Fietsen
PUROL
ft
ft
'sm.
w
M
■M
<0
g
1
mé
mo
NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN ZATERDAG 16 APRIL 1927
Gewijde en Ongewijde
Historie.
HET PAASCHFEEST.
Het is zeer moeilijk uit te maken se
dert wanneer men in de Christelijke
Kerk begonnen is de groote jaarfees
ten als Paschen, Pinksteren en Kerst
feest te vieren.
Het Paaschfeest is, evenals het Pink
sterfeest, oorspronkelijk een Israëlie-
tisch feest. Het ontleent zijn naam
aan het Hebreeuwsche „pesach", dat
in het Arameesch, de taal die de Jo
den ten tijde v. Christus spraken, „pas
cha" werd en „voorbijgang" betee-
kent. Immers het werd ingesteld in
dien historischen nacht toen de Engel
des verderfs door Egypteland ging en
alle eerstgeborenen zoowel van de
menschen als van de dieren doodde,
doch de huizen der Israëlieten, waar
het bloed aan de deurposten gespren
keld was, .voorbijging.
Deze uitleiding uit Egypte was een
voorafbeeldng van de verlossing uit
het diensthuis der zonde die de Mes
sias voor Zijn volk zou teweegbrengen.
Christus die door Zijn bloed de ban
den der zonden slaakte is het ware
Paaschlam en Paulus zegt dan ook in
1 Cor. 5:7: „Ook ons Pascha is voor
ons geslacht, namelijk Christus".
Toen de werkelijkheid gekomen was,
kon de dienst der schaduwen een ein
de nemen en er bestond dan ook geen
enkele reden waarom de nieuw-be-
keerde Christenen het Paaschfeest en
de andere Joodsche feestdagen zouden
moeten vieren. Wel is het begrijpelijk,
dat de Christenen uit de Joden (leze
en andere traditiën nog handhaafden,
al had de viering van dit feest voor
hen een dieperen en hoogeren zin dan
eertijds.
De Christenen uit de heidenen even
wel stonden vrij van de ceremoniëele
wetten, ook wat het vieren der groote
feesten betreft en noch in het Nieuwe
Testament, noch ook bij de apostoli
sche vaders vinden wij gewag ge
maakt van de Paaschfeestvienng. Pas
in de tweede helft der tweede eeuw
schijnt deze opgekomen te zijn, en wel
als een herdenking niet van Christus'
opstanding doch van Zijn lijden en
sterven.
De jonge Chr. Kerk brak hoe langs
zoo meer met de Joodsche inzettin
gen en gebruiken. Zoo werd reeds in
den apostolischen tijd de viering van
den Sabbath door dien van den Zon
dag als den Dag des Heeren vervan
gen.
De Didachê of leer der twaalf apos
telen, die uit het laatst der eerste eeuw
dateert, vermeldt reeds de Zondags
viering: „Op den Dag des Heeren ver-
eenigt u, breekt het brood en zegt dank,
na uw zonden beleden te hebben, op
dat uw offer zuiver zij". En in den Brief
van Barnabas wordt getuigd dat de
Zondag een vreugdedag is: „Den acht
sten dag brengen wij in blijdschap
door, den dag waarop Jezus van de
dooden is opgestaan.
Justinus de Martelaar (eerste helft
der 2de eeuw) verklaart: „Wij komen
juist des Zondags allen bij elkaar, om
dat het de eerste scheppingsdag is,
waarop God door het omvormen der
duisternis en van de oerstof de wereld
schiep, ën omdatop dienzelfden dag
Jezus Christus, onze Verlosser, van
de dooden is opgestaan. Want op den
dag, die aan den Zaterdag voorafgaat,
kruisigde men hem, en op den dag, die
op den Zaterdag volgt, d.i. op Zondag,
is Hij aan Zijn apostelen en discipelen
verschenen en leerde hen hetgeen wij
ook U ter overweging hebben meege
deeld".
Zoo was de Zondag een wekelijks
terugkeerend Paaschfeest. Tegelijk
blijkt uit het laatste citaat een weke-
lijksche herdenking van Christus' lij
den en sterven op Vrijdag. Met den
Vrijdag was de Woensdag een treur
dag, omdat op dezen dag de Joodsche
raad het besluit nam om Jezus te doo
den en Judas zich aanbood om zijn
Meester te verraden. Deze beide dagen
waren vastendagen, waarbij zich la
ter nog in een deel der Kerk aansloot
de Zaterdag ter herdenking van 's
Heeren grafrust. Dit vasten was door
de Christenen van de Joden overgeno
men die over het algemeen twee vas
tendagen onderhielden: Maandag- en
Donderdag.
Zoo gedachten de eerste Christenen
elke week aan die groote heilsweek
terug, waarin Christus door Zijn lij
den, sterven en opstanding de verlos
sing Zijns volks had bewerkt. Doch het
spreekt wel vanzelf, dat telkenjare
wanneer op den 14den Nisan het Is-
raëlietisch Paaschfeest terugkeerde
men in verhoogde stemming 's Heeren
dood en opstanding herdacht. Aldus
ontstond uit het wekelijksche het
jaarlijksche Paaschfeest, dat evenwel
aanvankelijk niet op Christus' opstan
ding maar op Zijn offerdood betrokken
werd Men vierde het dan ook op Vrij
dag; in zooverre week men af van het
Joodsche Paaschfeest dat op eiken
dag der week kan vallen. Viel de 14de
Nisan op een Vrijdag, dan werd het
Christelijk Paaschfeest gevierd op den
eersten Vrijdag die op dezen dag volg
de. Ook bracht men den naam van dit
feest (met het lijden van Christus in
verband. Niet kennende de Hebreeuw
sche beteekenis van dit woord, leidde
men het van het Grieksche werk
woord „paschein" of het Latijnsche
substantief „passio" af, welke beide
woorden lijden" beteekenen.
,Wat beteekent het Paaschfeest?"
vraagt Chrysostomus, die in de twee
de helft der vierde eeuw leefde, en hij
antwoordt: „Wij verkondigen dan den
dood des Heeren". Dit oudste Paasch
feest kwam aizoo overeen mei wat wij
RECLAME.
Doorzitten bij wielrijden
verzacht en geneest men met
Doos 30 ct., Tube 80 ct.
den Goeden Vrijdag noemen, een dag
die evenwel en o.i. terecht niet
tot de erkende Chr. feestdagen gere
kend wordt
Later kreeg de naam „Pascha" een
ruimere beteekenis en omvatte ook de
herdenking van 's Heeren opstanding.
Na de vierde eeuw begon men onder
scheid te maken tusschen het „Pascha
des kruises" en het „Pascha der op
standing" en nog later werd bij het
Paaschfeest alleen aan de opstan
ding gedacht, een gebruik dat lang
zamerhand algemeen werd.
Aan de actie om den Goeden Vrij
dag op te nemen onder ,de erkende
Christelijke feestdagen kleeft een vi-
tium origin is. In moderne krin
gen legde men, toen men niet meer aan
de opstanding-geloofde, allen nadruk
op het sterven van den vromen marte
laar voor Zijn overtuiging en in ver
band hiermede beschouwde men den
Goeden Vrijdag als een bijzonder „hoo-
genf dag, die meer in aanzien stond
zelfs dan de Zondag.
Bovendien heeft de Chr. kerk, die
telkens bij de viering van het H. Avond
maal den dood des Heeren verkondigt,
daarvoor niet nog een bepaalden dag
noodig.
PAASCHWAKE.
(Stille Zaterdag).
Sta toch op, mijn zwakke geest,
Uit uw slaafsche slapen!
Nood en dood zijn nu geweest,
Morgen is 't Gods Lentefeest.
Straks wordt d'aard herschapen!
D'ingang van Gethsemané
Laf, kwaamt gij niet verder.
Wolven sleurden 't Godslam mee,
Gij sliept bij Zijn zielewee,
Dacht niet aan uw Herder.
Waak en maak u haastig op
Uit den tuin des lijdens:
Reeds sloeg op den bergetop
Jezus' laatste harteklop,
't Uur naakt Zijns bevrijdens!
Leg u nu te waken neer
Waar de knechten slapen:
Straks verrijst uw God en Heer,
Valt ter zijde neer
Waar de wachters gapen.
Bid, dat Jezus' Paaschgena
U niet kom ten vloeke,
Dat Hij niet voorbij en ga
Zonder dat Hij gade u sla,
Reddend u bezoeke!
C. R. DE KLERK.
SCHAAKRUBRIEK
Probleem van J. van Dijk.
Ie prijs in een wedstrijd van de Mid
week Sports Referee.
11
■1
i
in
i
1§
m
m
Éi
m
IÉ
HP
Él
gup
1!
1
i!
HP
P
O
*/-
Wit begint en geeft mat in twee zetten.
Oplossing volgt hieronder.
Nog een winstpartij van Niemzo-
witscli uit den wedstrijd te New York.
W.: Dr. M. Vidmar. Zw.: A. Niemzo-
witsch.
Onregelmatige opening.
1. d2d4 Pg8—f6
2. Pgl—f3 e7e6
3. c2—c4 Lf8—b4
4. Lel—d2 DdS—e7
5. Pblc3 0—0
6. e2e3 d7—dB
7. Lfle2
Hier was Ld3 waarschijnlijk beter
geweest, er kan dan gauw e4 volgen.
7b7b6
8. 00 LcSb7
9. Ddlc2 Pb8d7
10. Tal—dl Lb4Xc3
11. Ld2Xc3 Pf6e4
12. Lc3—el
Vidmar wijkt van zijn gewonen stijl
af. Verbonden loopers zijn wel sterk,
doch niet als er een van zwak staat.
12
13. Dc2b3
14. Pf3d2
15. TdlXd2
16. d4Xe5
f7—f6
c7cö
Pe4Xd2
e6e5
Dit is beter dan dB. Door op efi te
ruilen kan Wit iets beginnen op de
geopende d-baan.
16dSXeö
Er dreigt nu f4 en daardoor opening
van de f-baan.
17. f2—f3 g7-g5
Niemzowitsch richt nu heel zijn aan
val op Wit's rochadestelling.
18. Le2—f2 Pd7—f6
19. Tfl—dl TaS—e8
20. Db3—a4 Lb7—a8
21. Td2—d6 De7—g7
22. Ltó—li
Stand na 22: Lfl.
XX
1 >4 wi
i I 1
i i i i
a b cdef gh
22e5—e4
Wit moet nu f3 beschermen.
23. Lf2—el e4Xf3
24. Lelc3 Dg7—e7
25. Td6d3 f3Xg2
26. LflXg2 La8Xg2
27. Lc3Xf6 De7—e4
Wanneer Wit nu Lc3 speelt, wint
Zwart door Lf3 met de bedreiging
Dg4 of Ldl.
28. Tdld2 Lg2h3
29. Lf6c3 De4g4f
Oplossing van den tweêzet: Le3.
WAT DE KERK NIET EN WEL
MOET ZIJN.
Wat de kerk niet moet zijn:
le. Een station waar men op het
laatste oogenblik binnen stormt of te
laat komt.
2e. Een gebouw voor nutslezingen,,
waar men in die pauze eens gelegenheid)
heeft goed rond te kijken en waar bij
het uitgaan de oritiek op des sprekers/
welsprekendheid, stem en gebaren,
enz., het hoogste woord heeft.
3e. Een modezaal, waar de laatste
nouveauté's worden geëtaleerd.
4e. Een concertzaal, waar het voor
al om muziek en zang te doen is enl
waar de preek dienst doet als in- en
uitleidend woord bij de uitvoering van
een oratorium, liefst zoo kort mogelijk.
5e. Een gerechtszaal, waar men zich
zoo verlustigt in het hooren verooridee-
l!en van die splinters en balken in an-
derer oog, dat men Idiie in eigen oog)
vergeet.
6e. Een bewaarschool, waar onver
schillige ouders de kinderen heen stu
ren, terwijl ze zelf thuis blijven.
7e. Een slaapvertrek, waar men ini
de meest makkelijke houding gaat zit
ten, om door Morpheus omarmd te
worden.
8e. 'n Restaurant, waar men van ld,e
spijskaart de meest gewenschte gees
telijke spijzen uitzoekt.
Wat de kerk wel moet zijn:
le. Een Godshuis, toegewijd aan een/
heilig en genadig God, en waar men,
heengaat om in bijzonderen zin dien
God te ontmoeten.
2e. Een bedehuis, waar men, ver van
het rumoer der wereld, met heel de
Gemeente zijn gebeden neerlegt aan
den voet van Gods troon, voor Vader
land en vorstin, voor Kerk en huisge
zin en eigen behoeften.
3e. Een klaaghuis, waar men onder
den indruk eener ernstige prediking]
zich {liep nederbuigt onder den last
van eigen zonde en ellende en ernst
maakt met dè tollenaarsklacht: „'O,
God', wees mij zondaar genadig".
BINNENLAND.
WERKTIJDENBESLUIT.
In hét Voorontwerp-Werktijdenbe-
sluit voor winkels wordt in artikel 1
bepaald, da-t een anan of êen vrouw in
winkels op Zondag geen arbeid mag
verrichten. De vrije Zondag wordt dus
als regel gesteld. Op dezen regel zijQ
echter uitzonderingen toegestaan, zulks
in verband met de bepalingen der \Vin
kelsluitingswet.
Artikel 2 bepaalt, dat een arbeider,
die in een winkel arbeid pleegt te ver
richten een wekelijkschen onafgebroken
rusttijd moet hebben van ten minste
32 uur. Volgens artikel 3 mag boven
dien op één dag der week geen arbeid
verricht worden voor of na één uur
des middags. Artikel 4 behelst een re
geling met betrekking tot den weke
lijkschen rustdag voor Israëlietisch per
soneel. In artikel 5 wordt de maximum
arbeidstijd van een arbeider in win
kels gesteld op 9 uur per dag en 50
uur per week. Voorts mag geen arbeid
verricht worden tusschen 8 K uur 's
middags en 6 uur v.m.
Artikel 7 behelst weder een serie
uitzonderingsbepalingen op de voor
schriften van artikelen 5 en 6 in ver
band met bet bepaalde in de ontwor
pen Winkelsluitingswet. Artikel 9 be
paalt, dat de arbeidstijd van een ar
beider op eiken dag, waarop hij meer
dan 6 uren in winkels arbeid verricht,
telkens na ten hoogste 5 uur arbeid
een onafgebroken rusttijd van ten min
ste een half uur moet hebben.
Op een dag, dat de arbeidstijd van
een arbeider later dan 6 uur des na
middags eindigt, moet een dezer rust
tijden ten minste anderhalf uur bedra
gen, en, behalve indien de arbeidstijd
van den arbeider niet voor 12 uur des
middags aanvangt geheel gelegen zijn
•tusschen 11 Vi uur vjm. en 3H uur n.m.
Artikel 10 regelt de kwestie van het
overwerk. Bepaald is, dat 't district-
hoofd der Arbeidsinspectie, indien
daar aanleiding toe bestaat, toestem
ming kan verleenen tot overwerk. Een
j.eugdig persoon of een vrouw mag ech
ter in dat geval niet langer arbeid ver
richten dan 10 uur per dag en 55 uur
per week. Een man niet langer dan 11
uur per dag en 62 uur per week.
Artikel 11 regelt nog eenige nadere
bijzonderheden met betrekking tot de
vergunningen voor langere rusttijden
en overwerk. Deze regeling stemt
overeen met hetgeen te dien aanzien
voor fabrieken of werkplaatsen in ar
tikel 97 der Arbeidswet 1919 en in het
ter uitvoering daarvan uitgevaardigde
K. B. van 28 Augustus 1920 is vastge
steld.
Artikel 12 bevat nog een bepaling,
waardoor voor kappersondernemingen
een 12-urige werkdag op Zaterdag mo
gelijk wordt, doch stelt dit alleen vast
voor mannen en onder voorwaarde,
dat niet langer arbeid verricht wordt
dan 50 uur per week, terwijl dien dag
na ten] hoogste 5 uur arbeid telkens
een half uur moet worden gerust.
Artikel 13 geeft een bepaling ter voor
koming, dat jeugdige bloed- of aanver
wanten in barbier- of kappersonderne
mingen op Zaterdag overmatig lang
zouden arbeiden. Zij mogen alleen ar
beid verrichten tusschen 8 uur v.m. en
8 uur njm. Voor tooneelkappers is een
uitzondering voorgesteld voor arbeid
des avonds tusschen 9 en 11 uur, en
des Zondags op den namiddag,
WINKELSUITIN GS WET.
De Minister van Arbeid heeft het ad
vies van den Hoogen Raad van Arbeid
gevraagd omtrent de voor-ontwerpen
betreffende een Winkelsluitingswet en
een Werktijdenbesluit voor winkels.
Omtrent deze voor-ontwerpen zal een
commissie uit den Hoogen Raad van
Arbeid haar advies uitbrengen.
Blijkens de Memorie van Toelich
ting bij het voorontwerp-Winkelslui
tingswet stemt dit ontwerp in hoofd
zaak overeen met de voorstellen der
Staatscomjmissie 1904 en met het ont
werp van den Middenstandsraad; het
geen in hoofdzaak op de voorstellen
der staatscommissie was gebaseerd.
Het huidig ontwerp verschilt echter in
zoover van dat der staatscommissie-
1904, dat het zich ook bezig houdt met
de Zondags9luitihg, welke de Staats
commissie ongewijzigd liet, doch die
in het ontwerp van den Middenstands
raad mede een plaats vond. De minis
ter is met dit college van oordeel, dat
een regeling van dit onderdeel in de
wet niet mag ontbreken.
Artikel 1 bepaalt, dat het verboden
is een winkel voor het publiek ge
opend te hebben of in of van een win
kelhuis uit iemand te bedienen: a. ge
durende den Zondag; b. tusschen 8 uur
des namiddags en 5 uur des voormid
dags. Door de gekozen redactie valt
zoowel het bedienen van klanten b.v.
in een kamer achter den winkel als de
z.g. verkoop „over bet hekje" onder de
werking der wet. Degenen, die bij het
sluiten van den winkel daarin aan
wezig zijn mogen nog bediend worden.
Artikel 2 houdt een omschrijving in
van wat onder „winkel" i9 te verstaan.
Deze omschrijving is in hoofdzaak
overgenomen uit artikel 3 der Arbeids
wet 1919. Daarnevens is een omschrij
ving gegeven van het begrip „winkel
huis", welke ruimer is, dan de bepa
ling van artikel 3 derde lid der Arbeids
wet 1919, en meer waarborg biedt te
gen overtreding.
Artikel 3 verklaart de bepalingen
dezer wet niet toepasselijk op apothe
ken en inrichtingen, waarin uitslui
tend of in hoofdzaak spijzen en (of)
dranken voor verbruik ter plaatse
worden bereid of verkocht (inbegrepen
inrichtingen voor verkoop van con
sumptie over de toonbank;). Het is ech
ter verboden in deze inrichtingen an
ders dan voor verbruik ter plaatse te
verkoopen; op de uren, waarop de ge
wone winkels gesloten zijn. Artikel 4
geeft eenige uitzonderingsbepalingen
met betrekking tot het sluitingsvoor-
schrift. Zoo mogen indien 5 December
op Zondag valt, de winkels dien dag
geopend zijn. Bloemen- en banketwin
kels mogen op 1 Januari, 24, 25, 26 en
31 December, zoo een dezer dagen op
Zondag valt, geopend wezen. Boekwin
kels in spoorwegstations mogen. Zon
dags tot 2 uur 's namiddags geopend
zijn, melkwinkels tot 12 uur 's mid
dags, doch uitsluitend voor den ver
koop van melk.
Verder mogen de winkels geopend
zijn van 5 uur v.m. tot 11 uur n.m.: a.
op den Zaterdag; b. op den dag vooraf
gaande aan Hemelvaartsdag (onder
voorwaarde dat op Hemelvaartsdag
de winkel voor het publiek gesloten is);
c. op de werkdagen in het tijdvak vah
20 November tot en met 5 December
en 15 tot en met 24 December; d. ten
aanzien van bloemenwinkels op 25.
26 en 30 December en banketwinkels
op 25 en 26 December.
In artikel 5 worden voorschriften
gegeven in het belang van hen, die tot
een kerkgenootschap behooren, dat
den wekelijkschen rustdag niet op
Zondag viert. Dezen kunnen vergun
ning ontvangen om hun winkels op
Zondag tusschen 5 uur des v.m. en 12
uur des namiddags open te houden, in
dien zij daartoe bij het gemeentebe
stuur een verzoek indienen. Artikel 6
schenkt den gemeenteraden de be
voegdheid om bij plaatselijke verorde
ning een regeling te treffen, waarbij
verplichte sluiting van winkels op een
deel van den werkdag kan worden
voorgeschreven. Een dergelijke be
voegdheid kan vooral van belang zijn
voor plattelandsgemeenten, waar na
genoeg geen winkels met personeel
voorkomen.
Artikel 7 regelt drieërlei bevoegd
heid: in de eerste plaats kan de ge
meenteraad voor bijzondere omstan
digheden van plaatselijken aard, on
der goedkeuring van de Kroon, uitzon
deringen op de bepalingen der wet
vaststellen, voorts wordt het den ge
meenteraad "mogelijk gemaakt om
hoogstens 14 dagen in het jaar, hetzij
in het geheeb de bepalingen omtrent
het sluitingsuur terzijde te stellen, het
zij een later uür te bepalen. Ten slotte
kunnen B. en W. in sommige gevallen
ontheffing verleenen van de verbods
bepalingen dezer wet.
DE KLOK.
Een hekl/er klokje dragen,
wij steeds in ons gemoed,
Dat ons den gang des levens,
gevoelen, meten doet.
Al' morden w' op den gang soms
met kinderlijk verstand,
Het kunstig uurwerk vormen
kan slechts een meesterhand.
Wat haakten w'ongèdu'dig
niet vaak naar sneller gang;
Wat maakte 't haastig tikken
niet Idikwerf 'thart ons bhngl»
Btf al ons treuren juichen,
bij alle goed en kwaad,
Dat ons weervoer in 't leven,
slöeg 't klokje trouw de maat.
Het sloeg bif vaders sterven,
't sloeg bij der vrienden graf.
Het sprak van liefd' en luidde.
ons huwlijksb ootje af.
't Slaat bij der kind'ren wiegje
en zal nog menigmaal,
Ons vreugd ctf leed verkonden
Met zijn eenvoud'ge taal.
;Gaat soms het werk wat trager
of dreigt het §til te staan,
Idi' lOnzichtb re hand Idës Makers'
Idrijft weer de raaldl'ren aan.
Maar eenmaal1 blijft het rusten,
en staat voor goed dan stil.
'Het weer in gang te zetten,
vermag geen menschenwil
Dan breng ik t naar den Meester,.
ver boven plaats en tijd,
In hooger, lichter sferen,
in eind'looz' eeuwigheid,
Dan geef ik 't Gode weder
en spreek, in 't oog een traan:
Zie hier, o Heer, Uw weik,
Gij deedt het stille staan.
Artikel 8 bepaalt, dat bet venten en
verkoopen of te koop aanbieden op of
aan den openbaren weg, behalve met
dag- of weekbladen, verboden zal zijn
op uren waarop ingevolge deze wet de
winkels gesloten moeten zijn.
Artikelen 9 en 10 houden strafbepa
lingen in tegen niet naleving der wet.
De bij deze wet strafbaar gestelde fei
ten worden beschouwd als overtredin
gen.
DE DRINKBEKER, DIEN DE VADER
GEEPT.
Hoe gewillig was de Heiland om al
les te lijden, wat Hij lijden moest. Hoe
kinderlijk, hoe eenvoudig aanvaardde»
(Hij den drinkbeker, dien de Vader
IHem gaf.
De wetenschap, dat de Vader het'
het was, Die Hem jdien drinkbeker gaf,,
was genoeg om Hem volkomen gewil
lig te rraaken.
En 'vrtji?
Ach, noe geheel anders is het in den1
regel met ons, als die .Vader ons eera
kruis oplegt. Hoe vaak murmureeren,
klagen wij. Hoe vaak verzetten wij ons,
j|nnerlijk tegen het lijden. De zucht
naar genot, naar geluk, is ons ingescha
pen. Wij willen ons eigen leven vast
houden, opbouwen.
En het lijden komt en doet niets dan)
afbreken. Alles wat in ons is, verzet!
zich .daartegen. En toch, de Vader is,
het, Die het lijden zendt. Daardoor
wil Hij afbreken den oujden, natuur
lijken mensch, om te kunnen opboul
wen den nieuwen mensch.
Maar wij zien de Vaderhand niet in
het lijden, 't Is alles verborgen voor,
onze oogen.. We tasten in het jduistei
rond en vragen: waarom? Waarom isl
juist dit mij oveikomen?
O, indien we slechts zagen, dat de*
.Vader, niet maar God, maar de Vader
ons den drinkbeker geeft, Dan zouden
wij, schoon wij Zijn doen niet begrijpen
toch kinderlijk en eenvoudig het lijden
uit Zijn hand aanvaarden.
WANNEER HET PASCHEN IS.
V oor hen, diie willen weten, wanneer)
het de eerstvolgende jaren Paschen zal)
zijn, geeft ,,Pniël" de volgende data!
voor Paschen in de 20ste eeuw.
Men ziet, hoe grillig de Paaschdflgeni
verspringen:
24 Maart
25
April
1940
1961
1966
1978
1998
1932
1937
1948
1959
1964
197»
1975
1986
1697
1929
1991
1934
1945
1966
1961
1972
1968
1988
1999
1931
1942
1968
1947
1958
1969
1985
1996
1928
1939
1944
1960
1956
1966
1977
1971
1982
1998
1936
1998
1941
1952
1963
1968
19W
1979
1990
1938
1995
1927
1938
1949
1954
1966
1976
1981
1987
1992
193Q
1935
1946
1967
1962
1978
1984
•2000
1948
kan I
'aschen nog
I860
op 2K ïviaart. j_uc u^u nc.i
in 182£ en dit kan weer gebeuren in
^Een „allerlaatste Paschen (25 Apr.)
is het ook zeer zelden. Na .1943 in 203öj
2190, enz.
Later dai^2&A^pcils'löan Pasohen nie«
zjjjn. 'v