CHRISTELIJK DAGBLAD voor LEIDEN EN OMSTREKEN ADVERTENTIE-PRIJS W. WARNAAR 7a" JAARGANG ZATERDAG 19 MAART 1927 NUMMER 2073 ABONNEMENTSPRIJS In Leiden en buiten Leiden waar agenten gevestigd zijn Per kwartaal 2.50 Per week 0.19 Franco per post per kw&rta&l 1 2.90 BUREAU: Hooigracht 35 Leiden TcL 1278, Postgiro 58936 Postbox 20 Gewon* advertcnÜën per regel 227» ÜQaf Ingezonden Mededeelingen, dubbel tarlei Bij contract, belangrijke reductie. Kleine advertenties bij vooruitbetaling - van ten hoogste 30 woorden, worden dage* lijks geplaatst ad 40 cent Dit nummer bestaat uil TWEE Bladen. EERSTE BLAD. De groote strijd. Iedere verkiezing, ook die voor de Provinciale Staten en voor den Ge meenteraad, is een onderdeel van den grooten politieken strijd in ons Vader land en biedt daardoor de gelegen heid om telkens weer te pleiten voor onze beginselen op staatkundig gebied met de mond en met de pen. Binnen korten tijd worden onze Ne- derlandscbe mannen en vrouwen op geroepen om bun stem uit te brengen voor de Provinciale Staten en voor den Gemeenteraad. Ook tot onze Anti revolutionaire broeders en zusters komt die oproep, ja zij worden door de Kieswet er toe verplicht. Wie zal de man onze keuze zijn? Voor velen is dit geen vraag. Zij stemmen natuurlijk op de candidaten der Antirevolutionaire partij. Even wel er zijn ook nog kiezers, die soms aan een bepaalden naam of een be paald persoon de voorkeur zouden geven, ook al behoort die persoon niet tot hunne politieke partij. Juist in een tijd als de onze thans is, komen sommige menschen gemak kelijker daartoe. We leven toch in een tijd van verdeeling en verwarring, op kerkelijk en eveneens op staat kundig gebied. Belangen van een of andere groep der kiezers worden naar voren gebracht en daardoor belaas 't beginsel soms uit 't oog verloren. Dat mag nimmer. Ook thans met 't oog op de a.s. ver kiezingen mag niet een of andere leu ze naar voren worden gebracht, doch de wacht bij 't beginsel moet worden betrokken. Daarom heffen we fier ons Antirevolutionair vaandel om hoog met 't devies: tegen de revolutie bet Evangelie. Meer en meer zien we in, onze dagen bij de verschillende politieke partijen de opschuiving naar uiterst links, d. w z. naar rood, naar de Sociaal- de mocratie en naar 't Communisme. Deze laatsten hebben ook een vaandel maar het opschrift daarvan luidt, zooals 't reeds tijdens de Fr. revolutie van 1795 werd verkondigd, ni Dieu. ni Maïtre we willen geen God en we willen geen Meester. Dit verderfelijke beginsel voert ten slotte de menschen tot de uiterste consequenties, zooals ze belichaamd worden in ,'t Commu nisme.... de leer, welke streeft naar afschaffing van den persoonlijken eigendom en naar t in gemeenschap brengen niet alleen van de productie middelen, doch ook tevens van al het geproduceerde. En dat alles zonder dat God erin gekend wordt, ja liefst met omverwerping, van alle gezag door Gods beschikking den menschen gegeven. Tegen de revolutie: het Evangelie dat is ons anti-revolutionaire be ginsel. Handhaving van gezag is dus een zeer belangrijk deel ervan. Dat hebben we niet te wachten v. Sociaal democratie, noch minder van 't Com munisme, maar ook niet van wat men nog noemt de Liberale partij in al haar schakeeringen. Neen, dan moe ten we zijn bij die partijen, die over tuigd zijn, dat 't gezag afdaalt van God en niet gelegen is in den mensch, noch in den volkswil. We moeten dus terecht komen bij de Christelijke par tijen, die, hoe ze onderling verschil len in opvatting, belijden, dat alle ge zag voortvloeit uit God Dan steunt onze Gezagsopvatting niet op een be paalde machtsverhouding, zooals die zich op een oogenblik kan voordoèn, niet op een of andere revolutionaire situatie, zooals de Socialisten meen den dat in Nov. 1918 aanwezig was, maar waarvan ze later bekenden ,,'t Was een vergissing"; onze ge zagsopvatting zou dan zeer wankel blijken te zijn. Derhalve, mannen en vrouwen, ook van Leiden en omgeving, óp bij de a.s. verkiezingen voor Provincie en Ge meenteraad voor de A.R. partij, óp voor onze candidaten, die rekening houden met 't: „Daar staat geschreven en er is ge schied". J. G. VAN ES. V De Provincie en de Zondag De Provincie heeft voor de verschil lende werken heel wat menschen in dienst die deze werken in stand hou den en exploiteeren. De provincie i3 dus werkgever. Als zoodanig heeft de provincie naar ons beginsel den plicht om ook voor Zondagsrust van dit per soneel zooveel mogelijk zorg te dra gen. Maar in het College van Dagelijksch Bestuur, de Gedeputeerde Staten, heeft de Provincie bovendien nog het toezicht op de gemeenten. De invloe 1 die daardoor ook op die gemeenten uitgaat is niet gering. Ook een invloed ten bate van de Zondagsrust. Daarom is het niet onverschillig wie in het College van Ged. Staten zit ting nemen. Wanneer daar ter spra ke Romen de vraagstukken ais van de Zondagsrust, dan meenen wij dat on ze stem, die Zondagsrust noodzakelijk acht om Zondagsheiliging, voor die genen die daaraan behoefte hebben, mogelijk te maken, noodzakelijk daar gehoord moet worden. Wij weten maar al te goed dat het dwaas is te eischen dat alle men schen de dag des Heeren heiligen; dat is een eisch die niet kan en niet mag gesteld worden. Maar wel is het een eisch die op maatschappelijke over wegingen reeds geldt, dat er Zondags- rust noodig is, maar die bovendien eerste voorwaarde is om Zondags- li eiliging voor wie daaraan be hoefte heeft mogelijk te maken. Dat is geen inbreuk op de vrijheid, maar een noodzakelijke voorwaarde voor vrijheid. Een voorwaarde die ge lijk te stellen is met elke voorwaarde die de samenleving nu eenmaal stelt. Het verkeer op den weg eischt dat gij met anderen rekening houdt, üw rech ten zijn beperkt. De bewoning van uw huis is gebonden aan vaste regelen, gij zijt beperkt in het gebruik. Zoo ook het gebruik van den Zondag als rust dag is noodig om heiliging van dien dag mogelijk te maken. JDe Sociaal-Democraten achten dat niet noodig; in hun handen is de Zon dag niet veilig. Daarom moet de rechtsche meerder heid in de Staten bewaard blijven. Daarom stemmen wij Anti-revolutio nairen op No. 1 van lijst 6 den heer W. Warnaar. V De Provincie en de wegen. Een belangrijke zaak van provincia le zorg is van ouds aanleg en onder houd van wegen. Wat een goede en doelmatige weg, ter juister plaats aan gelegd, voor een land als het onze, dat voor het grootste deel polderland is, beteekent, weet ieder onzer. Wat kunnen wij niet heerlijk mop peren over onze vaak te smalle pol derwegen. Met een zucht van „het kan nu eenmaal niet anders" schikken wij ons in een omweg van een half uur, omdat de weg nu eenmaal niet recht loopt. Maar vooral wat een schrik grijpt ons aan als wij het drukke verkeer gadeslaan op onze slechts op matig verkeer berekende provincie wegen. Dat wegen-vraagstuk is een vraag stuk van allereerst belang geworden. Nu hebben wij straks te verwachten een algemeene rijkswet voor de We gen. De Minister wil een groot fonds vormen uit belastingen en een bijslag uit de schatkist. Daaruit zullen dan de te smalle wegen "worden verbreed, de te slappe, en van onvoldoende bree ds verharding voorziene, wegen wor den omgebouwd en ook zullen nieuwe wegen worden aangek f1 en krommin gen, die lastig of gevaarlijk zijn voor het verkeer, worden weggenomen. Ook het onderhoud der wegen zal voor een gedeelte met steun van dit fond9 geschieden. Natuurlijk zal de provincie ook daarin een belangrijke plaats blijven innemen. Welke die plaats zijn zal is nog niet precies aan te geven. Dit is echter wel zeker, als de So cialisten daarover te zeggen zouden krijgen, dan zoüden zij eenvoudig al les naar een vast plan centraliseeren en zou met particuliere belangen slechts weinig gerekend worden, doch bovenal zou de particuliere belangstel ling gedood worden. Daarom moet de rechtsche meerder heid in onze Staten behouden blijven, opdat aan de stroomingen in ons volksleven volledig recht wedervare. Dus in den Statenkieskring Leiden stemt ieder Antirevolutionair op de Antirevolutionaire lijst Lijst No. 6 en daarvan No. 1 de heer W. Warnaar. V Is er oorzaak. Onlangs wezen wij er op, dat het ge vaar voor achteruitgang van ons aan tal Antirevolutionaire Statenleden nog steeds groot is. Wij noemden daarbij enkele cijfers die ons teekenden hoe wij terug vielen van 28 zetels in 1905 op 16 zetels in 1923, welk getal, naar de stemmein'ijfers van de laatste ver kiezingen kans had nogmaals terug terug te loopen. Het is dringend noodig om daar nog eens op terug te komen. Hoewel toch het Statendistrict Leiden geen groot gewicht in de schaal legt, mogen wij ons toch niet slap aanstellen, aange zien de lijstverbindingen elke sum waarde geven. Een overschot van mei den komt een anderen kring ten goe de. Bovendien ons overschot kan zoo groot zijn dat het ons een restzetel be zorgd. Voor wie niet gelooven wil dat groo te gevaar en zulke ongeloovigeu zijn er geven wij uet volgende over zicht van de resultaten der laatste zeven Statenverkiezingen a. over het geheele land en b. over Zuid-Holland afzonderlijk. Wij laten daarbij de Klei ne partijtjes die een of twee zetels kregen toegewezen, en wier groei niet noemenswaard zal zijn, achterwege. Voor het geheele land kregen wij bij de verkiezingen van: 1905 1907 1910 1913 1916 1919 1923 Anti-Rev. 190 113 117 101 95 89 87 Chr.-Hist. 42 43 46 38 47 54 75 R.-Kath. 169 171 175 175 172 182 185 Unie-lib. 190 175 155 150 114 50 Vrij-lib. 44 41 33 42 40 22 Vrijheidsb. 62 Vnjz.-dera. 28 28 34 41 48 44 38 S.D.A.P. 7 18 25 42 69 118 107 Dezelfde cijfers waren voor Zuid- Holland alleen bij de verkiezingen van: 1905 1907 1910 1913 1916 1919 1923 Anti-Rev. 28 31 33 29 28 17 16 Chr.-Hist. 10 11 9 7 8 8 12 R.-Kath. 10 11 12 12 10 17 16 Unie-lib. 23 22 21 19 14 6 Vrij-lib. 8 5 4 8 10 4 Vrijheidsb. 9 Vrijz.-dem. 3 2 3 6 4 3 3 S.D.A.P. 2 8 21 20 Zooals hieruit blijkt is de achteruit gang in Zuid-Holland opmerkelijk gTooter dan in het geheele land. Opmerkelijk is vooral de achteruit gang sedert 1919, het jaar waarin de evenredige vertegenwoordiging"- het eerst werkte. Bij de vijf vorige ver kiezingen hebben wij dus door de sa menwerking met Roomschen en Chr.- Historischen waarschijnlijk wat boven onzen stand geleefd. Het aantal zetels dat wij in 1916 nog haalden zal ons wel niet weer ten deel vallen, maar het aantal van 1919 en 1923 moeten wij vasthouden. Vooral de enorme groei vam de S. D. A. P. zij ons een waarschuwend voor beeld. Daarom op 6 April ais é-n man stemmen op No. i van lijst 6 den heer W. Warnaar. Stemt op Woensdag 6 April a.s. als een eenig 'man No. 1 op lijst 6 Lijst no. 6. |pg| Warnaar, W. Sassenheim. v. d. Steen, J. l>^ Leiden. de Bruyne, G. A. Leiderdorp. O Segers, J. P. Lisse. O Eikerbout, F. Leiden. pe V. Es, J. G. Leiden. Ouwehand, R. ftvJl Katwijk. Goslinga, T. S. Leiden. O v. Zonneveld, H. Satsenbeim. Grotenhuis, J. B. H. Leiden. STADSNIEUWS. RESIDENTIE-ORKEST. Gisteravond gaf 't Residentieorkest! zijn derde en laatste uitvoeringi van dit seizoen. En aangezien het een Beethoven-herdenking was, zorgde het muziekminnend Leiden, dat jde .Stadsl gehoorzaal stampvol liep. Daar Dr. Van Anrooy ongesteld waa trad ditmaal de heer Leo Ruygtrolo als dirigent op. Het eerste nummer op het program ma was de Derde Leonore-ouverture- Men weet, dat Beethoven slechca één opera geschreven heeft, de Fidelia De compositie van dit werk. oorsprou kelijk Leonore geheeten, heeft heirtf vrij wat practiscne zorgen opgeleverd! Zoo heeft hij de oorspronkelijke Ouverture, het instrumentaal inleidend! stuk van de opera tweemaal opnieuw* bewerkt. In het schrijven van Opera-muziek bezat Beethoven nu eenmaal niet de handigheid van Verdi, Rossini, Maa- cagni, enz. Of misschien bezat hij er de handigheid wel toe, maar hij was te diep van geest en stelde te nooge eischen aan ae kunst, om het vlakke en lichte genre te beoefenen, dat nui eenmaal bij de meeste opera's thuis hoort. Ook in de Leonore-ouverture is Beet hoven geheel zichzelf; de ma.n vam diepe bezonkenheid, die echter over dit werk een zeldzaam brillante glans heeft uitgestort, 't Is een der kleurig- ste stukken orkestmuziek van den groo ten meester. Hij vat hier, zooals ge woonte is bij een Ouverture, de ver schillende muzikale motieven samen, en verwerkt ze tot een symphonisch geheel, dat de hoofdstemmingen van het drama weergeeft. Zeldzaam mooi is de fluitsolo in dit werk en het duet tusschen fluit en fa got, terwijl de gloed, welke over her slot ligt, door weinig orkestwerken van Beethoven overtroffen wordt. Daarna mochten we genieten van het Vierde Pianoconcert, dat minder breed van opzet té dan het Vijfde, nog pas door Stephan Bergmann gespeeld. Het werk in zijn geheel is intiemer, maar van een zeidzame schoonheid. Soliste was Mej. Nelly Wageriaai, dochter van deq te Leiden zoo wel bekenden Dr. Joh. Wagenaar. Het Allegro Moderaio vangt aan: met een kort pianomotief, door hei orkest overgenomen en uitgewerkt. En daarna komt de pianiste paa goed aan de beurt en vergast op zeer nobel en beschaafd spel, dat groote innerlijke muzikaliteit verraadt. Zij leidt ons in een wereld van paielendl klankschoon, soms fijn verdroomd, maar altijd blij van klank en kleur. En hoe meer zij zich in haar taak verdiept, hoe meer zij in staat is zich te geven, des te dieper flonkeren de glansen van dit spel en weet zij de- poëtische gedachten van Beethoven tot levende realiteit, te maken, terwijl het orkest op voorname wijze bege leidt en een nobele sfeer schept. Prachtig is in het Andante het op bouwen van het droefgeestig thema. Het is als een gesprek tusschen so liste en orkest, een vragen en antwoor den, een opmerken en bevestigen, tot de pianiste een tijdlang alleen de me lodische gedachte uitspint. Van het orkest hoort men af en toe een kort en dof bevestigen tot het tenslotte een tijdlang geheel zwijgt. Dan komt een. innige zachte zang van 't strijkorkest, waaruit eindelijk Het Rondo losbreekt als een jubeiende vreugde. Rein is deze muziek; soms zelfs even) koel-rein, in haar uiterst beheerschte gratie en dan weer met uitbundige vreugdebetuigingen, alsof de Lente- stemmen zingen door 't bottende loo- ver. De pianiste; die zich schitterend van haar taak kweet en geboeid deed luis teren, had een warme ovatie en bloe men in ontvangst te nemen. Na de pauze kwam de Derde Sym phonie, de Eroïca, over welker ont staan en beteekenis we een en ander hebben medegedeeld na een concert van 14 October 1926, zoodat we nu kort kunnen zijn. Van dit machtige werk wist het Residentie-orkest onder de geestdrif tige leiding van Leo Ruygrok een no bele verklanking te geven. Prachtig! werd de melodische lijn van het Alle gro vastgehouden en ons een tonen- bouwwerk van beheerschte kracht op getrokken. De dirigent heeft den goeden zin voor het forsch episch karakter van dit werk. De Marcia Funèbre kreeg een no bele vertolking, waarin de mooie solo trekken van aen hoboïst opvielen. Omtrent het Scherzo kunnen we herhalen wat we vroeger schreven. Met een nauwelijks hoorbaar viool geruisch vangt het aan; het heeft ietal geheimzinnigs als een elfendans in het; maanlicht. Maar het wordt pas karak teristiek bij de wending naar den do minant-toonaard, als de bl'aasinstumenj ten de melodie nemen; dan verhefti zich weldra 't orkest in een fijn-geesti ge, uitbundige rhythmiek. Er ontstaat een wedstrijd tusschen de beide hoofd groepen van 't orkest, tot allen zich! vereenigen tot krachtige slotaccoor- den. En eindelijk tie finale weer met een sterk episch 'karakter, die zeldzaam! boeiend en overtuigend werd gespeeld Het is tegen 't ölot, of de trompetten) een verhaal Van overwinning en glorie verhalen, terwijl het overige orkest den indmk geeft van gespannen luis teren in hevige, maar bedwongen ge moedsbeweging. En eindelijk is nee slot een roes van vreugde. Plet was een mooie avond, die ond in dezen tijd al weer beter vertrouwd! Belangrijkste nieuws in dit Hummer. Binnenland. Redo van Minister Coiijn in do Pu ste Kamer voor aanvaardirr van het Verdrag met België. Buitenland Geruchten omtrent een Zuid-Slavi sche mobilisatie tegen Albanië en Ita lië. Italië waarschuwt de mogendheden. Be Kantonneesche troepen zijn nog slechts 8 KM. van Nanking verwij derd. Ook Italië heeft een tweede uitnoo- diging inzake de Amcrikaansche ont wapeningsconferentie ontvanger.. MKaBaBMMHMBMHBBSBB— maakte met de gedach env rcld vaai den Koning der Symphonieën. Er kwam een geestdriftig applaua voor leider en orkest. WINTERLEZING „KET GEBED". Gisteravond hield in de Hooigracht- kerk Ds. D. A. v. d. Bosch uit Den Haag de laatste winterlezing in dit sei zoen over „Het Gebed". De opkomst was bevredigend. Aan het begin dezer samenkomst werd gezongen Ps. 65 1, tfaarna Ds. v. d. Bosch voorging in gebed, nadat hij nog gelezen had een gedeelte van Matth. 6. Spr. begint met .e zeggen, dat cr een tijd geweèst is, dat men godsdienst beschouwde als de kranke droom van een krank gefolterd brein. Deze tijd is echter goeddeels voorbij. De ge dachte als zou de godsdienst een uit vinding zijn van de priesters, doet geen opgeld meer. Thans zou men het kunnen omkeeren en kunnen zeggen, dat het de religie is, die den priester oproept. Men heeft de behoefte gekre gen naar iemand tusschen den monscli en God. Eenige bewijzen daarvoor vindt men in het Oude Testament. Het komt heerlijk _en schoon uit in de pries tres die God in het Oude Testament instelde. Dus de priester uit de re- liffle. Wat is nu religie? Over d© uit leg van het woord is men liet niet eens en er bestaan ook heel veel definities van. Spreker zou het aldus willen uit drukken: Religie is het besef van af hankelijkheid van den Hoogen God. 'En hieruit bloeit op het gebed. Dit is het centraalpunt van de religie. Bij dat woord openen zich wijde perspectie ven. Spr. meet zich dan ook beperken. I-Iij zal alleen spreken over het wezen en over de waarde van het gebed. Het gebed is een teer en fijn en heilig onderwerp. Het gebed is als een goud- vleugelige vlinder die vliegt in den gouden zonneschijn van Gods genade. Het gevaar bestaat, dat als we die vlinder van nabij willen bezien door haar in de hand te houden, wij allicht eenig goudkleurig stof van haar vleu gels afhalen. Wat is bidden? Spr. wil die vraag beantwoorden met: bidden is spreken met God. Dit is een eenvoudige defi nitie. Bidden is niet een met zichzelf overleggen, ook niet een pantheistisch wegzinken in het Al-wezen, en ook niet een zich wenden tot heiligen. Neen, bidden is spreken met God. Ons bid den moet vol eerbied zijn en niet wor den een al te groote gemeenzaamheid. We moeten toetreden tot Hem, tril lend van eerbied en ontzag. We mo gen God niet aanspreken met jij en - jou, zooals dat in sommige kringen doorgaat voor bijzonder vroom. We moeten de vormen in acht nemen, al raken deze de zaak ook niet. De vor men zijn dan ook in alle tijden bij de verschillende volken verschillend geweest. Toch zijn- ze van groote be teekenis. Wij vouwen de handen en sluiten de oogen. Daarin liggen ver schillende mooie gedachten. We slui ten onze oogen om daarmede te ken nen te geven, dat we de wereld uit sluiten en ons blindelings aan Gods lei ding toevertrouwen. We vouwen de handen om daarmede te kennen te ge ven, dat wij rusten in God en" ons aan Hem gevangen geven. De gemeente staat op bij het gebed, om daarmede uit te drukken: wij zijn paraat voor God om te doen wat hij van ons vergt. Voorts hebben we bet gebed in zittende houding, vooral aan den maaltijd, in den buiselijken kring, als we ontvangen Gods gaven als van een Vader. Het knielende bidden is het particuliere bidden, dat eenzaam in de binnenkamer plaats heeft, wan neer w© ons alleen voelen met God, wanneer we óns voelen als een gebro ken nietig mensch. Spr. haalt dan aan de biddende Hamna, die tot Eli zeide: Ik heb mijn ziel uitgegoten: voor bet aangezicht des Heeren. Haar riel was zoo vol. dat

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1927 | | pagina 1