WAALS. Haariemmerstr. 130136 MEUBELEN. NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN ZATERDAG 1 6 ARPIL 1927 RECLAME Het koopen van meubelen is een lastig werk. Het kan echter gemakkelijk en zelfs zeer aangenaam zijn, indien U slechts Uwe keuze kunt doen uit een onbeperkte collectie. Wanneer U onze toonzalen bezoekt, zult U zeer zeker verrast worden door de geweldige sorteering, die U in gestoffeerde meubelen daar aantreft, en met één blik zult U er van overtuigd zijn, welke enorme voordeelen wij U kunnen bieden. Bovendien is de kwaliteit onzer meubelen superieur, omdat ieder stuk voor de aflevering door bekwame meubelmakers aan een minutieus onderzoek wordt onderworpen. DERDE BLAD. UIT DE SCHRIFTEN fc W i 1= WAT ZOEKT GIJ....? En als zti zeer bevreesd wed den. en het aangezicht naar £e aarde neigden, zeiden zij tot haar: wat zoekt gij den Leven de bij 4e dooden? Lukas 24 5. Bii het open graf van Jezus is en kel reden tot vreugde. In den morden van Zijn verrijzenis- mag de psalm der grootste blijdschap klinken, en engelen en menschen moe ten elkander als in een reizang toe juichen: de Heer is waarlijk opgestaan. Klinkt dat bliide lied? Verheugen zich de dochters Sions? Ach, hét hart der vrouwen, die ver baasd het led ge graf inblikken, is vol vreeze en smart. Geen verheugenis kennen ?e en ^een bed zingen ze. maar hun oogen dwalen van den eenen engel naar den ander, en vullen zich met tranen. Dochtranen, nu Jezus ver rezen is Tranen in den 'evensmorgen Smart bij het open graf? Ja, want deze tiisciDehnnen zoeken den Levende bij. ide dooden. Voor haar besef is de Mees ter in het doodenrijk. Haar éigen han den hebben Zijn lichaam in de spelonk gedragen, en nu is het uit met Jezus, en terwijl zij bij de ontsloten en leege spelonk onnoemelijk rijk en gelukkig zijn, gevoelen zij zich de armste en ellendigste van alle meilschen. Arme vrouwen. Het had zoo anders kunnen zijn. Jezus heeft keer op keer over Zijn opstanding gesproken. Zij wisten er ailes van, maar hadden op Zijn beloften geen acht geslagen, en omdat zij Jezus woord niet geloof den, is het nu donker en somber. In den ochtend des levens treuren zij. (Heur liefde gaat uit naar een dooden Heiland. Terwijl zij moesten psalmen, weenen zij. Maardie droefheid is ons niet vreemd. Wij zoeken ook vaak den Levende bij de dooden. Dat doen wij, wanneer wij met ons pak van zonde en schu.d rond.oopen, alsof er geen Borg en Midde.aar opge wekt was om onze rechtvaardigmakiugi Wij zoeken als die vrouwen, wanneer wij steeds klagen en kermen en zuch ten en nimmer den psalm aanheffen, alsof er geen dood overwonnen en seen leven aan het licht was gebracht. Wij zoeken den Levende bij ae clooden wanneer wij ons levenskruis sieepen, alsof er geen levende Heiland was, Die ons ondersteunt; wanneer wij voor de wereld vreezen, alsof Jezus nog 111 den idood lag, en ons niet kwijt raken aan den Christus, alsof Hij niet alles vol bracht had. Weet gij, wat van die ongeloovigheid 1de oorzaak is. Dat verkeerde zoeken komt hieruit voort, dat wij, evenais de vrouwen, te> weinig acht geven op Gods beloften, en ons niet vokomen laten neerzinken op Zijn Evangelie. Die belof.en zijn er. Zij worden ons telkens weer verkon digd, maarwij k.emmen ons er met aan vast, wij steunen er niet op; wij gelooven den Heere te weinig op Zijn Woord, en ach, dan is er geen ziels- werkzaamheid met Christus' genade. Dan leeft er geen vreugde en hoop in het hart. Dan blijft hec altoos tasten en vragen, en wij zoeken wel, maar den levenae bij de dooden. Arme zoékers. Dan gevoelen wij ons bij allen rijk dom arm. Dan klagen wij, terwijl wij moesten juichen en terwijl wij, die het ledige graf van den Heiland kennen, in deze ellendevolle, wanhopige wereid, de dikers moesten zijn van net heer ste Evangelie, omdat Jezus leeft en dood overwonnen is, gaat er geen jubel en glans van ons uit. We ziin vaak zulke donkere christe nen. Droeve zoekers van Jezus. Zelfs in den blijden Paaschmorgen FEUILLETON. DORPSTOONEELEN. 12) -o-. VIII. De oude Trien op de. noteboom-hof- stede zat in de keuken aan een kopje koffie. Peinzend keek zij in het ledige kopje, als wilde zij uit het koffiedik de geheimen, der toekomst lezen. Trien verwonderde zich over haar beide meesters, den oude, zoowel als den jongen. „Ik weet 't niet meer," murmelde zij in zich zelve, „wat hun in 't hoofd steekt. Zij loopen rond, als ware er een doode in huis. Ja, ja, de oude no- teboom, daar zal 't wel van komen. Dat zit hun in het bloed. Vader en zoon leefden sinds dien onweersavond naast elkaar, zonder bij na een woord te wisselen. Slechts het bij 't werk allernoodzakelijkste werd besproken. De oude boer ergerde zich over zijn heftigheid, waarmee hij, naar zijn meening, alles bedorven had. Hij besloot omzichtiger voort te gaan. Al lereerst begaf hij zich eens zonder voorkennis van Herman naar Boden- hausen. Onder het voorwendsel te wil len handelen, trad hij bij Zimmerman binnen. Hij werd met groote vriende lijkheid ontvangen. Annedoor zette 'n kopje zeer sterke koffie en wierp hem eigenhandig in elk kopje telkens drie Maar voor u, die zoekt neeft het paaschevangelie toch een blijde bood schap. Christus heef die droeve zoe kende vrouwen niet laten dolen, maar zijn engelen gezonden om de Mr- -'s en de andere discipe'en op te liti.cn uit hun smart. En hoe doen de hemel boden dat Jubelen zij terstondChris tus leeft? Is hun eerste woord de tij ding, dat de Meester dood en graf heeft overwonnen? Neen, want al stel len zij de vrouwen door hun: Vreest niet, eerst gerust, zij beginnen met de zoeksters aan haar zonde te ontdekken. Zij openen eerst haar oog voor de oorzaak van haar donk;erhe:d, n.t. voon haar ongeloof, en als zij deze harten eerst geVd hebben op dén weg van de ellendekennis, klimmen zij met haar op tot de hoogten der verlossing en des lichts, en jubelen: Hij is hier niet, want Hij is ongestaan. Met die liefde wil Jezus Zich ook! tot u neerbuigen. Hij laat u niet op den verkeerden weg zoeken en voortworste1 en, maar Hii, Die over allen dood heeft getriom feerd, en ook alle donker in uw ziel heeft overwonnen, wil Zijn levens kracht ook aan u openbaren. En dan volgt Hij denze'fden weg als bij cle vrouwen. Dan doet Hij het licht in uw hart omgaan, door u eerst aan uw ongeloovigheid en dwaling te ontdek ken, en u te bestraffen over uw ge brek aan vertrouwen, en ja, dat hei lig vervviit zal uw ziel wel pijn doen. Doch laat u verbrijzelen. Zie uw veikeerd zoeken als schuld voor God. Eiken uw wantrouwen als ongehoor zaamheid jegens den Heere, en als, ge u zoo verootmoedigt voor Hem, Die de Levens vorst is, dan daagt de dag. Dari. wordt uw zoeken vinden. Dan gaat het levenslicht in uw hart °P- Dan geniet ge de vrucht der opstan ding. Dan openbaart de Levende Zich aaai uw ziel., Dan viert ge waarlijk Paaschen. LEVEND IN AL^E EEUWIGHEID. Openb. 117 en 18. Christus sterft, Maer Son en Mane treuren, En gansch bet aertrijk beeft en schijnt te willen scheuren; Doch t wijl by wort beweent, soo blijekt het dat hy leeft; Soo dat by met sijn doot der doot verwonnen heeft. O wonderbaer gelleym! wie haddet kennen we ischen, Dat God sich inder tijt sou voegen bij de menschen; Sou komen in h-et vleesch; en worden dat wy zijn, En lijden aen het kruys een noyt geleden pijn; Sou dalen in het graf, en, tot sijn hooghsten lof, Sich wreken aen de doot, en rijsen uyt het stof; Spu tot den vader gaen en uyt de werelt scheyden, En voor sijn lieve bruyt een plaetse toe-bereyden; Sou houden eeuwigh feest in Godes hooge zael: O wonders, yder deel! O wonders, al-te-mael! JACOB CATS. DE VIA DOLOROSA. In Jeruzalem. Jeruzalem is een heilige stad voor drie godsdiensten. De Mohammedanen noemen het: El Koeds, de heilige. Na Mekka is Jeruzalem de stad der eere; ook de volgelingen van den profeet hebben' hier hunne hoog-heilige plaat sen. De Jood kan geen voetstap zetten of hij drukt hier den gewijden grond en nog kust hij de steenen van den ouden muur, waar eenmaal Zions tem pel stond. En de Christenen zien in Jeruzalem eveneens de „stad des grooten Ko- nings" (Mattheus 535). Het is de stad. waar onze Heiland predikte en de straten van die stad zijn betreden door Zijn voetstappen. Professor Obbink, die Jeruzalem be zocht, schreef eens: „Den eersten nacht, dien ik te Jeru stukjes suiker. Hier was dus geen be zwaar, maar Herman, die vervelende jongen. De oude Lotz bracht van de Gladenberger markt voor Herman een nieuwe pijp mede en twee pakjes tabak, van dertig pfennig elk. Dat was een rijke gift voor den ouden Lotz, want iiij zelf rookte steeds A. B. Reu ter no. 0, van tvvintig pfennig. Herman nam alles in dank aan, maar veranderde zijn houding niet. Wel droeg hij zijn vader die harde woorden niet 11a, maar toch hield hij 't voor 't beste, elke uitspraak in deze uit den weg te gaan. Want zijn besluit, Annedoor niet te trouwen, was onwan kelbaar. Stellig, even duidelijk was het hem nu, dat hij nooit met den wil zijns vaders, zijn beminde, Karo- lien Joekel, als zijn bruid met zich voeren zou. Dus vermeed bij het zorg vuldig met het meisje samen te ko men. Geen enkelen Zondag kwam hij buiten de deur. En toch, ondanks dat alles liet hij de hoop niet varen. Want dat is het gouden voorrecht van jeug dige harten, te hopen waar niets te ho pen is. Als Herman op den stillen Zon dag-namiddag aan de deur zat en de rookkringetjes behagelijk langzaam uit zijn nieuwe pijp omhoog stegen, begon hij zich dikwijls allerlei droom beelden voor den geest te halen. Dan zag hij zijn beminde als meesteres in de noteboom-hofstede alles schikken en regelen, en zijn hart zwol van vreugde. zalem doorbracht heb ik niet veel ge slapen. Hoe zou dat ook? 'k Had zoo lang gehoopt, Jeruzalem met eigen oogen te zien. Ru was ik erEn voor mijn verbeelding rees het oude Jeruzalem op, de stad van David en Salomo, de tempel in volle pracht, en ik zag de pelgrims komen van vérre en Jezus als twaalfjarige knaap in hun n. id den. En dan verrees die kruis paal op Golgotha, en ik hoorde het ge schreeuw der wraakzuchtige Joden. En den volgenden dag verbaasde ik mij, dat de menschen te Jeruzalem alles zoo gewoon vinden en zoo ge woon leven, als was Jeruzalem een ge wone stad. Maar voor mij was het Je ruzalem. Tot de plaatsen in Jeruzalem, waar heen duizenden trekken, behoort ook de Via Dolorosa of Lijdensweg. Vol gens een, overigens niet oude traditie, is de Via Dolorosa, zooals die thans in Jeruzalem wordt aangewezen, de weg_, dien Jezus ging van het Rechthuis van Pilatus naar Golgotha. Is deze Via Dolorosa waarlijk de weg, dien de Heiland betrad van het Rechthuis naar Golgotha? Voorzich tig antwoordt hierop pater Höpfl, die een studie daarvan maakte, dat de lij densweg wordt gewezen niet door ei nuchtere wetenschap, maar door .de liefde van de vromen voor den gekrui sigden Heiland. Immers, de pelgrims zien in Jeruzalem bovenal de stad van Zijn tranen en Zijn lijden, de stad van Zijn verrijzenis en Zijn heerlijkheid. Er zijn er, die voor niets oog hebben dan voor Hem, die aan niets denken dan aan Hem En bij de Middeleeuwsche vromen is het verlangen gerezen, zelf dien weg te gaan om in boetedoening te denken aan hetgeen de Zaligmaker vopr hen deed. Die lijdensweg begon bij 't recht huis van Pilatus en eindigde op den heuvel Golgotha. Wanneer jie pel grims den weg der smarten bétraden, kwamen in hun herinnering de mo menten. die de Evangeliën ons verha len. Zij dachten aan de weenende vrouwen, zij doorleefden de ontmoe ting met Simon van Cyrene. Maar dat niet alleen: die plaatsen werden ook aangewezen. En zoo toont men in Je ruzalem niet alleen de Via Dolorosa, maar ook de veertien staties of pun ten, waar# Jezus zou hebben stilge staan. Eenige zekerheid omtrent het juiste verloop van den Lijdensweg is niet te geven. Want de Via Dolorosa wordt eerst genoemd in den tijd van de Kruistochten (12de eeuw): een tra ditie, die terugreikt tot de eerste eeu wen, bestaat niet. Bovendien: de weg der Smarten is in den loop der eeuwen nogal eens veranderd. Zelfs zegt pater Höpfl in zijn studie over de Via Dolo rosa, dat men nog het beginpunt niet weet: zoo laat hij in het midden, of de Romeinsche stadhouder Pilatus tijdens de hooge feesten resideerde in Tegenover zijn vader was hij nu dienstwilliger dan vroeger. Waar hij slechts kon, nam hij hem het werk uit de hand. En dat kwam den „no- teboer" bedenkelijk voor. Deze zonderlinge verstandhouding tusschen beiden duurde reeds weken lang. De een beschouwde met geheim wantrouwen en een gevoel van mis noegen de sprakelooze vriendelijkheid van den ander en dacht: „Aha, hij wil mij omhalen. Laat hem dat maar uit zijn hoofd zetten." Toen gebeurde het op een Zondag, Herman was juist in den tuin, bij de bijen dat er aan de deur werd geklopt. „Binnen," riep de oude Lotz, en het vossengezicht van Izaak Löb kwam te voorschijn. „Schoone goede dag, Ludwig." „Goeden dag". „Nah, hoe staat 't leven?" vroeg Löb vriendelijk grimlachend. Lotz antwoordde niet, maar trok een verdrietig gezicht. „Nah," ging Löb voort, „zie ik 't u aan, bent slecht geluimd, omdat ik ben gekomen vóór St. Martijn. Nab, kom ik nu alleen als uw goede vriend, je weet, waarom." 'Het gezicht van den boer helderde wat op. „Ben ik geweest in Bodehause, bij Zimmerman, wachten ze daar op Her man, en Herman komt niet. Ja. heb ik gezegd, Lotz en zijn zoon zijn alleen den burcht Anthoni'e ten Noorden van den Tempelberg dan wel in het ko ninklijk paleis van Herodes in de Bo venstad bij den tegenwoordigen Da- vidstoren, binnen de Jaffapoort. Naar geking dus het beginpunt in het N.- Oosten dan wel in het Westen lag, moet ook de Via Dolorosa anders ver- loopen. Evenwel ook al weet men den Lijdensweg niet, toch heeft de Via Dolorosa; zooals die met haai' veertien staties wordt aangewezen, recht op onze belangstelling. Zelfs schrijft Me vrouw Ligthart—Lion Cachet; „Voor mij als protestante, opgevoed bij het sobere Evangelieverhaalkon deze weg üit den aard der zaak niet dat treffende hebben, wat het voor katho lieken heeft, maar de gedachte, dat de voeten van den lijdenden Christus hier eenmaal wellicht denzelfden weg waren gegaan, wekte toch een stille ontroering, die door geen verstande lijke overwegingen kon worden weg gevaagd". Hoe critisch men ook moge zijn, te genover de „bewijsgronden", die aan gevoerd worden om de historische mogelijkheid van de Via Dolorosa aan nemelijk te maken toch gaat er van dezen weg een ontroering uit. Want nog dagelijks trekken vele vrome pel grims in aanbidding daarlangs; zij knielen neer, om de heilige plaatsen te kussen. Zijn zij niet gereisd over zeeën en landen, om alles te zien en is deze bedevaart niet het allergewich tigste deel van hun leven? Tot op zekere hoogte doet het er weinig aan toe, of aangewezen plaat sen „echt" zijn. want in Jeruzalem, in het Heilige Land is het de gansch e om geving, is het geheel het land, dat de Bijbelsche taal spreekt en de Bijbel- sche beelden wakker roept. De veertien staties. De eerste statie is natuurlijk 't Rechthuis van Pilatus, op de plaats van de vroegere Turksche kazerne. De tweede statie bevindt zich bij de trap van deze kazerne; hier zou de plaats zijn, waar het kruis werd ge legd op de vermoeide schouders van den Heiland. Eenige honderden schreden naar het Westen is de derde statie, waar Jezus voor de eerste maal onder het kruis viel. Dan gaat de weg langs „het huis van den rijken man" (uit de gelijke nis in Lukas 16 19 tot 31) naar de vierde statie, waar de Heere Jezus zijn moeder zou ontmoet hebben. Vandaar loopt de Via Dolorosa over een korten afstand naar het Zuiden. Op den hoek van El Wad en de Ta- rik as Serai is dan de v ij f d e statie, Hier meent men, dat Simon van Cy rene gedwongen werd het kruis van den Heere Jezus te dragen (Marcus 15 21). Vandaar af klom de weg in de oud op hun groot eigendom. Zullen ze heb ben geen tijd in den oogst. Heb ik be loofd, dat Herman aanstaanden Zon dag naar Bodehause zal komen. Zal dan alles komen in orde, als zich Her man niet aanstelt als een dom kalf". Verdrietig antwoordde Lotz: „Ik ge loof niet, dat hij er heen gaat. Hij is heel en al wederspannig. Wij zijn sa men in de grootste opwinding geko men, toen ik hem over de vrijerij ge sproken heb." „Weet ik dit, hebt gij alle twee Lotz koppen, koppen van ijzer, wilt zoo door een muur loopen." „Nu, zeg jij 't hem dan, Löb." „Zal wel oppassen, mijn vingers te branden. Ik wil u echter geven een goeden raad. Spreek met uw zuster, de vrouw van den burgemeester. Zij is veel slimmer dan wij twee samen. Zal zij Herman weten over te halen." Lotz schudde het hoofd. „Dat gaat niet. Ge weet, we zijn nog een beetje minder goed met elkaar sinds de ver- cleeling der erfenis." Lotz, hebt ge A gezegd, moet ge ook zeggen B, moet ge doorspellen, als ge wilt komen uit de slameur. Je weet, ik moet hebben met St. Martijn mijn geldje. Nah. nah, behoef je niet terstond uit te varen als een leeuw, blijf kalm. Kon ik ook wachten tot nieuwjaar, als ik zie, dat doorgaat de trouwerij". Met saamgenepen handen zat de boer daar. Een oogenhlik hoorde men heid sterk; nu is het Tyropeonöal grootendeels gevuld. De Via Dolorosa loopt van af de 5de statie door de straat, die de Mohammedanen noe men de straat Tarik es Serai, de chris tenen Tarik el Alam (lijdensweg). Ongeveer 80 meter verder wijst een ingebouwd zuilenfragment de plaats van de zesde statie; hier toont men het „huis van de heilige Veronica", die volgens de traditie het zweet van Jezus' gelaat zou hebben afgewischt met een doek, waarin de trekken van het gelaat zouden zijn achtergebleven. Ter plaatse waar deze straat gesne den wordt door de Tarik Bab el A- moed (de straat, die van de Damas- kuspoort komt) wordt de zevende statie gewezen; daar, zegt men, was het punt, waar Jezus de stad ver liet en waar hij, gedrongen door de schare nogmaals viel. Een oude zuil wijst men nog als een overblijfsel van de poort, waardoor ile Zaligmaker schreed, en waar Zijn vonnis was aangeplakt (porta judicariaj. Niet ver hier vandaan naar het Wes ten is de achtste statie^ hier denkt men zich de plaats, waar de barm hartige Heiland tot de weenende vrou wen sprak; „Gij dochters van Jeru zalem, weent niet over mij, maar, weent over u zelve en over uwe kin deren" (Lucas 23 28). Vijf en zestig M. verder, bij den in gang van een Koptisch klooster, dicht bij de Heilige Grafkerk, is dan de n e- g e n d e statie; hier wordt de plek aan gewezen, waar de lijdende Heiland voor de derde maal gevallen zou zijn. De vier volgende staties worden in de Grafkerk getoond; de tiende statie als de plek, waar men Jezus de kleederen afnam; de elfde statie, waai' Hij aan het kruis werd genageld de t-w a a 1 f d e statie is de plek, waar het kruis werd opgericht; de der tiende statie, waar Jezus van het kruis werd genomen en waar Maria zijn lichaam in haar armen nam. De veertiende statie is het graf zelve. Natuurlijk kan, zooals Paul Kep pier schrijft, geen bewijs worden gele verd van de topografische juiste plaats, noch van de geloofwaardigheid dier verhalen, die de Heilige Schrift niet vermeldt. (Het driemaal vallen; de ontmoeting met zijn moeder; de liefdedienst van Veronica). („Ons Reisblad.") DE PASSIEBLOEM. De passiebloem, die oorspronkelijk! uit de tropische wouden van Amerika] gekomen, sinds langen tijd bii ons in- neemsch is geworden, en schitterend licht tot zacht-lila van kleur is, drukt in haar naam al uit, dat men haar met Christus' lijden in verbinding heeft willen brengen. De legende verhaalt, dat zij aan üeni voet van het kruis op Golgotha heeft! gebloeid en zich liefdevol om de voe ten van den Heiland gerankt heeft, ten/ einde met haar bladeren Zijn wonden te verkoelen. De symboliek heeft in de verschillen de deelen der bloem overeenkomst wil! len zien met de martelaartee'kenen van Christus. Reeds in 't jaar 1653 heeft een botanicus, in zijn werk over dei cultuur der bloemen, de volgende ver gelijkingen genoemd: De drie nerven stellen de nagelen voor, waarmede de Heere aan het kruis werd gehecht. De met rood bet sprenkelde krans van meeldraden is de doornenkroon, de stamper is del kelk, de ranken herinneren aan de geesels, de vijf kolfjes aan de woorden van den Gekruisigde. Anderen vergelijken de krans meel Idraden met een stalenkrans, de vijflip pige bladeren met de handen der ver volgers, die Christus voor het gerecht1 sleepten. De tien bloembladeren stellen de apostelen voor; de twee, die ontbre ken zijn Petrus, die den Heiland ver loochende en Judas, die Hem verried. SLUlTSTEENTJEi Mijn Verlosser hangt aari 't kruis. En Hij hangt er mijnentwegen. Mij ten zegen. ..Van den vloek maakt Hij mij vrj> En Zijn sterven zaligt mij. slechts het knikken zijner vingerle den. Toen zei hij op gedempten toon: „Er blijft mij niets over. Ik moet door den zuren appel heen bijten en met Louise praten". „Nah, wat heb ik gezegd aan mijn vrouwtje, aan mijn Sara? Sara, heb ik gezegd, die Lotz van Hartehause is zeker veel kloeker als twee van onze menschen. Nah, zouden wij eens niet gaan in den stal? Er valt mis schien wel iets te handelen." „Löb, handelt gij ook, als gij Sab bath hebt?" vroeg de hoer toornig. „Ik niet, maar gij goyim zijt toch kinderachtig, heilig te houden uw Zon dag. Nah, kan ik ook gaan alleen in den stal. Adieu, Ludwig". Toen hij over de hofstede ging, bromde hij in zich zeiven: „Die trou werij is zeker goed, kan ik dan ver der scheren het schaap. Trouwt hij ze niet, ook niet erg, des te eerder is mij alle wol". „Jij blijft wel thuis, Herman, ik moet naar het dorp", sprak Lotz na het avondeten tot zijn zoon. Deze knikte, zette zich aan tafel en bladerde van verveling in een ouden almanak. Er was een half uur verstreken, toen hij Trien plotseling in het voor huis hoor de roepen: „Wat zal me nou gebeuren, wat voor een vreemd bezoek is dat". Terstond richtte Herman zich op, om de kamerdeur open te doen. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1927 | | pagina 9