NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN DINSDAG 26 APRIL 1927
wege hun beperkten tijd een candida-
tuur voor de Tweede Kamer afsloegen,
maar ons volk wel als lid van de Eer
ste Kamer willen dienen. Maar al9 ons
Hoogerhuis nu de allures van de
Tweede Kamer gaat aannemen, blij
ven ze thuis. Ze zijn geen lid van de
Eerste Kamer geworden om naar aller
lei propagandistische redevoeringen
te luisteren.
De praatgrage leden van de Eerste
Kamer hebben Vrijdag van hun weg
blijvende medeleden een aardig lesje
in ontvangst te nemen gehad. We ho
pen dat het min of meer zal helpen, al
zijn we er niet geheel gerust op. Ook
in dit opzicht zijn vooral de sociaal-de
mocraten hardleersch!
Een kinderlijk genoegen.
Na de verwerping van het Belgisch
Verdrag, schrijft het Handelsblad,
hebben wij er de aandacht op geves
tigd, dat men goed zou doen niet boos
te worden, wanneer van den anderen
kant de teleurstelling heel onaangena
me vormen zou aannemen.
Dat heeft men in Nederland zeer wel
beseft. Men heeft zich onthouden van
replieken op de boosheden in de pers,
men heeft den heer Ca/steleyn al de bit
terheid van zijn gemoed laten uiten in
de Antwerpsche Kamer van Koophan
del, zonder zich daardoor te laten ver
leiden tot een weerwoord.
Dat heeft goede gevolgen gehad. De
heer Casteleyn heeft geen verdere re
devoeringen gehouden.
Op dezelfde wijze heeft men van
deze zijde gereageerd op de kwajon
gensstreken in Roosteren en Susteren,
ondanks het feit, dat naar later bleek,
een actief officier daaraan deelnam.
Ook de betooging van de Ligue mari
time van gisteren in Brussel en de
strooierij van biljetjes uit een vliegma
chine boven Maastricht behoeven aan
ons niet de minste aanleiding te geven
om een andere houding aan te nemen.
„Sunt pueri pueri, pueri puerilia
traotant", kan tegenover deze dingen
zeer wel onze overweging zijn.
Er zijn er evenwel in ons land, die
zich afvragen, of de Belgische regee
ring niet verstandig zou doen, wan
neer zij deze dingen iets minder „en
bagatelle" behandelde.
Dat zou het inderdaad voor ons des
te gemakkelijker maken, om ons te be
palen tot een ophalen onzer wenk
brauwen, wanneer vrijnioedige jonge
lingen van allerlei leeftijd uit België
hun zonderlinge spelletjes spelen met
de bevrijding van Limburg en de on
derwerping van de Schelde, of optoch
ten houden met borden, waarop „weg
met de Hollanders" staat te lezen.
Maar misschien vreest de regeering
te Brussel, dat zij dit kinderlijk be
drijf zou aanmoedigen, als ze door re
pressie van welken aard ook, uit in
ternationale hoffelijkheid begonnen,
den indruk vestigde, als kon iemand
deze jeugdige Galliërs inderdaad „au
vsérieux" nemen.
Daarover heeft stellig de Belgische
regeering een meer gefundeerd oor
deel dan wij en ook dat zal men dus
het best aan de -prudentie der regee
ring overlaten
KERK EN SCHOOL.
NED. HERV. KERK.
Beroepen: Te Monster, G. Enke
laar, te Ter Aar; Te Anloo (toez.) cand.
De Jonge, te Breda. Te Wildervank, J.
N. Sevenster, te Oldehove. Te Enter, J.
H. van Paddenburg, te Elspeet. Te
Muiden, C. B. Holland, te Huizen (N.-
H.(. Te Hansweert, J. C. Necleman, te
Eikerzee. Te Katwijk aan Zee, W. M.
A. Kalkman te Werkendam.
Aangenomen: Naar Dedems-
vaart, W. A. Zeydner, te 's-Heerenberg
GEREF. KERKEN.
Beroepen; Te Bellingwolde en
Nieuweschans, E. de Jong, cand. te
Rotterdam.
Aangenomen: Naar Musselka-
naal, D. J. Velsink, te Arum. Naar
Dronrijp, S. Wouters, cand. te Exmor-
ra.
Bedankt: Voor Koog-Zaandijk,
Blokzijl, Hïdwolda, Kielwindeweer,
Zoutkamp, Ternaard, Ooster-Nijkerk,
Paesens, Achlum, Tzum, Wommels,
Tijnje en Oudehorne, S. Wouters, cand
te Exmorra. Voor Houwerzijl, J. W.
van Tol, van Scharrendijke.
Ds. H. KWINT.
Gisteren herdacht Ds. H. Kwint, Ned
Herv. predikant te Utrecht, den dag,
waarop hij voor 30 jaren in het ambt
to Nieuw- en St. Joosland bevestigd
werd. In 1901 ging hij naar Gorinchem
om zich 6 Maart 1910 aan de Utrecht
s-me gemeente te verbinden.
DE GEREF. KERK VAN GRONINGEN
De 5 geldleening, ten bate der
Geref. Kerk van Groningen, groot
f 100.000, waarop de inschrijving gis
teren werd opengesteld bij de Boaz-
bank, Handels- en Landbouwbank, en
da firma J. Pik, aldaar, was gister
middag 12 uur reeds volt eekend.
BEROEPINGSWERK.
De Geref. Kerken van Andel en
Giessen (N.-B.) besloten een combina
tie aan te gaan tot het beroepen van
een predikant. De classis Almkerk ver
leende daaraan baar goedkeuring.
RADIO OMROEP EN GEESTELIJKE
VERZORGING.
De Kerkeraad der Geref. Kerk te
Delft besloot op de Classis een voor
stel te brengen ter doorzending naar
de Generale Synode: a. dat bedoelt
regeling van den Radio-omroep voor
Kerkdiensten; b. inzake de geestelijke
verzorging van Gereformeerde Neder
landers in Canada.
ZEN DINGS. EN EVANGELISATIE
DAG.
De classis Almkerk der Geref. Ker
ken hoopt op 2den Pinksterdag a.s.
een ZendingsEvangelisatiedag te hou
den.
DE SALATIGA-ZENDING.
De Salatiga-Zending zal 28 dezer te
Utrecht haar jaarlijksche vergadering
houden waarin de zendelingen Kabe-
litz en Bax, die spoedig naar het zen-
dingsveld hopen terug te kunnen kee-
ren, een woord van afscheid zullen
spreken.
OPENS. ONDERWIJS IN HAARLEM.
Ged. Staten van Noord-Holland heb
ben de meaning gevraagd van den ge
meente-raad van Haarlem over een op
merking van den hoofdinspecteur van
het L. O. in de 4e hoofdinspectie betref
iende den toestand van het L. O. in
Haarlem. De hoofdinspecteur is van
meening, dat minstens twee openbare
lagere scholen voor opheffing in aan
merking komen; Deze meening is ge
grond op het feit, dat aan 4 scholen
een of meer leerjaren ontbreken.
B. en W. wijzen er nu op, dat hier
eenerzij ds sprake is van „uitdunning"
van scholen, daarnaast van behoefte
aan schoolruimte in de buitenwijken.
En zij berekenen, dat de 17 ontbreken
de leerjaren, welke den hoofdinspec
teur tot zijn meening aanleiding ga
ven, tot 11 moeten worden «terugge
bracht .Afgezien daarvan wordt door
B. en W. niet toegegeven, dat een te
veel van 17, dus feitelijk 11, lokalen,
zou beteekenen, dat er 2 scholen te
veel zijn.
B. en W. stellen daarom voor hen te
machtigen aan Ged. Staten te antwoor
den, dat de meening van den hoofdin
specteur niet wordt gedeeld, en dat
niet tot opheffing van scholen zal wor
den overgegaan.
BINNENLAND.
EEN NIEUWE KWAJONGENS
STREEK.
De „N. R. Crt."-correspondent te
Brussel meldt:
Evenals bij het incident te Rooste
ren, een paar weken geleden, wii men
in officieele kringen in België aan het
gebeurde te Maastricht, waar door 'n
Belgisch vliegtuig annexionistische
strooibiljetten werden uitgeworpen,
niet het minste politieke belang hech-
ten. Het departement van buitenland-
sche zaken, waar ik nadere inlichtin
gen vroeg, heeft mij het volgende me
degedeeld:
In officieele Belgische kringen be
zit men geen, enkel bericht over het
incident, dat zich Zondag te Maas
tricht zou hebben voorgedaan, waar
een Belgisch vliegtuig boven de stad
zof! hebben gevlogen en strooibiljetten
zou hebben uitgeworpen, waarop aan
gestuurd wordt op een vereeniging
van België en Nederlandsch Limburg.
Mocht dit feit juist worden bevonden,
dan zou mendie betooging als een
nieuwe en betreurenswaardige kwa
jongensstreek in den aard van die,
welke een 14-tal dagen geleden werd
bedreven, moeten beschouwen. Deze
daad, bedreven door onverantwoorde
lijke personen, ontsnapt geheel aan de
controle van de Belgische regeering,
te meer, waar het hier. ongetwijfeld
een vliegtuig gold, toebehoorend aan
particuliere diensten.
Er is naar aanleiding van het inci
dent van 14 dagen geleden gezegd,
dat een Belgisch officier daarin be
trokken was. Niets van dien aard kon
tot beden worden vastgesteld.
HET NEDERLANDSCH-BELGISCHE
VERDRAG.
Uit Brussel wordt gemeld:
De Etoile Beige bericht, dat de Ne-
derlandsche gezant te Brussel, die op
verzoek van de Nederlandsche regee
ring een week in Den Haag heeft ver
toefd, in Brussel is teruggekeerd. Men
zou hebben nagegaan, hoe de Neder
landsche regeering tot nieuwe directe
onderhandelingen met België zou kim
nen komen.
Het schijnt zeker, dat de Nederlan-
sche gezant eerstdaags een onderhoud
met minister Vandervelde zal hebben
over een hervatting van de onderhan
delingen.
HET DURE BELGISCHE PLAN
VAN DE BAAN?
De Handelsblad correspondent Ny-
pels seint uit Maastricht:
In tegenstelling tot berichten in de
Belgische pers, als zou de Belgische
sub-commissie, welke zich thans bezig
houdt met de bestudeering van diver
se plannen voor den nieuwen water
weg LuikAntwerpen, reeds tot de
conclusie gekomen zijn, dat ons ge
bied van Maastricht verder gemeden
zal moeten worden, kan ik thans me-
dedeelen, dat integendeel de kans met
den dag grooter wordt, dat genoegen
genomen zal worden met verbetering
van het bestaande kanaal. De oppo
sitie tegen het dure plan van inge
nieur Van Caenegem neemt zoo sterk
toe, dat de kans, dat dit uitgevoerd
zal worden, uiterst gering geworden is
Doordat een verklaring van de Neder
landsche regeering uitbleef, dat deze
ook na de verwerping van het verdrag
bereid gebleven is de doorvaart door
de zoogenaamde enclave ten genoege
van de Belgen te regelen, kon door
voorstanders van het kanaal buiten
ons,gebied om gewerkt worden met ar
gumenten, welke totaal vaïsch zijn,
maar waardoor helaas de indruk kon
gevestigd worden, dat het kanaal door
Maastricht onaanneembaar geworden
was.
Ik meen te mogen^ vertrouwen, dat
de onjuistheid dezer argumenten bin
nen enkele dagen dusdanig aaiige
toond zal wezen, dat het gevaar afge
wend wordt, dat de Walen op onjuiste
gronden het noodelóos dure plan zou
den aanvaarden. Zooals de zaken nu
staan, behoeft men zich zijns inziens
in Maastricht niet meer ongerust te
maken, daar de toonaangevende en
invloedrijkste kringen in Walenland,
bij gebleken medewerking onzerzijds,
reeds teruggekeerd zijn tot de goed
koopste en snelste oplossing van ver
betering van het bestaande kanaal,
eventueel met een bescheiden zijka
naaltje LixbeHasseltKempensche
kolenbekken.
HERZIENING VAN DEN DIENST
DER GENIE.
De minister van oorlog, de heer
Lambooy, heeft gisterenmiddag in een
der zalen van zijn departement gein-
stalleerd de commissie inzake den
dienst der genie, welke, zooals dezer
dagen bericht werd, ingesteld is onder
voorzitterschap «van den gepens. Luite
nant-generaal W. F. Pop, vodl'zitter
der bezuinigingscommissie.
De minister hield daarbij de volgen
de toespraak:
Bij den aanvang van de eerste sa
menkomst van u, mijne heeren, die de
commissie zullen vormen, welke zal
hebben na te gaan, of en, zoo ja, in
hoeverre het mogelijk en wensche-
lijk zal zijn, den dienst der genie te
herzien, stel ik er prijs op, u, mede
namens mijne ambtgenooten van fi
nanciën en van waterstaat, te verwel
komen. De samenstelling van de com
missie geeft "ons groote waarborgen,
dat door u uitstekend werk zal worden
verricht.
Wij waardeereri het zeer, dat de be
zuinigingscommissie, aan welke door
den minister van financiën is ge
vraagd, een voorzitter van deze com
missie te willen aanwijzen, daartoe
haar voorzitter, oud-luitenant-generaal
W. F. Pop, oud-minister van oorlog,
heeft willen en .kunnen beschikbaar
stellen, en wel omdat wij gelet op
de verschillende hooge functiën, welke -
door hem in 's Rijks dienst vroeger
zijn vervuld en daardoor volstrekt
zeker van kunnen zijn, dat het inder
daad zoo moeilijke en veelzijdige
vraagstuk, dat tot een oplossing zal
moeten worden gébracht, op de ern
stige en zaakkundige wijze, welke zeer
zeker noodzakelijk is, zal worden be
studeerd en uitgewerkt.
De algemeene beginselen, welke de
commissie bij baar arbeid tot richt
snoer kunnen dienen, zijn eenigen tijd
geleden reeds schriftelijk ter kennis
gebracht van den voorzitter en de le
den.
Ik vertrouw, dat daarmede voors
hands zal kunnen worden volstaan en
heb daaraan thans ook niets toe te voe
gen. Het spreekt intusschen wel van-
zelfzelf, dat ik, zoo zich bij uwen ar
beid vraagpunten mochten voordoen,
voor welker oplossing u over nadere
inlichtingen of gegevens zou wenschen
te beschikken, gaarne bereid zal wor
den bevonden er voor zorg te dragen,
dat die u steeds ten spoedigste zullen
worden verstrekt. Ook wil ik, indien
het gewenscht mocht blijken, de op
dracht der commissie nader aan te
vullen of te wijzigen, voorstellen daar
toe gaarne overwegen.
Nog een woord van dank aan mr.
De Block voor het zich belangeloos
beschikbaar stellen voor het beklee-
den de functie van secretaris van
deze commissie, welke ik hiermede
verklaar te zijn geinstalleerd.
BIJSETTING GENERAAL J. B. VAN
KEUTS3.
Het Uitvoerend Comité van de com
missie tot huldiging van de nagedach
tenis van generaal J. B. van Heutsz,
brengt ter kennis van oud-officieren
van land- en zeemacht, oud-ambtena
ren Bn militaire en civiele verlofgan
gers, die onder generaal van Heutsz
gediend hebben, benevens alle minde
re militairen en schepelingen, dragers
van de Militaire Willemsorde, dat zij
zich van heden af schriftelijk kunnen
aanmelden bij het secretariaat van het
Van Heutsz-comité, H'eerengracht 545
Amsterdam, voor het verkrijgen van
een uitnoodiging t<?t het bijwonen der
plechtige bijzetting van het stoffelijk
overschot, op Donderdag 9 Juni a.s., te
2 uur n.m. op de Nieuwe Oosterbe
graafplaats te Amsterdam.
Het comité zal elke aanvrage in
overweging nemen en daaraan zoo
veel mogelijk voldoen, voor zoover de
aanvragers daarvoor in de termen
vallen en er plaatsen beschikbaar ziin.
,Het comité teekent hierbij aan, dat
de uitnoodigingen uitsluitend persoon
lijk zullen zijn en dat zij niet voor da
mes gelden.
Officieren en oud-officieren van de
land- en zeemacht in uniform, versierd
met de Militaire Willemsorde, die in
den militairen begrafenisstoet wen
schen ingedeeld te worden, kunnen
zich mondeling of schriftelijk melden
bij den Commandant van het Veldle
ger, Fluweelen Burgwal 12. te 's-Gra-
venhage.
VLISSINGEN EN MIJ. DE SCHELDE.
B. en W. van Vlissingen stellen den
raad voor tot het aangaan van een
verbintenis tegenover den Staat, waar
door voor de toekomst wordt vastge
steld, dat de Maatschappij „De Schel
de" te Vlissingen gevestigd blijft en
deze zich verder zal kunnen ont
plooien door de totstandkoming van
een nieuwe keersluis, waardoor het af
leveren van de grootste zeeschepen
mogelijk wordt.
TWEEDE BLAD.
Will PE BLflPEN ZEGGEN.
Het senatoriaal schandaaltje.
Vol zijn de kranten, schrijft de S ta n
daard, van hot schandaaltje: wat
sinds menschenheugenis niet voor
kwam, gebeurde toen Vrijdag de Eer
ste lvamer wegens gebrek aan bet ver
eischte aantal leden niet kon vergade
ren.
De oude President verlaten op zijn
zetel, de Minister voor ijdel vertoon
uit zijn departement gehaald en last
not least op den kostbaren tijd der
journalisten nutteloos beslag gelegd-
Geen wonder, dat hier en daar ern
stige verwijten aan het adres van den
Senaat worden gericht.
Verwijten, die wel sterk afsteken bij
de lofuitingen waarmee de Eerste Ka
mer na do afstemming van het Bel
gische Verdrag werd overladen.
Zelfs voor zoo solied college als de
Eerste Kamer blijkt het pijnlijk waar,
dat het wel heel sterke beenen moeten
zijn, die dé weelde kunnen dragen.
Het ergste van het geval is, dat het
hier maar niet gaat om een inciden-
teele struikeling van enkel 3 leden,
maar om een algemeene malaise, die
nauw saamhangt met zekere verwor
ding, die dezen tak van Volksverte
genwoordiging bedreigt.
Tot hiertoe onderscheidde z^ch de
Eerste Kamer gunstig van haar colle
ga aan de andere zijde van het Bin
nenhof door haar rustig milieu, haar
korter zittingsperiode, haar beperkter,
meer algemeene debatten.
Op bedenkelijke wijze werd den laat
sten tijd dat verschil verdoezeld.
Al te dikwijls werd de algemeene
lijn losgelaten en bij splinterige detail
kwesties de aandacht bepaald.
I11 allen ernst werd de theorie verde
digd, dat de rantsoeneering van spreek
tijd, welke de Tweede Jvamer invoerde
haar correctief moest vinden in onge
bonden oratorie van de Eerste.
Zoo kon het niet uitblijven, dat op
den tijd der Senatoren onnatuurlijk
veel beslag werd gelegd,
v Eerst waren voor het Verdrag drie
weken nooodig; toen werden aan het
begrootingsdebat nagénoeg drie weken
gewijd, en nog is het eind niet te zien.
Onnatuurlijk is deze uitzetting der
werkzaamheden, welke van haar le
den veel meer tijd vraagt, dan in ge-
moede gevorderd mag worden.
Het incident van Vrijdag bevat een
ernstige vermaning om dezen schade
lijken weg te verlaten.
Wordt die vermaning verstaan, dan
brengt dit senatoriaal schandaaltje
winst.
De Chr. Amsterdammer zegt
er dit van: „Een duidelijk lesje".
Nog op een andere wijze deed de
Eerste Kamer de vorige week van zich
spreken. De zitting van Vrijdag is niet
'doorgegaan. De vergadering is tot
Dinsdagavond verdaagd wegens onvol
talligheid.
Het is niet tot eer van ons Hooger-
Jiuis, dat er van de vijftig leden niet
eens zes en twintig aanwezig waren.
Maar er zijn verzachtende omstan
digheden. De begrootingsdebatten na
men voor de Eerste Kamer minder ge-
wenschte proporties aan. Het lidmaat
schap van dit deel van onze Volksver
tegenwoordiging moet waargenomen
kunnen worden door mannen, die een
veel-omvattende levenstaak hebben.
In tegenstelling met het lidmaatschap
van de Tweede Kamer, waarbij dit in
de meeste gevallen niet mogelijk is,
moet voor de leden van de Eerste Ka
mer wel mogelijk blijven. Dan blijft
die Kamer ook haar meer zakelijk ka
rakter behouden en telt zij haar leden
uit de meest onderscheiden kringen.
Er zijn echter Eerste Kamerleden,
die doen alsof zij lid van de Tweede
Kamer zijn. Zij houden breedsprakige
redevoeringen en houlen geen reke
ning met het feit, dat in de Tweede
Kamer de meeste dingen al uitvoerig
besproken zijn. Vooral de socialistische
Eerste Kamerleden zijn niet kort van
stof. Zij maken van ons Hoogerhuis
een echt praatcollege. Zij willen dit al
thans doen. De meeste van onze sena
toren zijn echter van deze praterij niet
gediend. Daar zijn er onder,'die van-
jfËUiLLETON.
DORPóTQONEELEN.
19; 0—
Wanneer er u niets aan gelegen is,
kunt gij heengaan, waarheen ge wilt
en mijnentwege fabrieksarbeider wor
den en met uw bedelares trouwen".
„Zoo is 't goed, Ludwig, toon hem,
dat gij vader zijt," kehe Louise daar-
tusschen, in woedende blijdschap.
Lotz voer zonder onderbreking voort
„Ik heb nu van uw halsstarrigheid ge
noeg. Op staanden voet verklaart gij.
dat ge aanstaanden Zondag naar Bo-
denliausen gaat, of gij beleeft wat u
en mij levenslang rouwen zal".
In zwaren strijd stond Herman daar.
Al het bloed was uit zijn gelaat ge
weken. „Vader, ik kan niet, en al zou
ik ook gebedeld brood moeten eten, ik
kan niet."
„Bedelaarsbrood, ja, dat zult ge eten
Als ge dezen avond, als de avond-klok
luidt, niet auders spreekt, gooi ik je
juist zoo het huis uit, als Louise er
die bedelares, uw Karlientje, uit heeft
geworpen. Daar kunt ge zeker van
zijn."
Met die woorden ging Lotz in de
aangrenzende slaapkamer en sloeg de
deur dreunend toe.
Vol leedvermaakt zag vrouw Mowel
in het aschvale gelaat van haar neef;
„Nu, Herman, nu moet ge buigen of
bersten. Ge zult toch wel eerst af
scheid van me- komen nemen, voor ge
de wereld in gaat?"
Zonder eenig antwoord te geven, ver
wij derde Herman zich. Op zijn kamer
pakte hij met bevende handen een
bundeltje samen, zijn Zondagsche klee
deren, nog een daagsch pak, schoenen
en wat linnengoed, en verliet daarna
het huis, waarin hij geboren was.
De oude Lotz stond aan het raam en
zag hem na. Hij wilde de deur openen,
hem naroepen, maar Herman was den
hoek reeds om.
Lotz draaide zich om. Daar viel zijn
oog op den bruidskrans van zijn over
leden vrouw.
„Goed, dat gij niet meer zijt, Anna",
riep hij, en zuchtte steunend als een.
doodelijk gewond dier. x
XII.
Het was een Octoberdag, een van
die dagen, waarop de zon ons nog
maals de heerlijkheid van den zomer
te voorschijn tooveren wil. De hemel
was smetteloos blauw, witte draden,
„oudevrouwenzomer" noemt ze de
volksmond zweefden langzaam door
de windstille, warme lucht. De ver-af
gelegen bergen teekenden zich duide
lijk aan den horizon af. Men vergat,
dat de zonneschijn op verwelkend loof
en verdorrend gras viel en verheugde
zich in het licht, de warmte, de hel
derheid.
Langs den weg van Hartenhausen
naar Gunthersberg gingen op dien dag
tusschen de hooge dennen twee meis
jes, hand aan hand: Karlientje Joekel
en Margaretha Thomhof. Waar het
oeroude, verweerde steenen kruis
stond, hielden zij stil en gingen op de
voor het kruis geplaatste bank zitten.
Langen tijd zaten zij daar, in gedach
ten verloren, zwijgend naast elkaar.
„Wat hebben de kinderen bij de be
grafenis toch mooi gezongen", sprak
op eenmaal Margaretha Thomhof.
„Ach, Margaretha", antwoordde nu
Karlientje Joekel, „er zijn toch nog
goede menschen op de wereld. Ik kan
het mijn leven lang niet vergelden,
wat de onderwijzer en zijn moeder
voor mij gedaan hebben. Denk eens
aan, zij wilden niet eens hebben, dat
ik het begrafenismaal betaalde".
„Ik vrees slechts één zaak," meende
Margaretha.
„Wat dan?"
„Dat de burgemeester van nu af een
doodvijand is van den onderwijzer. Hij
beschouwt de weldaad van den onder
wijzer zeker als een persoonlijke belee-
diging. Zijn vrouw, Louise, is gisteren
op den openbaren weg zoo verschrik
kelijk uitgevaren. Toen heeft mijn
peetoom haar echter geducht onder
handen genomen. Zooals gij, heeft hij
gezegd, behandelt nog geen heiden een
weeskind, welks vader pas gestorven
is. Gij hadt voor Karlientje liet doods-
maal moeten geven, in plaats daarvan
natuurlijk jaagt gij haar uit uw huis,
dan zijt gij meteen van dien plicht af.
Wat fatsoenlijke menschen ervan den
ken, behoef ik u niet te zeggen, dat
hebt gij aan den grooten lijkstoet kun
nen zi,en. Zoo heeft mijn peetoom ge
zegd en begrijp eens, Louise, die toch
anders niet op haar mondje is geval
len, heeft geen stom woord meer ge
zegd, maar is woedend haar huis in-
geloopen".
„Ja, ja", antwoordde Karlientje,
„dat vergeven de burgemeester en z'n
vrouw den onderwijzer nooit. Het doet
mij leed voor den onderwijzer, en u
doet 't zeker nog meer leed dan mij".
„Waarom?" vroeg Margaretha en
een lichte blos bedekte haar gelaat.
Karlientje lachte goedmoedig. Dan
sloeg zij haar arm om den hals barer
vriendin en fluisterde: „Hij is u ook
goed gezind. Dat kunt ge me gerust
gelooven. Toen gij Woensdagavond in
de school kwaamt, en mij .mede naar
uw huis nemen wildet, straalde hem
iets zonnigs in de oogen, toen gij de
kamerdeur binnentradt. zoo iets
zonnigs, weet je, wanneer een
menscli in het diepste zijns harten een
groote vreugde gevoelt. En daarna
heeft hij u steeds geheel heimelijk
blijven aanzien."
„Ach, zwijg toch stil", zeide Marga
retha beschaamd en verlegen. „Hoe
komt ge op de gedachte? Ik pas toch
niet hij hem. Ik ben een eenvoudig
boerenmeisje, hij echter is een geleerd
man. Ge kunt niet gelooven wat hij
alles weet,-en hoe leerrijk hij over al
le dingen spreken kan. Joost Rein-
hardt, die hem 's avonds dikwijls be
zoekt, zeide onlangs tot mijn vader:
„dien man behouden wij niet lang, hij
zal weldra als onderwijzerin de stad
komen. Hoe kan ik aan hem den
ken?"
„Maar toch denkt gij aan hem. Ach
wat, praat zoo dom niet. Gij waart de
eerste in de school. Gij doet zelfs niets
liever dan lezen en leeren. Hebt gij
niet altijd, als wij naar het spinver-
trek gingen, tehuis of bij den ouden
onderwijzer, telkens achter een ander
boek gezeten? En jij bent het knapste
meisje ver in den omtrek. Ach wat, de
onderwijzer mag blij zijn, als hij u
krijgt. Jullie zijn voor elkaar gescha
pen. Och; en al mocht ge ook al niet
bij hem passen, daar vraagt de liefde
in 't geheel niet naar. Denk slecht9
aan mij en Herman. Ach. waar mag
hij thans zijn. Hij is de wereld in en
heeft niemand gezegd, waarheen."
Lang zaten de meisjes bij elkander
en spraken van him verlangen en ho
pen, een onuitputtelijk thema voor
jonge menschenharten.
Eindelijk sprong Karlientje op: „Nu
moet ik 'echter gaan. Ik heb nog een
langen weg tot Gieszen. Ik zal u tofr-
slond schrijven, als ik een dienst heb
gevonden; gij kunt mij dan dadelijk
mijn kist zenden.
(Wordt vervolgd).