tweede blad. WAT DE BLBBEN ZEGGEM. feuilleton. Niets mensciieSiilts vreemti "kerk en school gemengd nieuws. NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN MAANDAG 4 JULI 1927 p\ „Het geloof; een gehate vijand". Dat het geloof cler sociaal-democra tie niets met het geloof der Schriften met den Heiland der wereld te maken heeft, schrijft De Rotterdammer, leert ons de roode pers eiken dag. Zij ziet in „het geloof" een gehate yijand. Bij een oefening van de Burger- Wacht werd in het najaar van 192G een jonge man door een „verdwaalden" kogel getroffen en gedood. Het weekblad Het Zoeklicht had kort te voren een bijdrage van dien jongen man geplaatst. In verband met den indruk, welken de Redactie van hem had gekregen, schreef zij na dat droevige voorval: „Wat is het toch heerlijk, om klaar ■te zijn voor de afreis!. Een „verdwaal de" kogel; zeker, maar onder de toe lating Gods. En heeft Deze hem nog yóór zijn heengaan niet willen toebe reiden als een rijpe vrucht voor de eeuwigheid? „Ik weet, dat Jezus met mij gaat," schreef hij. Want, de kogel moge „verdwaald" heeten, hij is thuis daar waar geen moeite en ook geen strijd meer is en geen dieven meer doorgraven om te trachten ons den Verworven schat te ontnemen." De redactie van Het Volk was over dit schrijven ontstemd en meende, „dat hier weer precies duidelijk .Wordt, waarom de arbeider op zijn moeizamen weg naar liooger idealis me steeds weer op verschijnselen stuit,, welke hem in „het geloof" een geha lten vijand doen zien." Dfeze bittere taal leert ons in één zin, welke waarde we hebben te hech ten aan alle betuigingen over eerbied voor het christelijke geloof, die in den kring der sociaal-democratie gevonden zou worden. Deze afkeer van het geloof spreekt 'daarom zoo duidelijk, omdat hier geen sprake is van een sociaal of politiek probleem, doch het geloof in Jezus zich hier in zijn eenvoudigsten vorm openbaart. Hier wordt louter gehandeld over den eenïgen troost, ook in het sterven en de betuiging, dat Gods toevoorzicht zelfs gaat over een „verdwaalden" ko gel, wekt de gramschap op van de so cialistische schrijvers. Hoe diep moet de kloof der anti these dan wel gapen, als we tegenover de S.D.A.P. belijden en volhouden, dat Gods hand niet alleen ieders persoon lijk bestaan ,maar ook het leven in staat en maatschappij en heel de vol kerengemeenschap leidt! Het geloof is dan steeds weer „de gehate vijand." Zoo komt boontje om zijn loontje. Mevrouw van ItallieVan Embden, zoo lezen wij in „Democratie en Vrije Arbeid", liet orgaan van den Demo- cratischen Partij, een der vooraan staande leden van den Vrijzinnig-De- mocratiscben Bond en die niet gewend is pen blad voor den mond te nemen maar gewoon is ronduit te zeggen, Waar het op staat, zei in de dezer da gen gehouden Jaarvergadering der Ne 'derlandsche Vereeniging van Staats burgeressen enkele dingen, die de moeite van het bekijken waard zijn. Volgens het verslag in de Nieuwe Rotterdamsche Courant zou zij hare met-herbenoeming bij de raadsverkie zingen in Leiden toeschrijven o.a. aan de verandering van de Kieswet, die da kleine partijen getroffen heeft'. Dat een vooraanstaand Vrijzinnig- Democrate liaar eigen partij onder de kleine partijen rangschikt, is een daad van durf, die Mevrouw van Itallie tot eer verstrekt. Eveneens, dat zij zich beklaagt over de de verandering van de Kieswet, die de kleine partijen ge troffen heeft. Hierin heeft zij gelijk: de kleine partijen zijn getroffen, maar aan wien de schuld? Alle groote" par tijen, ook die, welke thans door een harer leden als klein wordt gesigna- Een episode uit de geschiedenis van de Christenen op het Sina'itisch Schiereiland omstreeks het jaar 300. U -o- De vrouw; des huizes haalde de sohouders op, gaf hare dochter een Wenk en zei de: „Kom, aan den arbeid, Marthana, de zon staat reeds hoog aan den hemel. Wat gaan de dagen toch snel voorbij! Hoe ouder men wordt, des te spoediger vliegen de uren om!" „Dan moet ik wel zeer jong zijn", hernam de Gallische, „want voor mij kruipt <le tijd in deze eenzaamheid ontzaglijk' langzaam voort. De eene dag is als de andere, eni dikwijls is het (mij als stond het leven geheel stil, .en daarmede ook het kloppen van mijn hart. Wat zou ik zijn zonder uw huis en de kinderen! Altijd dezelfde berg en, dezelfde palmen en dezelfde aangezichten!" „Maar de berg is grootsch", ant woordde Dorothea, „en de bootmen zijn schoon, en als inen de menschen lief heeft, met wie wij dagelijks in aan raking komen, dan kan men ook hier tevreden zijn. Wij ten minste zijn het, zoover de levensomstandigheden het pns toelaten. Maar ik heb het u dik wijls gezegd.: u ontbreekt werk!" „Werk? Maar voor wien dan?" vroeg Sircrna. „Ja, als ik kinderen had, gelijk gijl In Rome was ik ook diet gelukkig, zeker niet; maar daar leerd, deden aan die verandering me de. De Vrijz. Dem. Bond dus staat vol gens Mevrouw Van Itallie schuldig aan haar neerlaag te Leiden. Zoo komt boontje om zijn loontje. NED. HERV. KERK. Aange nemen: Na-ar Denekamp, Overiisel, J. Hofker te 's Heerenhoek, CL.). Naar Goutum bij Leeuwarden, H. Btclk te Brielseh Nieiiwland. Naar Rrjs- sen. A. H. J. G. v. .Voorthuizen te Nij- kerk. GEREFORMEERDE KERKEN Eeroepen: Te Gorredijk. L. v. d. Zanden. Cand. te Wapen vela. Aange nomen: Naar Boskoop, Tj. Petersen te Wolvega. BEVESTIGING, INTREDE EN AFSCHEID. Ds. W. A. Zeydner hoopt Zondag; 21 Augustus a.s. van de Ned. Herv. Gem. te 's Tleerenberg afscheid te nemen en Zondag 29 Aug. d.a.v. te Dedemsvaart intrede té doen. na bevestigd te zijn door Ds. P. J. de Jong v.an Amsterdam. Ds. S. J. VOGELAAR. De classis Ommen van de Geref. Ker ken nam het volgende voorstel inzake den cud-Directeur van de „Glindhorst" met cp twee na algemeene stemmen aan: De vergadering, kennis genomen heb bende van de uitspraak van het Ge rechtshof t e Amsterdam, in de zaak van Ds. Vogelaar, van oordeel, dat dez& uit spraak geen aanleiding geeft tot maatre gelen van tucht over Ds. Vogelaar, gaat iover tot de orde van den dag. Ds. J. J. DE KAT ANGELINO. Gisteren herdacht Ds. J. J. de Kat An gelina, Ned, Herv. Pred. te Deil en En- sprjk, den dag waarop hij voor 40 jaar aldaar friet ambt aanvaardde. De jubilaris, die ruim 47. dienstjaren hééft, werd in 1855 geboren en in 1879 Candidaat in Gelderland, om 14 Maart 1880 te pverlangbroök in zijn eerste ge meente bevestigd te worden. Vandaar vertrok hij in 1882 naar Varik, om 8 Juli 1887 in zijn tegenwoordige gemeen te intrede te doen. De jubilaris is scriba en quaestor van de classis Bommel. evangelisatie in den z.o. hoek van FRIESLAND. Op de vergadering van de classis Hee renveen dei* GerefKerken, is op voorstel van Deputaten voor den Evan- gelisatiearbeid in den Zuid-Oosthoek van Friesland, hefc volgende besloten: ie. Deputaten voor den Evangelisa tie ar be id cp te dragen, in overlég met de Kerken van Iiemrik en Hoornsterzwaag, cm te zien naar een geschikten Dienaar des Woords of Candidaat, en den ge noemden Kerken te adviseeren, dezen te beroepen; 2e. Deputaten te machtigen, ten spoe digste over te gaan tot pastoriebouw, en voor dit doel voorzoover noodig te be steden het beschikbare kapitaal voor Evangelisatiearbeid. BEZWAREN TEGEN DEN EED. Naar aanleiding van de weigering door Ds. Rensink te Broek in Waterland om voor het kantongerecht den eed af te leggen, heeft de heer P. J. Peereboom, Burgemeester van Broek in Waterland, als lid der Ned. Herv. Kerk aldaar, een schrijven gericht aan den president van de Alg .Synode der Ned. Herv. Kerk. In dat schrijven, aldus het Hbld., stelt de heer Peereboom de vraag, of, van godsdienstig standpunt gezien, een Ned. Herv. Pred. wel bezwaar tegen den eed mag maken. En hij zegt er bezwaar te gen te kunnen hebben, om lid van de Herv. Kerk te Broek te zijn, wier voor ganger dergelijke opvattingen huldigt. Daar echter naar zijn meening de be langen der Ned. Herv. Kerk er mee ge moeid zijn, vroeg de heer Peereboom, alvorens zijn definitieve conclusies te trekken, de meaning van genoemden president over deze quaes tie te mogen vernemen. GIFTEN EN LEGATEN. H. M. de Koningin-Moeder schonk aan. de Prinses Julianakerk te 's-Gravenha- ge een gift. viel wat te- doen en te denken: nu eens een optocht, d3n weder eene tooneelvoorstelling. Maar hier! Voor wien zal men zich tooien? Mijne gou den sieraden worden dof in de kast en imijne beste kleeren door de mot ten verteerd. Uit mijn veelkleurigen mantel maak ik poppenkleeren voor uwe kleinen. Als een demon mij in een egel of in een grijzen uil veranderde, liet zou mij vrijwel onverschillig zijn!" „Bezondig u niet", zeide Dorothea ernstig, en zag met. welgevallen op naar de goudgele haren en het won- derschoone en vriendelijke gelaat van de jonge vrouw. „Het moest u een genot zijn, u sierlijk te kleeden voor uw echtgenoot!" „Voor hem?" vroeg Sirona, „Hij ziet mij niet eens aan, en als hij het doet, dan is het alleen om mij te krenken. Het verbaast mij steeds, dat ik nog vroolijk kan zijn. Ik ben hot ook maar alleen in uw huis, en ook daar slechts dan, wanneer ik niet aan hem denk". „Ik mag zülk een taal niet aan- hooren, neen, in het geheel niet", viel Dorothea haar op strengen toon in de rede. „Neem het linnen en bet koelwater, Marthana, wij zullen de wonden van Anubis gaan verbinden". yiERDE HOOFDSTUK. r Petrus beklom met Hermas den berg. De oude man volgde den jonge ling, die hem den weg wees, en be wonderde, zoo vaak hij den blik tot hem ophief, diens breede schouders en 49 veerkracht zijner, ledematen. KERKBOUW IN HET ZUIDERZEE GEBIED. We lezen in het Handelsblad: Een predikant schrijft in het Maand blad der Vereeniging van Herv. Kerk voogdijen, de kwestie van de „Zuider- zee-provincie" besprekend, o.m. het volgende; „Het is een Protestantsche gedachte om niet een afzonderlijk wijkgebouw naast een afzonderlijk kerkgebouw te zetten. Zulks ligt immers op de Room- sche lijn, die het kerkgebouw als ge bouw van speciale heiligheid, een ge wijde woonplaats van den lichamelijk aanwezigen Christus wel afzonderlijk houden moet; zoo mogelijk zelfs op een afzonderlijke rondom vrije plaats. De Protestanten kennen een zoodanige heiligheid en dies afzonderlijkheid van gebouw niet; de gemeente behoort alle terrein des levens te omvatten, dus: kerkgelegenheid gecombineerd met al les wat verder van de gemeente uit gaat. In het ééne gebouw behoort dus plaats te zijn voor: le godsdienstoefe ningen, groote vergaderingen, gemeen tesamenkomsten, lezingen, een en an der met installatie voor lichtbeelden en radio; 2e. middelmatig groote sa menkomsten, als bijbellezingen en jaarvergaderingen; 3e. twee lokalen voor kleine vergaderingen voor pl.m. 30 aanwezigen; 4e. bestuurskamer, te vens kerkeraadskamer, spreekkamer predikant, bibliotheek, woongelegen heid voor één of twee door de gemeen te aangestelde wijkverpleegsters. Ver der zoo noodig ook de noodige locali- teiten voor de school, gymnastieklo kaal en dergelijke. Wel zou dit een groote opzet wor den, maar m.i. zou die alleszins rente- gevend zijn. Eén ding zou verloren gaan, n.l. het monumentale aanzien van een kerkgebouw. Dat is een ge bouw, dat enkele uren per week wordt gebruikt, en voorts in zijn leegstaan getuigenis aflegt van de weinige acti viteit der gemeente op godsdienstig gebied. Het gemis van dat monumen tale aanzien lijkt mij echter voor den godsdienst niet van belang, en is in andere opzichten een groot voordeel." De redactie van het blad betuigt haar adhaesie met deze opmerking. Met dien verstande, dat bij het kerk gebouw de kosterswoning en vooral de pastorie niet mogen ontbreken; en dat er in geen geval een gebouw wordt ge zet van ƒ50.000 of 100.000 of van welk bedrag ook, en dat slechts eenige uren in de week gebruikt wordt. „Dit is een tergend oneconomische beste ding van gelden," zegt hij. Wij zouden willen vragen; Waren onze Vaderen dan zulke dom me menschen dat zij in de prachtige kerken zulke kapitalen renteloos vast legden? Steekt daar niets anders in? EEN AVERECHTSGH BEELD VAN GEHOORZAAMHEID. Wij Jezen in Timotheüs: 't Is Zondagmorgen. De stilte heerscht en slechts enkele menschen loopenhier in dit gedeelte van het derp. Ook een (moeder^ met twee kinderen komt daar aan. Zjj gaat naar de kerk. Maar haar gedachten zijn voortdurend bii de kinderen. De oudste van de twee gaat mee met haar, maar telkens moet zij hem waarschuwen, dat hij zijn Zondag- sche pakje niet vuil .zal maken. En nu zegt zij tegen hem: „Toe Jan, breng je broertje eens even bij tante, dan ga ik langzaam door". Jaii blijft staan, kijkt zijn moeder bru taal aan en zegt dan: „Ik zou je lekker danken. Doe het zelf maar. Je kent groot genoeg". „Toe Jan, vooruit, doe het nu". „Zeg, ik ben geen loopjongen van je". Nu bevéélt zijn moeder hem, 'zijn broertje wegt< te brengen. Maar hrj istampt met zijn voeten op den grond, zoodat het stof naar alle zijden opstuift Al het vragen van zijn moeder helpt niets; ,ien als het hem eindelijk ver veelt, zegt hij: „Ik ga al, hoor". En weg gaat hij. En de moeder? „Kom Kees", zegt zij tegen het klein ste jongetje, „ik zal je even bij tante Bij eene kleine bergvlakte gekomen werd de weg wat breeder, en nadat beide wandelaars een tijdlang naast elkander waren voortgegaan, zonder een woord te spreken, vroeg de se nator: „Hoe lang woont uw vader nu reeds op den berg?" „Al menig jaar", antwoordde Her mas, „maar ik weet niet hoevele. Het doet er weinig toe. Bij ons vraagt nie mand naar den tijd." De senator bleef stilstaan, nam zijn geleider weder met de oogen op en vroeg: „Zijt gij bij uw vader geble ven, sedert hij hierheen kwam?" „Hij wil mij niet laten heengaan", antwoordde Hermas met somberen blik. „Ik ben nog maar tweemalen alleen in de oase geweest, toen ik naar de kerk ging". „Gij hebt dus ook geene school be zocht?" Mijn vader leerde mij lezen uit de evangeliën. Ik heb ook kunnen schrij ven, maar dat zal ik wel verleerd zijn. Waartoe zou het ook dienen? Wij leven als biddende dieren." Die laatste woorden werden op zeer bitteren toon uitgesproken. Pe trus sloeg een blik in de met spijt en wrevel vervulde ziel van zijn metge zel, bij wien het verlangen der jeugd, om zijne krachten te beproeven, zich met alle macht verzette tegen dat verslijten van zijn leven in ledigheid, waartoe hij veroordeeld was. Hij had medelijden imet Hermas, en was de man niet om een natuurgenoot voor bij te gaan, zonder hem te helpen. Bovendien gedacht hij zijne eigene zonen #die van der jeugd waren ge oefend en in ernstige plichtsbetrach- bréngen". En'zij neemt hem bij de hand 'en brengt hem naar tante. En hier klaagt ze er over, dat 'de kin deren tegenwoordig zoo ongehoorzaam! zijn. en dat ér niets mee te beginnen valt. Dan gaat ze verder naar de kerk. Een mooi beeld van gehoorzaamheid. Maar van gehoorzaamheid van de njoe- der aan het kind. DE VERKEERDE PRIESTER. In de Zuidafrikaanscbe ..Konings bode" lezen we het volgende verbaal: In 'n restourant in 'n groot stad sit daar op 'n dag 'n aantal here te eet, en onderwyl diskusseer hulle oor gods diens. Die argument was boofsaaklik of 'n mens deur genade of deur goeie werke moet salig word, en of jy al in kierdie lewe verseker kan wees van jou saligheid. Die deelnemers was so ernstig, dat hulle gesprek ook die aandag van die mense om die naburige tafeltjies ge trek en hulle belangstelling in die on derwerp opgewek het. Eén het beweer, dat die saligheid deur genade, deur geloof, ontvang word; nie uit onsself nie, maar as 'n gawe van God. 'n Ander, 'n Rooms Katoliek, meen weer, dat 'n mens nie van sy saligheid verseker kan wees, voordat hv sterf nie, en hy besluit toe met te sê: „Wel, al wat ek kan sê is dit: Ek het my in die hande van iny priester oorgegee, en nou is by verantwoordelik vir my saligheid". Hier staan daar toe 'n heer op en sê: „Here, ek meen dat ek goed bekend is in die Geregshowe en in hierdie ka mer. Ek kon nie help, om na die argu ment om u tafeltjie te luister nie, en ek gevoel my verplig om aan te merk dat, die argument van ons Rooms Ka- tolieke vriend volkomen logies is. Ek het my ook in die hande van my Priester gestel, en Hy is verantwoor- 1 delik vir my saligheid. Alleen die fout wat ons vriend gemaak het, is, dat hy die verkeerde priester gekies het. My Priester is die Here Jesus Kristus. Deur die geloof het ek myself in Sy hande gestel, en 'ik ben versekerd, dat Hij machtig is, mijn pand, bij Hem weggelegd, te bewaren tot dien dag". Die indruk van hierdie woorde uit die mond van 'n welbekend en geëerde Regter was treffend, zoo schrijft het maandblad. Daar was volkome stilte terwyl hy praat, en ek glo, dat som mige van die mans daar vir die eer ste maal toe die Evangelie gehoor het, verkondig in 'n restourant deur 'n wet geleerde. Die skrywer van hierdie stuk sê: hy kan instaan vir die waarheid van hierdie voorval, maar om verskeidene redes kan hy nie die naam van die man noem nie. Hij voeg daarby: Ver- trou nie op 'n mens, nog op iets wat 11 gedoen het, nog op 'n voortreflike karakter, nog op u gebede vir u sa ligheid nie. Die saligheid is alleen deur genade en die geloof is die hand wat u moet uitsteek om die in alle ne derigheid en ootmoed as 'n vrye gif van God te ontvang". „Dit is een ge trouw woord en alle aanneming waar dig, dat Christus Jezus in de wereld gekomen is om zondaren zalig te ma ken". De boer en He vliegers. iMen schrijft aan het Hb-ld. Twee vliegers van de luchtvaart- taf deeling Soesterberg waren Woens- Idag op reis naar Rotterdam; zij na men zooals een goede vlieger dat ÏJeegt te doen den weg door dö ucht. Onderweg wilden ze even rus ten; daarom daalden ze op het vlieg veld Schiphol. Na eenige rust namen ze hun plaats in het toestel weer in, en weldra ronk te de motor hoog in de lucht. Terwijl ze nog waren boven den grooten Haarlemmermeerpolder met ziin lange, rechte akkers, bleek er plotseling iets te haperen; waarom be- [sloten werd een noodlanding te maken Meenende, dat zij boven een wei land waren, streken zij neer op eeri ting opgegroeid, en hij zeide bij zich- zelven, dat die schoone jongeling naast hem niet minder was dan zij; dat het hem slechts asin de rechte leiding ontbrak. Nadenkend keek hij nu eens den jongeling aan, dan weder voor zich, en mompelde daarbij al voortgaan de eenige onverstaanbare woorden achter zijn grijzen baard. Opeens ver hief hij zich in al zijne lengte en knikte toestemmend met bet ernsti ge hoofd. Hij wilde beproeven Her mas te redden, en op zijne gewone manier van handelen, liet hij de daad onmiddellijk op het voornemen vol gen. Aan het einde van de bergvlakte verdeelde zich de weg. Eén pad liep bergopwaarts, het andere daalde naar het dal af en eindigde bij de steen groeve. Petrus wilde het laatste vol gen, doch Hermas riep hein toe: „De ze weg leidt niet naar ons hol. Gij moet mij volgen". ,Volg gij mij", antwoordde de se nator, en legde zulk een bijzonderen nadruk op het voorlaatste woord, dat den jongeling de tweeledige betee- kenis daarvan niet kon ontgaan. De dag is nog lang en wij willen eens zien wat imijne arbeiders uitvoeren. Kent gij de plaats, waar wij de stee- nen uithouwen?" „Hoe zou ik die niet kennen?" vroeg Hermas, en ging den senator als gids vooruit. „Ik ken alle wegen op onzen berg naar de oase en de zee. In de kloof achter uwe hoeve heeft een panter zijn leger". „Dat hebben we ontdekt", zeide Petrus, „Die roover heeft twee mij- (boeiderij aan den Hillegommerdjïk; jdoch' toen ze dichterbij kwamen, pw ken zij boven een tarweveld te zijn: De landing geschiedde uitstekend! jde luchtreizigers waren ongedeerd en het vliegtuig was onbeschadigd. Weldra verscheen Üe eigenaar van de boerderij, om de ongenoode gasten te begroeten; hij stelde zijn arbeidert ,ter beschikking om de vliegers te ha,» pen kie machine uit den tarweakker te aijden op meer vlak terrein om te .voorkomen, dat nieuwsgierigen zijn trijk begroeide akkers zouden piatloo pen. Intusscben was ook de politie ge waarschuwd en naar Soesterberg ge telefoneerd om een monteur, teneinde jde machine zoo noodig te demontee- xen. Terwijl op de komst van den vracht [auto uit Soesterberg werd gewacht; (trachtten de vliegers met den boer de ischadete regelen. Geconstateerd werd (dat circa 250 -M2. van den tarweakker iwas beschadigd en door de vliegersl werd rekening houdende met de betoonde welwillendheid van den eige; naar een som geboden, welke ziji naar recht en billijkheid ruimschoots) Voldoende achtten. De boer achtte dit bedrag echter laag; hij meende op meer dan het (dubbele aanspraak te mogen maken. Hoe zij ook met elkaar praatten, over- teenstemming kon niet worden bereikt.; De landbouwer meende nu gerech tigd te ziin, de vliegmachine vast te houden; hij deed het toegangshek op slot en barricadeerde het zoo, dat het (onmogelijk was om ran het terrein bij; zijn boerderij den openbaren weg te bereiken. Toen kwam de vrachtauto uit Soes terberg met de helpers; zooals duide lijk is voor een afgesloten pad. Van opladen van het vliegtuig kon geen sprake zijn. De eigenaar weigerde hals starrig het hek open te maken en het Vliegtuig te laten opladen zonder toe zegging van betaling van het gevor derde bedrag. Vrij zeker zou men onverrichter za ke zijn moeten terugkeeren, en hebben moeten afwachten, hoe het conflict Idoor hoogere autoriteiten zou worden beslist. Onderwijl was de monteur langs een omweg op het terrein gekomen. Hijl had de machine nagezien, waarbij hem bleek, dat de fout spoedig zou kunnen worden verholpen. I Om de machine beter te kunnen nazien, werd zij, met goedvinden van |den eigenaar, op een pas gemaaid klfer, vervela gereden. 1 Weldra draaide de schroef weer met groote snelheid. Kom, laten de vliegers ook eens' even probeeren, of de"motoren weer in orde zijn, -zei de monteur. 1 De vliegers namen met een ernstig gezicht hun zitplaats in, en onder net toekijken van den eigenaar, begint 1de tweedekker no. 527 te huppelen tot hij omhoog wipte ende luchtt inging. Tot verbozmg v. toeschouwers! tenvan den boer, die zijn vogeli zich zoo onverwacht zag ontvliegen. Men zegf, dat de vliegers noog in Ide lucht even hebben gelachen en dat het talrijke publiek erg met den boer was begaan. Een booze jachthond1.. Té Worksop waren een aantal schoolmeis jes op de binnenplaats aan het spelen,, toen een dame naar het aangrenzen de kerkhof mng met een jongen jacht hond aan aen ketting. Bij de speel plaats rukte de hond zich los, vloog! op een van de meisjes af en beet haar,; De hond rende vervolgens tusscheni (de kinderen in en beet ieder, ;die hij te pakken kon krijgen. Ook twee onderwijzers, !die het dier wilden verjagen, werden gebeten. Een politieagent, die den hond met zijn gummistok wist te verjagen, kreeg eenige knauwen mee. Ten slotte slaagde hij er in, het Wilde beest na een lange achtervol ging, waarbij hij een riviertje moest (doorwaden, te vangen. De meisjes werden in het hospitaal .verpleegd. t Hij had 22 personen gebeten. Den hond kostte dit avontuur zijn! leven. ner kameelen verworgd. Het volk kan hein noch met strikken vangen, noch met honden verjagen". „Gij behoeft niet meer voor hem te vreezen", zeide de jongeling lachen de, „Ik heb het mannetje van die rots daarboven met mijn pijl neerge schoten, en het wijfje vond ik in het hol bij hare jongen. Met haar had ik het zwaarder te verantwoorden. Mijn dolk is zoo slecht, en de koperen kling boog toen ik een stoot gaf. Ik moest dat gestreepte ondier met mijne handen worgen. Zij heeft mij daarbij den schouder opgekrabd en in mijn arm gebeten. Zie die littee- kens eens! Maai' bij mij gaat de gene zing der wonden, goddank, sneller dan bij mijn vader. Paulus zeide dat ik veel op een aardworm geleek, die als men haar midden doorsnijdt, af scheid neemt van zichzelven, en ge zond en wel half hierheen, half daar heen kruipt. Die jonge panters waren zoo jolig en hulpbehoevend tegelijk, dat ik niet besluiten kon ze te doo- den. Ik deed ze in mijn schaapsvel en bracht ze bij mijn vader. Wat liad hij pleizier in die kleine schepsels! Daar na nam een Nabateër ze mede naar Klysma, om hen aan kooplieden uil Rome te verkoopen. Daar en te By zantium hebben zij behoefte aan al lerlei levende roofdieren. Ik heb voor die beesten en het vel van den oude ook geld gekregen, en mocht het als teerpenning behouden, toen ik met de anderen naar Alexandrië reisde, om den zegen af te smeeken van den nieuwen patriarch." (W.ordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1927 | | pagina 5