WAT DE BLADEN ZEGGEH.
Niets ntenscfieiijks vreemd
NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN VRIJDAG 8 JULI 1927
TWEEDE BLAD.
Alt. <0.
Baron Van Wijnbergen publiceert in
De Maasbode een door hem in
dertijd van pater Rijken ontvangen
advies over Art. 40 van het Bezoldi
gingsbesluit.
Het advies verdient aller aandacht.
Het luidt aldus:
„Gaarne wil ik u meedeelen, hoe ik
over het intrekken van artikel 40 denk.
Dit artikel legt ten gunste der ambte
naren het salaris vast, dat zij vóór
den datum in 't artikel genoemd, ge
noten hadden. Hun salaris kan wel
verhoogd, maar nooit verlaagd worden
Dat is een onverstandige loonrege
ling. Een loon moet bij niet meer dan
doorsnee bekwaamheden zóó zijn, dat
de ambtenaar er met zijn gezin in zijn
stand fatsoenlijk van leven kan Niet
minder, maar ook niet meer. Minder
geven zou onrechtvaardig zijn tegen
over den ambtenaar; meer geven on
rechtvaardig tegenover de belasting
betalende burgers.
Maar art. 40 verzekert aan de amb
tenaren steeds hetzelfde hooge loon,
ook al zou het indexcijfer met 10, 20,
50, 100 en meer pet. dalen; óók al zou
den hun collega's, die na genoemden
datum zijn aangesteld, rechtvaardig
behandeld worden en uiterst tevreden
zijn, als hun salaris 10, 20, 50, 100 en
meer percent minder bedroeg; ook al
was er nog schriller wanverhouding
tusschen de salarissen der ambtena
ren en die in de particuliere bedrijven;
ook al zouden door de benarde tijds
omstandigheden de rijksinkomsten
geweldig naar beneden gaan, en de be-
lastingbetalenden om hun veel ver
minder inkomen niet meer de belas
tingen kunnen opbrengen.
Om al die redenen is dat artikel on
verstandig en onrechtvaardig, had het
nooit mogen gestipuleerd worden en
moet het om zich zelf al, en niet al
leen om de crisistoestanden worden
ingetrokken.
Het wil me voorkomen, dat deze be
wijsvoering duidelijk is en gemakke
lijk te begrijpen. Maar de betrokken
ambtenaren zullen het niet begrijpt).
Het adres der 230 hoogleeraren is op
dat punt leerzaam. Zij betoogen, dat
de grondslag der betrekkingen tus
schen den Staat en zijn dienaren er
een is van wederzijdsche goede trouw
maar het vertrouwen wordt ge
knakt, als door het hoogste gezag be
krachtigde toezeggingen als in art. 40,
zoo maar éénzijdig worden verbroken.
Mindere goden zullen dat intrekken
van art. 40 vergelijken met het gehate
„vodje papier" van Betbman Hollweg.
Met het orgaan der „Arka" zullen zij
blijven volhouden: het is niets meer
of minder dan de annuleering van een
verkregen en bij Koninklijk woord ge
waarborgd recht, en wie het zou dur
ven bestaan daaraan te tornen, ver
diende voor de rechtbank te worden
gedaagd en ten strengste gevonnist.
Blijkbaar voelen zij niet, dat de be
paling van art. 40, als onverstandig en
onrechtvaardig, als in strijd met het
al *meen belang, nooit rechtsgeldig
kon zijn.
Zou dit argument wellicht zóó kun
nen worden ingekleed, dat het lichter
door ambtenaren kon begrepen wor
den? Ik wil het eens beproeven.
Verondersteld eens, dat bij gemeen
schappelijk overleg was voorgesteld
een artikel 40, dat ongeveer als volgt
luidde:
De Staat verzekert zijn ambtenaren
hetzelfde loon, dat zij tot nu toe ge
noten hebben, terwijl de ambtenaren
zich verbinden nooit verhooging van
loon te eischen.
Tegen dit laatste zouden de ambte
naren zich natuurlijk verzet hebben
en terecht. Maar ze hadden hun verzet
moeten motiveeren met hètzelfde ar
gument, waarmee We boven de ontoe
laatbaarheid van art. 40 betoogden:
n.l. dat de ambtenaren zouden tevre
den moeten zijn met hetzelfde lage
loon, ook al zou het indexcijfer met 10,
20, 50, ja 100 pet. en meer naar de
hoogte gaan; ook konden hun colle-
gas, die na genoemden datum zijn
aangesteld, niet aangeworven worden
dan voor een-10, 20, 50, 100 pet. hooger
loon; ook al was er een nog schriller
FEUILLETON.
Een episode uit de geschiedenis van.
de Christenen op het Siüaïtisch
Schiereiland omstreeks het jaar 300.
18. o—
Totdat hem eens een geleerd
cliënt van ons huis een gesneden
steen overhandigde met een epigram,
waarin te lezen stond: „Wie de edel
ste gaven van den Griekschen stam
wil aanschouwen, die moge'liet huis
van Herophilus bezoeken; daar toch
zijn te bewonderen, in Menander de
kracht en bevalligheid des lichaams,
en gelijke eigenschappen des geestes
in Apollonius". Deze versregels, die in
de gedaante van een luit geschreven
waren, gingen van mond tot mond, en
bevredigden de eerzucht mijns vaders,
die van nu af aan ook een woord van
lof sprak, als mijn vierspan in de ren
baan had overwonnen, of wanneer ik,
met kransen getooid, uit de worstel
spelen of den zangstrijd wederkeerde.
Ik bracht mijn leven door in de baden,
de palaestra en in vroolijke drinkge
lagen".
„Dat alles weet ik bij ervaringzei-
de Stephanus, „en de herinnering
hieraan 'heeft mij vaak verontrust.
Viel het u gemakkelijk deze toonee-
len uit uwe verbeelding te verban
nen?"
..In den beginne had ik 7w»ar te sti ij-
wanverhouding tussche'i de salaris
sen der ambtenaren en die in
de particuliere bedrijven; ook al
zouden de rijksmiddelen nog zoo
ruim toevloeien. Terecht zouden zij
zulk een salarisregeling als onverstan
dig en onrechtvaardig verwerpen.
Maar, willen zij consequent zijn, dan
moeten zij toegeven, dat intrekking
van het evqn onverstandige en onrecht
vaardige art. 40 meer dan gemotiveerd
is."
Vertrouwelijk.
In het Periodiek Orgaan van
het Rijksinkoopbureau vinden wij een
aansporing tot de Rijksdiensten om
door ondoordachte vertrouwelijkheid
het Rijksinkoopbureau en daarmee
het Rijk niet te schaden.
Het schijnt toch, dat eenige Diensten
aan hun vroegeren leverancier de con
dities meedeelden, waarop het R.I.B.
hun levert. De redacteur van het Or
gaan schrijft:
„Wij nemen gaarne aan dat Rijks
diensten, welke zich aan zoodanige
openbaarmaking van R.I.B.-condities
schuldig maakten, zich geen reken
schap hebben gegeven van de gevol
gen hunner handelingen tegenover
den Staat; wij vleien ons te mogen ge-
looven, dat deze, na lezing van voren
staand, overtuigd zullen zijn, dat hun
welwillendheid tegenover den vroege
ren handel een schadepost kan zijn
voor henzelf en voor alle overige Rijks
diensten, en dat zij derhalve onze con
dities als „vertrouwelijk" zullen wil
len behandelen.
In dezelfde lijn valt de handelwijze
dier Rijksinstellingen, welke den door
het R.I.B. opgegeven prijs benutten
om onderbieding toe te laten. Een der
gelijke aanschaffingsmethode moge
den betrekkelijken Rijksdienst het
aangename gevoel geven van op dit
oogenblik het gewenscht artikel zeer
goedkoop te hebben ingekocht; de al-
gemeene toepassing van dit in den
bonafide handel wel zeer ernstig ge
wraakte stelsel zou echter beteeke-
nen, dat de Staat op den duur nadee-
len van niet geringe beteekenis zou
ondervinden.
Het is daarom, dat wij nadrukkelijk
verzoeken om de prijsopgaven vhn het
R.I.B. tegenover den handel steeds als
vertrouwelijk te beschouwen; mede-
deeling der prijzen aan andere Rijks
diensten is, dit zal wel niet nader be
hoeven te worden betoogd, wel in 's
Rijks belang en wordt dus in het be
lang van den Staat gaarne verzocht"
KERK EN SCHOOL.
NED. HERV. KERK.
Beroepe n: Te Rotterdam, H. de
Vos te Akersloot.
Bedankt: Voor Oosterwolde (Gld.
G. Alers te Nieuw-Lekkerland. Voor
Dirksland, S. C. Grceneveld te Leerdam.
^Voor Mcercapelle, C. v ,d. .Wal te Rijn-
zaterwijzel.
GEREF. KERKEN.
Be roe pen: Te Paesens c.a., H. de
Zware te Twijzel.
BEVESTIGING, INTREDE EN
AFSCHEID.
Woensdagavond verbond Ds. B. v. d.
Werff, overgekomen van Doorn, zich
aan de .Geref. Iverk te Amsterdam-West
met een predikatie over Efeze 2 20
22. In zijn inleiding tot de- predikatie
merkte spr. op. dat de uitbreiding eener
groote stad een verblijdend verschijnsel
is, doch ock bijzondere zorgen en bij
zondere nocden met zich brengt. Hij her
innerde er voorts aan. dat zi]n bevesti
ger, Ds. v. d. Zee, Zondagavond gespro
ken had over de bouwers. Dezen avond
wil spr. het hebben over het gebouw,
waarbij hij de drie volgende punten önt-
vcuiwde: ie. het fundament van het
gebouw; 2e. de wasdom van het gebouw,
3e. de bestemming van het gebouw.
Aan het einde van zijn leerrede sprak
de nieuwe leeraar toe in d? eerste plaats
Ds. Y. v. d .Zee, wien hij dankte voor
de bevestiging en voor de vriendschap,
in deze dagen ondervonden. Spr. hoop
te met Ds. v d.. Zee samen te werken
aan rjen opbouw van het Huis des Hee-
ren in Amsterdam-West. Vervolgens
richtiehq zich tot den Kerkeraad, Com
missie van Beheer, de afgevaardigden
van naburige Kerken, toekomstige cate
chisanten en ouders, waarna hij voor
ging in dankgebed.
den," zuchtte Paulus, „maar sedert
eenigen tijd, nu ik over de veertig
heen ben, plagen mij de verzoekingen
der, wereld steeds minder. Alleen moet
ik zorgen de boodschaploopers, die den
visch uit de vlekken aan bet meer en
uit Raathoe naar de oase brengen, te
ontgaan."
Stephanus zag den. ander vragend
aan; Paulus vervolgde echter: „Ja,
dat is zeer wonderlijk! Of ik de man
nen of vrouwen zie, de zee of dezen
berg: nooit denk ik aan Alexandrië en
altijd aan heilige dingen. Maar wan
neer ik vischluclit ruik, zie ik in mijn
verbeelding de markt, en denk ik aan
vischbanken en "oesters".
„Die van Canobus zijn voortreffe
lijk", viel Stephanus hem in de rede;
„men bakt daar kleine pasteitjes
Paulus veegde zich met de boven
zijde van zijne hand de gebaarde lip
pen af en zeide: „Bij den dikken kok
Philemon in de Herakleotische
straat 1"
Maar dadelijk brak hij af en ver
volgde beschaamd: „Het zou toch wel
zoo goed zijn als ik ophield te vertel
len. De schemering breekt nog niet
aan, en gij moet trachten nog wat te
slapen".
„Ik Lan niet", zuchtte Stephanus.
„Als ge mij liefhebt, voleindig clan liet
verhaal uwer geschiedenis".
„Maar val mij dan niet verder in de
rede," verzocht Paulus en ging voort:
„Bij al dat vroolijke leven gevoelde ik
inii r»i#»t gelukkig, neen waarlijk niet.
Ds. Y. v. cl. Ze? s-irak, vervolgens na-
-inens dén Kerkeraad den nieuwen Pre
dikant toe. en wees er op, dat Amster
dam-West in de 'laatste laren uitge
bouwd was en dat juist deze uitbouw
het noodig maakte meerdere zorg te bc-
Stelen aan d?n opbouw. Spr. heeft de
ouderlingen, die uitgingen om Predikan
ten- te hoören, de boodschap meegege
ven: zeg den predikanten, dat wii in
Amsterdam-West geen Kerken hebben,
geen pastorieën, geen geld, doch alleen
werk en nog eens werk. Nadat hij Ds.
v. d. Werff gedankt had voor zijn over
komst, verzocht spreker hem toe te zin
gen Ps. 134:3-
Onder de aanwezigen werden opge
merkt Ds. Winkel, emeritus-Predikant
van Amsterdam-West en Ds. H. Mulder,
Geref. Predikant te Amsterdam.
ZENDINGSDAG.
Den i3en Juli a.s. zal D.V. vanwege
de Classis Harderwijk der Geref. Ker
ken een Zendingsdag gehouden worden
in het Johannes-bosch van het gesticht
Veldwijk te Érmelo.
Het openingswoord zal gesproken wor
den door Ds. B. v. Halsema te Ermelo.
Voorts zullen als sprekers optreden: Ds.
Ph. Ingwersen van Nijkerk met het on
derwerp: Pandita Djawa, de heer P.
Offringa van Wates (N.O.I.) met verlof
hier te lande; Ds. Jac. van Nes te Den
Haag, zendeling onder de Joden en Ds.
N. Bufiinga van Rotterdam. Onderwerp:
Jezus' Boodschap.
GIITEN EN LEGATEN.
Door wijlen den heer W. Arends te
Ruineiwolu overleden, is aan de Dia-
con.e der Ned. Herv. Gem. aldaar een
som van f 1000,— gelegateerd.
VRIJE UNIVERSITEIT.
Den tien Juli werd in een van de za
len van Musis Sacrum te Arnhem een
vergadering gehouden met leden en be
gunstigers der Vrije Universiteit, waar
bij in hoofdzaak twee punten in be
handeling kwamen; de toestand der
vereeniging en het Uitbreidingsplan.
Omtrent het eerste punt ontspon
zich een uitvoerige discussie, waaraan
werd deelgenomen door cWn heer De
Jong, Dr. Scheurer, Ds. Hummelen,
Prol. Honig en den voorzitter.
Nadat de voorzitter de eerst ge
noemde sprekers beantwoord hau,
werd daarna nog bet woord gevoerd
door Ds. Schouten, den heer Lameris,
Dr. Dijk,-den heer Buskes, Ds. Akker
huis, Prof. Grosheide, Mr. Dambrink,
den heer Koster, Mr. Bijleveld en Ds.
Hummelen.
In het centrum van belangstelling
stond de vraag, in hoeverre de hou
ding van een viertal Docenten aan de
Vrije Universiteit in overeenstemming
was met den grondslag, waarop de
Universiteit rust.
Uit deze discussie kwam ten slotte
ter tafel een voorstel van Dijk, Ds.
Schouten en Ds. Hummelen, van den
volgenden inhoud:
De leden der Vereeniging voor Hoo
ger Onderwijs op Geref. grondslag
verzoeken de Directeuren en de Cura
toren te onderzoeken, of art. 2 der Sta
tuten zoo is te interpreteeren, dat tot
de daar genoemde Gereformeerde be
ginselen hehooren, het Goddelijk ge
zag der Heilige Sqhrift, dat de Geref.
Kerken in Nederland in hare kerke
lijke vergaderingen hebben geleden en
gehandhaafd.
Aangezien dit voorstel de instem
ming van Directeuren en Curatoren
had, werd dit voorstel zonder hoofde
lijke stemming aangenomen en door
Directeuren toegezegd, dat zij een ad
vies over dit punt zoo vroeg moge
lijk zouden publiceeren, maar dat de
propaganda voor de uitbreiding zoo
vlug mogelijk moest worden ter hand
genomen en op dat advies niet ge
wacht mocht worden.
Voor een debat over de richting,
waarin de uitbreiding moest worden
gezocht, ontbrak de tijd. Een enkele
spreker had gepleit voor een hervat
ting van de Medische Faculteit, in-
plaats van de inrichting van een Wis-
en Natuurkundige. Maai' besloten
werd de beslissing daarover tot .de
jaarvergadering van Donderdag te
verdagen.
De vergadering, die om half twee ge
opend was door den heer H. Colijn,
met het zingen van Psalm 119 vers 17
en het lezen van de eerste verzen van
Wanneer ik soms alleen was, en niet
te midden mijner lustige makkers en,
onder aanvallige meisjes met popel-
groen bekransd den beker ledigde, dan
was het mij soms als wandelde ik aan
den rand van een zwarten afgrond, of
als ware alles in mij en rondom mij
ledig èn woest. Uren lang kon ik in
zee staren, en als dan de golven zich
verhieven 0111 weder te dalen en ge
heel te vervloeien, dacht ik dikwijls
dat ik niet ongelijk was aan deze, en
dat de toekomst van mijn nietswaar
digheden toch een ijdel niets was. On
ze goden hadden weinig waarde voor
ons. Mijne moeder offerde nu eens in
dezen, dan weder in genen tempel, al
naar de dag medebracht. Vader nam
deel aan de feesten, maar dreef den
spot met 't bijgeloof der menigte, en
mijn broeder sfnak altijd v. den Onrei
ne, en was druk in de w eer met allerlei
demonen en tooverformulieren. Hij
w as een aanhanger van de leer van
Jamblichus, Ablavius en andere
Nieuw-Platonische wijsgeeren, die mij,
domkop, voorkwamen nu eens boven-
inenschelijk diepzinnig, dan weder
onmensehelijk dwaas te zijn. Menig
woord uit zijn mond is mij bijgebleven,
en eerst hier in de eenzaamheid heb ik
het leeren verstaan. Het redelijke bui
ten ons te zoeken is niets; maar het
hoogste is, wanneer de rede in ons
zichzelve mag beschouwen. Zoo dik
wijls de wereld voor mij in het niet
wegzinkt en ik in God leef, hein alleen
heb en vasthoudt, zijne onmiddellijke
Zacharia 8, werd door prof. Wate
ring met dankzegging; gesloten, nadat
gezongen was Psalm 89 vers 7 en 8.
CHR. NAT. ZENDINGSFEEST.
Aangezien Ret ons gisteren in ver
band met de plaatsruimte niet mogelijk
was een fïitvoerig verslag te plaatsen
van het Woensdag op Raaphorst onder
Wassenaar gehouden zendingsfeest. ge
ven wij thans onderstaand kort over
zicht.
Het was den geheelen dag prachtig
zomerweer, hetgeen medewerkte dit
feest in alle opzichten te doen slagen.
Des morgens om 10 uur verwelkomde
Ds. Joh. Ëauws. zendingsdirector van
Oegstgeest, de vele duizenden die per
extra-trein of tram waren aangekomen.
Ds. Rauws stelt voor een telegram van
dank te zenden aan H. M. de Koningin
voor het beschikbaar stellen van het
landgoed en dankte voorts Baron Schim-
melpenninck van der Oye. den verte
genwoordiger van de Koningin, voorzin
aanwezigheid. Spr. besloot zijn kort ope
ningswoord niet een opwekking tot meer
zendingsijver.
Minister Slotemaker de Bruine, die
daarna de openingsrede uitsprak, her
innerde aan den roep tpt den apostel
Paulus: „Kom over en help ons'', en
gewaagde van tweeërlei, dat er altoos is
in de zending, nl. enthousiasme en de
teleurstelling. Degenen, die ginder vol
(enthousiasme begonnen, staan telkens
weer voor teleurstelling. Ook wn met
onzen iiver stuiten telkens op ae te
leurstelling dat de vrucht geringer is
dan wij in blijde oogenblikken hoopten.
vSchter wij moeten niet rekenen met
maanden of jaren, maar God, die eeuwig
is, den tijd geven; dan groeit het enthou
siasme en slinkt de teleurstelling. Dat
geldt inv deze dagen bijzonder met be
trekking tot het Oosten. Daar is een
roep om geestelijke gaven en om natio
naal ontwaken en sociale ontwikkeling,
waarin het evangelie niet kan worden
gemist. Dit drieërlei wordt voorts door
den spreker uitvoerig beschouwd. Wan
neer er is een nationale geesteshonger
in het Oosten, zal dan de Christelijke
Kerk niet een nieuwe taak hebben? Ook
ten opzichte van de sociale quaestie
wekte spr. op. de teekenen der tijden
te verstaan. Wee de gemeente. die op
den roep „kom over en help ons", niet
zou hebben geantwoord.
Hierna sprak Ds. J. C. Aalders, te
Amsterdam, over „Kinderwerk en Zen
dingszegen".
Zending en Evangelie hangen innig sa
men, zegt spr. Wilt ge eenigermate
weten wat zendingswerk is, dan moet
ge den arbeid in den Archipel van nabij
hebben gekend. Huiveringwekkend groot
is de taak der zending. Is de zending
dus geen kinderwerk, net kind en de
zending mogen toch niet van elkander
gescheiden blijven. Spr. houdt dan ook
een pleidooi voor de bijeenbrenging van
zending en kind. Het werken der kin-
derzendingsvereenigingen acht spr. uit
nemend. Zal de zendingszegen er komen,
dan zij heel de gemeente mobiel voor
het grootste werk van haar Koning.
Te 2 uur werd de jeugddienst gehou
den. Sprekers waren de Predikanten
De Vey Mestdagh van Rotterdam en
Ferguson van 's-Gravenhage, welke laat
ste vele jaren in Indië heeft gearbeid.
Zij spraken onderscheidenlijk over de
theorie en de practijk van het zendings
werk
Kol. J. G. Brouwer van het Leger des
Heils sprak over het onderwerp „China"
Spr. kent geen belangrijker land dan
China. Hij geeft dan veel' bijzonderhe
den uit het leven in China en wijst op
het stationaire in het leven van dit volk.
China zal niet zoo arm behoeven te zijn
indien het bijgeloof, dat zegt dat men
den aardgeest niet mag storên, de Chi-
neezen er niet van weerhield, den rijk
dom van den bodem te benutten.
Voor eenige militairen van het Indi
sche Detachement, werd in het Maleisch
gesproken door den zendeling J. Forc-
gens en door Ds. Ferguson-
Nadat Ds. R. Dijkstra, van Amster
dam, een slotwoord gesproken had, was
deze zeer geslaagde zendingsdag ge
ëindigd. Behalve de hierboven vermelde
hebben ook andere sprekers, over drie
plaatsen verdeeld, het woord gevoerd.
Het aantal bezoekers was ditmaal groo-
ter dan in schier eenig jaar.
In den loop van den middag was van
H. M. de Koningin een dankbetuiging
binnengekomen voor de haar gezonden,
telegrafische hulde.
nabijheid gevoel, gedenk ik die leer
stelling. Hoe zochten en luisterden al
die dwazen, of zij de waarheid ook
vinden en verstaan mochten, de waar
heid die naast hen zoo luide verkon
digd werd!
„Overal vónd men christenen, en zij
behoefden zich in dien tijd niet te ver
bergen. Ik had echter niets met hen
uit te staan. Maar tweemalen kruisten
zij mijn weg. De eene maal was ik niet
weinig verdrietig, toen in het renperk-
de paarden van een christen, die een
Nazareenschen zegen had ontvangen,'
de mijne overwonnen. De andere keer
was ik zeer vreemd te moede, toen ik
zelf zulk een zegen van een ouden
1 hristelijken havenwerker ontving,
wiens zoon ik uit liet water had gered.
„Er verliepen jaren. Mijne ouders
stierven. De laatste blik mijner moe
der was op mij gericht, want van al
hare kinderen hield zij toch het meest
van mij. Men zeide ook dat wij veel op
haar geleken, ik en mijne zuster Arsi-
noë, die spoedig na den dood mijns
vaders met den praefect Pompejus in
het huwelijk trad.
„Bij de verdeeling der erfenis liet ik
de fabrieken en de leiding der zaak
aan mijn broeder over, ja ook het
huis in de stad, ofschoon het mij als
den oudsten toekwam. Daarvoor nam
ik het landgoed vóór de Canobische
poort in bezit, en vulde daar de stal
len met edele paarden, en de schuren
met niet minder kostelijken wijn. Dien
had fk noodig ook. want de dagen wa-
EEN MORMOONSCHE DANSPARTIJ.
„Het Oosten", Holl.-Amer. weekblad
voor Paterson en omliggende plaatsen,
geeft onder hét opschrift: „Van de
balzaal naar het werk" het volgende te
lezen:
„De missionaris, die door de Mor-
Mormoonsche Kerk naar andere landen
wordt uitgezonden, schijnt er altijd na
een dans op uit te gaan. Telkens lezen
we van afscheidspartij^es, die in Salt
Lake City gegeven worden bq het uit
zenden van zendelingen; welke partijtjes
altijd in een balzaal-performance (uit
voering) eindigen.
Van de week gaat weer een zendoling
naar Nederland, een zekere Mr. Kikker
om propaganda te maken voor het leer
stelsel van de „Heiligen der Laatste
Dagen".
De aankondiging van het afscheids-
partijtje was als volgt, zooals het te
vinden is in een der officieele kranten
van genoemd genootschap:
Een goed programma wordt weer
opgemaakt en wij verwachten alle
landgenooten, (niet-landgenooten zijn
natuurlijk ook welkom) te komen en
den .avond gezellig met ons door te
brengen.
Het eigenlijke programma zal maar
kort zqn, om daarna een langoren tijd
te kunnen wijden aan gezelligen kout
en „last not least" (lest best)
aan dans.
Een uitstekend muziekkorps is ge
ëngageerd en iedereen wordt genoe
gen, pret en gezelligheid beloofd.
Mammen en godsdienst dooreen te
mengen is een kunst, waarin vele sek
ten en vele menschen het ver brengen*
Wij allen gaan mank a^rr het vermen
gen van vleesch en geest, van wereld-
dienst ^en godsdienst.
Over het algemeen zijn de menschen
goede mixers (mengers), evenals hun
grooten voorman en overste, die van het
eerste oogenblik af. toen hij zich door
een slang liet introduceeren. waarheid
en leugen, het Woord van God en zijn
eigen woord tot een doodelqk vergif
wist saam te mengen.
i
AMERIKA'S MILLIOENEN.
Statistische cijfers zijn meestal droge
kost, waarvan de gewone mensch 'door
gaans niet gediend is.
Maar wanneer deze cijfers een over
zicht geven van de vercleeling van het
maatschappelijk inkomen, en de men
schen financieel classificeeren, krijgen
zij opeens een belangwekkendheid,
waaraan niemand zich wil of kan
onttrekken.
Stellig zullen dan ook wel de zoo
juist gepubliceerde statistieken van de
fabelaontig rijke Vereenigde Stater*
de aandacht trekken van iedereen, die
weten wil, of Amerika nog altijd zoo
veel millionairs telt. I.
Wie daaraan twijfelde of zich daait
omtrent ongerust had gemaakt, ver-
neme, dat uit de belastingontvangsten!
van 1926 blijkt, dat het aantal millio
nairs in 1925 een record sloeg.
Het aantal belastingbetalers met 'n
inkomen van meer aan één millioen
dollar 2.400.00U gulden of meer
bedroeg niet minder dan 207 tegen.
206 in 1916, het jaar der matelooze
oorlogswinsten, en 75 in 1924, eenj
zwaar verliesjaar.
Van deze 207 millionairs waren er,
96 in den staat New York te vinden;
van wie twee met een inkomen vam
5 millioen dollar of 12 millioen gulden.
Een ander groot percentage millio*
nairs moet gezocht worden ten zuiden
van den Mississippi.
Onder de millionairs bevinden zich
drie vrouwen met een inkomen van,
drie a vier millioen dollar, twee met
een inkomen van twee a drie millioeni
en zestien met een inkomen van één
h drie millioen.
De statistiek vermeldt niet de na*
men van de gelukkige stervelingen,
die zich millionair kunnen noemen.
Evenmin, of al deze Croesussen zon
der een rooden duit begonnen zijn alsi
krantenjongen en schoenpoetser.
Doch de illusie wordt in ieder gevat
levendig gehouden door een dagblad-
bericht, dat bekend is, dat in Okla-
hama een millionair woont, met een
inkomen van meer dan 5 millioen dol
lar, die een paar jaar geleden nog een
schamel bestaan won als „athletic co
ach" te Pittsburg.
ren aan de baden en het worstelperk
gewijd, maar de nachten werden door-
brast, nu eens bij mij, dan weder bij
oen vriend, of ook in een der herber
gen te Canobus, waar de gastmalen
werden gekruid door gezang en dans
van de schoonste Grieksche meisjes.
„Wat hebben, zult gij vragen, deze
plaatsen van ijdel zingenot met uwe
bekeering te maken? Hoor mij slechts
aan. Toen Saul uitging om de ezelin
nen zijns vaders te zoeken vond hij
een kroon.
„Op zekeren dag waren wij in onze
vergulde booten daarheen gevaren, en
de Lesbische Archidice had voor ons
in haar huis een gastmaal gereed ge
maakt, zooals men het zelfs in Roane
nauwelijks zou kunnen toebereiden.
Sedert Diocletianus, na den opstand
van Achilleus, onze stad had ingeno
men, gedroegen zich de keizerlijke
troepen, die naar Alexandrië waren
gekomen, meer dan overmoedig. Al
maanden lang hadden mijne vrienden
anet eenige jonge officieren uit Ro-
meinsche patricische familiën telkens
weder verschil gehad over paarden,
vrouwen en weet ik wat meer. Nu wil
de, het ongeluk, dat wij juist deze
heertjes in de woning van Archidice
aantroffen. Het kwa^h tot bitse woor
den, die de krijgslieden op hunne ma
nier beantwoordden, eindelijk tot be-
leedigingen, ja, toen de wijn hen en
ons verhit had, tot luide bedreigingen
(Wordt vervolgd.'