NIEUWE LEiüSCHE COURANT VAN DONDERDAG 24 MAART 192?
TWEEDE BLAD.
WAT DE BLADEN ZEGGEN.
Nattige roofvogels.
In Schuurman en Jordens' uitgave
van Staatswetten is onlangs als „eer-
ste-aanvulling der Vogelwet" een rond
schrijven van den Minister van Bin-
nenlandscKe Zaken aan de burgemees
ters verschenen waaraan wij het vol
gende ontleenen:
„Het kan wel algemeen bekend wor
den geacht, dat in den winter een bui
tengewone hoeveelheid roofvogels,
vooral buizerden, torenvalken en uilen
in1 ons land een tijdelijk verblijf vin
den. Het is duidelijk, dat dit verblijf
wijst op de aanwezigheid van voedsel
bronnen, waaruit deze vogels zich vol
doende kunnen voeden; dat er gewoon
lijk'ruimschoots genoeg is, kan wor
den opgemaakt, uit den1 welstand waar
in bemachtigde exemplaren gewoon
lijk worden aangetroffen. Het voedsel
dezer vogels bestaat voor een zeer be
langrijk deel uit muizen en musschen,
die dus 's winters in wel zeer ruim
aantal aanwezig moeten zijn.
He aanwezigheid van een groot aan
tal dezer en andere vogels mag der
halve op zichzelf nooit een reden zijn
om aan hun bescherming minder zorg
té wijden. Integendeel behoort zij te
leiden tot de overweging, dat deze vo
gels wel. zeer noodig zouden kunnen
zijn wegens een beginnende, door den
mensch mogelijk nog niet opgemerkte
vermeerdering van musschen, muizen,
rupsen en dergelijke.
Toch wordt sedert lang op de boven
genoemde vogelsoorten jacht uitge
oefend met allerlei middelen, zoowel
met het geweer als met de klem en
komen daarover van den kant van den
landbouw talrijke en ernstige klachten
in.
Hat bij deze jacht een onderscheid
tusschen de doortrekkende vogels en
de Nederlandsche standvogels kan ge
maakt worden, behoeft geen betoog.
Evenmin behoeft het nadere toelich
ting, dat daarbij de natuurlijke toe
standen zeer ernstig uit hun evenwicht
worden gebracht, zoodat speciaal de
muizen zich meermalen tot een plaag
kunnen ontwikkelen, die dan met an
dere middelen tot staan moet worden
gebracht. Bij een onderzoek t.a.v. kerk
uilen b.v. werd gevonden, dat zij zich
gevoed hadden met: 9084 spitsmuizen,
y764yeldmuizen, lö75musschen, 72 rat
ten, 41 spreeuwen, 70 kleine vogels en
andere dieren.
Bij de tegenwoordige toestanden van
de zich steeds uitbreidende cultivee
ring van onzen bodem schijnt het in
de meeste gevallen uitgesloten, dat do
micilies (d.w.z. gebieden, die de vaste
of regelmatige woonplaats van bepaal
de vogels zijn), die van bun groote
vogels zijn beroofd, vooral van uilen
en buizerden, opnieuw kunnen worden
bezet. Daartoe ontbreken de benoodig-
de overschotten van jonge vogels. Ook
deze hebben in sterke mate ven ver
nieling te lijden. In zeer vele gevallen
zijn daarom de gevolgen van het weg
nemen der oude vogels voor de naaste
omgeving onherstelbaar''.
Hierop volgt een vermaning aan de
burgemeesters om voorzichtig te zijn
met het uitreiken van vergunningen
on om streng de hand te houden aan
bet uitvoeren der Vogelwet.
'Wij brengen dit eens onder de al-
gemeene aandacht, omdat de hierbo
ven genoemde cijfers een denkbeeld
geven van het nut van roofvogels
en dan nog maar van één bepaalde
söort uilen. Alle roofvogels, maar o.i.
uilen het minst, doen zeker wel eens
kwaad aan jong cultuur gevogelte,
maar als men daartegenover het ont
zaglijke nut ziet dat zij, blijkens deze
cijfers, voor land- en tuinbouw hébben,
dan mag men inderdaad wel zeer
voorzichtig zijn in hun bestrijding. En
men schiet er nog maar veel te veel
op los.
Kerwaats en derwaarts.
D. Hogenbirk schrijft in de „C-har
loiséhe Kerkbode' het_ volgende:
Het is al meer dan vijf en twintig .iaar
geleden, dat ik het volgende typische
staaltje van scherpzinnigheid hoorclê ver
tellen uit het leven van Dominee Bud
ding.
Er kwam iemand tot hem met de
vraag, of het als een geloofsdaad moest
aangemerkt worden, dat Mozes den
Egyptenaar versloeg, Budding lacht
evén na, en hij antwoordde: ..E11 hn
zag herwaarts én derwaarts en toan hn
zag dat er niemand was. versloeg' Mi
den Egyptenaar, en Verb'ergde hém' in
het zand'1. De vrager was nog even
wijs. Daaroo zeide Budding nogmaals,
maar nu met meer nadruk op die twee
woorden: „En hij zag herwaarts en
derwaarts", en voegde hii er aan
toe: „en het geloof ziet naar boven".
Dus stond het vast, dat hier niet van
een geloofsdaad sprake is geweest.
Tk laat deze verklaring natuurlijk voor
rekening van Ds. Budding, die wel meer
verklaringen heeft gegeven, 'die nu!
niet bepaald onaanvechtbaar zijn, en
waarbij men om dit vast te stellen best
het licht, dat in later dagen over de
Schrift is opgegaan, missen kan. Hij1 was
een zeer singulier man.
Maar het geval is mij steeds brjgeble
ven, en zooals het met zulke uitlatingen
van merkwaardige personen gaat, tel
kens gaf het mij aanleiding om er een
eigengemaakte toepassing hij te vinden.
Een dezer toepassingen is de volgende
Er zijn allerlei hoorders, die hun ei
gonaardigheden ook tconen door de wij
ze, waarop zij onder de predikatie zit
ten.
Sommige hoorders meenen, dat het
niet hindert, als zij in de vergadering
der gemeente een houding aannemen,
die geen fatsoenlijk menèch in zrjn huis
gedcogen zou. Zij krommen het hoofd
als een bieze, tot het op de bank te
rechtkomt. Natuurlijk móet men naar
den aard der liefde hierbij aannemen,
dat ook hun ziel gansch neergebogen
is. Slechts booze tongen kunnen zeggen,
dat zij slapen of zich vervelen.
Ook de her- en derwaart3krjkers ont
breken niet.
Onvergetelijk blijft mij een oude broe
der, die soms zijn zakdoek noodig had
om zijn tranen ai te vegen, voorts dien
zakdoek over het deurtje van zijn bank
hing en daarbij steeds de heele kerk
doorkeek.
Ik betwijfelde zeer, of deze vertoo
ning als een geloofsdaad was te beschou
wen, wat zeer velen met mij eens waren
Natuurlijk is dit een zeer zeldzaam
geval.
Er zijn cok anderen, die her- en der
«FTaarts kijken waarom doen zij dat?
Om te zien of dok anderen deelen in
den zegen, die hun hart verblijdt? Dan
is het een verklaarbaar maar toch niet
aanbevelingswaardig gebruik. Want men
meet altijd denken, dat het recht dat
men zelf neemt, ook door anderen kan
genomen worden. De gelegenheid om elk
ander te doen weten, dat men genoten
heeft, komt na de prediking. De stich
ting zou er zeer door verminderen, wan
neer dit niet vastgehouden werd.
Over andere motieven zal ik maar
zwijgen.
Het wil mg voorkomen, dat er io
dat her- en derwaarts zien weinig geloof
tot openbaring komt.
Voor den prediker kan het zeer hin
derlijk zijn, wanneer hij er per ongeluk
erg in krijgt. Voor de ïn onze nabijheid
zittende broeders en zusters werkt het
ook niet gunstig; vooral niet. wanneer
men er op gaat letten, dat het in be
paalde diensten geschiedt.
Moz€3 begroef den Egyptenaar in het
zand.
Ik denk wel eenszouden die her- en
derwaarts-kijkers, als ze zoo onder de
preek lijken hebben gemaakt, dit ook
doen.
Dat komt wel eens uit na de preek.
„Nou maar, jij was zeker weer niet
Op je gemak?"
„OcH. op me gemak, wat zal ik' zeg
gen
„We zullen broeder „,Her- en Der
waarts" maar niet verder afluisteren
bij zijn kopje koffie.
Alleen is het jammer, dat zijn kinde
ren gehoord hebben, wat hij zeide en
zij het buiten de deur dragen.
De dominéé is doodgeslagen, maar
niet begraven.
En toch leeft hrj nogen gelukkig
weet hij, dat Mozes, toen hij zoo her- en
derwaarts keek, in eigen kracht aan het
vonnissen ging, en dat de Heere hem
toen niet gebruiken kon.
KERK EN SCHOOL.
NED. HERV. KERK.
Drietal: Le Leeuwarden, (vac.-
Beerekamp). H. P. Fortgens te Voor
schoten; T. Kloosterman, te Voorburg;
en G. Verdoes Kleijn, teDordrecht,
Tweetal: Te Bedum, J. Boonstra
te Gieten; en J. .C. Wissing, te Vugt.
Beroepen: Te Bedemsvaart, D.
Kuilman, te Borne: Te Leeuwarden
(vac.-Beerekamp), T. Kloosterman te
Voorburg; Te» Mijdrecht, M, B. Ver
kerk te Puttershoek; Te Gouderak, J.
Ronge te >H'oog Blokland.
Bedankt: voor Enter (Ov.), I. Kie
vit te Baam.
Aangenomen: Naar Kerkwerve
en Serooskerke (toez.), F. M. Kuipers,
hulpprediker te Zandvoort.
GEREF. KERKEN.
Tweetal: Te Musselkanaal, D. J.
Velsink, te Arum; en L. van Urk te
Sexbierum.
Aangenomen: naar Berlikum,
J. Offers te Laar (graafschap Bent-
heim, Duitschland).
CHR. GEREF. KERK.
Beroepen: Te Steenwijk, J. B. G.
Groes, te Naarden-Bussum; Te Dok-
kum, K. G. van Smeden, te Kampen.
Tweetal: Te Amsterdam, P. de
Groot te Rotterdam en L. H. v. d.
Meiden te Dordrecht.
GEREF. GEMEENTEN.
Beroepen: Te Leiden, J. Vreug-
denhil te Brainisse.
Aangenomen: Naar Giessendam
D. C. Overduin, te Nieuw-Beijerland.
Bedankt: Voor Sliedrecht, J. R.
van Oordt, te Opheusden.
BEVESTIGING. INTREDE EN
AFSCHEID.
D3. B. van den Berg, gekomen van
Den Helder, werd Zondagmorgen door
Ds. G. Molenaar, van Oud-Beijerland,
bevestigd in de Chr. Geref. Kerk te
Maassluis. De bevestiger had tot tekst
Ezech 33 7. Des avonds sprak de be
vestigde over Efeze G 19. Hij werd toe
gesproken namens Kerkeraad en Ge
meente door ouderling M. den Harder
en door den bevestiger. Gezongen werd
Ps. 122 3 en de zegenbede uit Ps. 134.
Ds. P. N. Tonsbeek nam Zondag
afscheid van de Ned. Herv. Gemeente
te O. L. Vrouwen Parochie, predikend
over 1 Joh. 2 28a: „Blijft in Hem". Hij
werd toegesproken door ouderling H.
Bijlsma, evangelist De Vries (van
Stiens) en den consulent Ds. H. Ger-
brandy (van Marrum), terwijl hem toe
gezongen werd Ps. 121 4 en Ps. 132 6.
BEVESTIGING Ds. J. C. AALDERS.
Ds. J. C. Aalders, die het beroep
heeft aangenomen naar de geref. kerk
van Amsterdam-Groot (buiten 't kerk
verband) is gisteravdnd bevestigd in
zijn nieuwe gemeente door ds. J. J.
Buskes, predikant van Amsterdam-
Zuid.
Ds. Buskes hield een bevestigings
predikatie naar aanleiding van Joh.
12 20—24.
Aan 't einde zijner predikatie sprak
de bevestiger hartelijke woorden tot
ds. Aalders. Daarna ging hij ovfer tot
diens bevestiging.
Na de bevestiging .werd gezongen
Ps. 138 4.
Zondag hoopt ds. Aalders bij zijn
nieuwe gemeente intrede te doen.
TOEGELATEN TOT DEN DIENST
DES WOORDS.
De classis Barendrecht der Gerefor
meerde Kerken heeft in< de gistermid
dag gehouden vergadering geëxami
neerd en toegelaten tot de bediening
des Woords en der Sacramenten den
heer J. D. van Ginhoven, candidaat in
de theologie aan de V. U. te Amster
dam, wonende te Barendrecht.
S AL ATIG A-ZENDING.
De jaarlijksche vergadering der Sa-
latiga-Zending heeft 28 April a.s. te
Utrecht plaats onder voorzitterschap
van ds. E. B. Couvée te Utrecht.
VOOR DE VRIJE UNIVERSITEIT.
Bij den heer J. v. d. 'Waals, penning
meester van het Locaal Comité, te Nij-
kerk, is voor het Uitbreidingsfonds dei'
V. U. van N.N. te N., een 'gift inge
komen van f500.
W. NIPPERUS.
In den ouderdom vna 80 jaar Is te
Ulrum overleden de beer W. Nipperus
die lange jaren hoofd was der Chr.
school aldaar.
DE SCHOOLKWESTIE TE
APELDOORN.
In de gister gehouden openbare zit
ting van den Raad van State, af dee
ling voor d© geschillen' van bestuur,
is voorlezing gedaan van het Konink
lijke Besluit, waarbij ongegrond is ver
klaard het beroep van vijf ingezete
nen van Apeldoorn tegen het besluit
van Ged Staten van Gelderland tot
ongegrondverklaring van hun beroep
tegen het Raadsbesluit, waarbij, ten
behoeve van de Vereeniging tot stich
ting en instandhouding eener Christe
lijke school voor lager onderwijs in 't
Zuid-Oostelijk gedeelte der gemeente,
medewerking werd verleerd tot de
stichting van een bijzondere lagere
school aan den Kratonweg aldaar.
BIBLIOTHEEK VOOR HET CHR.
ONDERWIJS.
Mr. J. Terpstra, Sweelinckstraat 39
te Den Haag, verzoekt namens het be
stuur van bovengenoemde bibliotheek
dat zijn vdbrraad boeken en brochures
betreffende den schoolstrijd zoo volle
dig mogelijk wil maken, de volgende
geschriften voor de bibliotheek te mo
gen ontvangen:
Meister Albert en zijn zonen, 1909
(uitgave Kok, Kampen); B. J. Gratama
Subsidie en Bijzondere scholen. 1868;
J. H. Gunning Jr.: Mededeelingen;
idem: Schoolwetsherziening 1868; D.
C. de Haas: Een woord over school,
godsdienst en Bijbel; F. A. Hartsen:
Dr. A. Pierson en de Schoolwet, 1869;
H. Hemkes Kzn.: Gebrekkig onderwijs
schoolverzuim, schoolverbond, 1870; G.
\*an Heusden: Schets eener wet op hét
L. en M. O. 1851; J. W. van Hille: Het
stelsel van gemengde scholen, 1854; A.
W. N. Hinririis: Een woord over den
stand der partijen, 1877; L. A. Hissimk,
Aanstaande regeling, 1852; A. v. d.
Hoeven: De vrijheid van onderwijs, hét
schrikbeeld dezer dagen, 1848; W.
Hoevers: De Remonstrantsche broeder
schap, een getuige voor de gemeng
de school, 1869; P. Hofstede de Groot:
Het onderwijs, een voorwerp van de
aanhoudende zorg, 1853; J. M. Hoog:
Restitutie? 1875; S. A. v. d. Hoorn:
E enige gedachten in betrekking tot
het schoolwetsontwerp, 1877; J. F. Hu-
malda van Eysinga: Verplichte" school
geldheffing, 1877; R. HusenDe onder
wijswet goedgekeurd, 1878; J. F. Jan
sen: Het openbaar onderwijs in Neder
land is godsdienstig en nationaal, 1869
J. F. Jansen: Opzet of onkunde. Een
woord tot K. de Beyl. 1869.
Het bestuur hoopt, dat de vrienden
van ons Chr. Onderwijs, indien zij een
of meer van bovenstaande werkjes in
hun bezit mochten hebben', het door
toezending daarvan (desnoods in bruik
leen) te willen verblijden.
HOE MEN DE KIEZERS VOORLICHT.
Met de stembus in het gezicht wordt
er alweer heel wat koollaan de kiezers
verkocht.
Op 16 Maart j.L sprak te Bergschen-
hoek de heer Ds. Joh. Langman, Chr.
Hist, lid der Tweede Kamer. Aan de
hand van het verslag, dat men ons van
deze vergadering toezond, en voor welks
correctheid onze zegslieden instaan, wil
len we een paar blaadjes proeven van
de politieke kool, welke de heer Lang
man daar zrjn gasten heeft opgedischt.
De titel van de rede luidde: Van uit
het beginsel.
Ziehier iets van wat de spreker be
weerde y
„De Chr. Hist. Partij is een calvinis
tische partij. Wie positief Her vér md
is, behoort Christelijk Historisch te zrjn.
De C. H. Partij staat, waar het nooaig
is, pal voor de Hervormde Kerk. Men
zegt wel, dat de Overheid de Kerkmo&t
vrrj maken, maar ik weet niet wat men
daarmee bedoelt. Want de Kerk is vrij
dus de Overheid heeft niets vrij te ma
ken, mag ook niets vrij maken. Staat en
Kerk zijn twee. De aaad van Koning
Willem I was wel foutief, maar zij be
hoort nu tot het historisch geworaene.
Wjj zijn historisch, dus houden we dezs
historische lijn vast, ook voor wat de
Hervormde Kerk betreft".
„Er is geen partij positiever dan de
onze".
Op dezen grond verdedigde de spre
ker "de stem ziiner Kamerfractie tegen
het Ned. Belg. verdrag en tegen het Ge-
z^ntschan hij den Paus.
Een drietal Anti-Revolutionairen stel
den Ds. Langman vragen:
1. 'Als de C. H. Pairtij zoo positief is.
hoe komt het dan dat ten plattel*nde zoo
vele liberalen zich in de C. H. Unie
hebben opgelost?
2. Het'was steeds van algemeene be
kendheid, dat de A. R. Partij de draag
ster was van het Calvinistische begin
sel op staatkundig gebied. U beweert heit
omgekeerde. Hoe zit dat?
3. Bljjkt niet uit de praktijk, dat de
Chr. Historischen in positief beleid bij
de A. R. ten achter komen? Dr. Kuyper
benoemde een Gereformeerd Theoloog,
Dr. H. Visscher, tot Hoogleeraar aan ae
Theol. Faculteit der Rijks-Universiteit
te Utrecht. De Chr. Hist. Minister Dr
de Visser echter, benoemde daar weer
een geleerde van Linksch-Ethische rich
ting. Wie heeft in dezen meer gedaan
voor het Calvinistisch beginsel èn het
belang der Ned. Herv. Kerk?
Op deze vragen antwoordde Dg. Lang
man:
1. _Ik ken geen Liberalen in onze
partij; ik ken ook niet alle menschen
hier, maar dat doet ook van het begin
sel niets af.
2. U kunt U vergissen; een mensch is
nooit te oud om zijn dwaling in te zien*
3. Zoudt u Dr. Kuyper willen voorstel
len als een, die het belang der Ned. Her
vormde Kerk op het oog "had? Hrj heeft
Prof. Visscher benoemd, omdat het
zco'n knappe kop was, niet omdat hrj
gereformeerd was. Kuyper. Weet gij,
noe die over de Herv. Kerk sprak Liijr
noemde haar: de driewerf van God ver
vloekte Herv. Kerk. Trouwens, de man
is nu dood, en we hopen, dat hii in den
Hemel is, maar er is heel wat in zijn
leven gebeurd. Denk maar aan de lin
tjeskwestie.
Op een interruptie: Daar heeft hg hef
(boetekleed v<oor «aangetrokken, anfc«-
woordde de spreker: Ja, dat boetekleed,
maar het is dan toch gebeurd. Waarop!
hg vervolgde: En wilt ge het positieve
onzer partij in twijfel Wekken? Dr. de
Visser heeft aan dit kabinet de Zondags
wet voorgehouden, uit den drang van
onze beginselen, terwijl Mr. Heemskerk
toen hesft gezegd, dat dit niet van dit
kabinet was te vergen.
Tot zooverre onze verslaggevers.
We zouden nu gaarne een paar opmer
kingen bij deze politieke koolverkoope^
rij plaatsen.
Öp de vraag, of er veel liberalen in de
C. H. Unie onderdak hebben gezocht,
zullen we maar niet ingaan. Ds. Lang
man kent ze niet; wij evenmin, hoewel
men ze ten plattelanae in de gemeenten
toch wel meent te kennen.
Evenmin willen we diep ingaan op het}
bedroevende feit, dat een man als Ds.
Langman zich niet ontziet, om in den ja!
re 1927 nog politieke speculatie te ma
ken met de „lintjeskwestie". We willen
^rUgencv.'T slechts herinneren aan
wat de overleden leider zijner partij, da
heer De Savornin Lohman, in zijn bro
chure „Hereeniging" daarvan nog in het
jaar 1916 schreef: hoe' ik, in de
Kamerzitting van den i9den November
I9°9, dus ten aanhcoré van heel het
volk, juist zijn persoon krachtig heb ver
dediga, en hoe ik in datzelfde jaar uit
mijn ziekbed bsn opgestaan, alleenlijk
om hem in de Kamer te verdedigen te
gen het houden eener enquête, die nietsi
anders beoogde, althans ten gevolge kon
hebben, dan zijn persoonlijke verneda-
ring".
Hiermede basta over dit onverkwik
kelijk incident in de vergadering te
Bergschenhoek. De heer Langman ver
antwoorde deze vlek op zijn rede voon
zichzelf.
1. Maar nu wat betreft het Calvinis
tisch karakter der C. H. Partij. 4
In de zooeven genoemde orochure
„Hereeniging", maakte de heer Lohman
Ds. Langman's greote voorganger, er
Dr. Kuyper juist een grief van, dat de
ze althans na 1894 „met -eten!
naam Calvinistisch geschermd" heeft.
Welke beteekenis nu dit beroep op Cal
vgn en het zich toeëigenen van den
naam „Calvinistisch" voor den heer
Lohman had, blijkt uit wat hij daarom
FEUILLETON.
BLOED EN TRANEN.
52
En als de overkant is bereikt, springt
hij. vlug te paard, en -geeft het de spo
ren. Maar hij heeft al weer tegenspoed;
hij moet zijn paard inhouden, want
het loeit op de straten van de men
schen.
Daar wandelen Afghanen met hun
Spitse hoeden; Arabieren met hun
kleurige tulbanden; Chineezen met
hun scheeve oogleden Engelschen,
die het Russisch radbraken, alsof zij
een gloeienden aardappel in den
mond hebben. Men houdt hem aan, om
handel te doen; de straat, de daken,
de lucht en de pleinen weergalmen
van het geroep en het geschreeuw,
maar hij is blind en doof, en slechts
dit gTOote doel staat met vlammende
letteren voor zijn oogen geschreven:
„Red uw broeder, en lever den moor
denaar over!"
Hoe hij dat eigenlijk moet doen,
weet hij niet; hij heeft nog geen tijd
gehad, om er over na te denken. Hij
heeft feitelijk geen bewijzen; het zijn
slechts losse vermoedens, maar de Of
ficier van justitie, tegen wien hij op
ziet als tegen een tweeden Salomo, zal
hem helpen, om dén moordenaar te
ontdekken.
Nu staat hij op "de blauwzeiken
stoep, met den teugel in de hanJ; hij
kijkt tegen de hooge ramen op en belt.
Hij moet lang wachten en heeft geen
tijd. En daarom belt hij ten tweeden
male forscher en krachtiger, en de
zen keer bereikt hij zijn doel.
Een pleegzuster der Grieksche Kerk
komt voor.
„Mag ik u vriendelijk verzoeken, op
een anderen keer wat bedaarder té
schellen?" vraagt zij.
„Ik had zoo'n haast ik moet nood
zakelijk en aanstonds den Officieï* van
justitie spreken".
„Zijn EdelAchtbare is hard ziek, en
voor niemand te spreken."
De jonge boer staat daar als door
den donder getroffen.
„Is hij ziek hard ziek?" stamelt
hij.
„Ja hard ziek", zegt de pleegzuster,
en terwijl Simeon niet weet, wat te
doen, duwt zij bedaard de deur voor
zijn neus dicht.
Daar staat hij, als versuft en ver
bijsterd. Hij weet niet, wat hij zal
doen; hij is radeloos als een wolf, die
vastgerend is in de klem. Hij voelt
zich ongelukkig, beklagenswaardig,
en terwijl de wakkere bles met de poo
ten stampt en met den staart de flan
ken zwiept, om die venijnige vliegen
van zich af te weren, ziet hij al zijn
hoop tot asch vergaan.
Zijn moed, zijn energie is ingekrom
pen tot een nietige vonk, die door den
geringsten windstoot kan worden uit
gedoofd, en deze jonge moujik zal
voor den machtigen Starosta geen ge
vaar meer opleveren.
Zoo schijnt het ten minste, en toch
is het niets dan schijn. Deze kleine
vonk is onuitdoofbaar, en zal opnieuw
de gehëele ziel van SHaaeon Nekalof
in vlam zetten. En terw5ü de Starosta
zal voortgaan met te zoeken naar den
verdwaalden kogel, zal Simeon het
ook doen. Hij zal woekeren met zijn
tijd, om de onmisbare uren voor dat
naspeuren te veroveren; hij zal zoe
ken bij dag en bij nacht als de volle
maan den driesprong verlicht en in
dat rustelooze zoeken zal zich de be
wonderenswaardige taaiheid openba
ren van het Russische bloed.
HOOFDSTUK XV.
Ze telden twee-honderd-en-vijftig
ballingen; zij waren gekleed in lange,
grauwe jassen, met een ruit op jjen
rug, waarop hun nummer stond, en
zij werden omringd door de groene
uniformen der soldaten. Zij waren met
ketenen, die uit dunne ringen be
stonden, gekluisterd, en de lange
stoet geleek sprekend op den stoet,
dien Ivan en Peter verleden winter
hadden gezien.
Doch nu was het midzomer, en de
brandende hitte der steppe, die zij
doorliepen, werd getemperd door het
koele lommer der reusachtige zilver
berken, welker kronen zich boven hun
hoofden samenvlochten.
Ivan liep naast een misdadiger,
wien het brandpaerk „dief" met een
gloeiend ijzer op het voorhoofd en de
wangen was gebrand, en vlak achter
Ivan liep Peter Alwin met neergebo
gen hoofd.
Ivan was stil en in zichzelve ge
keerd; Christus, Dien hij had verloo
chend en daarna beleden, zou hem
toonen hoeveel hij zou te lijden heb
ben om Zijns naams wil. In de span
ning en de overspanning van zijn mys
tiek gemoedsleven had hij aan de
de scherpe doornen van het marte
laarsschap niet gedacht, doch thans
kwamen de wateren der beproeving
tot aan zijn lippen, en bij de gewillig
heid van zijn geest voelde hij de zwak
heid des vleesches.
Zijn ziel was vol droefheid. Hij
dacht aan zijn moeder, die ouder werd
en hem moest missen; aan Simeon,
dien hij liefhad en aan den ouden
trouwen Leo. En terwijl hij door de
wolken van stof, die de borst beklem
den en de ademhaling bemoeilijkten,
uit de verte langzaam maar onweer
staanbaar dien somberen, vierkanten
grenspaal zag naderen, werd hij ge
schokt tot in het diepst van zijn ziel.
Wat een zeldzaam verbijsterend con
trast vormde die stoet van jammer en
ellende met het landschap, dat zich
uitstrekte aan beide zijden der heir
baan I De boomen stonden in hun vol
len zomerdos, en de vogelen stegen
klapwiekend omhoog boven de groe
ne beukenbosschen. Er ging een zacht
harmonieus gegons van bijen door de
lucht; de weg was omzoomd door wil
de rozen en viooltjes, dadelbloemen en
gouden regen, zwaardlelies en tataar^
sche kamperfoelie, terwijl de milde,
zacht© lucht was doorademd door den
welriekenden geur der millioenen
bloemen.
Doch deze zomersche pracht was
niet in staat, om Ivan's droefheid weg
te nemen. Integendeel: die .droefheid
werd er door verdiept, omdat de tegen
stelling zoo schril en pijnigend was.
Hij had bij het gevoel zijner ellende
liever gehad, dat het winter wa9 ge
weest: de takken der boomen kaal; de
bloemen gestorven, en de blanke
sneeuw een Ljkwade wevend over al
het geschapene. De natuur zou dan in
overeenstemming zijn geweest met
zijn bitter leed, met rijn hartzeer, met
zijn schreiende ellende, en hij zou In
de sombere, stervende natuur een
echo hebben beluisterd van die droeve
klacht, die zijn ziel doortrilde.
Wat deden daar die bloemen? Waar
om zongen de vogelen des hemels?
Waarom lachten die hooge. zonnige
luchten? Het was een bespotting voor
d9ze arme wezens, die door Rusland
werden uitgespuwd als melaatschen,
als pestkranken, als ellendelingen: on
waardig, om de lucht van Rusland
langer in te ademen
(Wordt vervolgd).