Mijnhard! S Hoofdpijn-, Kiespijn-, Staal-, Maag- tabletten
NTÈUWÊ LEfDSCHE COURANT VAN WOENSDAG 16 FEBRUARI 1927
RECLAME
Billijk en goed zijn Mijnhardt's Geneesmiddelen. Ze worden bereid in eigen fabriek onder toezicht van een Apotheker.
L TWEEDE BLAD.
Op de Raadstribune.
Onze nieuwe Burgemeester wees er
gisteren reeds op dat vroeger een eer
ste dag van een Burgemeester vrijwel
verliep in officieele vriendelijkheden.
Uiterlijk was liet ook gisteren zoo.
Buiten voor het stadhuis een drukke
belangstelling. Druk gerij van aanko
mende belangstellenden. Deftig in het
zwart met hoogen hoed. Ook dames
die altijd kleur en gratie geven aan
een officieele bijeenkomst.
Zelfs binnen in de raadszaal een def
tige stemming. Een deftige stemming
voor ons drukke volle leven te be
nauwd, zooals de ruimte binnen de
vier raadszaalmuren veel te klein is.
Is er in gewone omstandigheden al
nauwelijks plaats voor raad, ambtena
ren en pers, in omstandigheden als
deze is de ruimte veel to gering. Wa
ren aan de eene zijde achter de raads
leden plaatsen gereserveerd voor fa
milie van den1 Burgemeester, aan de
andere zijde was een dichte, op som
mige plaatsen dubbele, haag van
ambtenaren geformeerd.
En daarmede was de tocli al benauw
de ruimte voor de pers tot op de helft
verminderd. Voor de zes persmenschen
die er alt ij d komen, waren nu
slechte vier plaatsen beschikbaar, 't
Zou wel niet anders kunnen, maar
waardig was het niet!
Overigens hebben wij niet anders ge
boord dan de officieele begroetingen.
Maar die waren leerzaam.
[Zoo heeft het ons getroffen dat de
Burgemeester onmiddellijk, na dank
gebracht te hebben aan H. M. de Ko
ningin voor zijn benoeming, betuigde
God te bidden om kracht om een góed
burgemeester te zijn. Hij sprak de hoop
uit. dat God hem zou leiden en helpen.
Voor die openlijke uitspraak zijn wij
'dankbaar.
Leerzaam was ook wat de heer van
Eek zeide, die namelijk iets gemist
had in de rede van den Burgemeester
n.l. hoe hij stond tegenover de vraag of
de Overheid niet geroepen is de rege
ling en verzorging van cl© maatschap
pelijke nooden uit handen van particu
lieren te nemen.
Laat ons aannemen dat deze eene
zin uit de rede van den Burgemeester
het oór van, den heer van Eek niet
bereikt heeft, n.l. deze: „Een voorstan
der van ongevraagde overheidsbemoei
ing ben ik niet." Deze geeft een -aan
zienlijk, zoo niet een afdoend antwoord
aan den heer van Eek.
Luidde de heer Knuttel vriendelijk
revolutionair den heer de G ijs el a ar uit,
met dezelfde tonatie en in denzelfden
trant heeft hij ook den heer van de
Saiide Bakhuijzen ingeluid.
Ten slotte was handig en raak de
opmerking van den Burgemeester dat
hij met zeer veel belangstelling de
voorstellen die de lieer Knuttel, als
vertegenwoordiger der burgerij, meent
te moeten doen, zal afwachten. Als nu
de heer Knuttel bij zijn voorstellen ook
maar steeds in het oog houdt, dat hij
als raadslid geroepen is, de belangen
van d© geheele stad en geheel de bur
gerij te behartigen en deel uit te ma
ken van het bestuur der gemunte, zoo-
als de wet dat eischt, dan virmen onge-
twijfeld hij en de burgemeester elkaar
wel.
Alles samen genomen een veelbete
kenende dag voor ons stadsbestuur en
vcor de burgerij niet minder.
WAT DE BLADEi ZEGGEN.
Gladstone's nagedachtenis.
De uitslag der procedure, schrijft D e
Standaard, waarvan de ongerepte
nagedachtenis van Gladstone de inzet
was, heeft ook ons verblijd. Het hoo-
ge persoonlijke aanzien, dat Gladsto
ne in de Engelsche staatkunde bereik
te, de eerbied voor hem en zijn tijd-
genooten en van het nageslacht berus
ten mede op de zekerheid, dat zijn
Christelijk geloof niet alleen zijne po
litiek, maar ook zijn persoonlijk le
ven beheerschte, op de onkreukbaar
heid van zijn levenswandel
FEUILLETON.
BLOED EN TRANEN.
21
„Is je vader vermccrd?" schreeuwt
Sidorski; „is je vader vermoord?"
Hij maakt met schrik het teeken des
kruises;- hij strekt de armen omhoog,
en het gelaat van den goedhartigen,
armen moujik weerspiegelt den af
schuw, die zijn ziel vervult.
De maan blinkt nog eens in haar
heldersten glans; zij overstroomt het
iandschap met haar weemoedig licht,
en dan verdwijnt zij achter de be
sneeuwde, toppen van het groote-woud
in het Westen.
HOOFDSTUK IV.
Hef geheele dorp was den volgenden
morgen in rep en roer over den af
schuwlijken moord. De twee herber
gen, die als poorten des verderfs de
dorpstraat flankeerden, haddon het
druk, want de kasteleins voorzagen
het,volk van nieuws. En terwijl de
arme boeren den slechten wodka naar
binnen sloegen, die hun lichamen en
hun zielen vermoordde, vervloekten
zij den ellendeling, die den braven
Serguw Nekalof had vermoord.
Nu eerst bleek het duidelijk, welk
een gevaarlijke tegenpartij hij voor
den tegenwoordigenStarosta bij de
aanstaande verkiezing zou zijn ge
weest- De boeren roemden om strijd
En nu kwam een schrijver van wei
nig beteekenis, quasi terloops, met
eenige mededeelingen over Gladsto
ne's levenswandel, waaruit zou volgen
dat Gladstone niet anders was dan
een geraffineerde huichelaar, die zich
in het geheim aan losbandigheid over
gaf, en die niet aanspraak heeft op
den eerbied, maar op de verachting
van ieder, die zuiverheid van zeden
hoog wil houden.
De twee nog levende zonen van
Gladstone, beiden reeds meer dan 70
jaren oud, hebben de verdediging van
den naam van hun vader op zich ge
nomen en zegevierend 'volbracht.
Elke mededeeling van den laste
raar, die gecontroleerd kon worden, is
getoetst en volstrekt waardeloos geble
ken. Aan zijn beweringen, dat hij een
deel zijner verhalen ontleende aan
mededeelingen van overleden staats
lieden, kan niemand meer eenig geloof
slaan. Zijn armoedig verweer is door
cle verhooren ineengestort.
In- de procedure hadden formeel
Lord Gladstone en zijn broeder zich
te verantwoorden, omdat zij den
schrijver in gepubliceerde brieven een
leugenaar, lafaard, dwaas en gemee-
ne kerel genoemd hadden. De jury
voor welke de procedure gevoerd werd,
gaf eenstemmig het verdict, dat deze
uitingen zakelijk juist waren. Volgens
Ëngelsch recht kan het gebruiken van
heftige en te krasse taal onder om
standigheden, als zich hier voordeden,
straffeloos blijven.
Met groote voldoening is deze uit
spraak in Engeland en ook daarbui
ten ontvangen. De roem van groote
mannen is een kostbaar bezit van een
volk. Dank zij de piëteit en de door
tastendheid van Lord Gladstone en
zijn broeder blijven de luister van
Gladstone's nagedachtenis en het
lichtend voorbeeld, dat hij naliet, on
aangetast.
Pijnlijk misverstand.
Het is werkelijk het beste, schrijft
het „Handelsblad", om de meeste bui-
tenlandsche perscommentaren naar
aanleiding van de communistische
woelingen in Nederlandsen Indië zon
der meer ter zijde te leggen. Doch
thans dienen wij er één even nader te
belichten!
Aan de „Mórning Post" werd dezer
dagen uit Den Haag geschreven, dat
„de meeste intellectueelen of liever
communisten, tot dusver in verband
met de onlusten gearresteerd, van Ne-
derlandsche afkomst, in hoofdzaak
halfbloeds waren."
Die uitlating dient onmiddellijk te
worden rechtgezet. Uit den aard der
zaak duidt de correspondent van het
Engelsche blad op de groote klasse van
rustige, loyale burgers, die vaak Indo's
worden genoemd. Welnu: onder de ge
arresteerde communisten was geen en
kele Indo, en niets wees er op. dat
Indo's ook maar van terzijde bij de
onlusten waren betrokken! Over liet
algemeen behoort de Indo, vooral se
dert de oprichting van het Indo-Ëu-
roneesch Verbond, tot de trouwste on
derdanen van het Nederlandsch gezag.
KERK EN SCHOOL.
NED. HERV. KERK.
Beroepen 'te Arum: T. W. van
der Ley, te Midsland op Terschelling.
Te Borger (Dr.): R. J. H. Brink, te
Kimswerd. Te Hoevelaken: J. A. v.
Boven, te Ede (G.). Te Heteren: D.
Th. Keek, te Garderen.
Aangenomen naar Leeuwarden:
C G. Wagenaar, te Usquert.
GEREF. KERKEN.
Tweetal: Te Noord-Scharwou-
de: D. Nauta, cand. te Leiden; en H.
Steenhuis, cand. te Almelo.
Beroepen: Te Alphen a. d. Rijn:
J. H. A. Bosch, te Nijverdal. Te
Utrecht: W. H. den Houting, te Hui-
zum. Te Ternaard: D. Nauta, cand.
te Leiden. Te Raamsdonk: P. van
Strien, cand. te Terneuzen. Te Apel
doorn: G. J. Goede, te Voorthuizen.
Te Aalsmeer: W. Seinen, te Opperdoes
Te Tzum: F. Wiersma, te Ooster-
bierum. Te Bandoeng: J. G. Fern-
hout, te Boskoop.
Nekalofs deugden; zij prezen zijn ar
beidzaamheid, zijn matigheid, en zei
den met nadruk, dat hij het ruim
schoots had verdiend, tot Starosta ver
kozen te worden.
De ééne kroeghouder wist te vertel
len, dat de Starosta en Serguw Neka
lof gistermorgen nog hooge woorden
hadden gehad, en de andere voegde er
aan toe, dat het op vechten was af ge
gaan. Anderen bevestigden het, doch
niemand wist het rechte, totdat de
c-enoogige Badiska met zijn gehaven
de viool verscheen, en voor drie kope
ken wodka bestelde. Hij wist er alles
van; hij rekte'zich in de hoogte, om
dat hij plotseling een man van ge
wicht was geworden, en met de viool
op den rug, en de vuile handen in de
zakken, vertelde hij met de grootste
voldoening, hoe hij den woordentwist
hacl aangehoord. De twist had midden
op den openbaren weg plaats gehad;
Nekalof had den Starosta verweten,
dat deze zijn ambtelijke bevoegdheid
te buiten ging, en de Starosta was rood
geworden van kwaadheid.
Van achter een ouden, knoestigen
eik had de vioolspeler den twist met
innig welbehagen afgeluisterd, maar
de ronde, bewegelijke oogen van den
Starosta hadden hem ontdekt, wat
erg jammer uas. En den zwaren wan
delstok opheffend, had dc Starosta ge.
schreeuwd: „Maak. dat je weg komt,
of ik sla je al de ribben stuk, eenoogi-
ge schooier!
BEVESTIGING. INTREDE EN
AFSCHEID.
Ds. W. van 't Sant hoopt 18 April
(2de Paaschdag) afscheid te nemen
van de Geref. Kerk te Watergraafs
meer.
WOORD EN GEEST.
Naar men aan de Stand, mededeelt
is er door een twintigtal medewerkers
van het weekblad „Woord en Geest",
o.w. Dr. L. v. d. Horst, Mevr. v d Horst
Oosterhuis, Mr. Thijsse, J. C. Wirtz
Czn. en Dr. cle Gaav .Fortman, een ver
zoek gericht tot de redactie van
„Woord en Geest", om ten spoedigste
een redactievergadering te beleggen,
waarop deze medewerkers gelegenheid
ontvangen hun ontstemming te uiten
over den gang van zaken met dit
weekblad en over den inhoud van dit
blad in de laatste weken, vooral ook
met de houding, door de redactie te
genover Ds. Brussaard aangenomen.
Het heeft in den kring dezer protes-
teerende medewerkers bevreemding
en ontstemming gewekt, dat hoewel
reeds .eenige dagen geleden antwoord
van de redactie had kunnen zijn ont
vangen, de redactie van W. en G. tot
dusver nog niets van zich liet hoor en.
Mén wist niet mede te dee-len, tot wel
ke consequenties een en ander moge
lijkerwijs zou leiden.
ONS GEREF. SCHOOLWEZEN.
Men schrijft ons:
Men zou langzamerhand geneigd
worden om te gelooven, dat er voor
de vrijheid van het Christelijk onder
wijs in Nederland nimmer is gestre
den en geleden. In een zijner vele ge
schriften heeft Wirtz ons een vriend
ten tooneele gevoerd, die het Bijz.
Onderwijs onder de Wet-'20 teekende
als „de man in de club-fautéuil"; wel
iswaar in enkele dingen gehinderd,
maar dat was zoo aanstonds niet
merkbaar.
Die teekenaar had klaarblijkelijk
een juiste visie: het beeld van den
welvoldanen mensch l'homane satis-
fait naar Bijbelsche teekening rijk
en verrijkt bij zich zelf, verrijst steeds
meer voor den verbaasden blik van
hen, die het woord hunner groote voor
gangers hadden aanvaard, dat na den
politieken schoolstrijd de rechte strijd
voor het Christelijk Onderwijs pas be
ginnen zou. Vergeleken bij weleer, zou
men in het dlgemeen concludeeren:
onze scholen moeten, finantieel ge
sproken, in de ruimte leven. Uit de
Gemeentekassen immers vloeien de
honderden en duizenden over in de
schoolkassen. Van meerdere plaatsen
hoort men dan ook van beduidende
overschotten bij de laatste driejaarlijk
sche afrekening geconstateerd. En
wat anders valt daaruit af te leiden,
dan dat ook ons eigen Schoolwezen,
enze organisaties, als bijv. het Geref.
Schoolverband, hierbij wèl varen moe
ten.
Edoch schijn bedriegt. Wat van
zelfsprekend lijkt, is niet anders dan
bedriegelijke schijn. Van allen kant
verneemt men v. krakende financieele
wagens. Zóó erg, dat men uit finan
cieel oogpunt reeds, om de financieele
verplichting, bedanken moet als lid
van organisaties waarbij men uiter
aard aansluiting zoeken moest.
Het is van groot belang, op deze bij
uitstek practische kwestie in te gaan.
De inkomsten onzer scholen zijn
drieërlei: Rijksgeld, Gemeentegeld en
.,Eigen"-geld vloeit in de kassen onzer
Penningmeesters. Daartegenover staan
uitgaven, die deze Inkomsten bijna ge
heel compenseeren: het Rijksgeld
gaat weg aan salarissen; het Gemeen
tegeld aan exploitatie-kosten voor de
school zelve. Edoch op dit terrein
is velerlei differentiatie. En deze dif
ferentiatie verdient volle aandacht.
Daar is loyaliteit en schrielheid met
enghartigheid, die helaas nog een
droef licht werpen op de hooggeroem
de finantieele gelijkstelling. Vreemd
Te prijzenswaardiger was het optre
den van den Starosta, nu de moord
was gepleegd. Hij ondervraagde ieder
een, dien hij ontmoette; hij stelde eerst
alleen, en vervolgens met Simeon Ne
kalof en den veldwachter een vo ü'loo-
pig maar sclTerp onderzoek in. Simeon
bewees hem daarbij de Hitnemenóste
diensten; de laarzen van Sidorski wer
den in beslag genomen, en de kleine
Kalenko, die gisteravond zoo laat was
thuis gekomen, werd in verhoor ge
nomen.
De kleine Kalenko verklaarde, dat
hij, naar 't sleutelgat zoekend van de
buitendeur, iemand had zien voorbij
hollen, en toen hij er bijvoegde, dat de
persoon op den Starosta geleek, be
greep men, dat hij volslagen dronken
was geweest
,De Starosta liet het daar niet bij.
Onmiddellijk, toen hij den moord had
vernomen, had hij een bode te paard
naar Nischni-Nowgorod gezonden, om
den Officier van justitie van de mis
daad in kennis te stellen, en in den
middag verscheen de Officier.
Deze rechter maakte een eervolle
uitzondering op vele ambtenaren, die
te lui waren, om zich woor hun hooge
bezoldigingen eenige moeite te ge
troosten. Hij had liefde voor :,:jn
ambt; hij bezat een helder oordeel, oen
scherpen blik cn een rijpe ervaring.
Met den Starosta, den veldwachter en
den meegebrachton dokter ondevzoclu
hij alles op het zorgvuldigste, en wat
doet liet daarbij o.m. aan te vernemen
clat men uit de verschillende bedeeling
in de onderscheiden Gem. tot de fa
tale conclusie komt, dat gelijkstelling
in dien zin onbereikbaar is. Voors
hands gaan \\e hierop niet nader in.
Maar wel mag verwacht worden, dat
zich een „jurisprudentie" vorme, waar
door gelijke aanspraken zullen gesanc
tionneerd worden bij Wet of K. B.
En we twijfelen niet of de bevorde
ring dezer erchtsbedeeling is thans bij
onzen „Schoolraad" in goede handen.
En kome dan, na oplossig v. dit tee-
re punt, de kwestie der zoozeer onge
lijke „plaatselijke behandeling", on
verwijld aan de orde.
Met de hiermee saamhangende
kwestie der boventallige onderwijzers
èn de classificatie der Gemeenten.
In .verband met een en ander is al
leen mogelijk een juisten blik te wer
pen op de derde Inkomstenbron van
ons schoolwezen: de eigen inkomsten,
bestaande in contributies, collecten en
woninghuur. (Van schenkingen zullen
we voorloopig maar zwijgen). Die
eigen inkomsten worden thans op ve
le plaatsen nieer dan opgeslokt door
de eigen uitgaven: schuldaflossing,
Na-acten-belooningV ereenigingsle-
ven en onderhoud van eigen bebouw
de eigendommen; kosten voor voorbe
reidend onderwijs, e.a. We herhalen:
afdoende regeling na bekomen inzicht
is pas mogelijk na de verbetering der
rechtsbedeeling bovengenoemd.
Toch moeten enkele dingen thans
geaccentueerd worden. Vooreerst de
principieele overweging, of we een
Eigen schoolwezen uit eigen middelen
moeten onderhouden, dan wel of in
de lijn der publieke opinie de moreele
opinie moet worden gesmoord. Voor
dit vraagstuk staan we zoo aanstonds
op een uiterst gewichtigen tweesprong
Ten tweede: of het stelsel der Wet-
'20 niet grondig moet worden herzien
(uit verschillend motief) maar voor -t
minst om te overwegen of we alsnog
in 't oude spoor moeten treden, dat op
uitschakeling der Gemeentelijke be
moeiing aandrong, dan wel of we in
„lijn-'20" zullen voortvaren.
Dat de „moderne vleeschpotten"
hierbij een groote rol spelen, zullen
velen nog wel beamen. Edoch: „vele
mijlen leggen tusschen doen en zeg
gen". Men dient niet alleen rekening te
houden met de begeerlijkheid des
vleesches" tegenover de publieke
kassen, maar evenzeer met de traag
heid des geestes om eigen spoor te
volgen.
Onze grootste grief tegen vele voor
standers van Christel, en met name
van Geref. Schöolonderwijs is, dat
men een „Eigen Schoolwezen" negeert.
„De stilte van het gansche land" ach
ten we met Pierson zeer gevaarlijk.
„Alleen dwaling „die voor waarheid
wil doorgaan, kan blinde erkenning
begeeren" zouden we den grooten
Leidenaar Fruin willen nazeggen. „Te
genspraak noopt tot wederlegging;
wederlegging eischt nauwkeurige be
schouwing en overweging; want de
waarheid, tot axioma verheven, door
niemand betwijfelt, verliest in betee
kenis". Uit logische, practische en
principieele overweging is ér daarom
o.i. een ernstige roeping om het pleit
te voeren voor een „Eigen, Gerefor
meerd Schoolwezen". R.
EXAMENS M. U. L. O.
Aan de hoofden der U.L.O.-scholen is
dezer dagen verzonden het verzoek
cm voorloopig op te geven het aantal
candidaten hunner scholen, dat waar
schijnlijk aan het aanstaande examen
zal deelnemen. Hoofden van U.L.O.-
scholen, die geen uitnoodiging hebben
ontvangen, wordt verzocht een kaart
aan te vragen bij den heer H. J. A.
Hofland, Weth. Königlaan 1, Naarden.
EEN SCEOOLJUBILEUM.
Dezer dagen vierde de Wilhelmina-
school te Amstelveen haar gouden ju
in de donkerte van den avond en in
het holle van den nacht was gebeurd,
werd thans hij het volle daglicht
op het nauwkeurigste onderzocht. De
geneesheer hield de lijkschouwing;
hij constateerde, dat ue kogel het hart
van Serguw Neka'of had doorboord,
en de dood onmiddellijk was ingetre
den.
Van den kogel was niets te ontdek
ken. Hij had le borst doorboord, en was
bij het linker schouderblad weer uit
gekomen.
Simeon legde ttn huizo van den
Starosta een volledige verklaring af
van zijn bevindingen, die de Officier
door zijn klerk liet opteekenen. Si
meon verzweeg niets; hij zeide alles,
en de Officier prees hem voor den
ijver, waarmede hij het spoor van den
moordenaar was gevolgd.
Het geheel© dorp geraakte 4n op
schudding; de scheelziende veldwach
ter moest steeds her- en derwaarts
loopen, om getuigen .naar de woning
van den Starosta te bescheiden. De
gangen der dorpelingen gedurende
den vorigen avond werden op het zorg
vuldigste onderzocht, en wat gister
avond, terwijl de sneeuwvlokken neer
dwarrelden, op den dorpsweg was ge
schied, werd door den klerk van den
rechter op het uitvoerigste genoteerd.
Er kwamen verrassende hijzonder-
heden aan het licht; jonge lieden, die
in de schaduw van den avond en on
der het zevenvoudig zegel van het ge
bileum. Er was veel werk van ge
maakt om dezen dag niet onopge
merkt te laten voorbijgaan. De wij
dingssamenkomst werd in de Ned.
Kerk gehouden, waar door Ds. Peter
een openingswoord en door D9. Tuin-
stra een feestrede werd uitgesproken,
terwijl een der oud-leerlingen een paar
gedenksteenen overhandigde. Het ver
dere gedeelte van den avond werd door
gebracht in het turngebouw. Niet al
leen dat vele en hartelijke speechen
werden gehouden, doch ook ontbraken
muziek, zang en tableaux niet. Van de
officieeie personen waren o.m. tegen
woordig de inspecteur van het Lager
Onderwijs, de voorzitter van de PI.
Schoolcommissie en de Gemeentese
cretaris. De voorzitter van het school
bestuur gaf een historisch overzicht
van den groei der school. Het man
nenkoor onder leiding van den heer
Tiggers voerde in de kerk een keurige
feestcantate uit.
DE INSTALLATIE VAN ONZEN
NIEUWEN BURGEMEESTER.
(Slot).
Na de red© van den heer van Hamel
voerde de heer van Eek het woord.
Deze spr. heeft met instemming den.
Burgemeester aangehoord toen deze
schilderde d.e drie voorname voorwaar
den voor den bloei van de stad Leiden
de Academie, een welvarende industrie
en een wakkere, opgewekte handel.
Met zeer veel genoegen heeft spr. ver
nomen dat de Burgemeester meent,
dat stilzitten en afwachten niet de
juiste houding is, maar dat hij initia
tief wil toonen.
Hierin juist heeft spr. echter ook
wat gemist. Spr. heeft juist gemist,
wat de heer van de Sand© Bakhuijzeft
wenseht te doen ten aanzien van de
maatschappelijke nooden. Meent u,
vraagt spr. dat er ellende heerscht?
Meent u dat om die ellende te lenigen,
liet noodzakelijk is, dat de Overheid
het werk uit handen neemt van het
goedwillende, maar toch altijd weer fa
lende, particuliere initiatief Spr.
heeft het oog speciaal op de nocden die
door werkloosheid ontstaan. Voorts op
de slechte woningtoestanden. Eindelijk
op den nog steeds ongelijken, zij het
ook vcor allen veel te hoogen, belas
tingdruk.
Spr, vindt het volkomen begrijpelijk,
dat d© Burgemeester nu niet op die
vragen ingaat. Ware een behandeling
van de begrooting aanstaande geweest,
waarbij spr.'s partij gelegenheid zou
gehad hebben ook op 's Burgemees
ters beleid de aandacht te vestigen, bij
zou nu misschien gezwegen hebben.
Volkomen begrijpelijk is ook dat de
Burgemeester wenseht boven de par
tijen te staan. Maar dat zal niet geluk
ken U zult moeten kiezen, zegt spr.
Spr. heeft vernomen dat de Burge
meester van buis uit liberal is, maar
nu sympathieën heeft voor de Christ,
fïist. Unie. Wij vragen hier niet naar
rechts of liïiks, maar beoordeelen de
menschen naar hun daden. Zoo zaJ spr.
fractie ook den Burgemeester beoor
deelen naar zijn houding tegenover de
sociale aangelegenheden. Wij willen
dan met ieder samenwerken, zegt spr.
Ten slotte uit spr. den wensch, dat
d© Burgemeester ook persoonlijk hier
moge vinden wat hij hoopt te ontmoe
ten
Daarna spreekt de heer Knuttel.
Deze begint met een protest tegeQ a©
woorden van den heer van Hamel die
meende te moeten spreken namens
d?i; Raad. Dat is onjuist; hij had geen
enkele opdracht.
Spr. wil zich ook verklaren tegen de
woorden van den heer van Eek.
Spr. aanvaardt den Burgemeester
omdat nu eenmaal de Burgemeester
rijksambtenaar is en ons toegezonden
wordt.
Spr. zal in den regel staan tegen
over den Burgemeester, omdat deze zal
heim elkander hunne eerste liefde
hadden hekend, zagen de idylle van
bun dorpsleven voor den 9trengen
rechter uiteen geplozen, en huisva
ders, die tegenover hun vrouwen stijf
en strak hadden volgehouden, dat zij
de kroegen nooit bezochten, werden
thans ontmaskerd.
Over het dorp was feitelijk de klei
ne staat van beleg uitgevaardigd, en
do moordenaar had reden, om ~te be
ven voor den ontzagwekkenden rech
ter, wiens bloote verschijning aan het
dorp reeds een verlichting gaf.
De Starosta deed hem een uitvoerig
verslag van het voorloopig onderzoek,
en ofschoon de Officier er niet van
hield, dat ondergeschikten hem vóór
waren in het onderzoek, moest hij
toch de schranderheid van den Sta
rosta erkennen.
De Starosta verzweeg hem niets; hij
deelde den Officier zelfs de zonderlin
ge bewering van Kalenko mede, en de
Officier nam den kleinen schoenma
ker in een tweede verhoor.
Thans echter wankelde de schoen
maker in zijn getuigenis, en beweerde
dat de persoon, dien- hij den dorpsweg
had zien afhollen, wegens zijn gebo
gen houding meer op den molenaar
dan op den Starosta geleek. De mole
naar was trouwens van dezelfde leng
te als de Starosta, doch door het ge
stadige zakkendragen was zijn rug
gebogen, en miste hij den fieren gang
van den burgemeester.