf
wierp, was ik zelf verbaasd over zijn
heerlijken lichaamsbouw; En zijne,
oogen! Ja, zijne oogen zijn die van
Magdalena. Hacl de Galliër hem bij
zijne vrouw gevonden en hem zijn
zwaard door het hart gejaagd, dan zou
hij straffeloos zijn geweest voor aarri-
sche rechters. Doch zijn vader bleef
dit. leed bespaard. In de afzondering,
zoc meende de oude man, kon de we
reld en hare verleiding zijn lieveling
niet bereiken. Maar thans? Deze
braambezie, dacht ik eens, verdroogt
op den boc'em en schiet nooit op tot de
kroon van den palm waar de dadel
Ds. P. BOKMA.
Naar wij vernemen is 'ris. P Bokma.
Ned. H'erv. predikant te Schiedam,
ernstig ongesteld.
ENGELSCHE KERK TE AMSTERDAM
Sedert het begin van Juli heeft de
Engelsche Staatskerk aan den Groene
Burgwal te Amsterdam als opvolger
van wijlen den rev. J. Chambers, als
Chaplain dier kerk zien optreden den
Rev. William W. Lucas, die als zooda
nig door den bisschop van Londen is
benoemd.
De heer Lucas, die een Londenaar
van geboorte is, is thans 55 jaar oud.
AFSCHEID ZENDELING v. NOPPEN.
Maandagavond heeft in de consisto
rie van de Nieuwekerk te Amsterdam
de heer L. M. van Noppen, zendeling-
van het Tasikma-lajacomité der Ned.
Zendingsvereeniging, afscheid geno
men van zijn coriiité.
Ds. J. P. van Bruggen opende de ver
gadering op de gebruikelijke wijze,
waarbij een gedeelte uit Kandelingen
13 gelezeri werd. Na een hartelijk wel
komstwoord speciaal aan de familie
van Noppen deelde spr. mede. dat het
comité den vertrekkenden zendeling
een aandenken wilde aanbieden in den
vorm van een torenklok met luidin-
richting voor zijn zendingskerk te Ga-
roet, waarvan een foto ter vergadering
aanwezig was. Hierna spraken ver
schillende afgevaardigden, onder meer
de heeren Ds. van Duyne van Zaan
dam, ds. Hijmans. uit Uithoorn. Beets
van Zaandijk en Remiens van het ei
land Marken. Hierna verkreeg zende
ling van Noppen het woord, die o.m.
verklaarde, dat het hem en de zijnen
verkwikt had te ervaren, hoeveel zen
dingsbelangstelling allerwege was ont
plooid. Thans gaat hij voor de derde
maal zijn heerlijk ambt opnemen.
Na het toezingen van een zegenbede,
sprak ds. L. M. van Noppen, vader
van den zendeling een ontroerend af
scheidswoord. waarin hij opnieuw de
gemeente wees op haar dure zendings
roeping.
Ds. C. W. J. VAN LUMMEL.
'Had Ds. C. W. J. v. Lummel, daar
hij verleden jaar toen hij zijn VOsten
verjaardag mocht vieren op zoo groot-
sche wijze was gehuldigd, verzocht de
herdenking van zijn 40-jarige ambtsbe
diening zonder Veel uiterlijk feestbe
toon te doen voorbijgaan, velen hebben
hem toch hun belangstellingen vriend
schap getoond.
De Geref. .Teugdcentrale, zoo .meldt
De Standaard, verraste den jubilaris
Zondagmiddag met een prachtig schil
derij en een wandelstok. Had Ds. van
Lummel verzocht geen geschenken
aan te bieden, daar hij er verleden jaar
zooveel mocht ontvangen, zijn kerke-
raad offerde hem een traplooper.
Onder de talrijke schriftelijke en te
legrafische gelukwensclien waren er
van oud-Minister II. Colijn, namens 't
Centraal Comité der A.R. partij; van
tal van Tweede Kamer- en Statenleden
collega's en vrienden uit alle deelen
des lands.
HET OUD-WORDEN.
Weet gij wat ik een der moeilijkste
ervaringen vindt van het oud-worden?
vraagt dr. Gunning in „Pniël". En hij
antwoordt: Het aftakelen.
Dat uw geheugen verzwakt. Niet al
leen dat gij de menschen niet meer
herkent dat heeft de een heel sterk,
een ander heeft het wellicht nooit ge
kend. Mijn overleden zwager van Rhijn
wist na twintig jaren nog precies, hoe
zijn oud-catechisanten heeten, al wa
ren zij ook van kinderen volwassenen
getrouwde menschen geworden en dus
zeker sterk veranderd, terwijl ik er
nooit in slaagde mijn catechisanten,
die ik week aan week zag, met zeker
heid bij hun naam te noemen.
Alaar erger en pijnlijker is het als
gij menschen ontmoet, voor wie gij in
angstige of heilige oogenblikken huns
levens iets hebt mogen zijn. met wie
gij gewichtige zaken, voor hen van be
slissend belang, hebt besproken, bid
dend besproken, voor wie gij kennelijk
een middel in Gods hand zijt geweest
en gij weet er dan niets meer van,
gij weet zelfs niet meer dat gij hen
ooit in uw leven gezien hebt! Ja, dat
is pijnlijk aan weerskanten. Alaar .gij
rijpt. Daar kwam een vogel aangevlo
gen, plukte de bezie, en droeg haar in
zijn nest boven pp den top van den
boom.
„Wie kan de wegen van een ander
richten en heden zeggen: Zoo en niet
anders zal ik hem morgen zien?
Wij dwazen trekken ons in de een
zaamheid terug om de wereld te ver
geten, en de wereld volgt ons achter
na en blijft aan onze hielen hangen.
Waar is de schaar, die de schaduw
van onze voeten afsnijdt? Hoe heet
het gebed, dat in staat zal zijn. ons,
zinnelijke •menschen, van het vïeesch
geheel te verlossen? Mijn Heiland, gij
Eenige, die dit hebt kunnen doen,
leer het ook mij, den armsten van al
le armen!"
TIENDE HOOFDSTUK.
Weinige oogenblikken nadat Her
mas uit het venster van den centurio
op straat was gesprongen, trad Phoe-
bicius -zijn slaapvertrek binnen.
Sirona had nog even tijd gevonden,
om zich te bed te begeven. Zij was
zeer angstig en legde zich neder niet
haar gezicht naar den wand. Zou hij
wel weten dat iemand bij haar ge
weest was? En wie- kon haar verra
den en hem gewaarschuwd hebben?
Kwam hij misschien maar bij toeval
vroeger dan anders van het feest te
rug?
Het was donker in haar vertrek en
nioet dat kruis uit 's Heeren hand
aannemen en ootmoedig dragen Het
behoort tot de vernederingen, die dit
lichaam der zonde ondereraat. en die
medewerken om bij u 't verlangen
naar.'t verheerlijkt lichaam te verle
vendigen;
TE VEEL ONDERWIJZERS.
Voor de betrekking van onderwij
zer aan de Christelijke school te
Oudehorne (Fr.) hebben zich 140 sol
licitanten aangemeld.
BINNENLAND.
VACCINATIE EN ZIEKTE
GEVALLEN.
Het Tweede Kamerlid Kersten
heeft den Minister van Arbeid, Han
del en Nijverheid de volgende vragen
gesteld:
1. Kan cle Minister mededeelen, hoe-
vele gevallen van encephalitis bij kort
te voren 'gevaccineerde personen zich
hebben voorgedaan?
2. Hoeveel en welke gevallen van
andere ziekten zijn bekend geworden,
bij welke een samenhang met een te
voren verrichte vaccinatie moet aan
genomen worden?
3. Wanneer en waar de bedoelde ge
vallen zijn voorgekomen en hoeveel
daarvan doodelijk verioopen zijn?
4. Uit welke koepokinriebting in ell:
der gevallen de gebruikte ontstof af
komstig was?
5. Zijn de bepalingen omtrent vac
cinatie van de tev school komende
kinderen de voornaamste bepalingen
in onze wetgeving ter wering van de
pokziekte?
Zoo niet, welke bepalingen acht uw
Excellentie in dit opzicht belangrij
ker?
6. Is het gevaar voor optreden van
de pokziekte bij de in Nederland be
staande toestanden op het gebied der
volksgezondheid toch nog zoo ernstig,
dat de wettelijke bepalingen omtrent
de verplichte vaccinatie van ter
school komende kinderen gehand
haafd moeten blijven, ook nu blijkt,
dat dientengevolge dooden vallen?
7. Is uw excellentie, nog afgezien
van principieele gronden, om het be-
lang van ons volk bereid:
a. maatregelen te nemen tot ophef
fing van de vaccinedwang;
b. zoo niet, zorg te dragen tegen de
zoo gevaarlijke entstof?
Het Tweede Kamerlid Krijger heeft
den Minister van Arbeid, Handel en
Nijverheid gevraagd:
1. Is de Minister bereid, mede te
deelen, of de inspectie van de volksge
zondheid zich reeds bezighoudt met
de in de laatste tijden, o.a. te Goes, na
inenting met koepokstof, voorgeko
men ziektegevallen met en zonder
doodelijken afloop?
2. Is de Minister bereid, mede te
deelen de opvatting van den liiervo-
ren bedoelden Rijksdienst over het al
of niet bestaan van een oorzakelijk
verband tusschen de inenting en de
bedoelde ziektegevallen?
3. Indien mocht blijken, dat de des
kundigen niet eenstemmig zijn in
hun oordeel over de juistheid van
die opvatting, is de Minister dan be
reid, voor een grondig onderzoek ter
zake onverwijld een commissie in te
stellen?
4. Indien een oorzakelijk verband
moet worden vastgesteld, waarschijn
lijk of mogelijk geacht, is de Minister
dan bereid te bevorderen, dan aan het
bepaalde in de eerste alinea van ar
tikel 4 van het Koninklijk besluit van
29 Februari 1922, Staatsblad no. 97,
een zoodanige toepassing worde ge
geven, dat geen entstof zal worden
afgeleverd, waarvan de onschadelijk
heid niet vasstaat?
5. Acht de Minister juist het door
de Maatschappij tot bevordering van
de geneeskunde aan de medici gege
ven advies, om, ten einde met meer
kans complicaties te voorkomen, bij
voorkeur in het najaar, te vaccinee
ren, en, zoo ja, is zijn Excellentie dan
bereid, tc bevorderen, dat aan bedoeld
advies zooveel mogelijk publiciteit
worde gegeven en clat door de ge
meentebesturen en de bevolking daar
mede rekening worde gehouden?
hij kon haar niet onderkennen. Toch
sloot zij de oogen alsof zij sliep,
want zelfs het kleinste onderdeel van
een oogenblik, waarin zij hem niet in
zijne woede behoefde te zien, scheen
haar een geschenk toe. Daarbij klop
te haar hart zoo onstuimig, dat zij
niet anders denken kon of hij moest
het hooren, toen hij met den hem
eigenen zachten tred hare legerstede
naderde. Zij hoorde hoe hij nu hier-
dan daarheen liep, en eindelijk in de
aan 't slaapvertrek grenzende keuken
ging. Spoedig daarop nam zij met
hare half geslotene oogen een schijn
sel van licht waar.
Hij had aari den haard een lampje
opgestoken, en zocht nu in beide ver
trekken rond. Hij had haar nog niet
geroepen, noch een enkel woord ge
zegd. Thans was hij in het woonver
trek en op eens onwillekeurig trok zij
hare leden samen en haalde het dek
over haar hoofd opeens barstte hij
in lachen uit, zoo luid en honend, dat
zij gevoelde hoe hare handen en voe
ten al kouder werden, terwijl het
haar was alsof een purperrood door
schijnende gordijn voor hare oogen op
en neder werd getrokken.
Wederom werd het helder in het
slaapvertrek, en het licht kwam al
nader en nader. Zij gevoelde op haar
hoofd de aanraking van zijne harde
hand, en met een kreet trok zij het
dek weg en richtte zich op.
Hij sprak nog altijd geen woord,
VUILVERWIJDERING.
Naar aanleiding van een verzoek
van cle Maatschappij voor ontginning
van woeste gronden, met toepassing
van stedelijke afvalstoffen Myvo. ge
vestigd te Amsterdam, hebben B. en
W. van Leimuiden den raad voorge
steld, aan genoemde maatschappij 2Ü
H.A. rietland te verhuren voor den
tijd van 20 jaren, tegen een huurprijs
van 200 per H.A. en per jaar. De
maatschappij zal de gehuurde gron
den cultuurrijp maken met stedelijke
afvalstoffen, waarna de gemeente het
recht zal hebben de huur van het ge
deelte der gronden tusschentijds, na
elke vijf jaar te beëindigen, in welk
geval zij de Mij. Myvo moet vergoe
den 50 pet. der meerwaarde. De te
genwoordige waarde is door partijen
vastgesteld op 2000 per H.A.
Het voorstel is zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
HET STEDELIJK AFVAL.
Het wordt weer tijd bijzonder te
letten op allerlei canards, zeeslan
gen en dergelijke, aangezien de groei
periode van deze schepseltjes is aan
gebroken.
Zoo lezen we in de Gooi- en Eem-
lander, dat bij het waterschap Loen-
derveen éen verzoek is ingekomen
van Den Haag, om 'daar 't stedelijk af
val te mogen heenbrengen.
Er is "van dat heele bericht geen
woord waar, zegt Het Vaderland.
ADRESKAARTEN OVERAL
VERKRIJGBAAR.
De directie der Ned. Spoorwegen is
met de firma Van Gend en Loos over
eengekomen, dat behalve aan de fac
torijen ook aan alle aanbrengkanto-
ren en bij de bestellers op de bestel
wagens adreskaarten en vrachtbrie
ven verkrijgbaar moeten zijn.
KEURINGSDIENST TE GOUDA.
In 1922 besloot de raad van Gouda
tot het instellen van een centralen
keuringsdienst van vee en vleesch
voor Gouda, Gouderak, Haastrecht,
Moordrecht en Reeuwijk. Uitvoering
aan het besluit werd niet gegeven
omdat eenige gemeenten zich niet tot
samenwerking bereid verklaarden.
Nu evenwel in de naaste toekomst
de voorschriften der Vleeschkeurings-
wet in hun geheelen omvang uitvoe
ring zullen erlangen en in Gouda
overgegaan is tot stichting van een
slachthuis, is opnieuw de urgentie
naar voren getreden een controle
dienst voor genoemde gemeenten on
der de oogen te zien.
In overleg met Dr. S. G. Zwart, in
specteur van den Veeartsenijkundi-
gen dienst en door diens steun wer
den besprekingen gevoerd welke leid
den tot bereidverklaring met Gouda
een gemeenschappelijke regeling
voor wat de keuring van vee en
-vleesch betreft aan te gaan.
Behalve de bepalingen noodig in
verband met- het gemeenschappelijk
gebruik maken van den Goudschen
dienst, eischt deze regeling dat Gou
da het tegenwoordig personeel van
den keuringsdienst der gemeenten
Gouderak, Haastrecht, Moordrecht en
Reeuwijk, n.l. den keuringsveearts,
den heer G. Hupkes te Gouda en den
hulpkeurmeester, den heer H. A. de
Wilde te Moordrecht, in haar dienst
overneemt.
Voorop staat bij deze regeling dat
Gouda geen financieele voordeelen
uit de regeling zal hebben. Slechts de
belangen van de volksgezondheid
treden op het eerste plan. .De ont
vangsten aan keurloonen zulllen de
uitgaven, geraamd op 4750, ongeveer
dekken.
B. en W. achten de totstandkoming
van dezen gemeenschapyel ijken
dienst, waartoe de buitengemeenten
reeds besloten, niet alleen van: groot
hygiënisch, maar ook van groot or
ganisatorisch, financieel en admini
stratief belang, zoowel voor de bui
tengemeenten als voor Gouda en
dringen dan bij den raad van Gouda
ook zeer op ongewijzigde vaststelling
van de ontworpen regeling aan.
De dienst zal in werking treden
zoodra het slachthuis te Gouda in* ge
bruik wordt genomen.
maar wat zij zag was wel gescbikt,
om de laatste vonk van moed en
hoop in haar uit te dooven. Want al
leen het wit zijner oogen was merk
baar; zijn geelachtig gelaat was
doodsbleek en op zijn voorhoofd
kwam het ingedrukte Mithras' tee-
ken duidelijker uit dan anders. I«
zijne rechterhand hield hij de lamtf.
en in de linker het schaapsvel va??
Hermas.
Toen zijn starre blik haar trbff
hield hij haar hét wollig Anachore
ten-kleed zoo dicht voor het gelaat,
dat zij het voelde. Vervolgens wierp
hij het met kracht op den grond, en
vroeg op doffen heeschen toon: „Wat
is dat?"
Zij zweeg; doch hij 'liep op het bed-
detafeltje toe, waarop haar nacht-
clrank stond in een schoon gekleurd
glas, dat Polycarpus haar als een
aandenken van zijne reis naar
Alexandrië had medegebracht, en
streek het met de achterzijde van
zijne hand daar af, zoodat het rinke
lend in scherven op den grond viel.
Zij gaf een gil: het hondje sprong op
haar bed en begon tegen den Galliër
te blaffen.
Daer greep hij het diertje bij den
halsband en slingérde het met zoo
veel geweld in de kamer, dat het
jammerlijk begon te huilen.
(Wordt vervolgd.)