WAALS.
Haariemmerstr. 130136
MEUBELEN.
NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN ZATERDAG 1 6 ARPIL 1927
RECLAME
Het koopen van meubelen is een lastig werk. Het kan echter
gemakkelijk en zelfs zeer aangenaam zijn, indien U slechts Uwe
keuze kunt doen uit een onbeperkte collectie. Wanneer U onze
toonzalen bezoekt, zult U zeer zeker verrast worden door de
geweldige sorteering, die U in gestoffeerde meubelen daar
aantreft, en met één blik zult U er van overtuigd zijn, welke
enorme voordeelen wij U kunnen bieden.
Bovendien is de kwaliteit onzer meubelen superieur, omdat
ieder stuk voor de aflevering door bekwame meubelmakers aan
een minutieus onderzoek wordt onderworpen.
DERDE BLAD.
UIT DE SCHRIFTEN
fc W i 1=
WAT ZOEKT GIJ....?
En als zti zeer bevreesd wed
den. en het aangezicht naar £e
aarde neigden, zeiden zij tot
haar: wat zoekt gij den Leven
de bij 4e dooden?
Lukas 24 5.
Bii het open graf van Jezus is en
kel reden tot vreugde.
In den morden van Zijn verrijzenis-
mag de psalm der grootste blijdschap
klinken, en engelen en menschen moe
ten elkander als in een reizang toe
juichen: de Heer is waarlijk opgestaan.
Klinkt dat bliide lied?
Verheugen zich de dochters Sions?
Ach, hét hart der vrouwen, die ver
baasd het led ge graf inblikken, is vol
vreeze en smart. Geen verheugenis
kennen ?e en ^een bed zingen ze. maar
hun oogen dwalen van den eenen engel
naar den ander, en vullen zich met
tranen. Dochtranen, nu Jezus ver
rezen is Tranen in den 'evensmorgen
Smart bij het open graf? Ja, want deze
tiisciDehnnen zoeken den Levende bij.
ide dooden. Voor haar besef is de Mees
ter in het doodenrijk. Haar éigen han
den hebben Zijn lichaam in de spelonk
gedragen, en nu is het uit met Jezus,
en terwijl zij bij de ontsloten en leege
spelonk onnoemelijk rijk en gelukkig
zijn, gevoelen zij zich de armste en
ellendigste van alle meilschen.
Arme vrouwen.
Het had zoo anders kunnen zijn.
Jezus heeft keer op keer over Zijn
opstanding gesproken.
Zij wisten er ailes van, maar hadden
op Zijn beloften geen acht geslagen,
en omdat zij Jezus woord niet geloof
den, is het nu donker en somber. In
den ochtend des levens treuren zij.
(Heur liefde gaat uit naar een dooden
Heiland. Terwijl zij moesten psalmen,
weenen zij.
Maardie droefheid is ons niet
vreemd.
Wij zoeken ook vaak den Levende
bij de dooden.
Dat doen wij, wanneer wij met ons
pak van zonde en schu.d rond.oopen,
alsof er geen Borg en Midde.aar opge
wekt was om onze rechtvaardigmakiugi
Wij zoeken als die vrouwen, wanneer
wij steeds klagen en kermen en zuch
ten en nimmer den psalm aanheffen,
alsof er geen dood overwonnen en
seen leven aan het licht was gebracht.
Wij zoeken den Levende bij ae clooden
wanneer wij ons levenskruis sieepen,
alsof er geen levende Heiland was, Die
ons ondersteunt; wanneer wij voor de
wereld vreezen, alsof Jezus nog 111 den
idood lag, en ons niet kwijt raken aan
den Christus, alsof Hij niet alles vol
bracht had.
Weet gij, wat van die ongeloovigheid
1de oorzaak is.
Dat verkeerde zoeken komt hieruit
voort, dat wij, evenais de vrouwen, te>
weinig acht geven op Gods beloften,
en ons niet vokomen laten neerzinken
op Zijn Evangelie. Die belof.en zijn er.
Zij worden ons telkens weer verkon
digd, maarwij k.emmen ons er met
aan vast, wij steunen er niet op; wij
gelooven den Heere te weinig op Zijn
Woord, en ach, dan is er geen ziels-
werkzaamheid met Christus' genade.
Dan leeft er geen vreugde en hoop in
het hart. Dan blijft hec altoos tasten
en vragen, en wij zoeken wel, maar
den levenae bij de dooden.
Arme zoékers.
Dan gevoelen wij ons bij allen rijk
dom arm.
Dan klagen wij, terwijl wij moesten
juichen en terwijl wij, die het ledige
graf van den Heiland kennen, in deze
ellendevolle, wanhopige wereid, de
dikers moesten zijn van net heer
ste Evangelie, omdat Jezus leeft en
dood overwonnen is, gaat er geen
jubel en glans van ons uit.
We ziin vaak zulke donkere christe
nen.
Droeve zoekers van Jezus.
Zelfs in den blijden Paaschmorgen
FEUILLETON.
DORPSTOONEELEN.
12) -o-.
VIII.
De oude Trien op de. noteboom-hof-
stede zat in de keuken aan een kopje
koffie. Peinzend keek zij in het ledige
kopje, als wilde zij uit het koffiedik
de geheimen, der toekomst lezen. Trien
verwonderde zich over haar beide
meesters, den oude, zoowel als den
jongen.
„Ik weet 't niet meer," murmelde zij
in zich zelve, „wat hun in 't hoofd
steekt. Zij loopen rond, als ware er
een doode in huis. Ja, ja, de oude no-
teboom, daar zal 't wel van komen.
Dat zit hun in het bloed.
Vader en zoon leefden sinds dien
onweersavond naast elkaar, zonder bij
na een woord te wisselen. Slechts het
bij 't werk allernoodzakelijkste werd
besproken. De oude boer ergerde zich
over zijn heftigheid, waarmee hij, naar
zijn meening, alles bedorven had. Hij
besloot omzichtiger voort te gaan. Al
lereerst begaf hij zich eens zonder
voorkennis van Herman naar Boden-
hausen. Onder het voorwendsel te wil
len handelen, trad hij bij Zimmerman
binnen. Hij werd met groote vriende
lijkheid ontvangen. Annedoor zette 'n
kopje zeer sterke koffie en wierp hem
eigenhandig in elk kopje telkens drie
Maar voor u, die zoekt neeft het
paaschevangelie toch een blijde bood
schap. Christus heef die droeve zoe
kende vrouwen niet laten dolen, maar
zijn engelen gezonden om de Mr- -'s
en de andere discipe'en op te liti.cn
uit hun smart. En hoe doen de hemel
boden dat Jubelen zij terstondChris
tus leeft? Is hun eerste woord de tij
ding, dat de Meester dood en graf
heeft overwonnen? Neen, want al stel
len zij de vrouwen door hun: Vreest
niet, eerst gerust, zij beginnen met de
zoeksters aan haar zonde te ontdekken.
Zij openen eerst haar oog voor de
oorzaak van haar donk;erhe:d, n.t. voon
haar ongeloof, en als zij deze harten
eerst geVd hebben op dén weg van
de ellendekennis, klimmen zij met haar
op tot de hoogten der verlossing en
des lichts, en jubelen: Hij is hier niet,
want Hij is ongestaan.
Met die liefde wil Jezus Zich ook!
tot u neerbuigen.
Hij laat u niet op den verkeerden
weg zoeken en voortworste1 en, maar
Hii, Die over allen dood heeft getriom
feerd, en ook alle donker in uw ziel
heeft overwonnen, wil Zijn levens
kracht ook aan u openbaren. En dan
volgt Hij denze'fden weg als bij cle
vrouwen. Dan doet Hij het licht in
uw hart omgaan, door u eerst aan uw
ongeloovigheid en dwaling te ontdek
ken, en u te bestraffen over uw ge
brek aan vertrouwen, en ja, dat hei
lig vervviit zal uw ziel wel pijn doen.
Doch laat u verbrijzelen.
Zie uw veikeerd zoeken als schuld
voor God.
Eiken uw wantrouwen als ongehoor
zaamheid jegens den Heere, en als, ge
u zoo verootmoedigt voor Hem, Die de
Levens vorst is, dan daagt de dag.
Dari. wordt uw zoeken vinden.
Dan gaat het levenslicht in uw hart
°P-
Dan geniet ge de vrucht der opstan
ding.
Dan openbaart de Levende Zich aaai
uw ziel.,
Dan viert ge waarlijk Paaschen.
LEVEND IN AL^E EEUWIGHEID.
Openb. 117 en 18.
Christus sterft,
Maer Son en Mane treuren,
En gansch bet aertrijk beeft
en schijnt te willen scheuren;
Doch t wijl by wort beweent,
soo blijekt het dat hy leeft;
Soo dat by met sijn doot
der doot verwonnen heeft.
O wonderbaer gelleym!
wie haddet kennen we ischen,
Dat God sich inder tijt
sou voegen bij de menschen;
Sou komen in h-et vleesch;
en worden dat wy zijn,
En lijden aen het kruys
een noyt geleden pijn;
Sou dalen in het graf,
en, tot sijn hooghsten lof,
Sich wreken aen de doot,
en rijsen uyt het stof;
Spu tot den vader gaen
en uyt de werelt scheyden,
En voor sijn lieve bruyt
een plaetse toe-bereyden;
Sou houden eeuwigh feest
in Godes hooge zael:
O wonders, yder deel!
O wonders, al-te-mael!
JACOB CATS.
DE VIA DOLOROSA.
In Jeruzalem.
Jeruzalem is een heilige stad voor
drie godsdiensten. De Mohammedanen
noemen het: El Koeds, de heilige. Na
Mekka is Jeruzalem de stad der eere;
ook de volgelingen van den profeet
hebben' hier hunne hoog-heilige plaat
sen. De Jood kan geen voetstap zetten
of hij drukt hier den gewijden grond
en nog kust hij de steenen van den
ouden muur, waar eenmaal Zions tem
pel stond.
En de Christenen zien in Jeruzalem
eveneens de „stad des grooten Ko-
nings" (Mattheus 535). Het is de
stad. waar onze Heiland predikte en
de straten van die stad zijn betreden
door Zijn voetstappen.
Professor Obbink, die Jeruzalem be
zocht, schreef eens:
„Den eersten nacht, dien ik te Jeru
stukjes suiker. Hier was dus geen be
zwaar, maar Herman, die vervelende
jongen. De oude Lotz bracht van
de Gladenberger markt voor Herman
een nieuwe pijp mede en twee pakjes
tabak, van dertig pfennig elk. Dat was
een rijke gift voor den ouden Lotz,
want iiij zelf rookte steeds A. B. Reu
ter no. 0, van tvvintig pfennig.
Herman nam alles in dank aan,
maar veranderde zijn houding niet.
Wel droeg hij zijn vader die harde
woorden niet 11a, maar toch hield hij
't voor 't beste, elke uitspraak in deze
uit den weg te gaan. Want zijn besluit,
Annedoor niet te trouwen, was onwan
kelbaar. Stellig, even duidelijk was
het hem nu, dat hij nooit met den
wil zijns vaders, zijn beminde, Karo-
lien Joekel, als zijn bruid met zich
voeren zou. Dus vermeed bij het zorg
vuldig met het meisje samen te ko
men. Geen enkelen Zondag kwam hij
buiten de deur. En toch, ondanks dat
alles liet hij de hoop niet varen. Want
dat is het gouden voorrecht van jeug
dige harten, te hopen waar niets te ho
pen is. Als Herman op den stillen Zon
dag-namiddag aan de deur zat en de
rookkringetjes behagelijk langzaam
uit zijn nieuwe pijp omhoog stegen,
begon hij zich dikwijls allerlei droom
beelden voor den geest te halen. Dan
zag hij zijn beminde als meesteres in
de noteboom-hofstede alles schikken
en regelen, en zijn hart zwol van
vreugde.
zalem doorbracht heb ik niet veel ge
slapen. Hoe zou dat ook? 'k Had zoo
lang gehoopt, Jeruzalem met eigen
oogen te zien. Ru was ik erEn
voor mijn verbeelding rees het oude
Jeruzalem op, de stad van David en
Salomo, de tempel in volle pracht, en
ik zag de pelgrims komen van vérre
en Jezus als twaalfjarige knaap in
hun n. id den. En dan verrees die kruis
paal op Golgotha, en ik hoorde het ge
schreeuw der wraakzuchtige Joden.
En den volgenden dag verbaasde ik
mij, dat de menschen te Jeruzalem
alles zoo gewoon vinden en zoo ge
woon leven, als was Jeruzalem een ge
wone stad. Maar voor mij was het Je
ruzalem.
Tot de plaatsen in Jeruzalem, waar
heen duizenden trekken, behoort ook
de Via Dolorosa of Lijdensweg. Vol
gens een, overigens niet oude traditie,
is de Via Dolorosa, zooals die thans in
Jeruzalem wordt aangewezen, de weg_,
dien Jezus ging van het Rechthuis
van Pilatus naar Golgotha.
Is deze Via Dolorosa waarlijk de
weg, dien de Heiland betrad van het
Rechthuis naar Golgotha? Voorzich
tig antwoordt hierop pater Höpfl, die
een studie daarvan maakte, dat de lij
densweg wordt gewezen niet door ei
nuchtere wetenschap, maar door .de
liefde van de vromen voor den gekrui
sigden Heiland. Immers, de pelgrims
zien in Jeruzalem bovenal de stad van
Zijn tranen en Zijn lijden, de stad van
Zijn verrijzenis en Zijn heerlijkheid.
Er zijn er, die voor niets oog hebben
dan voor Hem, die aan niets denken
dan aan Hem
En bij de Middeleeuwsche vromen
is het verlangen gerezen, zelf dien weg
te gaan om in boetedoening te denken
aan hetgeen de Zaligmaker vopr hen
deed. Die lijdensweg begon bij 't recht
huis van Pilatus en eindigde op den
heuvel Golgotha. Wanneer jie pel
grims den weg der smarten bétraden,
kwamen in hun herinnering de mo
menten. die de Evangeliën ons verha
len. Zij dachten aan de weenende
vrouwen, zij doorleefden de ontmoe
ting met Simon van Cyrene. Maar dat
niet alleen: die plaatsen werden ook
aangewezen. En zoo toont men in Je
ruzalem niet alleen de Via Dolorosa,
maar ook de veertien staties of pun
ten, waar# Jezus zou hebben stilge
staan.
Eenige zekerheid omtrent het
juiste verloop van den Lijdensweg is
niet te geven. Want de Via Dolorosa
wordt eerst genoemd in den tijd van
de Kruistochten (12de eeuw): een tra
ditie, die terugreikt tot de eerste eeu
wen, bestaat niet. Bovendien: de weg
der Smarten is in den loop der eeuwen
nogal eens veranderd. Zelfs zegt pater
Höpfl in zijn studie over de Via Dolo
rosa, dat men nog het beginpunt niet
weet: zoo laat hij in het midden, of
de Romeinsche stadhouder Pilatus
tijdens de hooge feesten resideerde in
Tegenover zijn vader was hij nu
dienstwilliger dan vroeger. Waar hij
slechts kon, nam hij hem het werk
uit de hand. En dat kwam den „no-
teboer" bedenkelijk voor.
Deze zonderlinge verstandhouding
tusschen beiden duurde reeds weken
lang. De een beschouwde met geheim
wantrouwen en een gevoel van mis
noegen de sprakelooze vriendelijkheid
van den ander en dacht: „Aha, hij wil
mij omhalen. Laat hem dat maar uit
zijn hoofd zetten."
Toen gebeurde het op een Zondag,
Herman was juist in den tuin, bij
de bijen dat er aan de deur werd
geklopt.
„Binnen," riep de oude Lotz, en het
vossengezicht van Izaak Löb kwam te
voorschijn.
„Schoone goede dag, Ludwig."
„Goeden dag".
„Nah, hoe staat 't leven?" vroeg
Löb vriendelijk grimlachend.
Lotz antwoordde niet, maar trok een
verdrietig gezicht.
„Nah," ging Löb voort, „zie ik 't u
aan, bent slecht geluimd, omdat ik
ben gekomen vóór St. Martijn. Nab,
kom ik nu alleen als uw goede vriend,
je weet, waarom."
'Het gezicht van den boer helderde
wat op.
„Ben ik geweest in Bodehause, bij
Zimmerman, wachten ze daar op Her
man, en Herman komt niet. Ja. heb
ik gezegd, Lotz en zijn zoon zijn alleen
den burcht Anthoni'e ten Noorden van
den Tempelberg dan wel in het ko
ninklijk paleis van Herodes in de Bo
venstad bij den tegenwoordigen Da-
vidstoren, binnen de Jaffapoort. Naar
geking dus het beginpunt in het N.-
Oosten dan wel in het Westen lag,
moet ook de Via Dolorosa anders ver-
loopen.
Evenwel ook al weet men den
Lijdensweg niet, toch heeft de Via
Dolorosa; zooals die met haai' veertien
staties wordt aangewezen, recht op
onze belangstelling. Zelfs schrijft Me
vrouw Ligthart—Lion Cachet; „Voor
mij als protestante, opgevoed bij het
sobere Evangelieverhaalkon deze
weg üit den aard der zaak niet dat
treffende hebben, wat het voor katho
lieken heeft, maar de gedachte, dat
de voeten van den lijdenden Christus
hier eenmaal wellicht denzelfden weg
waren gegaan, wekte toch een stille
ontroering, die door geen verstande
lijke overwegingen kon worden weg
gevaagd".
Hoe critisch men ook moge zijn, te
genover de „bewijsgronden", die aan
gevoerd worden om de historische
mogelijkheid van de Via Dolorosa aan
nemelijk te maken toch gaat er van
dezen weg een ontroering uit. Want
nog dagelijks trekken vele vrome pel
grims in aanbidding daarlangs; zij
knielen neer, om de heilige plaatsen
te kussen. Zijn zij niet gereisd over
zeeën en landen, om alles te zien en
is deze bedevaart niet het allergewich
tigste deel van hun leven?
Tot op zekere hoogte doet het er
weinig aan toe, of aangewezen plaat
sen „echt" zijn. want in Jeruzalem, in
het Heilige Land is het de gansch e om
geving, is het geheel het land, dat de
Bijbelsche taal spreekt en de Bijbel-
sche beelden wakker roept.
De veertien staties.
De eerste statie is natuurlijk 't
Rechthuis van Pilatus, op de plaats
van de vroegere Turksche kazerne.
De tweede statie bevindt zich bij
de trap van deze kazerne; hier zou de
plaats zijn, waar het kruis werd ge
legd op de vermoeide schouders van
den Heiland.
Eenige honderden schreden naar
het Westen is de derde statie, waar
Jezus voor de eerste maal onder het
kruis viel.
Dan gaat de weg langs „het huis
van den rijken man" (uit de gelijke
nis in Lukas 16 19 tot 31) naar de
vierde statie, waar de Heere Jezus
zijn moeder zou ontmoet hebben.
Vandaar loopt de Via Dolorosa over
een korten afstand naar het Zuiden.
Op den hoek van El Wad en de Ta-
rik as Serai is dan de v ij f d e statie,
Hier meent men, dat Simon van Cy
rene gedwongen werd het kruis van
den Heere Jezus te dragen (Marcus
15 21).
Vandaar af klom de weg in de oud
op hun groot eigendom. Zullen ze heb
ben geen tijd in den oogst. Heb ik be
loofd, dat Herman aanstaanden Zon
dag naar Bodehause zal komen. Zal
dan alles komen in orde, als zich Her
man niet aanstelt als een dom kalf".
Verdrietig antwoordde Lotz: „Ik ge
loof niet, dat hij er heen gaat. Hij is
heel en al wederspannig. Wij zijn sa
men in de grootste opwinding geko
men, toen ik hem over de vrijerij ge
sproken heb."
„Weet ik dit, hebt gij alle twee Lotz
koppen, koppen van ijzer, wilt zoo
door een muur loopen."
„Nu, zeg jij 't hem dan, Löb."
„Zal wel oppassen, mijn vingers te
branden. Ik wil u echter geven een
goeden raad. Spreek met uw zuster,
de vrouw van den burgemeester. Zij is
veel slimmer dan wij twee samen. Zal
zij Herman weten over te halen."
Lotz schudde het hoofd. „Dat gaat
niet. Ge weet, we zijn nog een beetje
minder goed met elkaar sinds de ver-
cleeling der erfenis."
Lotz, hebt ge A gezegd, moet ge
ook zeggen B, moet ge doorspellen, als
ge wilt komen uit de slameur. Je
weet, ik moet hebben met St. Martijn
mijn geldje. Nah. nah, behoef je niet
terstond uit te varen als een leeuw,
blijf kalm. Kon ik ook wachten tot
nieuwjaar, als ik zie, dat doorgaat de
trouwerij".
Met saamgenepen handen zat de
boer daar. Een oogenhlik hoorde men
heid sterk; nu is het Tyropeonöal
grootendeels gevuld. De Via Dolorosa
loopt van af de 5de statie door de
straat, die de Mohammedanen noe
men de straat Tarik es Serai, de chris
tenen Tarik el Alam (lijdensweg).
Ongeveer 80 meter verder wijst een
ingebouwd zuilenfragment de plaats
van de zesde statie; hier toont men
het „huis van de heilige Veronica",
die volgens de traditie het zweet van
Jezus' gelaat zou hebben afgewischt
met een doek, waarin de trekken van
het gelaat zouden zijn achtergebleven.
Ter plaatse waar deze straat gesne
den wordt door de Tarik Bab el A-
moed (de straat, die van de Damas-
kuspoort komt) wordt de zevende
statie gewezen; daar, zegt men, was
het punt, waar Jezus de stad ver
liet en waar hij, gedrongen door de
schare nogmaals viel. Een oude zuil
wijst men nog als een overblijfsel van
de poort, waardoor ile Zaligmaker
schreed, en waar Zijn vonnis was
aangeplakt (porta judicariaj.
Niet ver hier vandaan naar het Wes
ten is de achtste statie^ hier denkt
men zich de plaats, waar de barm
hartige Heiland tot de weenende vrou
wen sprak; „Gij dochters van Jeru
zalem, weent niet over mij, maar,
weent over u zelve en over uwe kin
deren" (Lucas 23 28).
Vijf en zestig M. verder, bij den in
gang van een Koptisch klooster, dicht
bij de Heilige Grafkerk, is dan de n e-
g e n d e statie; hier wordt de plek aan
gewezen, waar de lijdende Heiland
voor de derde maal gevallen zou zijn.
De vier volgende staties worden in
de Grafkerk getoond; de tiende
statie als de plek, waar men Jezus de
kleederen afnam; de elfde statie,
waai' Hij aan het kruis werd genageld
de t-w a a 1 f d e statie is de plek, waar
het kruis werd opgericht; de der
tiende statie, waar Jezus van het
kruis werd genomen en waar Maria
zijn lichaam in haar armen nam.
De veertiende statie is het graf
zelve. Natuurlijk kan, zooals Paul Kep
pier schrijft, geen bewijs worden gele
verd van de topografische juiste
plaats, noch van de geloofwaardigheid
dier verhalen, die de Heilige Schrift
niet vermeldt. (Het driemaal vallen;
de ontmoeting met zijn moeder; de
liefdedienst van Veronica).
(„Ons Reisblad.")
DE PASSIEBLOEM.
De passiebloem, die oorspronkelijk!
uit de tropische wouden van Amerika]
gekomen, sinds langen tijd bii ons in-
neemsch is geworden, en schitterend
licht tot zacht-lila van kleur is, drukt
in haar naam al uit, dat men haar
met Christus' lijden in verbinding heeft
willen brengen.
De legende verhaalt, dat zij aan üeni
voet van het kruis op Golgotha heeft!
gebloeid en zich liefdevol om de voe
ten van den Heiland gerankt heeft, ten/
einde met haar bladeren Zijn wonden
te verkoelen.
De symboliek heeft in de verschillen
de deelen der bloem overeenkomst wil!
len zien met de martelaartee'kenen van
Christus. Reeds in 't jaar 1653 heeft
een botanicus, in zijn werk over dei
cultuur der bloemen, de volgende ver
gelijkingen genoemd:
De drie nerven stellen de nagelen
voor, waarmede de Heere aan het
kruis werd gehecht. De met rood bet
sprenkelde krans van meeldraden is
de doornenkroon, de stamper is del
kelk, de ranken herinneren aan de
geesels, de vijf kolfjes aan de woorden
van den Gekruisigde.
Anderen vergelijken de krans meel
Idraden met een stalenkrans, de vijflip
pige bladeren met de handen der ver
volgers, die Christus voor het gerecht1
sleepten. De tien bloembladeren stellen
de apostelen voor; de twee, die ontbre
ken zijn Petrus, die den Heiland ver
loochende en Judas, die Hem verried.
SLUlTSTEENTJEi
Mijn Verlosser hangt aari 't kruis.
En Hij hangt er mijnentwegen.
Mij ten zegen.
..Van den vloek maakt Hij mij vrj>
En Zijn sterven zaligt mij.
slechts het knikken zijner vingerle
den. Toen zei hij op gedempten toon:
„Er blijft mij niets over. Ik moet door
den zuren appel heen bijten en met
Louise praten".
„Nah, wat heb ik gezegd aan mijn
vrouwtje, aan mijn Sara? Sara, heb ik
gezegd, die Lotz van Hartehause is
zeker veel kloeker als twee van onze
menschen. Nah, zouden wij eens
niet gaan in den stal? Er valt mis
schien wel iets te handelen."
„Löb, handelt gij ook, als gij Sab
bath hebt?" vroeg de hoer toornig.
„Ik niet, maar gij goyim zijt toch
kinderachtig, heilig te houden uw Zon
dag. Nah, kan ik ook gaan alleen in
den stal. Adieu, Ludwig".
Toen hij over de hofstede ging,
bromde hij in zich zeiven: „Die trou
werij is zeker goed, kan ik dan ver
der scheren het schaap. Trouwt hij ze
niet, ook niet erg, des te eerder is mij
alle wol".
„Jij blijft wel thuis, Herman, ik moet
naar het dorp", sprak Lotz na het
avondeten tot zijn zoon. Deze knikte,
zette zich aan tafel en bladerde van
verveling in een ouden almanak.
Er was een half uur verstreken,
toen hij Trien plotseling in het voor
huis hoor de roepen: „Wat zal me
nou gebeuren, wat voor een vreemd
bezoek is dat".
Terstond richtte Herman zich op,
om de kamerdeur open te doen.
(Wordt vervolgd.)