i/ MFl'V'F LFIPFCHF COURANT VAN ZATERDAG 25 JUNI 1927 TWEEDE BLAD. LEVENSVRAAG. En hij zeidei: Wie zijt gii, Heere? Handel. 9 5a. Saulus blaast dreiging en moord te gen de discipelen des Heeren. Hij doeb dit niet van harte, want daar is iets in zijn hart, dat hem tegenhoudt. Sau lus gaat daartegen echter in. Hij slaat de verzenen tegen de prikkels. Hij han delt tegen zichzelf. Maar hii is als het wilde paard, dat zich niet wil over igeven. Zoo gaat Saulus, groot in eigen krat ht zich bewust van zijn gewich tige zending, naar Damascus. Hij gaat als inquisiteur. Op de zoek. Zoo hii eenigen „van dien weg" vond. dam zou ni| ze gebonden brengen naar le- iruzaiem De mensch echter overdenkt zitn weg, doch de Heere stiert znn pangen Co den zonne-dag van zijn reis naar Damaskus omstraalt dezen Saulus een liclir, dat opglanst ver boven 't zon- negloeier en hoort hii een stem. die als de donder vraagt: "„Saul, Saul, wat venelgt gr mij? En hii zeide": Heere, wie zijt gji r Zie dit is een vraag! vol verwon- idenngi. De mensch, in eigen kracht, de zon daar in z'n eigenzinnig drijven, is zich zelf bewust. Saulus zal die secte der Nazarenen wel krijgen. Daar is immers niemand, die hem wederstaan kan. Daar is toen €D aaroe niets, wat hem kan weder streven? Zoo gaat Saulus, zoo gaat dö ip*eiisch. die zichzelf zal wezen, die het eigen pad wel banen zal, zijn sterken! weg. Tot tot z'n Tegenstander JiemJ te machtig wordt. Tot God' Hem te genhoudt. Tot het hem openbaar wordt dat er boven het natuurlijk licht dezer aarde bovennatuurlijke glanzen ziin. Tot hp 't bemerkt, dat hij niet verder kan en de vraag der verwondering uit zijn zie! springt: Wie zijt gij, Heere? Dit is- ge voelt het een vraag, vol verwondering. De mensch dezer wereld gelooft niet aan de macht Gods. Het tegenstrevend! kind, zooals Saulus, wil zich niet aan God onderwerpen en gevangen geven. 'Bovendien meent hij niet gevangen ge nomen te kunnen worden. Hij meent zijn eeuwig levenslot in eigen handen te hebben. Vandaar dat bij de ontmoeting met Jezus, bij de eerste aanraking, als hij1 Ibemerkt tot staan gebracht te zijnr ter aarde valt en verwonderd, hoogst verbaasd uitroeptWie zijt gij, Heere Dat is ook de levensvraag. Het is de vraag, waarin uitkomt, dat ge niet weet, wie ge ontmoet hebt. Maar dit weet ge wel, dat ge Eén •ontmoet hebt. Die sterker is aan gij. Die u aan kan. Zoo is het ook. Het Evangelie van Jezus Christus! is geen zoetelijkeprediking van veel. lieve woordjes, maar het is kracht. Het is de donderende prediking vara den Christus der'almacnt. Jezus Chris tus, de Overwinnaar over den dood, houdt rnenschenzielen staande, breekt het onbreekbare, verbrijzelt hét on verwoestbare. Daarom is het de levensvraag, om dat Saulus voelt, dat hier Iemand aan zijn leven gekomen is. Hij wist niet, wie hij achterna zat. Hij was zich niet bewust, wat hij deed. Maar hier ont moet Saulus de door hem Achtervolg de. Hier is Jezus. Die hem door Ziin Goddelijk licht omschijnt en hem toe spreekt. Vandaar de.vraag: Heere, wie zijt gij? Vandaar de vraag der verwondering Maar wie zijt gij, Heere?- Vandaar de levensvraag. I De levensvraag. Dit verstaat niet ieder. Maar die Je zus voor het eerst ontmoet heeft, die FEUILLETON. Niets menschelijks vreemd Een episode uit de geschiedenis van de Christenen op het Sinaïtisch Schiereiland omstreeks het jaar 300. 7 -o- Tegenover Paulus echter had hij, in de stemming waarin hij verkeerde, den moed daartoe, daarom zeide hij: „Ik hoop stellig op het paradijs, doch het wordt ons in elk geval eerst pa den dood geopend. De christen moet geduld hebben; waarom wacht gij niet op den hemel tot de Heiland u roept, en wilt gij zijne vreugde reeds hier op aarde genieten? Eerst het eene, en dan het andere! Waartoe heeft God ons de gaven des lichaams gegeven, dan om ze te gebruiken? Schoonheid en kracht zijn waarlijk niet gering te achten, en een gek alleen geeft iemand kostelijke geschenken om ze weg te werpen". Paulus kon niet nalaten wederom met verbazing den jongeman aan te zien, die zijn vader en hem tot deze ure in alle geestelijke dingen zonder tegenspraak was gevolgd, en ant woordde, terwijl hij het hoofd schudde: „Zoo denken de kinderen dezer wereld, die verre staan van den Allerhoogste. Gewis, wij zijn evenbeelden Gods. maar welke zoon kust het beeld zijns va Uprri beeft- leeren kermen in de kracht* II'ebt Ziiner Maiesteit, die heeft dif iperoepen. Die heeft dit bemerkt, met TemaP'd) te doen te hebben gekregen. die zeer groote macht heeft. De eerste ontmoeting van Jezus en den zondaar, is er een van kracht. Is er een van openbaring. Jezus is kracht! Jezus is Almacht. Och. Saulus valt daar maar niet ter aarde en hii is maór niet alleen verblind. Dit is slechts dö uiterlijke openbaring van wat inner lijk plaats greep. Maar Saulus is hien zoo terneer geworpen, dat hij gebroken in zijn kracht, dat hij, de zelfbewuste, vrag'en moet. vragen moet de levens; vraag tot Jezus: Wie zijt gij, Heere? Daar zijn zoovele menschen, die dè verzenen tegen de prikkels slaan. Zoo veel jonge vrienden onder ons, die het Erobeeren tegen Jezus. Die zich niet uigen willen. "Weten zij, wie Jezus! is Zoodra ze dit weten, zoodra ze Hem waarlijk ontmoeten zullen ze ver wonderd uitroepen: Wie zijt gij, Heere Hebt ge die vraag reeds gedaan? Deze levensvraag is ze gekomen uit uw hart? De levensvraag. Want de menschen dezer wereld, de dooden ze weten niet, wie Je zus is. Ze hebben een geheel verkeer de voorstelling van Jezus. Hij is de Martelaar aan het kruis, de groote Zelfverloochenaar, de Heilige Naza- rener, de groote Idealist. Ja, Jezus is de Christus van het kruis. Maar dat is Hij niet alleen. Hij isi de Verrezene. Hij is Gods Zoon. Hij! is God. Die Hem niet kent, die weet dit me'ti Die weet niet, helaas niet, welk een kracht J.ezus in ons leven is. En vandaar, dat de mensch dezen aarde, die voor het eerst Jezus ont moet, vol verwondering vraagt: Wie zijt gij, Heere? En vandaar dat wij 9ns verblijden, als er ergens weer één ter aarde ge vallen is en geroepen heeft: Wie zijt gij, Heere? Want, dit is de levensvraag. Dit is de vraag van den doode in in zonde en schuld, die Het Leven ontmoet heeft. IK ZAL HEM ZIEN Ik zal Hem zien, Die voor mij werd) geboren, In Beth'lem's stal, als Kindje klein en teer. Het Paradijs, dat voor mij was verlo ren. Ontsloot Hij door Zijn komst op aarde weer. Ik zal' Hem zien, Die voor mij heeft geleden. Zijn leven lang, van kribbe at tot kruis Die in die smart voor mij nog heeft gebeden. Een zondaar, afgedwaald van 't Va derhuis. Ik zal' Hem zien, Die voor mij is ge storven Aan 't ruwe hout, op Golgotha ge plant, Die door Zijn dood, den weg mij heeft ontsloten Die voert van d' aard naar 't eeuwig Vaderland. Ik zal Hem zien. Die henenvoer ten hemel, Na 't werk door Hem op aard voor ons volbracht. O zalig uitzicht, dat mij nu hier- Boven, Mij eens mijn dierb're Heiland wacht. KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK. Beroepen: Te Puttershoek, C. J. v. d. Graaf te Ameide. Aangenomen: Naar 's Heeren- berg, H. M. Sasse te Schoonoord. Bedankt: Voor Uitwijk (gem. Alm kerk), cand. P. v. Schouwenburg, te Amsterdam. Voor Elburg, H. A. Leenmans te Delft. ders, wanneer de vader zelf hem zijne lippen voorhoudt?'' Paulus had „moeder" in plaats van „vader" willen zeggen; daar hij echter nog intijds bedacht, dat Hermas reeds zoo vroeg het voorrecht had moeten missen van eene moeder te kunnen omhelzen, had hij het verbeterd. Hij behoorde tot de zoodanigen, die het zooveel leed zou doen anderen te kwet sen, dat zij, als konden zij gissen,waar ook zelfs de meest verborgene wonden van hunne naasten gelegen 'zijn, ze nimmer willen aanraken dan om ze te heelen. In den regel sprak hij niet veel, heden echter ging hij haastig voort: „Zooveel hooger God staat boven ons erbarme lijk Ik, zooveel waardiger is het ook voor een christen aan hem te denken, in plaats van aan zijn eigen persoon. O, indien het ons gelukken kon dit Ik geheel te- verliezen en op te gaan in God! Maar het loopt ons altijd achter na, en wanneer de ziel meent zich reeds in den' Allerhoogste opgelost te hebben, roept het: „Hier ben ik", en trekt bet edelste deel van ons wezen terug in 't stof. Het is ellendig genoeg, da. wij .onze ziel in liare vlucht belem meren, en ons vergankelijk deel tot schade van het eeuwige door brood en water en armzalig slapen onderhou den en versterken moeten, terwijl wij zoo gaarne zouden vasten en waken. Zullen wij dan het vleesch nog, tot schade der ziel, zulke eischen toestaan, die zicli zoo gemakkelijk laten afwij PeroencT Te Moerkapelle, A. VerhaCPn fo AANSLAG BETAALD. De Ned. Herv. gemeente te Noord- wolde heeft thans, den aanslag van den Raad van Beheer betaald en zal tot het beroepingswerk overgaan. DS. A. v. d. HEIJDEN. Naar De Standaard verneemt, is de toestand van Ds. A. v. d. Heijden, rec tor der Theologische school te Apel doorn, thans zeer slecht. Het einde wordt ieder oogenblik verwacht. DE SYNODE DER GEREF. KERKEN. Door de Free Church of Scotland zijn naar de Generale Synode der Ge- ref. Kerken te Groningen afgevaar digd: Rev. Alexander Dewar F. K. G. S. Super intendent of the1 Free Ch. Mission in South-Africa, en Sir James Simpson S. S. C. of the Firm of Mes- sis Simpson en Marwick, Law agents to the F, Ch. of Scotland; door de United Free Church of Scot land Rev. E. J. Hagan O. B. E. B. A. Edinburgh; door the United original Succession Church of Scotland Rev. Robert Ro bertson, Orksey. VORDERINGEN VAN JONGENS EN MEISJES. In het' zooeven uitgekomen Juni- nemmer van het „Zft. f. pad. Psycho logie" deelt de heer B. J. Douwes te Appingedam mede, dat hij met toe stemming van prof. dr. G. Heymans in een volksschool te Groningen geduren de zeven jaren de vorderingscijfers vermelde van 80 'jongens en 80 meis jes van 12 jaren. De waardeeringscij- fers die loopen van 1 tot 5 waren: Meisjes: rekenen 4.24; „zuiver schrij ven" 3.81; opstel 4.24; lezen 4.12. Jon gens: rekenen 4.16; „zuiver schrijven' 3.36; opstel-4.05; lezen 3.76. Waarüit volgens den schrijver blijkt dat meisjes een kleinen voorsprong hebben boven jongens. Het is wel opmerkelijk, dat meisjes beter rekenen dan jopgens, maar dat zal wel zoo zijn. Immers voor rekenen kan men cijfers geven, dié positieve beteekenis hebben, door het aantal goedgemaakte sommen als norm te ne men. Dat meisjes beter opstellen maken is, onafhankelijk van de gegevens van den heer Douwes, aan te nemen en daar zijn resultaat bevestigt, wat zon- der meting bekend was, kan het re sultaat als juist worden aangenomen. Een bezwaar tegen dergelijke op waardeeringscijfers berustende con clusies is evenwel dat die cijfers geen objectieve beteekenis hebben (behalve het cijfer voor rekenen en zonder fou ten schrijven). Cijfers voor lezen en opstel bevatten te veel subjectiefs om meegerekend te mogen worden. We herinneren aan het artikel van den heer Diels in „Paedagogische Stu diën" waaruit bleek, hoe verschillend alle ondervraagde onderwijsmenschen eenzelfde opstel waardeeren. We zou den daarom de conclusie, dat meisjes van 12 jaar een kleinen voorsprong op jongens hebben, niét durven onder schrijven. REKENTESTS VOOR DE LAGERE SCHOLEN. In Londen heeft dr. Ballard eenige jaren geleden een serie tests samenge steld voor het onderzoek van school kinderen („The New Examiner"), waar onder ook rekentests voorkomen. Ze zijn verdeeld in twee groepen: mecha nisch hoofdrekenen en mondeling vraagstukken oplossen. Voorbeelden eerste groep* 8+5; 8+9—3+2; 63X5:9; 231X201; 2 uur 35 min. 15 sec.+46 m. 50.sec.; 1/2+1/3; 3/8+4/5:3/4. Voorbeelden tweede groep: Welk getal ligt -midden tusschen 12 en 18? Als ik het woord giraffe 8 keer schrijf, hoeveel letters schrijf ik dan? Als iemands salaris eerst met 10 verhoogd is en toen weer met 10 ver laagd, hoeveel heeft hij dan meer of minder dan in het begin en hoeveel procent? Op voorbeeld van Ballard en met van hem gewijzigd onvergenomen op- zen? Slechts hij, die zijn rampzalig Ik veracht en prijs geeft, zal door de ge nade des Verlossers, als hij zichzelven verloren heeft, zich wedervinden in God." Hermas had den Anachoreet gedul dig aangehoord. Thans schudde hij het hoofd en zeide: „Ik versta noch u, noch mijn vader. Zoolang ik op deze aarde wandel ben ik Ik en geen an der. Na den dood echter, maar ook eerst dan, begint het nieuwe eeuwige leven". „In geeraen deele", hernam Paulus, hem met levendigheid in de rede val lende. „Dat andere hoogere leven waar van gij spreekt, begin niet eerst aan gene zijde des grafs voor hem, die hier reeds zonder ophouden tracht terwijl hij leeft te sterven, zijn vleesch te doo- aen, de eischen der zinnelijkheid te overwinnen, de wereld en zijn Ik te verloochenen, en den Heer te zoeken Het was velen vergund reeds te mid den van dit leven wedergeboren te v,-orden tot een hooger bestaan. Zie mij aan, den armsten van alle armen. Ik ben een weten en toch ben ik voor den Heer zoo zeker een ander, dan die ik was vóór zijne genade mij aangreep, als deze palmtwijg, die opschiet uit den wortel van een omgevallen boom, niet één is met den verrótten stam. Ik ben een heiden geweest, en elke lust der zinnelijkheid heb ik met volle teugen genoten. Daarna ben ik een christen geworden; de genade des Heeren is over mij gekomen; ik werd op nieuw RECLAME. tvacA 3 groote stukken m Dobbelman's «H M Toiletzeep. B alleen Zaterdag. ets. op vertoon van dezen Bon. gaven zal het advies-bureau van het Nutssemiriarium te Amsterdam waarvan prof. Geza Rèvèsz de psycho logische leiding heeft een onder zoek instellen aan een 25-tal openbare scholen, in verschillende stadswijken en met maatschappelijk sterk uiteen- loopende schoolbevolking. Het doel is, naar de heer G. van Veen, de organisatorische leider mede deelt, geenszins, normen vast te stel len of de resultaten van het reken onderwijs te controleeren, maar al leen óm studiemateriaal te verzame len, om te weten te komen, welke soor ten van fouten op bepaalde soorten van scholen gemaakt worden, i Het onderzoek betreft het zesde leer jaar. Het is voorloopig dus niet meer dan een diagnostieke kwestie. Later zal overwogen worden of er\ in hoeverre het verzamelde materiaal bruikbaar is bij de .beoordeeling van 't vraagstuk aansluiting lageremiddel bare en tevens of het gewenscht is een soortgelijk onderzoek ook voor ande re vakken te houden. UIT ONZE INDIEN. BRAND. Te Makassar is een goedang, waar in rottan en damar waren opgeslagen en behoorend aan de N.V. Handelmaat schappij Heng Hong uitgebrand. Alles was verzekerd. De schade bedraagt drie ton. Oorzaak van den brand is onbekend. DE KONINKLIJKE RADIO-REDE IN DE WEST. De Curagaosche medewerker van De Residentiebode meldt, dat de ont vangst aldaar van de radio-rede der koningin een „totale mislukking" was. Aan belangstelling ontbrak het niet, maar verder ontbrak ook alles. De menigte stond opgepakt voor èen klein gebouwtje, waarin 2 open deu ren; de luidspreker juist van het pu bliek afgekeerd; moest zoo de rede ten gehoore gebracht worden? We zouden maar afwachten, staande tusschen sta pels afgekeurde buizen, telefoonpalen en bakens, bergen oud roest. Dat was de plaats waar het Curagaosche gou vernement aan de uitgenoodigden de rede van de Koningin zou laten hoo- ren. Het werd 6,03, 5, 10; we hoorden het gehuil wat bij de radio het zoeken van stations vergezelt, het werd stil; er werd gesproken, maar wie het hoor den? De ambtenaren die het toestel bedienden, de waarnemende gouver neur, en een redacteur van een der bladen. En onder het spreken reeds gingen de belangstellenden teleurgesteld weg. De heele vertooning was meer dan schande. „TOEKANG PESTOL"! Door den Landraad te Soerabaja is een aanvang gemaakt met de zaak be treffende de geheime communistische vereeniging Petjat Tondo Panggroeat, uit de buurt van Soerabaja, welke eenigen tijd na de Novembergebeurte- nissen ontdekt werd, en die ten doel had: roofpartijen, het vermoorden van Europeesche en Inlandsche ambtena ren en het weigeren van-alle belasting plichten. geboren en andermaal een kind, maar ditmaal, mijn Verlosser zij dank! een kind des Heeren. Midden in het leven stierf ik, stond ik op, vond ik de vreug de des hemels. Eens was Ik Menander, en als Saulus ben ik Paulus geworden. Alles wat Menander lief was: baden gastmalen, tooneelspelen, paarden en wagens, wedstrijden, zalvingen, rozen en kransen, purperen kleederen, ge zang en vrouwenliefde, dat alles ligt achter mij als een vuil moeras, waar aan de wandelaar met moeite is. ont komen. Geen ader van den ouden mensch. is in dén nieuwen teruggeble ven, en gelijk voor mij, zoo is voor alle vromen midden op den weg naar liet graf een nieuw leven begonnen. Ook uwe ure zal slaan, ook gij zult afster ven „Ware ik slechts als gij een Menan der geweest!" riep Hennas uit, den ander haastig in de rede val tend. .Floe kan men iets van zich we» p»»n, wat men nooit bezeten heeft? Om te kun nen sterven, moet men eerst leven! Dit jammerlijk leven is veivachte!ijk in mijn oog, en ik ben het moede- u na te loopen als een kalf een koe. Ik ben een vrij mq,n en van een edel geslacht, dat heeft mijn vader mij zelf gezegd, en waarlijk ik ben niet zwakker dan de burgerzonen in tie stad, die ik van het badnuis naar net worstelperk volgde". „Zijt gij dan in de palaestra ge weest?" vroeg Paulus verwonderd. „In het Timagetische worstelperk!" AAN HET ZOEKLICHT. Leiden, 25 Juni 1927. De Banier, het orgaan der S. G. P.. schrijft in het laatste nummer ouder het kopje „Dus veroordeeld!": Hoe'lang'zal de wetgever blind blijven voor de ontzettende schade, die hij aanbrengt door menschen te veroordeelen, die geen kwaad hebben gedaan. De Min. van Justitie achtte ingrijpen hier blijkbaar niet noodig, hoewel hij A.R. is. Wel neen, laat die vrouwen maar worden be boet en zoo noodig in de gevangenis geworpen of administratief vervolgd Een ministerieel woord kan zooveel voorkomen. Nu wekt de Regeering zelf minachting voor de wet; èen verbittering in honderden gemoede ren, een vloek waar gebed noodig is. De Regeering grave haar eigen graf. Och, De Banier leert het nooit! Ze beseft niet, dat het wel kwaad is om ongehoorzaam te zijn. Wanneer deze vrouwen op den stemdag even te gen den voorzitter van het stembureau hadden gezegd, dat ze gewetensbezwa ren hadden om te stemmen, ^dan was er niets gebeurd. Dat deden ze niet, en- dat is ongehoorzaamheid aan de wet. Als de heer K. met een rijwiel rijdt aan den verkeerden kant van den weg als hij een schadelijk wild schiet zon der vergunning, als hij.... de geval len liggen voor het grijpen. In al die gevallen doet hij op zich zelf geen kwaad, maar de openbare orde ver biedt het en daarom is het kwaad. Zou De Banier die waarheid nooit willen erkennen? OBSERVATOR. Onder het zevental beklaagden, die het bestuur dezer vereeniging vorm den komen o.m. voor een inlandsch onderwijzer, een dorpshoofd, een in landsch politie-rechercheur en een „toekang pestol", d.i. de man, die be last was met het vervaardigen of re- pareeren der vuurwapens voor de ver eeniging! TAN MALAKA. Geruchten doen de ronde ter Suma tra's Westkust, dat Tan Malaka de be ruchte hoofdleider der> communisten, die van uit Singapore den opstand zou hebben voorbereid, zich, als Chinees vermomd, in dat gewest zou bevinden, teneinde daar persoonlijk de organi satie weer op te bouwen. Inderdaad werd een paar maanden geleden door een patrouille onder lui tenant Gouifeen spoor van zijn verblijf gevonden, dat toen echter reeds onge veer twee maanden oud was; o.a. wer den toen sterke aanwijzingen verkre gen, dat hij een bezoek had gebracht aan een Chineeschen ingezetene te Priaman. Vermoed wordt echter, dat Tan Malaka sedert weer naar Singa pore is teruggekeerd. HULDE AAN HET INDISCHE LEGER In het afdeelingsverslag van den Volksraad over de begrooting van Oor log, wordt algemeen hulde gebracht aan het leger voor het optredeh in Bantam, Sumatra's Westkust en At- jeh. Eenige leden protesteerden in zeer scherpe bewoordingen tegen de mede- deeling in de Memorie van Antwoord, aan de Eerste «Kamer der Staten Ge neraal, over.de begrooting voor Ned. Indië voor 1927, als zou het leger vol doende toegerust zijn, om den buiten- landschen vijand te kunnen bestrijden Velen spraken hun voldoening uit over de versterking van het leger, zij vreezen echter, dat deze versterking niet voldoende is, omdat men bezui nigd heeft op hetgeen door het leger- commando aanvankelijk was aange vraagd. IR. J. BLACKSTONE. Den directeur van het Departement der Burgerlijke Openbare Werken, Ir. J. Blackstone, is met ingang van 6 September a.s. op zijn verzoek eervol ontslag verleend, onder dankbetuiging voor de door hem den lande bewezen diensten. riep Hermas in. geestdrift. „Vóór de poort zag ik de spelen der jongelingen, hoe zij woi' 'telden en met zware schij ven naar een doel wierpen. De oogen sprongen mij bijna uit het hoofd, toen ik dit aanzag, en ik zou het luid heb ben kunnen uitschreeuwen van spijt, dat ik daar zoo staan moest met die lompe vacht en uitgestoten blijven van dien wedkamp. Als Pachomius er niet op aangekomen was, bij de wonden des Heilands, ik zou in de baan zijn gesprongen, ik zou den sterksten van allen zeker uitgedaagd en met hem geworsteld hebben, ik zouft de schijf verder hebben geslingerd dan die wel riekende gek, die de overwinning be haalde en dien zij bekransten". „Dank Pachomius", zeide Paulus lachend, „dat hij u terughield, want gij zoudt in het worstelperk slechts bespotting en schande hebben verwor ven, Stérk zijt gij zeker, maar het werpen met de schijf moet geleerd worden, gelijk andere kunst. Hercules zelf zou hij dit spel moeten onder doen zonder oefening en kennis der handgrepen". „Het zou de eerste maal niet geweest zijn, dat ik wierp", hernam de jonge ling. „Zie maar eens wat ik kan! Bij deze woorden bukte hij, nam een der platte steenen op, die hier bij me nigte lagen om den weg vast te ma ken, strekte krachtig den arm achter waarts, en slingerde de werpschijf van graniet over de helling in de diepte (Wordt vervolgd,)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1927 | | pagina 5