NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN VRIJDAG 25 MAART 1927
TWEEDE BLAD.
WAT DE BLADEN ZEGGEM.
Hef verdrag met België.
Zn'nal^ begrijpelijk is, staan de cou-
ranxen vol van de verwerping van het
veH'-ffi floor de Eerste Kamer.
Wij la+en bier enkele verkorte pers
stemmen volgen;
De Nieuwe Rotterdamsche
C t. (lib.) verklaart, dat bet gewenscht
zal blijken de oorspronkelijke gedach
te van 1919 te herva+fen, en de poli
tieke herziening van het tractaat van
1839. die welke bet gevolg is van het
feitelijk vervallen van de Belgische
neutraliteit, af te schéiden van de re
gelingen, welke op economisch gebied
zullen kunnen worden tot stand ge
bracht.
Hiertegen' xegt het. blad kan
geen redelijk bezwaar bestaan, en er
zou door worden verkregen, dat het
toezicht der mogendheden bleetf bei-
perkt tot het terrein, waarop zij recht
van medezeggenschap kunnen laten
gelden. Ook practisch zou dit ge
wenscht zijr, omdat het onjuist is. en
zelfs de schijn moet worden vermeden
dat politieke desiderata door economi
sche regelingen, of omgekeerd, op
sleeptouw worden genomen.
Een zuivere, en derhalve duurzame
beslissing, zoo verklaart het blad. zal
door de afscheiding zonder twijfel in
de hand worden gewerkt.
Het Centrum (R.K.) zegt met
bezorgdheid naar de toekomst te zien.
Het is die verdere toekomst, waar
in de vraagstukken, in- het Tractaat
aan de orde, toch een oplossing zullen
moeten krijgen, en waarin die oplos
sing zeker voor ons land niet gunsti
ger zal zijn. Terwijl «wij een gunstige
situatie als zou ontstaan zijn, wan
neer dit Tractaat door ons con amore
ware aanvaard, hebben verspeeld.
Alle nadeelen zullen we krijgen,
maar de voordeelen missen.
Minister van Karnebeek zal thans
gaan.
In alle oprechtheid en warme be-
be won dering brengen wij hem een eere
saluut.
Hij heeft zijn land in de moeilijke
jaren op voortreffelijke wijze gediend,
door wijs beleid, groote behoedzaam
heid. scherp doorzicht en zeldzame
kracht.
Wij. betreuren zijn heengaan, zegt
het blad, maar nog meer de oorzaak
die hem tot heengaan dwingt.
De Maasbode (R.K.) zegt over
het vo-um der Eerste Kamer, dat de
verwerping van twee kwaden slechts
de iets minder kwade oplossin; vormt.
Reden tot juichen heeft Nederland op
dit oogenblik allerminst. De arbeid en
de moeiten van de positieve oplossing
van het Nederlandsch-Belgïsch ver
drag nemen nu pas een aanvang.
België heeft, wel degelijk naar de
oprechte meening en den vasten wil
der oppositie van Nederland iets te
verwachten, iet9, veel, misschien wel
meer dan de scheidende minister het
beloofde.
Er zal aan het gebeurde nog meer
commentaar zijn te wijzen. Wij doelen
op de lessen voor Nederlands buiten
landsch beleid in het algemeen, die
uit deze behandeling van het Ned.-Rel-
gisch vraagstuk dienen getrokken. Wij
doelen r-iet in het minst op een waar
dig afscheid van den heen°aarden mi
nister van Buitenlandsche Zaken.
Hij is aan de voortschrijdende be
handeling en de verwerping van het
verdrag, zijn levenswerk, ja een deel
van ziin leven, en welk een deel!, ten
offer gevallen. He mis in het vuur van
den strijd merigmaal onrecht aange
daan.
Moa-e, aldus het blad, het Nederland
sche volk ziin sroote daden in moeite
vollen tijd dankbaar en vooral in
deze dae-en blijven gedenken!
De Nederlander schrijft:.
Op minister van Karnebeek moet
deze beslissing, in het uur, nadat zij
gevallen is. den indruk maken van ge
mis aan waardeering bij het Neder-
landsche volk voor zijnen overwinnen-
den arbeid van het jaar 1919 ja van
vernietiging van zijn levenswerk van
acht moeilijke jaren. Toch is dit niet
d© beteekenis der gevallen beslissing.
En het zou ons niet verwonderen, als
eenmaal ook over deze wonde de tijd
zijn genezende kracht zal hebben uitge
oefend, dat van Karnebeek dit ook Zelf
zal erkennen.
„Wat nu?" is de vraag, die in veler
harten leeft.
Allereerst is er 'behoefte aan rust.
Even zullen de tegenstellingen opvlam
men, dit kan niet anders. Maar dan
moet er rust komen.
Dan zal van Karnebeek inzien, dat
door de beslissing van 24 Maart 1927
z.ijn werk van 1919 niet is vernietigd,
integendeel, dat op den grondslag van
het toen verkregen resultaat kan wor
den voortgebouwd.
Dan zullen de verantwoordelijke per
sonen in België inzien, dat het ook in
België's belang is, dat een overeen
komst van vriendschap en wederkee-
rige ontwikkeling tot stand kome tus-
schen het vrije souvereine België en
het vrije souvereine Nederland, in vol
komen oprechtheid en eensgezindheid,
zonder achterdocht en zonder eenig
voorbehoud, aan een van beide zijden.
Dan zal de grond gelegd kunnen
worden voor een tijdperk van langdu
rige en hartelijke overeenstemming
tusschen de beide Staten, die door af
komst, taal, bodem en ligging onmis
kenbaar tot eenheid en samenwerking
zijn geroepen.
Zou misschien van Karnebeek, dan,
bij deze nieuwe onderhandeling ,de
eerste Nederlandsche gevolmachtigde
kunnen zijn?
De T ij d schrijft:
Velen in Nederland zullen met
ons vreezen, dat de bewindsman, die,
nu zijn levenswerk is vernietigd, de
taak aan anderen overdraagt, door de
komende feiten in het gelijk zal wor
den gesteld. Met hem betruren wij dan
ook het gevallen votum, dat niet in
het belang zal blijken te zijn van ons
vaderland.
Wij betreuren het o.m het verdrag
zelf, om Nederland's positie in den
Raad der Volken, om de verwikkelin
gen, die niet te vreezen, doch wel te
verwachten zijn. ten slotte omdat de
eerste groote practische proeve tot de
mocratiseering onzer buitenlandsche
politiek door middel van tijdige rui
me openbaarheid op een zóó bescha
mend fiasco is uitgeloopen, dat een
prof. Struycken, indien hij nog leefde,
daaruit wel eenige scherpe conclusies
voor de toekomst zou hebben getrok
ken.
In eensgezindheid rond de nationale
zaak zal het Nederlandsche volk, zoo
besluit het blad, »kracht zoeken om
sterk te staan in de moeilijkheden,
waaruit voortgezet rustig beleid een
uitweg moet vinden.
Het Handelsblad (lib.) schrijft:
Van de nachtmerrv van het Bel
gische Verdrag zijn wij door de Eer
ste Kamer voorshands velost. Men
hoorde echter aanstonds na het be
kend worden van den uitslag vragen:
Eh wat gaat er nu gebeuren?
Wel niets. Evenmin als er iets
gebeurde toen België het verdrag har'
verworpen. Thans eerst kunnen wij,
beter dan toen, werkelijk niets doen,
rustig wachten. Tot de Belgen weer
bij ons komen. Want dat zullen zij stel
lig doen evenals zij het na 1920 wij
weten nu van den heer Van Karne
beek: feitelijk zelfs reeds in 1920
hebben gedaan. Want wat zij van ons
verlangen is zóó veel meer dan wat
wij van hen zouden kunnen vragen,
dat zij onvermijdelijk degenen moeten
zijn die het eerst wachtensmoede wor
den.
Maar de Mogendheden! Zeker. Bel
gië zal wel naar zijn groote broers
loopen. En misschien krijgen wij dan
wel van die „diplomatieke nota's"
waarover de heer Wibaut sprak. Wel
nu^ wij zullen kunnen antwoorden, ge
lijk' wij dezer dagen reeds opmerkten,
dat deze belangstelling ons wel ver
baast na de onaandoenlijkheid die van
den kant van „Europa" in 1920 werd
betoond, maar dat wij volkomen be
reid b 1 ij v e n om met België tot een
redel ij k tractaat te komen, een
verdrag op den voet van gelijkheid.
Niet in den geest van Versailles maar
in dien van Genève en Locarno. En
dan kunnen we, te eeniger tijd, weer
gaan onderhandelen.
Voort, geven wij hieronder nog eeni
ge uitlatingen van de Belgische bla
den.
Met betrekking tot de verwerping
van het verdrag schrijft de Nation
Beige:
Men begrijpt wel, dat wij „de come-
die der onderhandelingen" nu niet
weer zullen beginnen. Het woord is
thans aan de mogendheden. Want het
vraagstuk van de Hollandsche delta
van ScheldeMaas en Rijn is een in
ternationaal vraagstuk.
De Soir zegt:
Men kan wel dadelijk verklaren, dat
het geen waardige politiek zou zijn
nieuwe bespi^ekingen met Den Haag te
openen.
De Vingtième Siecle schrijft:
Te Londen, Rome en Parijs moet
men herinneren aan de plechtige be
loften ons onmiddellijk na den oorlog
gedaan. Nederland heeft opnieuw blijk
gegeven van zijn verlangen ons „tot
verstikking" te veroordeelen. Maar het
vergist zich, indien het meent dat de
Belgen zullen berusten in zijn dwaze
eischen en zouden toestaan, dat, wie
van onze leiders ook. nog verder terug
wijken.
De P e u p 1 e trekt een vergelijking
tusschen de campagne van eenige Hol
landsche belanghebbenden en de
kalme en waardige houding van de
Belgische pers. Het blad zegt, dat het
thans in elk geval de taak der Neder
landsche regeering is nieuwe stappen
te doen.
De Libr© Belgique schrijft:
In gezaghebbende Belgische kringen
verklaart men, dat Holland een ern-
stigen blunder heeft gemaakt. Neder
lands souvereiniteit over de Schelde
zal thans in het geding worden ge
bracht en het is wel zeker, dat er in
dezen belangengemeenschap bestaat
tusschen België en zijn vroegere bond
genooten. Volgens het blad heeft de
burgemeester van Antwerpen, Van
Cauwelaert, geweigerd zijn meening
kenbaar te maken. Hij zeide alleen: de
zaak is ernstig genoeg om tijd te ne
men er over na te denken. Belgische
afgevaardigden en senatoren hebben
uiting gegeven aan hun verontwaar
diging en verklaard, dat er niets an
ders overblijft, dan de zaak thans op
internationaal terrein te brengen.
Vlaamsche Kamerleden verbergen bun
teleurstelling niet en verklaren dat zij
gedupeerd zijn.
De Echo du Soir van Antwerpen
schrijft, dat Nederlands optreden
streng zal worden beoordeeld in het
buitenland. Het zal wel noodig zijn,
dat men van dit besluit in beroep
komt.
De F 1 a n d r e liberale te Gent
schrijft:
De Nederlanders vergaven ons nog
niet, dat wij in 1830 tegenover ben on
ze vrijheid hebben veroverd, en zij
konden zich er geen denkbeeld van
vormen, dat de winst van den oorlog
van België een onafhankelijk land
heeft gemaakt en de noodzakelijke
herziening van het verdrag van 1839
meebrengt.
De nieuwe Gazette d'Anvers
schrijft:
Nederland heeft het tafellaken door
gesneden. Het moet het maar weten.
Onze regeering is tot de uiterste toege
vingen gegaan. Zij heeft niet naar
nieuwe voorstellen van Holland meer
te luisteren, vooral niet meer, nu het
voorgoed uitgemaakt is, welke geest
de meerderheid van dit land ten on
zen opzichte bezielt. Nu dient de kwes
tie gebracht te worden voor bet tribu
naal der mogendheden.
KERK EN SCHOOL.
NED. HERV. KERK.
Beroepen: Te Ouddorp (Z. H.)<
J. v. d. Graaf te Ridderkerk.
Bedankt: Voor Ijlst, G. P. vam
Itterson, te Gelselaar. Voor Putten op
de Veluwe, B. G. G. Steenbeek te
de sterke Simson zou met zijn naakte
vuist den. gepantserden dwerg een er
veile bureaucratie vermorzelen.
De grenspaal was nu dicht bij: op
geen twee honderd pas afstands, en
Ivan voelde den grond onder zijn hope
wegzinken, nu er geen renbode van
den Gouverneur verscheen, om hem de
Vrijheid te brengen.
De stoet der ellendigen wandelde al
langzamer: voetje voor voetje, en hij
zou in zijn gang zijn gestremd als een
stroom, die door onzichtbare hinder
nis wordt gestuit, zoo er de soj daten
met hun dreigende bajonetten niet
waren geweest.
En de vogelen zongen, en de hooge
luchten juichten, terwijl het gerinkel
der ketenen rondom den somberen
grenspaal weerklonk
De ballingen zetten zich neder: met
het gelaat naar het Westen, dat hun
hart en hunne liefde bezat, en Peter
Alwin voegde zich hij Ivan Nekalof.
Zij zetten zich naast elkander neder
op een omgekantelden klipsteen, als
twee moede grijsaards, die den last
en de moeite van een lang menschen-
leven hebben getorst. De stugheid,
de trots was uit Peter's gelaat gewe
ken; liij sloeg den arm om Ivan's hals
en steunde: ,.0 broederke, wat zijn we
ongelukkig!"
Zij zaten daar op den omgekantel
den klipsteen, aan den Siberisclien
kant van den grenspaal, waar het wa
pen van Tobolék was te zien.
Wierden. Voor Opheusden. J. H. Kos<
ter le Montfoort.
GEPwEF. KERKEN.
Tweetal: Te Zwartsluis, H. M.
Ploeger te 'Appelscha, en IJ. K. Vel-
Ttnga te Oosyrzee
Aangenomen: Naar Oud-L'oos-
'drecht. P. D. Kuiper, cand. te Kampen'
Bedankt: Voor Fijnaart, Ottoland
Baambrugge, Nieuwerkerk a. d. IJsseli
"Mildam, A,mbt-Vollenhove A, Gene-
muiden, Koog-Zaandijk efi Hoorn, Pu
D. Kuiper, cand. te Kampen.
CHR. GEREF. KERK.
'Beroepen: Te Schiedam, T. D.
Barth te Alphen a. d. Rijn. Te Broek'
P. de Smit te Boskoop.
DOOPSGEZINDE GEMEENTE
Beroepen: Te Aalsmeer, R. C.
'de Lange te Krommenie en Wormer.
Ds. H. C. DE GROOT, f
In den ouderdom van 55 jaar is te
Angerlo overleden Ds. H. C. tfê Groot
.Ned. Herv. pred. aldaar.
Ds. H. O. de Groot werd in '1895
cand. t. d. H. Dienst en stond te Lich
tenvoorde (1894) en te Angerio sindg
6 April 1902.
KERKELIJKE BEDIENING.
Op verzoek is aan G. Ch. H. F. Va
ges, geboren te Hannover, op verzoek!
toestemming verleend* tot het aanvaar
den van de kerkelijke bediening van
predikant bij de Evang. Luth. .Gemeen
te te Amsterdam.
Ds. C. J. LEENMANS.
Men schrijft aan de „Standaard":
Zondag 3 April hoopt Ds. C. J.
Leenmans, Nea. Herv. pred. te Ga
meren, zijn bediening neer te leggen.
Meer dan 43 jaren mocht hij jn on
derscheidene gemeenten arbeiden en
den vollen raad -Gods tot zaligheid ver
kondigen.
Hij stond pal voor de Geref. waar
heid en ondervond vaak bittere vij
andschap; hij schaamde zich niet voor
ziin Koning uit te komen.
Gelukkig mocht hij ook ervaren, dar
de Heere zijn prediking wilde gebrui
ken, om velen tot zich teleiden. Aan
gezien een ernstige krankheid hem
reeds langen tijd het bed doet houden,
hoopt zijn schoonzoon, Ds. A. H. j. G.
van Voorthuizen, van Nijkerk, dien
dag een afscheidswoord tot de ge
meente van Gameren te spreken.
DE GEESTELIJKE NOOD IN DRENTE
Drente staat in deze dagen meen
idaji ooit in 't middelpunt der belang
stelling.
In het bijzonder kan dit worden ge-
zegd, van het Witteveen, die nieuwe
ontginning van de N.V. .„Het Land
schap Drente"'.
Voor de 50 arbeidersgezinnen, die
daar gevestigd zijn, wordt veel ge
daan om ze een goed bestaan te ver
zekeren. Verschillende vooraanstaande
personen 'gaven van hun medeleven
blijk, door aan een van de bewoners
een geit of ander nuttig huisdier te
schenken.
Maar nu komt onwillekeurig, do
vraag op: wat Wordt er gedaan voor
de geestelijke belangen van deze men-
echen? En daii moet helaas worden,
gezegd, dat in dit opzicht de bewo
ners van het Witteveen bijha van al
les verstoken zijn. De afstand naar het
dorp Westerbroek bedraagt 68 K.M.
zoodat ook voor hen, die dit begeeren,
het uiterst moeilijk is, kerkelijk meda
te leven.
Een school laat staan dan een
Christelijke school, bestaat er nog
niet, evenmin een localiteit waar Zon
dagsschool- of andere samenkomsten
kunnen worden gehouden.
De kerkeraad der Geref. Kerk van
Westerbork was van meening, dat er
toch iets moest worden gedaan om
in dezen nood te voorzien. Hij besloot
daarom pogingen in het werk te ste®
len om te komen tot stichting, van een
evangelisatielokaal. Door heeren com
missarissen van de N. V. werd voor
dat doel op zeer giunstige voorwaar
den een terrein toegezegd, Ook in
eigen kring werd reeds een bedrag!
bijeengebracht.
Maar er is meer noodig, idan deze
kleine kerk kan dragen. En daarom!
doet de kerkeraad een beroep op de
offervaardigheid van het Geref. volk
Waar ve^en getoond hebben "voor de
natuunijke nooden van Witteveen hart/
te hebben, laten zij nu hetzelfde doen
ten opzichte van cfe geestelijke no oefen
En Ivan wees met den vinger naar
boven, waar de tekst te lezen was, dien
Peter Alwin er zes maanden geleden
met vaste hand had opgeschreven:
„Komt herwaarts tot Mij allen, die ver
moeid en belast zijt, en Ik zal u rust
geven".
De halen waren hier en daar ver
vaagd door regen en wind, doch de
tekst was nog leesbaar, en Ivan wees
met den vinger naar den tekst.
„Peter Petrowitch". zeide hij, zijn
eigen ellende vergetend „daar vindt
ge rust!"
„Wie geeft die rust, Ivan?"
,,Dat is Jezus".
Peter schudde het hoofd.
„Vader Kansof zeide dat ook, maar
de Poolsche Jood wist het beter; hij
geloofde niet aan Jezus maar aan den
dood als den waren rustaanbrenger."
Toen zeide Ivan met droeve stem:
„Laten wij bidden, broederke!" doch
Peter 9chudde andermaal het hoofd.
„Het geeft niet3,' Ivan Serguwitch
het geeft niets! 't Is een beminne
lijke dwaasheid, dat bidden wij
gaan naar ons levend graf, en geen
God en geen Satan zal er ons uit red
den!"
Er lag zoo'n vreemde uitdrukking
op zijn gelaat, en in die oogen lag een
starheid, die Ivan's ziel met schrik
vervulde.
„Het is zes maanden geleden. Ivan!"
„Ja zes maanden!"
Peter bedoelde, dat zij zes maanden
opdat zoodoende het eerste kerkje iii
JWitteveesn kan worden geopend jsoL
ook daar het Evangelie kan worden!
gebracht.
Giften voor dit mooie werk woe
den gaarne ingewacht aan het adresf
van Db. A. Jloordewier te Western
bork. Postrekening no. 125901. 3
ONS GEREF. SCHOOLWEZEN. -
Men schrijft ons:
Waarom lauwheid op het gebied
van hot Gereformeerd Schoolwezen?
'We bedoelen dit vooral in organis»-:
torischen zin. Want aan de goed-Geren
formeerdheid van onderwijzers en be
stuursleden behoeft, gelukkig, nog niet
getwijfeld te worden. Maar de liefde
tot een Gereformeerd Schoolwezen is
zoo bedenkelijk koe] bij velen in den
lande! Die koelheid ifit zich op veler-/
lei wijze.
Vooreerst: or is zeer weinig behoefte
aan organisatie onder de voor-,
standers van Geref. Schoolonderwijs.
Dan is de financierde offervaardig
heid te dien opzichte zeer miniem, ea
't financieele onvermogen in deze
schijnbaar vette jaren veelszins zorgen
lijk.
Men zou wanen, een da capo van de
droomen-periode der Pharaonen te
zien; de magere jaren werden door
vette gevolgd, maar de magerheid
bleef! Voor vele scholen" inderdaad vér-,
ontrustend. Ja, benauw end. Want wel
ke ook de oorzaak zij. is 't nie't be^
klemmend ie zier, hoe ondanks de dui
zenden, die in de schoolkosten vloeit
den in den loop van onkel© jaren,
men desalniettemin zelfs var groote
stadsscholen verneemt, dat ze geen
contributie voor hun Scholen organisa
tie, ten bedrage van een paar tiental
len guldens hoogstens por school, kun
nen missen? Met duizenden verrijkt
en onmachtig om een paar zilver
lingen te geven? Hco kan dat? Waar
schort het 'em?
Met het naspeuren van enkele schijn
oorzaken zijn we er niet af! Voor wiei
gelooft, dat een Levend God aller men-
schen lot regelt, en bijzonderlijk het lot
van Zijn volk, is duidelijk dat aller
eerst naar diepere motieven moet
gezocht worden.
We wezen op de beteekenis van den
strijd des geloofs in meer dan één zin.
Een psychologische verklaring moge
hierbij in geding gebracht worden.
Ons Gereformeerd volk werd groot
in verdrukking en velerlei strijd. Drie
alles beheerschend© bewegingen uit
de vorige eeuw wijzen dit voldingend
uit. De kerkelijke beweging van 1834;
de schoolstrijd vanaf de '50er jaren
vooral, met de kerkelijke beweging
van 1886. Van deze drie heeft niet het
minst de schoolstrijd een grooten in
vloed geoefend. Deze strijd werd een
gansch het volk omvattende beweging.
Een strijd, die ware democratie kweek
te, die vriend en vijand te wapen riep.
Niet geheel ten onrechte is voorspeld,
dat de Onderwijs-pacificatie de doods
klok zou doen luiden over het Partij
wezen' der Antirevolutionairen in Ne
derland. In den schoolstrijd is
ons Antirev. volk gegroeid; geworden
een ernstig meelevend© en meetellende
partij!
Maar zie: de „Bevrediging" kwam.-
„Die Waffen nieder"! dat scheen de
van-zelf sprekende hoogste wijsheid!
Alleen spelbrekers; onverzoen lijken,
ondankbaren trachtten een waan te
voeden, die noodlottig scheen te wor
den voor de zoo zeer rust behoevende
onderwijswereld(!) Edoch, de ontnuch
tering bleef niet uit! Klacht bij klacht
rees op uit de schoolwereld! De anna
len van Schoolraad en -Unie getuigen
het! Maar, het ergste is niet. dat er
zooveel onbevredigende bevrediging te
conistateeren viel, maar de kentering
in de volks-opinie: de omwending, de
ombuiging van den volksgeest; de ont
wenning aan den voorheen zoo bezie
lenden geloofsstrijd dat is het
kwaad, waaronder we zuchten! Of
liever, waarmee we ziten! Zonder 'het*
misschien maar eenigermate te be
seffen!
En nu?
God geve ons nu allereerst, te zien,
hoe Zijn volk nimmer kan en mag af
laten een strijdbaar volk te zijn, op
straffe van afval van den Levenden
God zelf!
geleden hier waren geweest, en Iva«
begreep hem.
„Toen heb ik gezegd. Ivan Sergu
witch: aan deze grenspaal vliedt de
hoop en begint de wanhoop!"
Hij deed eenige schreden voorwaartse
naar het Westen, en hij wierp zich ter
aarde. Zijn jong gemoed werd door,
een orkaan beroercf, en hij kuste den
vaderlandschen grond onder hartsn
tochtelijk snikken.
„Vaarwel, mijn vader", zeide. hij i
„vaarwel, mijn moeder! vaarwel mijn
broeders en zusters gij zult mij
nooit wederzien!"
Ivan werd ongerust; het bittere zie-
leleed van zijn vriend deed zijn. eigen
smart voor een oogenblik verstommen
en hij wees Peter op Christus, Die
machtig is, om ons in onzen groots
sten nood te sterken.
Het was toch vreemd, dat Ivan dit
deed! Hij had zoo pas de smartelijk
ste teleurstelling ondervonden, daai-
het wonder, waarop hij had gehoopt,
en waarom hij had gezucht, was weg
gebleven, en des ondanks noemde hij
God een Hoorder en een Verhoorder,
der gebeden.
Het was vreemd het was 'n onge
rijmdheid, en Peter vond dit ook.
Doch dezen keer spotte hij er niet
mee, want zijn droefheid was te groot
en hij zeide met tranen in zijn stem:
„Ivan Serguwitch, behoud uw geloof!
(Wordt vervolgd).
jfüUlLLETOIN.
BLOED EN TRANEN.
Ginds stond de grenspaal; hij ver
hief zich dreigend uit de groene ber
ken als een reus, die Ivan's geloof,
zijn hoop en zijn liefde zou verplette
ren.
De karavaan schreed al trager voort.
Het scheen, dat deze rampzalige we
zens zich bewust waren, hoe de hope
slonk, naarmate zij meer het levende
graf naderden, dat Siberië wordt ge
noemd.
Doch Ivan begon een donder te ver
wachten. Hij bracht immers als Abra
ham het offer; hij offerde zijn jeugd,
zijn vrijheid, zijn aardsche liefde, en
op het hoogste punt van zijn beproe
ving zou de Heere tusschenbeide ko
men.
Er zou een wonder gebeuren was
het zoo ongerijmd? Was het geen
waarheid, dat het P&d der geloovigen
door wonderen was omringd? En daar
om keek hij telkens om: in de gTijze
stofwolk, die hem schier den adem
benam, uitziende naar het wonder,
dat hem de redding zou brengen.
Vlak achter hem liep Peter Alwin:
met op elkander geklemde tanden en
gebalde vuisten.
„Hoe gaat het?" vraagde Ivan, en
hij antwoordde: „Nitchewo het is
niets!"
Dat Nitchewo, waartegen hij in zijn
jonge, vurige kracht zoo dikwijls en
zoo heftig had opgetornd, was thans
het schild geworden, waarmede hij
zich dekte. Maar ach, het was voor Pe
ter een papieren schild! Hij hief het
hoofd op, en zijn bruine oogen waren
wijd open van bitterheid en angst; er
lag een bange trek om zijn bleeke lip
pen, en zijn hart was vol duisternis
en wrok.
Een innig medelijden kwam bij Ivan
boven.
„Zijt gij moede?" 'vraagde hij, en
Peter antwoordde: „Broederke'gij
zijt vermoeider dan ik".
Dat was waar. Peter was vlug op
zijn gang, terwijl Ivan hinkte; Peter
kon het loopen lichter uithouden, en
al was hij door de afmattende voet
reizen vermoeid, hij was het minder
dan manke Ivan.
„Waarom kijkt gij telkens om?"
vraagde Peter, en Ivan antwoordde:
„Daar kan hulpe komen".
„Van wien?"
„Van God".
Hoe vreemd klonk het Peter in de
ooren! Hij had met God afgerekend;
hij was tot het inzicht gekoonen, dat
er geen God was, en hij beschouwde
het voor een ware ramp, dat het Rus
sische volk aan God geloofde. Als het
volk van dezen waan was genezen,
zou het gelukkig worden; het zou uit
zijn geestelijke traagheid oprijzen, en