NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN DINSDAG 26 APRIL 1927 wege hun beperkten tijd een candida- tuur voor de Tweede Kamer afsloegen, maar ons volk wel als lid van de Eer ste Kamer willen dienen. Maar al9 ons Hoogerhuis nu de allures van de Tweede Kamer gaat aannemen, blij ven ze thuis. Ze zijn geen lid van de Eerste Kamer geworden om naar aller lei propagandistische redevoeringen te luisteren. De praatgrage leden van de Eerste Kamer hebben Vrijdag van hun weg blijvende medeleden een aardig lesje in ontvangst te nemen gehad. We ho pen dat het min of meer zal helpen, al zijn we er niet geheel gerust op. Ook in dit opzicht zijn vooral de sociaal-de mocraten hardleersch! Een kinderlijk genoegen. Na de verwerping van het Belgisch Verdrag, schrijft het Handelsblad, hebben wij er de aandacht op geves tigd, dat men goed zou doen niet boos te worden, wanneer van den anderen kant de teleurstelling heel onaangena me vormen zou aannemen. Dat heeft men in Nederland zeer wel beseft. Men heeft zich onthouden van replieken op de boosheden in de pers, men heeft den heer Ca/steleyn al de bit terheid van zijn gemoed laten uiten in de Antwerpsche Kamer van Koophan del, zonder zich daardoor te laten ver leiden tot een weerwoord. Dat heeft goede gevolgen gehad. De heer Casteleyn heeft geen verdere re devoeringen gehouden. Op dezelfde wijze heeft men van deze zijde gereageerd op de kwajon gensstreken in Roosteren en Susteren, ondanks het feit, dat naar later bleek, een actief officier daaraan deelnam. Ook de betooging van de Ligue mari time van gisteren in Brussel en de strooierij van biljetjes uit een vliegma chine boven Maastricht behoeven aan ons niet de minste aanleiding te geven om een andere houding aan te nemen. „Sunt pueri pueri, pueri puerilia traotant", kan tegenover deze dingen zeer wel onze overweging zijn. Er zijn er evenwel in ons land, die zich afvragen, of de Belgische regee ring niet verstandig zou doen, wan neer zij deze dingen iets minder „en bagatelle" behandelde. Dat zou het inderdaad voor ons des te gemakkelijker maken, om ons te be palen tot een ophalen onzer wenk brauwen, wanneer vrijnioedige jonge lingen van allerlei leeftijd uit België hun zonderlinge spelletjes spelen met de bevrijding van Limburg en de on derwerping van de Schelde, of optoch ten houden met borden, waarop „weg met de Hollanders" staat te lezen. Maar misschien vreest de regeering te Brussel, dat zij dit kinderlijk be drijf zou aanmoedigen, als ze door re pressie van welken aard ook, uit in ternationale hoffelijkheid begonnen, den indruk vestigde, als kon iemand deze jeugdige Galliërs inderdaad „au vsérieux" nemen. Daarover heeft stellig de Belgische regeering een meer gefundeerd oor deel dan wij en ook dat zal men dus het best aan de -prudentie der regee ring overlaten KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK. Beroepen: Te Monster, G. Enke laar, te Ter Aar; Te Anloo (toez.) cand. De Jonge, te Breda. Te Wildervank, J. N. Sevenster, te Oldehove. Te Enter, J. H. van Paddenburg, te Elspeet. Te Muiden, C. B. Holland, te Huizen (N.- H.(. Te Hansweert, J. C. Necleman, te Eikerzee. Te Katwijk aan Zee, W. M. A. Kalkman te Werkendam. Aangenomen: Naar Dedems- vaart, W. A. Zeydner, te 's-Heerenberg GEREF. KERKEN. Beroepen; Te Bellingwolde en Nieuweschans, E. de Jong, cand. te Rotterdam. Aangenomen: Naar Musselka- naal, D. J. Velsink, te Arum. Naar Dronrijp, S. Wouters, cand. te Exmor- ra. Bedankt: Voor Koog-Zaandijk, Blokzijl, Hïdwolda, Kielwindeweer, Zoutkamp, Ternaard, Ooster-Nijkerk, Paesens, Achlum, Tzum, Wommels, Tijnje en Oudehorne, S. Wouters, cand te Exmorra. Voor Houwerzijl, J. W. van Tol, van Scharrendijke. Ds. H. KWINT. Gisteren herdacht Ds. H. Kwint, Ned Herv. predikant te Utrecht, den dag, waarop hij voor 30 jaren in het ambt to Nieuw- en St. Joosland bevestigd werd. In 1901 ging hij naar Gorinchem om zich 6 Maart 1910 aan de Utrecht s-me gemeente te verbinden. DE GEREF. KERK VAN GRONINGEN De 5 geldleening, ten bate der Geref. Kerk van Groningen, groot f 100.000, waarop de inschrijving gis teren werd opengesteld bij de Boaz- bank, Handels- en Landbouwbank, en da firma J. Pik, aldaar, was gister middag 12 uur reeds volt eekend. BEROEPINGSWERK. De Geref. Kerken van Andel en Giessen (N.-B.) besloten een combina tie aan te gaan tot het beroepen van een predikant. De classis Almkerk ver leende daaraan baar goedkeuring. RADIO OMROEP EN GEESTELIJKE VERZORGING. De Kerkeraad der Geref. Kerk te Delft besloot op de Classis een voor stel te brengen ter doorzending naar de Generale Synode: a. dat bedoelt regeling van den Radio-omroep voor Kerkdiensten; b. inzake de geestelijke verzorging van Gereformeerde Neder landers in Canada. ZEN DINGS. EN EVANGELISATIE DAG. De classis Almkerk der Geref. Ker ken hoopt op 2den Pinksterdag a.s. een ZendingsEvangelisatiedag te hou den. DE SALATIGA-ZENDING. De Salatiga-Zending zal 28 dezer te Utrecht haar jaarlijksche vergadering houden waarin de zendelingen Kabe- litz en Bax, die spoedig naar het zen- dingsveld hopen terug te kunnen kee- ren, een woord van afscheid zullen spreken. OPENS. ONDERWIJS IN HAARLEM. Ged. Staten van Noord-Holland heb ben de meaning gevraagd van den ge meente-raad van Haarlem over een op merking van den hoofdinspecteur van het L. O. in de 4e hoofdinspectie betref iende den toestand van het L. O. in Haarlem. De hoofdinspecteur is van meening, dat minstens twee openbare lagere scholen voor opheffing in aan merking komen; Deze meening is ge grond op het feit, dat aan 4 scholen een of meer leerjaren ontbreken. B. en W. wijzen er nu op, dat hier eenerzij ds sprake is van „uitdunning" van scholen, daarnaast van behoefte aan schoolruimte in de buitenwijken. En zij berekenen, dat de 17 ontbreken de leerjaren, welke den hoofdinspec teur tot zijn meening aanleiding ga ven, tot 11 moeten worden «terugge bracht .Afgezien daarvan wordt door B. en W. niet toegegeven, dat een te veel van 17, dus feitelijk 11, lokalen, zou beteekenen, dat er 2 scholen te veel zijn. B. en W. stellen daarom voor hen te machtigen aan Ged. Staten te antwoor den, dat de meening van den hoofdin specteur niet wordt gedeeld, en dat niet tot opheffing van scholen zal wor den overgegaan. BINNENLAND. EEN NIEUWE KWAJONGENS STREEK. De „N. R. Crt."-correspondent te Brussel meldt: Evenals bij het incident te Rooste ren, een paar weken geleden, wii men in officieele kringen in België aan het gebeurde te Maastricht, waar door 'n Belgisch vliegtuig annexionistische strooibiljetten werden uitgeworpen, niet het minste politieke belang hech- ten. Het departement van buitenland- sche zaken, waar ik nadere inlichtin gen vroeg, heeft mij het volgende me degedeeld: In officieele Belgische kringen be zit men geen, enkel bericht over het incident, dat zich Zondag te Maas tricht zou hebben voorgedaan, waar een Belgisch vliegtuig boven de stad zof! hebben gevlogen en strooibiljetten zou hebben uitgeworpen, waarop aan gestuurd wordt op een vereeniging van België en Nederlandsch Limburg. Mocht dit feit juist worden bevonden, dan zou mendie betooging als een nieuwe en betreurenswaardige kwa jongensstreek in den aard van die, welke een 14-tal dagen geleden werd bedreven, moeten beschouwen. Deze daad, bedreven door onverantwoorde lijke personen, ontsnapt geheel aan de controle van de Belgische regeering, te meer, waar het hier. ongetwijfeld een vliegtuig gold, toebehoorend aan particuliere diensten. Er is naar aanleiding van het inci dent van 14 dagen geleden gezegd, dat een Belgisch officier daarin be trokken was. Niets van dien aard kon tot beden worden vastgesteld. HET NEDERLANDSCH-BELGISCHE VERDRAG. Uit Brussel wordt gemeld: De Etoile Beige bericht, dat de Ne- derlandsche gezant te Brussel, die op verzoek van de Nederlandsche regee ring een week in Den Haag heeft ver toefd, in Brussel is teruggekeerd. Men zou hebben nagegaan, hoe de Neder landsche regeering tot nieuwe directe onderhandelingen met België zou kim nen komen. Het schijnt zeker, dat de Nederlan- sche gezant eerstdaags een onderhoud met minister Vandervelde zal hebben over een hervatting van de onderhan delingen. HET DURE BELGISCHE PLAN VAN DE BAAN? De Handelsblad correspondent Ny- pels seint uit Maastricht: In tegenstelling tot berichten in de Belgische pers, als zou de Belgische sub-commissie, welke zich thans bezig houdt met de bestudeering van diver se plannen voor den nieuwen water weg LuikAntwerpen, reeds tot de conclusie gekomen zijn, dat ons ge bied van Maastricht verder gemeden zal moeten worden, kan ik thans me- dedeelen, dat integendeel de kans met den dag grooter wordt, dat genoegen genomen zal worden met verbetering van het bestaande kanaal. De oppo sitie tegen het dure plan van inge nieur Van Caenegem neemt zoo sterk toe, dat de kans, dat dit uitgevoerd zal worden, uiterst gering geworden is Doordat een verklaring van de Neder landsche regeering uitbleef, dat deze ook na de verwerping van het verdrag bereid gebleven is de doorvaart door de zoogenaamde enclave ten genoege van de Belgen te regelen, kon door voorstanders van het kanaal buiten ons,gebied om gewerkt worden met ar gumenten, welke totaal vaïsch zijn, maar waardoor helaas de indruk kon gevestigd worden, dat het kanaal door Maastricht onaanneembaar geworden was. Ik meen te mogen^ vertrouwen, dat de onjuistheid dezer argumenten bin nen enkele dagen dusdanig aaiige toond zal wezen, dat het gevaar afge wend wordt, dat de Walen op onjuiste gronden het noodelóos dure plan zou den aanvaarden. Zooals de zaken nu staan, behoeft men zich zijns inziens in Maastricht niet meer ongerust te maken, daar de toonaangevende en invloedrijkste kringen in Walenland, bij gebleken medewerking onzerzijds, reeds teruggekeerd zijn tot de goed koopste en snelste oplossing van ver betering van het bestaande kanaal, eventueel met een bescheiden zijka naaltje LixbeHasseltKempensche kolenbekken. HERZIENING VAN DEN DIENST DER GENIE. De minister van oorlog, de heer Lambooy, heeft gisterenmiddag in een der zalen van zijn departement gein- stalleerd de commissie inzake den dienst der genie, welke, zooals dezer dagen bericht werd, ingesteld is onder voorzitterschap «van den gepens. Luite nant-generaal W. F. Pop, vodl'zitter der bezuinigingscommissie. De minister hield daarbij de volgen de toespraak: Bij den aanvang van de eerste sa menkomst van u, mijne heeren, die de commissie zullen vormen, welke zal hebben na te gaan, of en, zoo ja, in hoeverre het mogelijk en wensche- lijk zal zijn, den dienst der genie te herzien, stel ik er prijs op, u, mede namens mijne ambtgenooten van fi nanciën en van waterstaat, te verwel komen. De samenstelling van de com missie geeft "ons groote waarborgen, dat door u uitstekend werk zal worden verricht. Wij waardeereri het zeer, dat de be zuinigingscommissie, aan welke door den minister van financiën is ge vraagd, een voorzitter van deze com missie te willen aanwijzen, daartoe haar voorzitter, oud-luitenant-generaal W. F. Pop, oud-minister van oorlog, heeft willen en .kunnen beschikbaar stellen, en wel omdat wij gelet op de verschillende hooge functiën, welke - door hem in 's Rijks dienst vroeger zijn vervuld en daardoor volstrekt zeker van kunnen zijn, dat het inder daad zoo moeilijke en veelzijdige vraagstuk, dat tot een oplossing zal moeten worden gébracht, op de ern stige en zaakkundige wijze, welke zeer zeker noodzakelijk is, zal worden be studeerd en uitgewerkt. De algemeene beginselen, welke de commissie bij baar arbeid tot richt snoer kunnen dienen, zijn eenigen tijd geleden reeds schriftelijk ter kennis gebracht van den voorzitter en de le den. Ik vertrouw, dat daarmede voors hands zal kunnen worden volstaan en heb daaraan thans ook niets toe te voe gen. Het spreekt intusschen wel van- zelfzelf, dat ik, zoo zich bij uwen ar beid vraagpunten mochten voordoen, voor welker oplossing u over nadere inlichtingen of gegevens zou wenschen te beschikken, gaarne bereid zal wor den bevonden er voor zorg te dragen, dat die u steeds ten spoedigste zullen worden verstrekt. Ook wil ik, indien het gewenscht mocht blijken, de op dracht der commissie nader aan te vullen of te wijzigen, voorstellen daar toe gaarne overwegen. Nog een woord van dank aan mr. De Block voor het zich belangeloos beschikbaar stellen voor het beklee- den de functie van secretaris van deze commissie, welke ik hiermede verklaar te zijn geinstalleerd. BIJSETTING GENERAAL J. B. VAN KEUTS3. Het Uitvoerend Comité van de com missie tot huldiging van de nagedach tenis van generaal J. B. van Heutsz, brengt ter kennis van oud-officieren van land- en zeemacht, oud-ambtena ren Bn militaire en civiele verlofgan gers, die onder generaal van Heutsz gediend hebben, benevens alle minde re militairen en schepelingen, dragers van de Militaire Willemsorde, dat zij zich van heden af schriftelijk kunnen aanmelden bij het secretariaat van het Van Heutsz-comité, H'eerengracht 545 Amsterdam, voor het verkrijgen van een uitnoodiging t<?t het bijwonen der plechtige bijzetting van het stoffelijk overschot, op Donderdag 9 Juni a.s., te 2 uur n.m. op de Nieuwe Oosterbe graafplaats te Amsterdam. Het comité zal elke aanvrage in overweging nemen en daaraan zoo veel mogelijk voldoen, voor zoover de aanvragers daarvoor in de termen vallen en er plaatsen beschikbaar ziin. ,Het comité teekent hierbij aan, dat de uitnoodigingen uitsluitend persoon lijk zullen zijn en dat zij niet voor da mes gelden. Officieren en oud-officieren van de land- en zeemacht in uniform, versierd met de Militaire Willemsorde, die in den militairen begrafenisstoet wen schen ingedeeld te worden, kunnen zich mondeling of schriftelijk melden bij den Commandant van het Veldle ger, Fluweelen Burgwal 12. te 's-Gra- venhage. VLISSINGEN EN MIJ. DE SCHELDE. B. en W. van Vlissingen stellen den raad voor tot het aangaan van een verbintenis tegenover den Staat, waar door voor de toekomst wordt vastge steld, dat de Maatschappij „De Schel de" te Vlissingen gevestigd blijft en deze zich verder zal kunnen ont plooien door de totstandkoming van een nieuwe keersluis, waardoor het af leveren van de grootste zeeschepen mogelijk wordt. TWEEDE BLAD. Will PE BLflPEN ZEGGEN. Het senatoriaal schandaaltje. Vol zijn de kranten, schrijft de S ta n daard, van hot schandaaltje: wat sinds menschenheugenis niet voor kwam, gebeurde toen Vrijdag de Eer ste lvamer wegens gebrek aan bet ver eischte aantal leden niet kon vergade ren. De oude President verlaten op zijn zetel, de Minister voor ijdel vertoon uit zijn departement gehaald en last not least op den kostbaren tijd der journalisten nutteloos beslag gelegd- Geen wonder, dat hier en daar ern stige verwijten aan het adres van den Senaat worden gericht. Verwijten, die wel sterk afsteken bij de lofuitingen waarmee de Eerste Ka mer na do afstemming van het Bel gische Verdrag werd overladen. Zelfs voor zoo solied college als de Eerste Kamer blijkt het pijnlijk waar, dat het wel heel sterke beenen moeten zijn, die dé weelde kunnen dragen. Het ergste van het geval is, dat het hier maar niet gaat om een inciden- teele struikeling van enkel 3 leden, maar om een algemeene malaise, die nauw saamhangt met zekere verwor ding, die dezen tak van Volksverte genwoordiging bedreigt. Tot hiertoe onderscheidde z^ch de Eerste Kamer gunstig van haar colle ga aan de andere zijde van het Bin nenhof door haar rustig milieu, haar korter zittingsperiode, haar beperkter, meer algemeene debatten. Op bedenkelijke wijze werd den laat sten tijd dat verschil verdoezeld. Al te dikwijls werd de algemeene lijn losgelaten en bij splinterige detail kwesties de aandacht bepaald. I11 allen ernst werd de theorie verde digd, dat de rantsoeneering van spreek tijd, welke de Tweede Jvamer invoerde haar correctief moest vinden in onge bonden oratorie van de Eerste. Zoo kon het niet uitblijven, dat op den tijd der Senatoren onnatuurlijk veel beslag werd gelegd, v Eerst waren voor het Verdrag drie weken nooodig; toen werden aan het begrootingsdebat nagénoeg drie weken gewijd, en nog is het eind niet te zien. Onnatuurlijk is deze uitzetting der werkzaamheden, welke van haar le den veel meer tijd vraagt, dan in ge- moede gevorderd mag worden. Het incident van Vrijdag bevat een ernstige vermaning om dezen schade lijken weg te verlaten. Wordt die vermaning verstaan, dan brengt dit senatoriaal schandaaltje winst. De Chr. Amsterdammer zegt er dit van: „Een duidelijk lesje". Nog op een andere wijze deed de Eerste Kamer de vorige week van zich spreken. De zitting van Vrijdag is niet 'doorgegaan. De vergadering is tot Dinsdagavond verdaagd wegens onvol talligheid. Het is niet tot eer van ons Hooger- Jiuis, dat er van de vijftig leden niet eens zes en twintig aanwezig waren. Maar er zijn verzachtende omstan digheden. De begrootingsdebatten na men voor de Eerste Kamer minder ge- wenschte proporties aan. Het lidmaat schap van dit deel van onze Volksver tegenwoordiging moet waargenomen kunnen worden door mannen, die een veel-omvattende levenstaak hebben. In tegenstelling met het lidmaatschap van de Tweede Kamer, waarbij dit in de meeste gevallen niet mogelijk is, moet voor de leden van de Eerste Ka mer wel mogelijk blijven. Dan blijft die Kamer ook haar meer zakelijk ka rakter behouden en telt zij haar leden uit de meest onderscheiden kringen. Er zijn echter Eerste Kamerleden, die doen alsof zij lid van de Tweede Kamer zijn. Zij houden breedsprakige redevoeringen en houlen geen reke ning met het feit, dat in de Tweede Kamer de meeste dingen al uitvoerig besproken zijn. Vooral de socialistische Eerste Kamerleden zijn niet kort van stof. Zij maken van ons Hoogerhuis een echt praatcollege. Zij willen dit al thans doen. De meeste van onze sena toren zijn echter van deze praterij niet gediend. Daar zijn er onder,'die van- jfËUiLLETON. DORPóTQONEELEN. 19; 0— Wanneer er u niets aan gelegen is, kunt gij heengaan, waarheen ge wilt en mijnentwege fabrieksarbeider wor den en met uw bedelares trouwen". „Zoo is 't goed, Ludwig, toon hem, dat gij vader zijt," kehe Louise daar- tusschen, in woedende blijdschap. Lotz voer zonder onderbreking voort „Ik heb nu van uw halsstarrigheid ge noeg. Op staanden voet verklaart gij. dat ge aanstaanden Zondag naar Bo- denliausen gaat, of gij beleeft wat u en mij levenslang rouwen zal". In zwaren strijd stond Herman daar. Al het bloed was uit zijn gelaat ge weken. „Vader, ik kan niet, en al zou ik ook gebedeld brood moeten eten, ik kan niet." „Bedelaarsbrood, ja, dat zult ge eten Als ge dezen avond, als de avond-klok luidt, niet auders spreekt, gooi ik je juist zoo het huis uit, als Louise er die bedelares, uw Karlientje, uit heeft geworpen. Daar kunt ge zeker van zijn." Met die woorden ging Lotz in de aangrenzende slaapkamer en sloeg de deur dreunend toe. Vol leedvermaakt zag vrouw Mowel in het aschvale gelaat van haar neef; „Nu, Herman, nu moet ge buigen of bersten. Ge zult toch wel eerst af scheid van me- komen nemen, voor ge de wereld in gaat?" Zonder eenig antwoord te geven, ver wij derde Herman zich. Op zijn kamer pakte hij met bevende handen een bundeltje samen, zijn Zondagsche klee deren, nog een daagsch pak, schoenen en wat linnengoed, en verliet daarna het huis, waarin hij geboren was. De oude Lotz stond aan het raam en zag hem na. Hij wilde de deur openen, hem naroepen, maar Herman was den hoek reeds om. Lotz draaide zich om. Daar viel zijn oog op den bruidskrans van zijn over leden vrouw. „Goed, dat gij niet meer zijt, Anna", riep hij, en zuchtte steunend als een. doodelijk gewond dier. x XII. Het was een Octoberdag, een van die dagen, waarop de zon ons nog maals de heerlijkheid van den zomer te voorschijn tooveren wil. De hemel was smetteloos blauw, witte draden, „oudevrouwenzomer" noemt ze de volksmond zweefden langzaam door de windstille, warme lucht. De ver-af gelegen bergen teekenden zich duide lijk aan den horizon af. Men vergat, dat de zonneschijn op verwelkend loof en verdorrend gras viel en verheugde zich in het licht, de warmte, de hel derheid. Langs den weg van Hartenhausen naar Gunthersberg gingen op dien dag tusschen de hooge dennen twee meis jes, hand aan hand: Karlientje Joekel en Margaretha Thomhof. Waar het oeroude, verweerde steenen kruis stond, hielden zij stil en gingen op de voor het kruis geplaatste bank zitten. Langen tijd zaten zij daar, in gedach ten verloren, zwijgend naast elkaar. „Wat hebben de kinderen bij de be grafenis toch mooi gezongen", sprak op eenmaal Margaretha Thomhof. „Ach, Margaretha", antwoordde nu Karlientje Joekel, „er zijn toch nog goede menschen op de wereld. Ik kan het mijn leven lang niet vergelden, wat de onderwijzer en zijn moeder voor mij gedaan hebben. Denk eens aan, zij wilden niet eens hebben, dat ik het begrafenismaal betaalde". „Ik vrees slechts één zaak," meende Margaretha. „Wat dan?" „Dat de burgemeester van nu af een doodvijand is van den onderwijzer. Hij beschouwt de weldaad van den onder wijzer zeker als een persoonlijke belee- diging. Zijn vrouw, Louise, is gisteren op den openbaren weg zoo verschrik kelijk uitgevaren. Toen heeft mijn peetoom haar echter geducht onder handen genomen. Zooals gij, heeft hij gezegd, behandelt nog geen heiden een weeskind, welks vader pas gestorven is. Gij hadt voor Karlientje liet doods- maal moeten geven, in plaats daarvan natuurlijk jaagt gij haar uit uw huis, dan zijt gij meteen van dien plicht af. Wat fatsoenlijke menschen ervan den ken, behoef ik u niet te zeggen, dat hebt gij aan den grooten lijkstoet kun nen zi,en. Zoo heeft mijn peetoom ge zegd en begrijp eens, Louise, die toch anders niet op haar mondje is geval len, heeft geen stom woord meer ge zegd, maar is woedend haar huis in- geloopen". „Ja, ja", antwoordde Karlientje, „dat vergeven de burgemeester en z'n vrouw den onderwijzer nooit. Het doet mij leed voor den onderwijzer, en u doet 't zeker nog meer leed dan mij". „Waarom?" vroeg Margaretha en een lichte blos bedekte haar gelaat. Karlientje lachte goedmoedig. Dan sloeg zij haar arm om den hals barer vriendin en fluisterde: „Hij is u ook goed gezind. Dat kunt ge me gerust gelooven. Toen gij Woensdagavond in de school kwaamt, en mij .mede naar uw huis nemen wildet, straalde hem iets zonnigs in de oogen, toen gij de kamerdeur binnentradt. zoo iets zonnigs, weet je, wanneer een menscli in het diepste zijns harten een groote vreugde gevoelt. En daarna heeft hij u steeds geheel heimelijk blijven aanzien." „Ach, zwijg toch stil", zeide Marga retha beschaamd en verlegen. „Hoe komt ge op de gedachte? Ik pas toch niet hij hem. Ik ben een eenvoudig boerenmeisje, hij echter is een geleerd man. Ge kunt niet gelooven wat hij alles weet,-en hoe leerrijk hij over al le dingen spreken kan. Joost Rein- hardt, die hem 's avonds dikwijls be zoekt, zeide onlangs tot mijn vader: „dien man behouden wij niet lang, hij zal weldra als onderwijzerin de stad komen. Hoe kan ik aan hem den ken?" „Maar toch denkt gij aan hem. Ach wat, praat zoo dom niet. Gij waart de eerste in de school. Gij doet zelfs niets liever dan lezen en leeren. Hebt gij niet altijd, als wij naar het spinver- trek gingen, tehuis of bij den ouden onderwijzer, telkens achter een ander boek gezeten? En jij bent het knapste meisje ver in den omtrek. Ach wat, de onderwijzer mag blij zijn, als hij u krijgt. Jullie zijn voor elkaar gescha pen. Och; en al mocht ge ook al niet bij hem passen, daar vraagt de liefde in 't geheel niet naar. Denk slecht9 aan mij en Herman. Ach. waar mag hij thans zijn. Hij is de wereld in en heeft niemand gezegd, waarheen." Lang zaten de meisjes bij elkander en spraken van him verlangen en ho pen, een onuitputtelijk thema voor jonge menschenharten. Eindelijk sprong Karlientje op: „Nu moet ik 'echter gaan. Ik heb nog een langen weg tot Gieszen. Ik zal u tofr- slond schrijven, als ik een dienst heb gevonden; gij kunt mij dan dadelijk mijn kist zenden. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1927 | | pagina 5