tweede blad.
WAT DE BLBBEN ZEGGEM.
feuilleton.
Niets mensciieSiilts vreemti
"kerk en school
gemengd nieuws.
NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN MAANDAG 4 JULI 1927
p\ „Het geloof; een gehate vijand".
Dat het geloof cler sociaal-democra
tie niets met het geloof der Schriften
met den Heiland der wereld te maken
heeft, schrijft De Rotterdammer, leert
ons de roode pers eiken dag.
Zij ziet in „het geloof" een gehate
yijand.
Bij een oefening van de Burger-
Wacht werd in het najaar van 192G een
jonge man door een „verdwaalden"
kogel getroffen en gedood.
Het weekblad Het Zoeklicht had
kort te voren een bijdrage van dien
jongen man geplaatst. In verband met
den indruk, welken de Redactie van
hem had gekregen, schreef zij na dat
droevige voorval:
„Wat is het toch heerlijk, om klaar
■te zijn voor de afreis!. Een „verdwaal
de" kogel; zeker, maar onder de toe
lating Gods. En heeft Deze hem nog
yóór zijn heengaan niet willen toebe
reiden als een rijpe vrucht voor de
eeuwigheid? „Ik weet, dat Jezus met
mij gaat," schreef hij. Want, de kogel
moge „verdwaald" heeten, hij is thuis
daar waar geen moeite en ook geen
strijd meer is en geen dieven meer
doorgraven om te trachten ons den
Verworven schat te ontnemen."
De redactie van Het Volk was over
dit schrijven ontstemd en meende,
„dat hier weer precies duidelijk
.Wordt, waarom de arbeider op zijn
moeizamen weg naar liooger idealis
me steeds weer op verschijnselen stuit,,
welke hem in „het geloof" een geha
lten vijand doen zien."
Dfeze bittere taal leert ons in één
zin, welke waarde we hebben te hech
ten aan alle betuigingen over eerbied
voor het christelijke geloof, die in den
kring der sociaal-democratie gevonden
zou worden.
Deze afkeer van het geloof spreekt
'daarom zoo duidelijk, omdat hier geen
sprake is van een sociaal of politiek
probleem, doch het geloof in Jezus
zich hier in zijn eenvoudigsten vorm
openbaart.
Hier wordt louter gehandeld over
den eenïgen troost, ook in het sterven
en de betuiging, dat Gods toevoorzicht
zelfs gaat over een „verdwaalden" ko
gel, wekt de gramschap op van de so
cialistische schrijvers.
Hoe diep moet de kloof der anti
these dan wel gapen, als we tegenover
de S.D.A.P. belijden en volhouden, dat
Gods hand niet alleen ieders persoon
lijk bestaan ,maar ook het leven in
staat en maatschappij en heel de vol
kerengemeenschap leidt!
Het geloof is dan steeds weer „de
gehate vijand."
Zoo komt boontje om zijn loontje.
Mevrouw van ItallieVan Embden,
zoo lezen wij in „Democratie en Vrije
Arbeid", liet orgaan van den Demo-
cratischen Partij, een der vooraan
staande leden van den Vrijzinnig-De-
mocratiscben Bond en die niet gewend
is pen blad voor den mond te nemen
maar gewoon is ronduit te zeggen,
Waar het op staat, zei in de dezer da
gen gehouden Jaarvergadering der Ne
'derlandsche Vereeniging van Staats
burgeressen enkele dingen, die de
moeite van het bekijken waard zijn.
Volgens het verslag in de Nieuwe
Rotterdamsche Courant zou zij hare
met-herbenoeming bij de raadsverkie
zingen in Leiden toeschrijven o.a. aan
de verandering van de Kieswet, die
da kleine partijen getroffen heeft'.
Dat een vooraanstaand Vrijzinnig-
Democrate liaar eigen partij onder de
kleine partijen rangschikt, is een daad
van durf, die Mevrouw van Itallie tot
eer verstrekt. Eveneens, dat zij zich
beklaagt over de de verandering van
de Kieswet, die de kleine partijen ge
troffen heeft. Hierin heeft zij gelijk:
de kleine partijen zijn getroffen, maar
aan wien de schuld? Alle groote" par
tijen, ook die, welke thans door een
harer leden als klein wordt gesigna-
Een episode uit de geschiedenis van
de Christenen op het Sina'itisch
Schiereiland omstreeks het jaar 300.
U -o-
De vrouw; des huizes haalde de
sohouders op, gaf hare dochter een
Wenk en zei de: „Kom, aan den arbeid,
Marthana, de zon staat reeds hoog
aan den hemel. Wat gaan de dagen
toch snel voorbij! Hoe ouder men
wordt, des te spoediger vliegen de uren
om!"
„Dan moet ik wel zeer jong zijn",
hernam de Gallische, „want voor mij
kruipt <le tijd in deze eenzaamheid
ontzaglijk' langzaam voort. De eene
dag is als de andere, eni dikwijls is
het (mij als stond het leven geheel stil,
.en daarmede ook het kloppen van
mijn hart. Wat zou ik zijn zonder uw
huis en de kinderen! Altijd dezelfde
berg en, dezelfde palmen en dezelfde
aangezichten!"
„Maar de berg is grootsch", ant
woordde Dorothea, „en de bootmen zijn
schoon, en als inen de menschen lief
heeft, met wie wij dagelijks in aan
raking komen, dan kan men ook hier
tevreden zijn. Wij ten minste zijn het,
zoover de levensomstandigheden het
pns toelaten. Maar ik heb het u dik
wijls gezegd.: u ontbreekt werk!"
„Werk? Maar voor wien dan?"
vroeg Sircrna. „Ja, als ik kinderen
had, gelijk gijl In Rome was ik ook
diet gelukkig, zeker niet; maar daar
leerd, deden aan die verandering me
de.
De Vrijz. Dem. Bond dus staat vol
gens Mevrouw Van Itallie schuldig
aan haar neerlaag te Leiden.
Zoo komt boontje om zijn loontje.
NED. HERV. KERK.
Aange nemen: Na-ar Denekamp,
Overiisel, J. Hofker te 's Heerenhoek,
CL.). Naar Goutum bij Leeuwarden, H.
Btclk te Brielseh Nieiiwland. Naar Rrjs-
sen. A. H. J. G. v. .Voorthuizen te Nij-
kerk.
GEREFORMEERDE KERKEN
Eeroepen: Te Gorredijk. L. v. d.
Zanden. Cand. te Wapen vela.
Aange nomen: Naar Boskoop, Tj.
Petersen te Wolvega.
BEVESTIGING, INTREDE EN
AFSCHEID.
Ds. W. A. Zeydner hoopt Zondag; 21
Augustus a.s. van de Ned. Herv. Gem. te
's Tleerenberg afscheid te nemen en
Zondag 29 Aug. d.a.v. te Dedemsvaart
intrede té doen. na bevestigd te zijn
door Ds. P. J. de Jong v.an Amsterdam.
Ds. S. J. VOGELAAR.
De classis Ommen van de Geref. Ker
ken nam het volgende voorstel inzake
den cud-Directeur van de „Glindhorst"
met cp twee na algemeene stemmen aan:
De vergadering, kennis genomen heb
bende van de uitspraak van het Ge
rechtshof t e Amsterdam, in de zaak van
Ds. Vogelaar, van oordeel, dat dez& uit
spraak geen aanleiding geeft tot maatre
gelen van tucht over Ds. Vogelaar, gaat
iover tot de orde van den dag.
Ds. J. J. DE KAT ANGELINO.
Gisteren herdacht Ds. J. J. de Kat An
gelina, Ned, Herv. Pred. te Deil en En-
sprjk, den dag waarop hij voor 40 jaar
aldaar friet ambt aanvaardde.
De jubilaris, die ruim 47. dienstjaren
hééft, werd in 1855 geboren en in 1879
Candidaat in Gelderland, om 14 Maart
1880 te pverlangbroök in zijn eerste ge
meente bevestigd te worden. Vandaar
vertrok hij in 1882 naar Varik, om 8
Juli 1887 in zijn tegenwoordige gemeen
te intrede te doen.
De jubilaris is scriba en quaestor van
de classis Bommel.
evangelisatie in den z.o. hoek
van FRIESLAND.
Op de vergadering van de classis Hee
renveen dei* GerefKerken, is op
voorstel van Deputaten voor den Evan-
gelisatiearbeid in den Zuid-Oosthoek van
Friesland, hefc volgende besloten:
ie. Deputaten voor den Evangelisa
tie ar be id cp te dragen, in overlég met de
Kerken van Iiemrik en Hoornsterzwaag,
cm te zien naar een geschikten Dienaar
des Woords of Candidaat, en den ge
noemden Kerken te adviseeren, dezen
te beroepen;
2e. Deputaten te machtigen, ten spoe
digste over te gaan tot pastoriebouw, en
voor dit doel voorzoover noodig te be
steden het beschikbare kapitaal voor
Evangelisatiearbeid.
BEZWAREN TEGEN DEN EED.
Naar aanleiding van de weigering door
Ds. Rensink te Broek in Waterland om
voor het kantongerecht den eed af te
leggen, heeft de heer P. J. Peereboom,
Burgemeester van Broek in Waterland,
als lid der Ned. Herv. Kerk aldaar, een
schrijven gericht aan den president van
de Alg .Synode der Ned. Herv. Kerk.
In dat schrijven, aldus het Hbld., stelt
de heer Peereboom de vraag, of, van
godsdienstig standpunt gezien, een Ned.
Herv. Pred. wel bezwaar tegen den eed
mag maken. En hij zegt er bezwaar te
gen te kunnen hebben, om lid van de
Herv. Kerk te Broek te zijn, wier voor
ganger dergelijke opvattingen huldigt.
Daar echter naar zijn meening de be
langen der Ned. Herv. Kerk er mee ge
moeid zijn, vroeg de heer Peereboom,
alvorens zijn definitieve conclusies te
trekken, de meaning van genoemden
president over deze quaes tie te mogen
vernemen.
GIFTEN EN LEGATEN.
H. M. de Koningin-Moeder schonk aan.
de Prinses Julianakerk te 's-Gravenha-
ge een gift.
viel wat te- doen en te denken: nu
eens een optocht, d3n weder eene
tooneelvoorstelling. Maar hier! Voor
wien zal men zich tooien? Mijne gou
den sieraden worden dof in de kast
en imijne beste kleeren door de mot
ten verteerd. Uit mijn veelkleurigen
mantel maak ik poppenkleeren voor
uwe kleinen. Als een demon mij in een
egel of in een grijzen uil veranderde,
liet zou mij vrijwel onverschillig
zijn!"
„Bezondig u niet", zeide Dorothea
ernstig, en zag met. welgevallen op
naar de goudgele haren en het won-
derschoone en vriendelijke gelaat van
de jonge vrouw. „Het moest u een
genot zijn, u sierlijk te kleeden voor
uw echtgenoot!"
„Voor hem?" vroeg Sirona, „Hij
ziet mij niet eens aan, en als hij het
doet, dan is het alleen om mij te
krenken. Het verbaast mij steeds,
dat ik nog vroolijk kan zijn. Ik ben
hot ook maar alleen in uw huis, en
ook daar slechts dan, wanneer ik niet
aan hem denk".
„Ik mag zülk een taal niet aan-
hooren, neen, in het geheel niet", viel
Dorothea haar op strengen toon in de
rede. „Neem het linnen en bet
koelwater, Marthana, wij zullen de
wonden van Anubis gaan verbinden".
yiERDE HOOFDSTUK.
r
Petrus beklom met Hermas den
berg. De oude man volgde den jonge
ling, die hem den weg wees, en be
wonderde, zoo vaak hij den blik tot
hem ophief, diens breede schouders
en 49 veerkracht zijner, ledematen.
KERKBOUW IN HET ZUIDERZEE
GEBIED.
We lezen in het Handelsblad:
Een predikant schrijft in het Maand
blad der Vereeniging van Herv. Kerk
voogdijen, de kwestie van de „Zuider-
zee-provincie" besprekend, o.m. het
volgende;
„Het is een Protestantsche gedachte
om niet een afzonderlijk wijkgebouw
naast een afzonderlijk kerkgebouw te
zetten. Zulks ligt immers op de Room-
sche lijn, die het kerkgebouw als ge
bouw van speciale heiligheid, een ge
wijde woonplaats van den lichamelijk
aanwezigen Christus wel afzonderlijk
houden moet; zoo mogelijk zelfs op
een afzonderlijke rondom vrije plaats.
De Protestanten kennen een zoodanige
heiligheid en dies afzonderlijkheid van
gebouw niet; de gemeente behoort alle
terrein des levens te omvatten, dus:
kerkgelegenheid gecombineerd met al
les wat verder van de gemeente uit
gaat.
In het ééne gebouw behoort dus
plaats te zijn voor: le godsdienstoefe
ningen, groote vergaderingen, gemeen
tesamenkomsten, lezingen, een en an
der met installatie voor lichtbeelden
en radio; 2e. middelmatig groote sa
menkomsten, als bijbellezingen en
jaarvergaderingen; 3e. twee lokalen
voor kleine vergaderingen voor pl.m.
30 aanwezigen; 4e. bestuurskamer, te
vens kerkeraadskamer, spreekkamer
predikant, bibliotheek, woongelegen
heid voor één of twee door de gemeen
te aangestelde wijkverpleegsters. Ver
der zoo noodig ook de noodige locali-
teiten voor de school, gymnastieklo
kaal en dergelijke.
Wel zou dit een groote opzet wor
den, maar m.i. zou die alleszins rente-
gevend zijn. Eén ding zou verloren
gaan, n.l. het monumentale aanzien
van een kerkgebouw. Dat is een ge
bouw, dat enkele uren per week wordt
gebruikt, en voorts in zijn leegstaan
getuigenis aflegt van de weinige acti
viteit der gemeente op godsdienstig
gebied. Het gemis van dat monumen
tale aanzien lijkt mij echter voor den
godsdienst niet van belang, en is in
andere opzichten een groot voordeel."
De redactie van het blad betuigt
haar adhaesie met deze opmerking.
Met dien verstande, dat bij het kerk
gebouw de kosterswoning en vooral de
pastorie niet mogen ontbreken; en dat
er in geen geval een gebouw wordt ge
zet van ƒ50.000 of 100.000 of van
welk bedrag ook, en dat slechts eenige
uren in de week gebruikt wordt. „Dit
is een tergend oneconomische beste
ding van gelden," zegt hij.
Wij zouden willen vragen;
Waren onze Vaderen dan zulke dom
me menschen dat zij in de prachtige
kerken zulke kapitalen renteloos vast
legden?
Steekt daar niets anders in?
EEN AVERECHTSGH BEELD VAN
GEHOORZAAMHEID.
Wij Jezen in Timotheüs:
't Is Zondagmorgen. De stilte heerscht
en slechts enkele menschen loopenhier
in dit gedeelte van het derp. Ook een
(moeder^ met twee kinderen komt daar
aan. Zjj gaat naar de kerk.
Maar haar gedachten zijn voortdurend
bii de kinderen. De oudste van de twee
gaat mee met haar, maar telkens moet zij
hem waarschuwen, dat hij zijn Zondag-
sche pakje niet vuil .zal maken.
En nu zegt zij tegen hem: „Toe Jan,
breng je broertje eens even bij tante,
dan ga ik langzaam door".
Jaii blijft staan, kijkt zijn moeder bru
taal aan en zegt dan: „Ik zou je lekker
danken. Doe het zelf maar. Je kent groot
genoeg".
„Toe Jan, vooruit, doe het nu".
„Zeg, ik ben geen loopjongen van je".
Nu bevéélt zijn moeder hem, 'zijn
broertje wegt< te brengen. Maar hrj
istampt met zijn voeten op den grond,
zoodat het stof naar alle zijden opstuift
Al het vragen van zijn moeder helpt
niets; ,ien als het hem eindelijk ver
veelt, zegt hij: „Ik ga al, hoor".
En weg gaat hij.
En de moeder?
„Kom Kees", zegt zij tegen het klein
ste jongetje, „ik zal je even bij tante
Bij eene kleine bergvlakte gekomen
werd de weg wat breeder, en nadat
beide wandelaars een tijdlang naast
elkander waren voortgegaan, zonder
een woord te spreken, vroeg de se
nator: „Hoe lang woont uw vader nu
reeds op den berg?"
„Al menig jaar", antwoordde Her
mas, „maar ik weet niet hoevele. Het
doet er weinig toe. Bij ons vraagt nie
mand naar den tijd."
De senator bleef stilstaan, nam zijn
geleider weder met de oogen op en
vroeg: „Zijt gij bij uw vader geble
ven, sedert hij hierheen kwam?"
„Hij wil mij niet laten heengaan",
antwoordde Hermas met somberen
blik. „Ik ben nog maar tweemalen
alleen in de oase geweest, toen ik
naar de kerk ging".
„Gij hebt dus ook geene school be
zocht?"
Mijn vader leerde mij lezen uit de
evangeliën. Ik heb ook kunnen schrij
ven, maar dat zal ik wel verleerd
zijn. Waartoe zou het ook dienen?
Wij leven als biddende dieren."
Die laatste woorden werden op
zeer bitteren toon uitgesproken. Pe
trus sloeg een blik in de met spijt en
wrevel vervulde ziel van zijn metge
zel, bij wien het verlangen der jeugd,
om zijne krachten te beproeven, zich
met alle macht verzette tegen dat
verslijten van zijn leven in ledigheid,
waartoe hij veroordeeld was. Hij had
medelijden imet Hermas, en was de
man niet om een natuurgenoot voor
bij te gaan, zonder hem te helpen.
Bovendien gedacht hij zijne eigene
zonen #die van der jeugd waren ge
oefend en in ernstige plichtsbetrach-
bréngen". En'zij neemt hem bij de hand
'en brengt hem naar tante.
En hier klaagt ze er over, dat 'de kin
deren tegenwoordig zoo ongehoorzaam!
zijn. en dat ér niets mee te beginnen
valt.
Dan gaat ze verder naar de kerk.
Een mooi beeld van gehoorzaamheid.
Maar van gehoorzaamheid van de njoe-
der aan het kind.
DE VERKEERDE PRIESTER.
In de Zuidafrikaanscbe ..Konings
bode" lezen we het volgende verbaal:
In 'n restourant in 'n groot stad sit
daar op 'n dag 'n aantal here te eet,
en onderwyl diskusseer hulle oor gods
diens. Die argument was boofsaaklik
of 'n mens deur genade of deur goeie
werke moet salig word, en of jy al in
kierdie lewe verseker kan wees van
jou saligheid.
Die deelnemers was so ernstig, dat
hulle gesprek ook die aandag van die
mense om die naburige tafeltjies ge
trek en hulle belangstelling in die on
derwerp opgewek het.
Eén het beweer, dat die saligheid
deur genade, deur geloof, ontvang
word; nie uit onsself nie, maar as 'n
gawe van God.
'n Ander, 'n Rooms Katoliek, meen
weer, dat 'n mens nie van sy saligheid
verseker kan wees, voordat hv sterf
nie, en hy besluit toe met te sê: „Wel,
al wat ek kan sê is dit: Ek het my
in die hande van iny priester oorgegee,
en nou is by verantwoordelik vir my
saligheid".
Hier staan daar toe 'n heer op en sê:
„Here, ek meen dat ek goed bekend is
in die Geregshowe en in hierdie ka
mer. Ek kon nie help, om na die argu
ment om u tafeltjie te luister nie, en
ek gevoel my verplig om aan te merk
dat, die argument van ons Rooms Ka-
tolieke vriend volkomen logies is. Ek
het my ook in die hande van my
Priester gestel, en Hy is verantwoor-
1 delik vir my saligheid. Alleen die fout
wat ons vriend gemaak het, is, dat hy
die verkeerde priester gekies het. My
Priester is die Here Jesus Kristus.
Deur die geloof het ek myself in Sy
hande gestel, en 'ik ben versekerd, dat
Hij machtig is, mijn pand, bij Hem
weggelegd, te bewaren tot dien dag".
Die indruk van hierdie woorde uit
die mond van 'n welbekend en geëerde
Regter was treffend, zoo schrijft het
maandblad. Daar was volkome stilte
terwyl hy praat, en ek glo, dat som
mige van die mans daar vir die eer
ste maal toe die Evangelie gehoor het,
verkondig in 'n restourant deur 'n wet
geleerde.
Die skrywer van hierdie stuk sê:
hy kan instaan vir die waarheid van
hierdie voorval, maar om verskeidene
redes kan hy nie die naam van die
man noem nie. Hij voeg daarby: Ver-
trou nie op 'n mens, nog op iets wat
11 gedoen het, nog op 'n voortreflike
karakter, nog op u gebede vir u sa
ligheid nie. Die saligheid is alleen
deur genade en die geloof is die hand
wat u moet uitsteek om die in alle ne
derigheid en ootmoed as 'n vrye gif
van God te ontvang". „Dit is een ge
trouw woord en alle aanneming waar
dig, dat Christus Jezus in de wereld
gekomen is om zondaren zalig te ma
ken".
De boer en He vliegers.
iMen schrijft aan het Hb-ld.
Twee vliegers van de luchtvaart-
taf deeling Soesterberg waren Woens-
Idag op reis naar Rotterdam; zij na
men zooals een goede vlieger dat
ÏJeegt te doen den weg door dö
ucht. Onderweg wilden ze even rus
ten; daarom daalden ze op het vlieg
veld Schiphol.
Na eenige rust namen ze hun plaats
in het toestel weer in, en weldra ronk
te de motor hoog in de lucht.
Terwijl ze nog waren boven den
grooten Haarlemmermeerpolder met
ziin lange, rechte akkers, bleek er
plotseling iets te haperen; waarom be-
[sloten werd een noodlanding te maken
Meenende, dat zij boven een wei
land waren, streken zij neer op eeri
ting opgegroeid, en hij zeide bij zich-
zelven, dat die schoone jongeling
naast hem niet minder was dan zij;
dat het hem slechts asin de rechte
leiding ontbrak.
Nadenkend keek hij nu eens den
jongeling aan, dan weder voor zich,
en mompelde daarbij al voortgaan
de eenige onverstaanbare woorden
achter zijn grijzen baard. Opeens ver
hief hij zich in al zijne lengte en
knikte toestemmend met bet ernsti
ge hoofd. Hij wilde beproeven Her
mas te redden, en op zijne gewone
manier van handelen, liet hij de daad
onmiddellijk op het voornemen vol
gen.
Aan het einde van de bergvlakte
verdeelde zich de weg. Eén pad liep
bergopwaarts, het andere daalde naar
het dal af en eindigde bij de steen
groeve. Petrus wilde het laatste vol
gen, doch Hermas riep hein toe: „De
ze weg leidt niet naar ons hol. Gij
moet mij volgen".
,Volg gij mij", antwoordde de se
nator, en legde zulk een bijzonderen
nadruk op het voorlaatste woord,
dat den jongeling de tweeledige betee-
kenis daarvan niet kon ontgaan. De
dag is nog lang en wij willen eens
zien wat imijne arbeiders uitvoeren.
Kent gij de plaats, waar wij de stee-
nen uithouwen?"
„Hoe zou ik die niet kennen?"
vroeg Hermas, en ging den senator als
gids vooruit. „Ik ken alle wegen op
onzen berg naar de oase en de zee.
In de kloof achter uwe hoeve heeft
een panter zijn leger".
„Dat hebben we ontdekt", zeide
Petrus, „Die roover heeft twee mij-
(boeiderij aan den Hillegommerdjïk;
jdoch' toen ze dichterbij kwamen, pw
ken zij boven een tarweveld te zijn:
De landing geschiedde uitstekend!
jde luchtreizigers waren ongedeerd en
het vliegtuig was onbeschadigd.
Weldra verscheen Üe eigenaar van
de boerderij, om de ongenoode gasten
te begroeten; hij stelde zijn arbeidert
,ter beschikking om de vliegers te ha,»
pen kie machine uit den tarweakker te
aijden op meer vlak terrein om te
.voorkomen, dat nieuwsgierigen zijn
trijk begroeide akkers zouden piatloo
pen.
Intusscben was ook de politie ge
waarschuwd en naar Soesterberg ge
telefoneerd om een monteur, teneinde
jde machine zoo noodig te demontee-
xen.
Terwijl op de komst van den vracht
[auto uit Soesterberg werd gewacht;
(trachtten de vliegers met den boer de
ischadete regelen. Geconstateerd werd
(dat circa 250 -M2. van den tarweakker
iwas beschadigd en door de vliegersl
werd rekening houdende met de
betoonde welwillendheid van den eige;
naar een som geboden, welke ziji
naar recht en billijkheid ruimschoots)
Voldoende achtten.
De boer achtte dit bedrag echter
laag; hij meende op meer dan het
(dubbele aanspraak te mogen maken.
Hoe zij ook met elkaar praatten, over-
teenstemming kon niet worden bereikt.;
De landbouwer meende nu gerech
tigd te ziin, de vliegmachine vast te
houden; hij deed het toegangshek op
slot en barricadeerde het zoo, dat het
(onmogelijk was om ran het terrein bij;
zijn boerderij den openbaren weg te
bereiken.
Toen kwam de vrachtauto uit Soes
terberg met de helpers; zooals duide
lijk is voor een afgesloten pad. Van
opladen van het vliegtuig kon geen
sprake zijn. De eigenaar weigerde hals
starrig het hek open te maken en het
Vliegtuig te laten opladen zonder toe
zegging van betaling van het gevor
derde bedrag.
Vrij zeker zou men onverrichter za
ke zijn moeten terugkeeren, en hebben
moeten afwachten, hoe het conflict
Idoor hoogere autoriteiten zou worden
beslist.
Onderwijl was de monteur langs een
omweg op het terrein gekomen. Hijl
had de machine nagezien, waarbij hem
bleek, dat de fout spoedig zou kunnen
worden verholpen. I
Om de machine beter te kunnen
nazien, werd zij, met goedvinden van
|den eigenaar, op een pas gemaaid klfer,
vervela gereden. 1
Weldra draaide de schroef weer
met groote snelheid.
Kom, laten de vliegers ook eens'
even probeeren, of de"motoren weer
in orde zijn, -zei de monteur. 1
De vliegers namen met een ernstig
gezicht hun zitplaats in, en onder
net toekijken van den eigenaar, begint
1de tweedekker no. 527 te huppelen
tot hij omhoog wipte ende luchtt
inging. Tot verbozmg v. toeschouwers!
tenvan den boer, die zijn vogeli
zich zoo onverwacht zag ontvliegen.
Men zegf, dat de vliegers noog in
Ide lucht even hebben gelachen en dat
het talrijke publiek erg met den boer
was begaan.
Een booze jachthond1.. Té
Worksop waren een aantal schoolmeis
jes op de binnenplaats aan het spelen,,
toen een dame naar het aangrenzen
de kerkhof mng met een jongen jacht
hond aan aen ketting. Bij de speel
plaats rukte de hond zich los, vloog!
op een van de meisjes af en beet haar,;
De hond rende vervolgens tusscheni
(de kinderen in en beet ieder, ;die hij
te pakken kon krijgen.
Ook twee onderwijzers, !die het dier
wilden verjagen, werden gebeten.
Een politieagent, die den hond met
zijn gummistok wist te verjagen, kreeg
eenige knauwen mee.
Ten slotte slaagde hij er in, het
Wilde beest na een lange achtervol
ging, waarbij hij een riviertje moest
(doorwaden, te vangen.
De meisjes werden in het hospitaal
.verpleegd. t
Hij had 22 personen gebeten.
Den hond kostte dit avontuur zijn!
leven.
ner kameelen verworgd. Het volk
kan hein noch met strikken vangen,
noch met honden verjagen".
„Gij behoeft niet meer voor hem te
vreezen", zeide de jongeling lachen
de, „Ik heb het mannetje van die
rots daarboven met mijn pijl neerge
schoten, en het wijfje vond ik in het
hol bij hare jongen. Met haar had ik
het zwaarder te verantwoorden. Mijn
dolk is zoo slecht, en de koperen
kling boog toen ik een stoot gaf. Ik
moest dat gestreepte ondier met
mijne handen worgen. Zij heeft mij
daarbij den schouder opgekrabd en
in mijn arm gebeten. Zie die littee-
kens eens! Maai' bij mij gaat de gene
zing der wonden, goddank, sneller
dan bij mijn vader. Paulus zeide dat
ik veel op een aardworm geleek, die
als men haar midden doorsnijdt, af
scheid neemt van zichzelven, en ge
zond en wel half hierheen, half daar
heen kruipt. Die jonge panters waren
zoo jolig en hulpbehoevend tegelijk,
dat ik niet besluiten kon ze te doo-
den. Ik deed ze in mijn schaapsvel en
bracht ze bij mijn vader. Wat liad hij
pleizier in die kleine schepsels! Daar
na nam een Nabateër ze mede naar
Klysma, om hen aan kooplieden uil
Rome te verkoopen. Daar en te By
zantium hebben zij behoefte aan al
lerlei levende roofdieren. Ik heb voor
die beesten en het vel van den oude
ook geld gekregen, en mocht het als
teerpenning behouden, toen ik met
de anderen naar Alexandrië reisde,
om den zegen af te smeeken van den
nieuwen patriarch."
(W.ordt vervolgd.)