Fietsen PUROL ft ft 'sm. w M ■M <0 g 1 mé mo NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN ZATERDAG 16 APRIL 1927 Gewijde en Ongewijde Historie. HET PAASCHFEEST. Het is zeer moeilijk uit te maken se dert wanneer men in de Christelijke Kerk begonnen is de groote jaarfees ten als Paschen, Pinksteren en Kerst feest te vieren. Het Paaschfeest is, evenals het Pink sterfeest, oorspronkelijk een Israëlie- tisch feest. Het ontleent zijn naam aan het Hebreeuwsche „pesach", dat in het Arameesch, de taal die de Jo den ten tijde v. Christus spraken, „pas cha" werd en „voorbijgang" betee- kent. Immers het werd ingesteld in dien historischen nacht toen de Engel des verderfs door Egypteland ging en alle eerstgeborenen zoowel van de menschen als van de dieren doodde, doch de huizen der Israëlieten, waar het bloed aan de deurposten gespren keld was, .voorbijging. Deze uitleiding uit Egypte was een voorafbeeldng van de verlossing uit het diensthuis der zonde die de Mes sias voor Zijn volk zou teweegbrengen. Christus die door Zijn bloed de ban den der zonden slaakte is het ware Paaschlam en Paulus zegt dan ook in 1 Cor. 5:7: „Ook ons Pascha is voor ons geslacht, namelijk Christus". Toen de werkelijkheid gekomen was, kon de dienst der schaduwen een ein de nemen en er bestond dan ook geen enkele reden waarom de nieuw-be- keerde Christenen het Paaschfeest en de andere Joodsche feestdagen zouden moeten vieren. Wel is het begrijpelijk, dat de Christenen uit de Joden (leze en andere traditiën nog handhaafden, al had de viering van dit feest voor hen een dieperen en hoogeren zin dan eertijds. De Christenen uit de heidenen even wel stonden vrij van de ceremoniëele wetten, ook wat het vieren der groote feesten betreft en noch in het Nieuwe Testament, noch ook bij de apostoli sche vaders vinden wij gewag ge maakt van de Paaschfeestvienng. Pas in de tweede helft der tweede eeuw schijnt deze opgekomen te zijn, en wel als een herdenking niet van Christus' opstanding doch van Zijn lijden en sterven. De jonge Chr. Kerk brak hoe langs zoo meer met de Joodsche inzettin gen en gebruiken. Zoo werd reeds in den apostolischen tijd de viering van den Sabbath door dien van den Zon dag als den Dag des Heeren vervan gen. De Didachê of leer der twaalf apos telen, die uit het laatst der eerste eeuw dateert, vermeldt reeds de Zondags viering: „Op den Dag des Heeren ver- eenigt u, breekt het brood en zegt dank, na uw zonden beleden te hebben, op dat uw offer zuiver zij". En in den Brief van Barnabas wordt getuigd dat de Zondag een vreugdedag is: „Den acht sten dag brengen wij in blijdschap door, den dag waarop Jezus van de dooden is opgestaan. Justinus de Martelaar (eerste helft der 2de eeuw) verklaart: „Wij komen juist des Zondags allen bij elkaar, om dat het de eerste scheppingsdag is, waarop God door het omvormen der duisternis en van de oerstof de wereld schiep, ën omdatop dienzelfden dag Jezus Christus, onze Verlosser, van de dooden is opgestaan. Want op den dag, die aan den Zaterdag voorafgaat, kruisigde men hem, en op den dag, die op den Zaterdag volgt, d.i. op Zondag, is Hij aan Zijn apostelen en discipelen verschenen en leerde hen hetgeen wij ook U ter overweging hebben meege deeld". Zoo was de Zondag een wekelijks terugkeerend Paaschfeest. Tegelijk blijkt uit het laatste citaat een weke- lijksche herdenking van Christus' lij den en sterven op Vrijdag. Met den Vrijdag was de Woensdag een treur dag, omdat op dezen dag de Joodsche raad het besluit nam om Jezus te doo den en Judas zich aanbood om zijn Meester te verraden. Deze beide dagen waren vastendagen, waarbij zich la ter nog in een deel der Kerk aansloot de Zaterdag ter herdenking van 's Heeren grafrust. Dit vasten was door de Christenen van de Joden overgeno men die over het algemeen twee vas tendagen onderhielden: Maandag- en Donderdag. Zoo gedachten de eerste Christenen elke week aan die groote heilsweek terug, waarin Christus door Zijn lij den, sterven en opstanding de verlos sing Zijns volks had bewerkt. Doch het spreekt wel vanzelf, dat telkenjare wanneer op den 14den Nisan het Is- raëlietisch Paaschfeest terugkeerde men in verhoogde stemming 's Heeren dood en opstanding herdacht. Aldus ontstond uit het wekelijksche het jaarlijksche Paaschfeest, dat evenwel aanvankelijk niet op Christus' opstan ding maar op Zijn offerdood betrokken werd Men vierde het dan ook op Vrij dag; in zooverre week men af van het Joodsche Paaschfeest dat op eiken dag der week kan vallen. Viel de 14de Nisan op een Vrijdag, dan werd het Christelijk Paaschfeest gevierd op den eersten Vrijdag die op dezen dag volg de. Ook bracht men den naam van dit feest (met het lijden van Christus in verband. Niet kennende de Hebreeuw sche beteekenis van dit woord, leidde men het van het Grieksche werk woord „paschein" of het Latijnsche substantief „passio" af, welke beide woorden lijden" beteekenen. ,Wat beteekent het Paaschfeest?" vraagt Chrysostomus, die in de twee de helft der vierde eeuw leefde, en hij antwoordt: „Wij verkondigen dan den dood des Heeren". Dit oudste Paasch feest kwam aizoo overeen mei wat wij RECLAME. Doorzitten bij wielrijden verzacht en geneest men met Doos 30 ct., Tube 80 ct. den Goeden Vrijdag noemen, een dag die evenwel en o.i. terecht niet tot de erkende Chr. feestdagen gere kend wordt Later kreeg de naam „Pascha" een ruimere beteekenis en omvatte ook de herdenking van 's Heeren opstanding. Na de vierde eeuw begon men onder scheid te maken tusschen het „Pascha des kruises" en het „Pascha der op standing" en nog later werd bij het Paaschfeest alleen aan de opstan ding gedacht, een gebruik dat lang zamerhand algemeen werd. Aan de actie om den Goeden Vrij dag op te nemen onder ,de erkende Christelijke feestdagen kleeft een vi- tium origin is. In moderne krin gen legde men, toen men niet meer aan de opstanding-geloofde, allen nadruk op het sterven van den vromen marte laar voor Zijn overtuiging en in ver band hiermede beschouwde men den Goeden Vrijdag als een bijzonder „hoo- genf dag, die meer in aanzien stond zelfs dan de Zondag. Bovendien heeft de Chr. kerk, die telkens bij de viering van het H. Avond maal den dood des Heeren verkondigt, daarvoor niet nog een bepaalden dag noodig. PAASCHWAKE. (Stille Zaterdag). Sta toch op, mijn zwakke geest, Uit uw slaafsche slapen! Nood en dood zijn nu geweest, Morgen is 't Gods Lentefeest. Straks wordt d'aard herschapen! D'ingang van Gethsemané Laf, kwaamt gij niet verder. Wolven sleurden 't Godslam mee, Gij sliept bij Zijn zielewee, Dacht niet aan uw Herder. Waak en maak u haastig op Uit den tuin des lijdens: Reeds sloeg op den bergetop Jezus' laatste harteklop, 't Uur naakt Zijns bevrijdens! Leg u nu te waken neer Waar de knechten slapen: Straks verrijst uw God en Heer, Valt ter zijde neer Waar de wachters gapen. Bid, dat Jezus' Paaschgena U niet kom ten vloeke, Dat Hij niet voorbij en ga Zonder dat Hij gade u sla, Reddend u bezoeke! C. R. DE KLERK. SCHAAKRUBRIEK Probleem van J. van Dijk. Ie prijs in een wedstrijd van de Mid week Sports Referee. 11 ■1 i in i 1§ m m Éi m IÉ HP Él gup 1! 1 i! HP P O */- Wit begint en geeft mat in twee zetten. Oplossing volgt hieronder. Nog een winstpartij van Niemzo- witscli uit den wedstrijd te New York. W.: Dr. M. Vidmar. Zw.: A. Niemzo- witsch. Onregelmatige opening. 1. d2d4 Pg8—f6 2. Pgl—f3 e7e6 3. c2—c4 Lf8—b4 4. Lel—d2 DdS—e7 5. Pblc3 0—0 6. e2e3 d7—dB 7. Lfle2 Hier was Ld3 waarschijnlijk beter geweest, er kan dan gauw e4 volgen. 7b7b6 8. 00 LcSb7 9. Ddlc2 Pb8d7 10. Tal—dl Lb4Xc3 11. Ld2Xc3 Pf6e4 12. Lc3—el Vidmar wijkt van zijn gewonen stijl af. Verbonden loopers zijn wel sterk, doch niet als er een van zwak staat. 12 13. Dc2b3 14. Pf3d2 15. TdlXd2 16. d4Xe5 f7—f6 c7cö Pe4Xd2 e6e5 Dit is beter dan dB. Door op efi te ruilen kan Wit iets beginnen op de geopende d-baan. 16dSXeö Er dreigt nu f4 en daardoor opening van de f-baan. 17. f2—f3 g7-g5 Niemzowitsch richt nu heel zijn aan val op Wit's rochadestelling. 18. Le2—f2 Pd7—f6 19. Tfl—dl TaS—e8 20. Db3—a4 Lb7—a8 21. Td2—d6 De7—g7 22. Ltó—li Stand na 22: Lfl. XX 1 >4 wi i I 1 i i i i a b cdef gh 22e5—e4 Wit moet nu f3 beschermen. 23. Lf2—el e4Xf3 24. Lelc3 Dg7—e7 25. Td6d3 f3Xg2 26. LflXg2 La8Xg2 27. Lc3Xf6 De7—e4 Wanneer Wit nu Lc3 speelt, wint Zwart door Lf3 met de bedreiging Dg4 of Ldl. 28. Tdld2 Lg2h3 29. Lf6c3 De4g4f Oplossing van den tweêzet: Le3. WAT DE KERK NIET EN WEL MOET ZIJN. Wat de kerk niet moet zijn: le. Een station waar men op het laatste oogenblik binnen stormt of te laat komt. 2e. Een gebouw voor nutslezingen,, waar men in die pauze eens gelegenheid) heeft goed rond te kijken en waar bij het uitgaan de oritiek op des sprekers/ welsprekendheid, stem en gebaren, enz., het hoogste woord heeft. 3e. Een modezaal, waar de laatste nouveauté's worden geëtaleerd. 4e. Een concertzaal, waar het voor al om muziek en zang te doen is enl waar de preek dienst doet als in- en uitleidend woord bij de uitvoering van een oratorium, liefst zoo kort mogelijk. 5e. Een gerechtszaal, waar men zich zoo verlustigt in het hooren verooridee- l!en van die splinters en balken in an- derer oog, dat men Idiie in eigen oog) vergeet. 6e. Een bewaarschool, waar onver schillige ouders de kinderen heen stu ren, terwijl ze zelf thuis blijven. 7e. Een slaapvertrek, waar men ini de meest makkelijke houding gaat zit ten, om door Morpheus omarmd te worden. 8e. 'n Restaurant, waar men van ld,e spijskaart de meest gewenschte gees telijke spijzen uitzoekt. Wat de kerk wel moet zijn: le. Een Godshuis, toegewijd aan een/ heilig en genadig God, en waar men, heengaat om in bijzonderen zin dien God te ontmoeten. 2e. Een bedehuis, waar men, ver van het rumoer der wereld, met heel de Gemeente zijn gebeden neerlegt aan den voet van Gods troon, voor Vader land en vorstin, voor Kerk en huisge zin en eigen behoeften. 3e. Een klaaghuis, waar men onder den indruk eener ernstige prediking] zich {liep nederbuigt onder den last van eigen zonde en ellende en ernst maakt met dè tollenaarsklacht: „'O, God', wees mij zondaar genadig". BINNENLAND. WERKTIJDENBESLUIT. In hét Voorontwerp-Werktijdenbe- sluit voor winkels wordt in artikel 1 bepaald, da-t een anan of êen vrouw in winkels op Zondag geen arbeid mag verrichten. De vrije Zondag wordt dus als regel gesteld. Op dezen regel zijQ echter uitzonderingen toegestaan, zulks in verband met de bepalingen der \Vin kelsluitingswet. Artikel 2 bepaalt, dat een arbeider, die in een winkel arbeid pleegt te ver richten een wekelijkschen onafgebroken rusttijd moet hebben van ten minste 32 uur. Volgens artikel 3 mag boven dien op één dag der week geen arbeid verricht worden voor of na één uur des middags. Artikel 4 behelst een re geling met betrekking tot den weke lijkschen rustdag voor Israëlietisch per soneel. In artikel 5 wordt de maximum arbeidstijd van een arbeider in win kels gesteld op 9 uur per dag en 50 uur per week. Voorts mag geen arbeid verricht worden tusschen 8 K uur 's middags en 6 uur v.m. Artikel 7 behelst weder een serie uitzonderingsbepalingen op de voor schriften van artikelen 5 en 6 in ver band met bet bepaalde in de ontwor pen Winkelsluitingswet. Artikel 9 be paalt, dat de arbeidstijd van een ar beider op eiken dag, waarop hij meer dan 6 uren in winkels arbeid verricht, telkens na ten hoogste 5 uur arbeid een onafgebroken rusttijd van ten min ste een half uur moet hebben. Op een dag, dat de arbeidstijd van een arbeider later dan 6 uur des na middags eindigt, moet een dezer rust tijden ten minste anderhalf uur bedra gen, en, behalve indien de arbeidstijd van den arbeider niet voor 12 uur des middags aanvangt geheel gelegen zijn •tusschen 11 Vi uur vjm. en 3H uur n.m. Artikel 10 regelt de kwestie van het overwerk. Bepaald is, dat 't district- hoofd der Arbeidsinspectie, indien daar aanleiding toe bestaat, toestem ming kan verleenen tot overwerk. Een j.eugdig persoon of een vrouw mag ech ter in dat geval niet langer arbeid ver richten dan 10 uur per dag en 55 uur per week. Een man niet langer dan 11 uur per dag en 62 uur per week. Artikel 11 regelt nog eenige nadere bijzonderheden met betrekking tot de vergunningen voor langere rusttijden en overwerk. Deze regeling stemt overeen met hetgeen te dien aanzien voor fabrieken of werkplaatsen in ar tikel 97 der Arbeidswet 1919 en in het ter uitvoering daarvan uitgevaardigde K. B. van 28 Augustus 1920 is vastge steld. Artikel 12 bevat nog een bepaling, waardoor voor kappersondernemingen een 12-urige werkdag op Zaterdag mo gelijk wordt, doch stelt dit alleen vast voor mannen en onder voorwaarde, dat niet langer arbeid verricht wordt dan 50 uur per week, terwijl dien dag na ten] hoogste 5 uur arbeid telkens een half uur moet worden gerust. Artikel 13 geeft een bepaling ter voor koming, dat jeugdige bloed- of aanver wanten in barbier- of kappersonderne mingen op Zaterdag overmatig lang zouden arbeiden. Zij mogen alleen ar beid verrichten tusschen 8 uur v.m. en 8 uur njm. Voor tooneelkappers is een uitzondering voorgesteld voor arbeid des avonds tusschen 9 en 11 uur, en des Zondags op den namiddag, WINKELSUITIN GS WET. De Minister van Arbeid heeft het ad vies van den Hoogen Raad van Arbeid gevraagd omtrent de voor-ontwerpen betreffende een Winkelsluitingswet en een Werktijdenbesluit voor winkels. Omtrent deze voor-ontwerpen zal een commissie uit den Hoogen Raad van Arbeid haar advies uitbrengen. Blijkens de Memorie van Toelich ting bij het voorontwerp-Winkelslui tingswet stemt dit ontwerp in hoofd zaak overeen met de voorstellen der Staatscomjmissie 1904 en met het ont werp van den Middenstandsraad; het geen in hoofdzaak op de voorstellen der staatscommissie was gebaseerd. Het huidig ontwerp verschilt echter in zoover van dat der staatscommissie- 1904, dat het zich ook bezig houdt met de Zondags9luitihg, welke de Staats commissie ongewijzigd liet, doch die in het ontwerp van den Middenstands raad mede een plaats vond. De minis ter is met dit college van oordeel, dat een regeling van dit onderdeel in de wet niet mag ontbreken. Artikel 1 bepaalt, dat het verboden is een winkel voor het publiek ge opend te hebben of in of van een win kelhuis uit iemand te bedienen: a. ge durende den Zondag; b. tusschen 8 uur des namiddags en 5 uur des voormid dags. Door de gekozen redactie valt zoowel het bedienen van klanten b.v. in een kamer achter den winkel als de z.g. verkoop „over bet hekje" onder de werking der wet. Degenen, die bij het sluiten van den winkel daarin aan wezig zijn mogen nog bediend worden. Artikel 2 houdt een omschrijving in van wat onder „winkel" i9 te verstaan. Deze omschrijving is in hoofdzaak overgenomen uit artikel 3 der Arbeids wet 1919. Daarnevens is een omschrij ving gegeven van het begrip „winkel huis", welke ruimer is, dan de bepa ling van artikel 3 derde lid der Arbeids wet 1919, en meer waarborg biedt te gen overtreding. Artikel 3 verklaart de bepalingen dezer wet niet toepasselijk op apothe ken en inrichtingen, waarin uitslui tend of in hoofdzaak spijzen en (of) dranken voor verbruik ter plaatse worden bereid of verkocht (inbegrepen inrichtingen voor verkoop van con sumptie over de toonbank;). Het is ech ter verboden in deze inrichtingen an ders dan voor verbruik ter plaatse te verkoopen; op de uren, waarop de ge wone winkels gesloten zijn. Artikel 4 geeft eenige uitzonderingsbepalingen met betrekking tot het sluitingsvoor- schrift. Zoo mogen indien 5 December op Zondag valt, de winkels dien dag geopend zijn. Bloemen- en banketwin kels mogen op 1 Januari, 24, 25, 26 en 31 December, zoo een dezer dagen op Zondag valt, geopend wezen. Boekwin kels in spoorwegstations mogen. Zon dags tot 2 uur 's namiddags geopend zijn, melkwinkels tot 12 uur 's mid dags, doch uitsluitend voor den ver koop van melk. Verder mogen de winkels geopend zijn van 5 uur v.m. tot 11 uur n.m.: a. op den Zaterdag; b. op den dag vooraf gaande aan Hemelvaartsdag (onder voorwaarde dat op Hemelvaartsdag de winkel voor het publiek gesloten is); c. op de werkdagen in het tijdvak vah 20 November tot en met 5 December en 15 tot en met 24 December; d. ten aanzien van bloemenwinkels op 25. 26 en 30 December en banketwinkels op 25 en 26 December. In artikel 5 worden voorschriften gegeven in het belang van hen, die tot een kerkgenootschap behooren, dat den wekelijkschen rustdag niet op Zondag viert. Dezen kunnen vergun ning ontvangen om hun winkels op Zondag tusschen 5 uur des v.m. en 12 uur des namiddags open te houden, in dien zij daartoe bij het gemeentebe stuur een verzoek indienen. Artikel 6 schenkt den gemeenteraden de be voegdheid om bij plaatselijke verorde ning een regeling te treffen, waarbij verplichte sluiting van winkels op een deel van den werkdag kan worden voorgeschreven. Een dergelijke be voegdheid kan vooral van belang zijn voor plattelandsgemeenten, waar na genoeg geen winkels met personeel voorkomen. Artikel 7 regelt drieërlei bevoegd heid: in de eerste plaats kan de ge meenteraad voor bijzondere omstan digheden van plaatselijken aard, on der goedkeuring van de Kroon, uitzon deringen op de bepalingen der wet vaststellen, voorts wordt het den ge meenteraad "mogelijk gemaakt om hoogstens 14 dagen in het jaar, hetzij in het geheeb de bepalingen omtrent het sluitingsuur terzijde te stellen, het zij een later uür te bepalen. Ten slotte kunnen B. en W. in sommige gevallen ontheffing verleenen van de verbods bepalingen dezer wet. DE KLOK. Een hekl/er klokje dragen, wij steeds in ons gemoed, Dat ons den gang des levens, gevoelen, meten doet. Al' morden w' op den gang soms met kinderlijk verstand, Het kunstig uurwerk vormen kan slechts een meesterhand. Wat haakten w'ongèdu'dig niet vaak naar sneller gang; Wat maakte 't haastig tikken niet Idikwerf 'thart ons bhngl» Btf al ons treuren juichen, bij alle goed en kwaad, Dat ons weervoer in 't leven, slöeg 't klokje trouw de maat. Het sloeg bif vaders sterven, 't sloeg bij der vrienden graf. Het sprak van liefd' en luidde. ons huwlijksb ootje af. 't Slaat bij der kind'ren wiegje en zal nog menigmaal, Ons vreugd ctf leed verkonden Met zijn eenvoud'ge taal. ;Gaat soms het werk wat trager of dreigt het §til te staan, Idi' lOnzichtb re hand Idës Makers' Idrijft weer de raaldl'ren aan. Maar eenmaal1 blijft het rusten, en staat voor goed dan stil. 'Het weer in gang te zetten, vermag geen menschenwil Dan breng ik t naar den Meester,. ver boven plaats en tijd, In hooger, lichter sferen, in eind'looz' eeuwigheid, Dan geef ik 't Gode weder en spreek, in 't oog een traan: Zie hier, o Heer, Uw weik, Gij deedt het stille staan. Artikel 8 bepaalt, dat bet venten en verkoopen of te koop aanbieden op of aan den openbaren weg, behalve met dag- of weekbladen, verboden zal zijn op uren waarop ingevolge deze wet de winkels gesloten moeten zijn. Artikelen 9 en 10 houden strafbepa lingen in tegen niet naleving der wet. De bij deze wet strafbaar gestelde fei ten worden beschouwd als overtredin gen. DE DRINKBEKER, DIEN DE VADER GEEPT. Hoe gewillig was de Heiland om al les te lijden, wat Hij lijden moest. Hoe kinderlijk, hoe eenvoudig aanvaardde» (Hij den drinkbeker, dien de Vader IHem gaf. De wetenschap, dat de Vader het' het was, Die Hem jdien drinkbeker gaf,, was genoeg om Hem volkomen gewil lig te rraaken. En 'vrtji? Ach, noe geheel anders is het in den1 regel met ons, als die .Vader ons eera kruis oplegt. Hoe vaak murmureeren, klagen wij. Hoe vaak verzetten wij ons, j|nnerlijk tegen het lijden. De zucht naar genot, naar geluk, is ons ingescha pen. Wij willen ons eigen leven vast houden, opbouwen. En het lijden komt en doet niets dan) afbreken. Alles wat in ons is, verzet! zich .daartegen. En toch, de Vader is, het, Die het lijden zendt. Daardoor wil Hij afbreken den oujden, natuur lijken mensch, om te kunnen opboul wen den nieuwen mensch. Maar wij zien de Vaderhand niet in het lijden, 't Is alles verborgen voor, onze oogen.. We tasten in het jduistei rond en vragen: waarom? Waarom isl juist dit mij oveikomen? O, indien we slechts zagen, dat de* .Vader, niet maar God, maar de Vader ons den drinkbeker geeft, Dan zouden wij, schoon wij Zijn doen niet begrijpen toch kinderlijk en eenvoudig het lijden uit Zijn hand aanvaarden. WANNEER HET PASCHEN IS. V oor hen, diie willen weten, wanneer) het de eerstvolgende jaren Paschen zal) zijn, geeft ,,Pniël" de volgende data! voor Paschen in de 20ste eeuw. Men ziet, hoe grillig de Paaschdflgeni verspringen: 24 Maart 25 April 1940 1961 1966 1978 1998 1932 1937 1948 1959 1964 197» 1975 1986 1697 1929 1991 1934 1945 1966 1961 1972 1968 1988 1999 1931 1942 1968 1947 1958 1969 1985 1996 1928 1939 1944 1960 1956 1966 1977 1971 1982 1998 1936 1998 1941 1952 1963 1968 19W 1979 1990 1938 1995 1927 1938 1949 1954 1966 1976 1981 1987 1992 193Q 1935 1946 1967 1962 1978 1984 •2000 1948 kan I 'aschen nog I860 op 2K ïviaart. j_uc u^u nc.i in 182£ en dit kan weer gebeuren in ^Een „allerlaatste Paschen (25 Apr.) is het ook zeer zelden. Na .1943 in 203öj 2190, enz. Later dai^2&A^pcils'löan Pasohen nie« zjjjn. 'v

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1927 | | pagina 10