i/
MFl'V'F LFIPFCHF COURANT VAN ZATERDAG 25 JUNI 1927
TWEEDE BLAD.
LEVENSVRAAG.
En hij zeidei: Wie zijt gii, Heere?
Handel. 9 5a.
Saulus blaast dreiging en moord te
gen de discipelen des Heeren. Hij doeb
dit niet van harte, want daar is iets
in zijn hart, dat hem tegenhoudt. Sau
lus gaat daartegen echter in. Hij slaat
de verzenen tegen de prikkels. Hij han
delt tegen zichzelf. Maar hii is als het
wilde paard, dat zich niet wil over
igeven.
Zoo gaat Saulus, groot in eigen
krat ht zich bewust van zijn gewich
tige zending, naar Damascus. Hij gaat
als inquisiteur. Op de zoek. Zoo hii
eenigen „van dien weg" vond. dam
zou ni| ze gebonden brengen naar le-
iruzaiem
De mensch echter overdenkt zitn
weg, doch de Heere stiert znn pangen
Co den zonne-dag van zijn reis naar
Damaskus omstraalt dezen Saulus een
liclir, dat opglanst ver boven 't zon-
negloeier en hoort hii een stem. die
als de donder vraagt: "„Saul, Saul, wat
venelgt gr mij?
En hii zeide": Heere, wie zijt gji r
Zie dit is een vraag! vol verwon-
idenngi.
De mensch, in eigen kracht, de zon
daar in z'n eigenzinnig drijven, is zich
zelf bewust.
Saulus zal die secte der Nazarenen
wel krijgen. Daar is immers niemand,
die hem wederstaan kan. Daar is toen
€D aaroe niets, wat hem kan weder
streven? Zoo gaat Saulus, zoo gaat dö
ip*eiisch. die zichzelf zal wezen, die het
eigen pad wel banen zal, zijn sterken!
weg.
Tot tot z'n Tegenstander JiemJ
te machtig wordt. Tot God' Hem te
genhoudt. Tot het hem openbaar wordt
dat er boven het natuurlijk licht dezer
aarde bovennatuurlijke glanzen ziin.
Tot hp 't bemerkt, dat hij niet verder
kan en de vraag der verwondering uit
zijn zie! springt: Wie zijt gij, Heere?
Dit is- ge voelt het een vraag,
vol verwondering.
De mensch dezer wereld gelooft niet
aan de macht Gods. Het tegenstrevend!
kind, zooals Saulus, wil zich niet aan
God onderwerpen en gevangen geven.
'Bovendien meent hij niet gevangen ge
nomen te kunnen worden. Hij meent
zijn eeuwig levenslot in eigen handen
te hebben.
Vandaar dat bij de ontmoeting met
Jezus, bij de eerste aanraking, als hij1
Ibemerkt tot staan gebracht te zijnr
ter aarde valt en verwonderd, hoogst
verbaasd uitroeptWie zijt gij, Heere
Dat is ook de levensvraag.
Het is de vraag, waarin uitkomt, dat
ge niet weet, wie ge ontmoet hebt.
Maar dit weet ge wel, dat ge Eén
•ontmoet hebt. Die sterker is aan gij.
Die u aan kan.
Zoo is het ook.
Het Evangelie van Jezus Christus!
is geen zoetelijkeprediking van veel.
lieve woordjes, maar het is kracht.
Het is de donderende prediking vara
den Christus der'almacnt. Jezus Chris
tus, de Overwinnaar over den dood,
houdt rnenschenzielen staande, breekt
het onbreekbare, verbrijzelt hét on
verwoestbare.
Daarom is het de levensvraag, om
dat Saulus voelt, dat hier Iemand aan
zijn leven gekomen is. Hij wist niet,
wie hij achterna zat. Hij was zich niet
bewust, wat hij deed. Maar hier ont
moet Saulus de door hem Achtervolg
de. Hier is Jezus. Die hem door Ziin
Goddelijk licht omschijnt en hem toe
spreekt.
Vandaar de.vraag: Heere, wie zijt
gij?
Vandaar de vraag der verwondering
Maar wie zijt gij, Heere?-
Vandaar de levensvraag. I
De levensvraag.
Dit verstaat niet ieder. Maar die Je
zus voor het eerst ontmoet heeft, die
FEUILLETON.
Niets menschelijks vreemd
Een episode uit de geschiedenis van
de Christenen op het Sinaïtisch
Schiereiland omstreeks het jaar 300.
7 -o-
Tegenover Paulus echter had hij,
in de stemming waarin hij verkeerde,
den moed daartoe, daarom zeide hij:
„Ik hoop stellig op het paradijs, doch
het wordt ons in elk geval eerst pa
den dood geopend. De christen moet
geduld hebben; waarom wacht gij
niet op den hemel tot de Heiland u
roept, en wilt gij zijne vreugde reeds
hier op aarde genieten? Eerst het eene,
en dan het andere! Waartoe heeft God
ons de gaven des lichaams gegeven,
dan om ze te gebruiken? Schoonheid
en kracht zijn waarlijk niet gering te
achten, en een gek alleen geeft iemand
kostelijke geschenken om ze weg te
werpen".
Paulus kon niet nalaten wederom
met verbazing den jongeman aan te
zien, die zijn vader en hem tot deze
ure in alle geestelijke dingen zonder
tegenspraak was gevolgd, en ant
woordde, terwijl hij het hoofd schudde:
„Zoo denken de kinderen dezer wereld,
die verre staan van den Allerhoogste.
Gewis, wij zijn evenbeelden Gods. maar
welke zoon kust het beeld zijns va
Uprri beeft- leeren kermen in de kracht*
II'ebt Ziiner Maiesteit, die heeft dif
iperoepen.
Die heeft dit bemerkt, met TemaP'd)
te doen te hebben gekregen. die zeer
groote macht heeft.
De eerste ontmoeting van Jezus en
den zondaar, is er een van kracht. Is er
een van openbaring. Jezus is kracht!
Jezus is Almacht. Och. Saulus valt
daar maar niet ter aarde en hii is maór
niet alleen verblind. Dit is slechts dö
uiterlijke openbaring van wat inner
lijk plaats greep. Maar Saulus is hien
zoo terneer geworpen, dat hij gebroken
in zijn kracht, dat hij, de zelfbewuste,
vrag'en moet. vragen moet de levens;
vraag tot Jezus: Wie zijt gij, Heere?
Daar zijn zoovele menschen, die dè
verzenen tegen de prikkels slaan. Zoo
veel jonge vrienden onder ons, die het
Erobeeren tegen Jezus. Die zich niet
uigen willen. "Weten zij, wie Jezus!
is Zoodra ze dit weten, zoodra ze
Hem waarlijk ontmoeten zullen ze ver
wonderd uitroepen: Wie zijt gij, Heere
Hebt ge die vraag reeds gedaan?
Deze levensvraag is ze gekomen
uit uw hart?
De levensvraag.
Want de menschen dezer wereld,
de dooden ze weten niet, wie Je
zus is. Ze hebben een geheel verkeer
de voorstelling van Jezus. Hij is de
Martelaar aan het kruis, de groote
Zelfverloochenaar, de Heilige Naza-
rener, de groote Idealist.
Ja, Jezus is de Christus van het
kruis.
Maar dat is Hij niet alleen. Hij isi
de Verrezene. Hij is Gods Zoon. Hij!
is God.
Die Hem niet kent, die weet dit me'ti
Die weet niet, helaas niet, welk een
kracht J.ezus in ons leven is.
En vandaar, dat de mensch dezen
aarde, die voor het eerst Jezus ont
moet, vol verwondering vraagt: Wie
zijt gij, Heere?
En vandaar dat wij 9ns verblijden,
als er ergens weer één ter aarde ge
vallen is en geroepen heeft: Wie zijt
gij, Heere?
Want, dit is de levensvraag.
Dit is de vraag van den doode in
in zonde en schuld, die Het Leven
ontmoet heeft.
IK ZAL HEM ZIEN
Ik zal Hem zien, Die voor mij werd)
geboren,
In Beth'lem's stal, als Kindje klein en
teer.
Het Paradijs, dat voor mij was verlo
ren.
Ontsloot Hij door Zijn komst op aarde
weer.
Ik zal' Hem zien, Die voor mij heeft
geleden.
Zijn leven lang, van kribbe at tot
kruis
Die in die smart voor mij nog heeft
gebeden.
Een zondaar, afgedwaald van 't Va
derhuis.
Ik zal' Hem zien, Die voor mij is ge
storven
Aan 't ruwe hout, op Golgotha ge
plant,
Die door Zijn dood, den weg mij heeft
ontsloten
Die voert van d' aard naar 't eeuwig
Vaderland.
Ik zal Hem zien. Die henenvoer ten
hemel,
Na 't werk door Hem op aard voor
ons volbracht.
O zalig uitzicht, dat mij nu hier-
Boven,
Mij eens mijn dierb're Heiland wacht.
KERK EN SCHOOL.
NED. HERV. KERK.
Beroepen: Te Puttershoek, C. J.
v. d. Graaf te Ameide.
Aangenomen: Naar 's Heeren-
berg, H. M. Sasse te Schoonoord.
Bedankt: Voor Uitwijk (gem. Alm
kerk), cand. P. v. Schouwenburg, te
Amsterdam. Voor Elburg, H. A.
Leenmans te Delft.
ders, wanneer de vader zelf hem zijne
lippen voorhoudt?''
Paulus had „moeder" in plaats van
„vader" willen zeggen; daar hij echter
nog intijds bedacht, dat Hermas reeds
zoo vroeg het voorrecht had moeten
missen van eene moeder te kunnen
omhelzen, had hij het verbeterd. Hij
behoorde tot de zoodanigen, die het
zooveel leed zou doen anderen te kwet
sen, dat zij, als konden zij gissen,waar
ook zelfs de meest verborgene wonden
van hunne naasten gelegen 'zijn, ze
nimmer willen aanraken dan om ze te
heelen.
In den regel sprak hij niet veel, heden
echter ging hij haastig voort: „Zooveel
hooger God staat boven ons erbarme
lijk Ik, zooveel waardiger is het ook
voor een christen aan hem te denken,
in plaats van aan zijn eigen persoon.
O, indien het ons gelukken kon dit Ik
geheel te- verliezen en op te gaan in
God! Maar het loopt ons altijd achter
na, en wanneer de ziel meent zich
reeds in den' Allerhoogste opgelost
te hebben, roept het: „Hier ben ik", en
trekt bet edelste deel van ons wezen
terug in 't stof. Het is ellendig genoeg,
da. wij .onze ziel in liare vlucht belem
meren, en ons vergankelijk deel tot
schade van het eeuwige door brood en
water en armzalig slapen onderhou
den en versterken moeten, terwijl wij
zoo gaarne zouden vasten en waken.
Zullen wij dan het vleesch nog, tot
schade der ziel, zulke eischen toestaan,
die zicli zoo gemakkelijk laten afwij
PeroencT Te Moerkapelle, A.
VerhaCPn fo
AANSLAG BETAALD.
De Ned. Herv. gemeente te Noord-
wolde heeft thans, den aanslag van
den Raad van Beheer betaald en zal
tot het beroepingswerk overgaan.
DS. A. v. d. HEIJDEN.
Naar De Standaard verneemt, is de
toestand van Ds. A. v. d. Heijden, rec
tor der Theologische school te Apel
doorn, thans zeer slecht. Het einde
wordt ieder oogenblik verwacht.
DE SYNODE DER GEREF. KERKEN.
Door de Free Church of Scotland
zijn naar de Generale Synode der Ge-
ref. Kerken te Groningen afgevaar
digd: Rev. Alexander Dewar F. K. G.
S. Super intendent of the1 Free Ch.
Mission in South-Africa, en Sir James
Simpson S. S. C. of the Firm of Mes-
sis Simpson en Marwick, Law agents
to the F, Ch. of Scotland;
door de United Free Church of Scot
land Rev. E. J. Hagan O. B. E. B. A.
Edinburgh;
door the United original Succession
Church of Scotland Rev. Robert Ro
bertson, Orksey.
VORDERINGEN VAN JONGENS EN
MEISJES.
In het' zooeven uitgekomen Juni-
nemmer van het „Zft. f. pad. Psycho
logie" deelt de heer B. J. Douwes te
Appingedam mede, dat hij met toe
stemming van prof. dr. G. Heymans in
een volksschool te Groningen geduren
de zeven jaren de vorderingscijfers
vermelde van 80 'jongens en 80 meis
jes van 12 jaren. De waardeeringscij-
fers die loopen van 1 tot 5 waren:
Meisjes: rekenen 4.24; „zuiver schrij
ven" 3.81; opstel 4.24; lezen 4.12. Jon
gens: rekenen 4.16; „zuiver schrijven'
3.36; opstel-4.05; lezen 3.76.
Waarüit volgens den schrijver blijkt
dat meisjes een kleinen voorsprong
hebben boven jongens.
Het is wel opmerkelijk, dat meisjes
beter rekenen dan jopgens, maar dat
zal wel zoo zijn. Immers voor rekenen
kan men cijfers geven, dié positieve
beteekenis hebben, door het aantal
goedgemaakte sommen als norm te ne
men. Dat meisjes beter opstellen maken
is, onafhankelijk van de gegevens van
den heer Douwes, aan te nemen en
daar zijn resultaat bevestigt, wat zon-
der meting bekend was, kan het re
sultaat als juist worden aangenomen.
Een bezwaar tegen dergelijke op
waardeeringscijfers berustende con
clusies is evenwel dat die cijfers geen
objectieve beteekenis hebben (behalve
het cijfer voor rekenen en zonder fou
ten schrijven). Cijfers voor lezen en
opstel bevatten te veel subjectiefs om
meegerekend te mogen worden.
We herinneren aan het artikel van
den heer Diels in „Paedagogische Stu
diën" waaruit bleek, hoe verschillend
alle ondervraagde onderwijsmenschen
eenzelfde opstel waardeeren. We zou
den daarom de conclusie, dat meisjes
van 12 jaar een kleinen voorsprong op
jongens hebben, niét durven onder
schrijven.
REKENTESTS VOOR DE LAGERE
SCHOLEN.
In Londen heeft dr. Ballard eenige
jaren geleden een serie tests samenge
steld voor het onderzoek van school
kinderen („The New Examiner"), waar
onder ook rekentests voorkomen. Ze
zijn verdeeld in twee groepen: mecha
nisch hoofdrekenen en mondeling
vraagstukken oplossen.
Voorbeelden eerste groep*
8+5; 8+9—3+2; 63X5:9; 231X201;
2 uur 35 min. 15 sec.+46 m. 50.sec.;
1/2+1/3; 3/8+4/5:3/4.
Voorbeelden tweede groep:
Welk getal ligt -midden tusschen 12
en 18?
Als ik het woord giraffe 8 keer
schrijf, hoeveel letters schrijf ik dan?
Als iemands salaris eerst met 10
verhoogd is en toen weer met 10 ver
laagd, hoeveel heeft hij dan meer of
minder dan in het begin en hoeveel
procent?
Op voorbeeld van Ballard en met
van hem gewijzigd onvergenomen op-
zen? Slechts hij, die zijn rampzalig Ik
veracht en prijs geeft, zal door de ge
nade des Verlossers, als hij zichzelven
verloren heeft, zich wedervinden in
God."
Hermas had den Anachoreet gedul
dig aangehoord. Thans schudde hij het
hoofd en zeide: „Ik versta noch u,
noch mijn vader. Zoolang ik op deze
aarde wandel ben ik Ik en geen an
der. Na den dood echter, maar ook
eerst dan, begint het nieuwe eeuwige
leven".
„In geeraen deele", hernam Paulus,
hem met levendigheid in de rede val
lende. „Dat andere hoogere leven waar
van gij spreekt, begin niet eerst aan
gene zijde des grafs voor hem, die hier
reeds zonder ophouden tracht terwijl
hij leeft te sterven, zijn vleesch te doo-
aen, de eischen der zinnelijkheid te
overwinnen, de wereld en zijn Ik te
verloochenen, en den Heer te zoeken
Het was velen vergund reeds te mid
den van dit leven wedergeboren te
v,-orden tot een hooger bestaan. Zie mij
aan, den armsten van alle armen. Ik
ben een weten en toch ben ik voor den
Heer zoo zeker een ander, dan die ik
was vóór zijne genade mij aangreep,
als deze palmtwijg, die opschiet uit den
wortel van een omgevallen boom, niet
één is met den verrótten stam. Ik ben
een heiden geweest, en elke lust der
zinnelijkheid heb ik met volle teugen
genoten. Daarna ben ik een christen
geworden; de genade des Heeren is
over mij gekomen; ik werd op nieuw
RECLAME.
tvacA
3 groote stukken m
Dobbelman's «H M
Toiletzeep. B
alleen Zaterdag. ets.
op vertoon van dezen Bon.
gaven zal het advies-bureau van het
Nutssemiriarium te Amsterdam
waarvan prof. Geza Rèvèsz de psycho
logische leiding heeft een onder
zoek instellen aan een 25-tal openbare
scholen, in verschillende stadswijken
en met maatschappelijk sterk uiteen-
loopende schoolbevolking.
Het doel is, naar de heer G. van
Veen, de organisatorische leider mede
deelt, geenszins, normen vast te stel
len of de resultaten van het reken
onderwijs te controleeren, maar al
leen óm studiemateriaal te verzame
len, om te weten te komen, welke soor
ten van fouten op bepaalde soorten
van scholen gemaakt worden,
i Het onderzoek betreft het zesde leer
jaar.
Het is voorloopig dus niet meer dan
een diagnostieke kwestie.
Later zal overwogen worden of er\
in hoeverre het verzamelde materiaal
bruikbaar is bij de .beoordeeling van 't
vraagstuk aansluiting lageremiddel
bare en tevens of het gewenscht is een
soortgelijk onderzoek ook voor ande
re vakken te houden.
UIT ONZE INDIEN.
BRAND.
Te Makassar is een goedang, waar
in rottan en damar waren opgeslagen
en behoorend aan de N.V. Handelmaat
schappij Heng Hong uitgebrand. Alles
was verzekerd. De schade bedraagt
drie ton. Oorzaak van den brand is
onbekend.
DE KONINKLIJKE RADIO-REDE IN
DE WEST.
De Curagaosche medewerker van
De Residentiebode meldt, dat de ont
vangst aldaar van de radio-rede der
koningin een „totale mislukking" was.
Aan belangstelling ontbrak het niet,
maar verder ontbrak ook alles.
De menigte stond opgepakt voor èen
klein gebouwtje, waarin 2 open deu
ren; de luidspreker juist van het pu
bliek afgekeerd; moest zoo de rede ten
gehoore gebracht worden? We zouden
maar afwachten, staande tusschen sta
pels afgekeurde buizen, telefoonpalen
en bakens, bergen oud roest. Dat was
de plaats waar het Curagaosche gou
vernement aan de uitgenoodigden de
rede van de Koningin zou laten hoo-
ren. Het werd 6,03, 5, 10; we hoorden
het gehuil wat bij de radio het zoeken
van stations vergezelt, het werd stil;
er werd gesproken, maar wie het hoor
den? De ambtenaren die het toestel
bedienden, de waarnemende gouver
neur, en een redacteur van een der
bladen.
En onder het spreken reeds gingen
de belangstellenden teleurgesteld weg.
De heele vertooning was meer dan
schande.
„TOEKANG PESTOL"!
Door den Landraad te Soerabaja is
een aanvang gemaakt met de zaak be
treffende de geheime communistische
vereeniging Petjat Tondo Panggroeat,
uit de buurt van Soerabaja, welke
eenigen tijd na de Novembergebeurte-
nissen ontdekt werd, en die ten doel
had: roofpartijen, het vermoorden van
Europeesche en Inlandsche ambtena
ren en het weigeren van-alle belasting
plichten.
geboren en andermaal een kind, maar
ditmaal, mijn Verlosser zij dank! een
kind des Heeren. Midden in het leven
stierf ik, stond ik op, vond ik de vreug
de des hemels. Eens was Ik Menander,
en als Saulus ben ik Paulus geworden.
Alles wat Menander lief was: baden
gastmalen, tooneelspelen, paarden en
wagens, wedstrijden, zalvingen, rozen
en kransen, purperen kleederen, ge
zang en vrouwenliefde, dat alles ligt
achter mij als een vuil moeras, waar
aan de wandelaar met moeite is. ont
komen. Geen ader van den ouden
mensch. is in dén nieuwen teruggeble
ven, en gelijk voor mij, zoo is voor alle
vromen midden op den weg naar liet
graf een nieuw leven begonnen. Ook
uwe ure zal slaan, ook gij zult afster
ven
„Ware ik slechts als gij een Menan
der geweest!" riep Hennas uit, den
ander haastig in de rede val tend. .Floe
kan men iets van zich we» p»»n, wat
men nooit bezeten heeft? Om te kun
nen sterven, moet men eerst leven!
Dit jammerlijk leven is veivachte!ijk in
mijn oog, en ik ben het moede- u na
te loopen als een kalf een koe. Ik ben
een vrij mq,n en van een edel geslacht,
dat heeft mijn vader mij zelf gezegd,
en waarlijk ik ben niet zwakker dan
de burgerzonen in tie stad, die ik van
het badnuis naar net worstelperk
volgde".
„Zijt gij dan in de palaestra ge
weest?" vroeg Paulus verwonderd.
„In het Timagetische worstelperk!"
AAN HET ZOEKLICHT.
Leiden, 25 Juni 1927.
De Banier, het orgaan der S. G. P..
schrijft in het laatste nummer ouder
het kopje „Dus veroordeeld!":
Hoe'lang'zal de wetgever blind
blijven voor de ontzettende schade,
die hij aanbrengt door menschen te
veroordeelen, die geen kwaad
hebben gedaan. De Min. van Justitie
achtte ingrijpen hier blijkbaar niet
noodig, hoewel hij A.R. is. Wel neen,
laat die vrouwen maar worden be
boet en zoo noodig in de gevangenis
geworpen of administratief vervolgd
Een ministerieel woord kan zooveel
voorkomen. Nu wekt de Regeering
zelf minachting voor de wet; èen
verbittering in honderden gemoede
ren, een vloek waar gebed noodig
is. De Regeering grave haar eigen
graf.
Och, De Banier leert het nooit! Ze
beseft niet, dat het wel kwaad is
om ongehoorzaam te zijn. Wanneer
deze vrouwen op den stemdag even te
gen den voorzitter van het stembureau
hadden gezegd, dat ze gewetensbezwa
ren hadden om te stemmen, ^dan was
er niets gebeurd. Dat deden ze niet, en-
dat is ongehoorzaamheid aan de wet.
Als de heer K. met een rijwiel rijdt
aan den verkeerden kant van den weg
als hij een schadelijk wild schiet zon
der vergunning, als hij.... de geval
len liggen voor het grijpen. In al die
gevallen doet hij op zich zelf geen
kwaad, maar de openbare orde ver
biedt het en daarom is het kwaad.
Zou De Banier die waarheid nooit
willen erkennen?
OBSERVATOR.
Onder het zevental beklaagden, die
het bestuur dezer vereeniging vorm
den komen o.m. voor een inlandsch
onderwijzer, een dorpshoofd, een in
landsch politie-rechercheur en een
„toekang pestol", d.i. de man, die be
last was met het vervaardigen of re-
pareeren der vuurwapens voor de ver
eeniging!
TAN MALAKA.
Geruchten doen de ronde ter Suma
tra's Westkust, dat Tan Malaka de be
ruchte hoofdleider der> communisten,
die van uit Singapore den opstand zou
hebben voorbereid, zich, als Chinees
vermomd, in dat gewest zou bevinden,
teneinde daar persoonlijk de organi
satie weer op te bouwen.
Inderdaad werd een paar maanden
geleden door een patrouille onder lui
tenant Gouifeen spoor van zijn verblijf
gevonden, dat toen echter reeds onge
veer twee maanden oud was; o.a. wer
den toen sterke aanwijzingen verkre
gen, dat hij een bezoek had gebracht
aan een Chineeschen ingezetene te
Priaman. Vermoed wordt echter, dat
Tan Malaka sedert weer naar Singa
pore is teruggekeerd.
HULDE AAN HET INDISCHE LEGER
In het afdeelingsverslag van den
Volksraad over de begrooting van Oor
log, wordt algemeen hulde gebracht
aan het leger voor het optredeh in
Bantam, Sumatra's Westkust en At-
jeh. Eenige leden protesteerden in zeer
scherpe bewoordingen tegen de mede-
deeling in de Memorie van Antwoord,
aan de Eerste «Kamer der Staten Ge
neraal, over.de begrooting voor Ned.
Indië voor 1927, als zou het leger vol
doende toegerust zijn, om den buiten-
landschen vijand te kunnen bestrijden
Velen spraken hun voldoening uit
over de versterking van het leger, zij
vreezen echter, dat deze versterking
niet voldoende is, omdat men bezui
nigd heeft op hetgeen door het leger-
commando aanvankelijk was aange
vraagd.
IR. J. BLACKSTONE.
Den directeur van het Departement
der Burgerlijke Openbare Werken, Ir.
J. Blackstone, is met ingang van 6
September a.s. op zijn verzoek eervol
ontslag verleend, onder dankbetuiging
voor de door hem den lande bewezen
diensten.
riep Hermas in. geestdrift. „Vóór de
poort zag ik de spelen der jongelingen,
hoe zij woi' 'telden en met zware schij
ven naar een doel wierpen. De oogen
sprongen mij bijna uit het hoofd, toen
ik dit aanzag, en ik zou het luid heb
ben kunnen uitschreeuwen van spijt,
dat ik daar zoo staan moest met die
lompe vacht en uitgestoten blijven van
dien wedkamp. Als Pachomius er niet
op aangekomen was, bij de wonden
des Heilands, ik zou in de baan zijn
gesprongen, ik zou den sterksten van
allen zeker uitgedaagd en met hem
geworsteld hebben, ik zouft de schijf
verder hebben geslingerd dan die wel
riekende gek, die de overwinning be
haalde en dien zij bekransten".
„Dank Pachomius", zeide Paulus
lachend, „dat hij u terughield, want
gij zoudt in het worstelperk slechts
bespotting en schande hebben verwor
ven, Stérk zijt gij zeker, maar het
werpen met de schijf moet geleerd
worden, gelijk andere kunst. Hercules
zelf zou hij dit spel moeten onder
doen zonder oefening en kennis der
handgrepen".
„Het zou de eerste maal niet geweest
zijn, dat ik wierp", hernam de jonge
ling. „Zie maar eens wat ik kan!
Bij deze woorden bukte hij, nam een
der platte steenen op, die hier bij me
nigte lagen om den weg vast te ma
ken, strekte krachtig den arm achter
waarts, en slingerde de werpschijf
van graniet over de helling in de diepte
(Wordt vervolgd,)