s ch a akrubrïek |té^h7|pm uit dITomgeving. Bij Ruwe Schrale Huid PUROL NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN ZATERDAG 12 FEBRUARI 1927 Gewijde en Ongewijde Historie. WAAR LAG HET PARADIJS? Waar hebben wij het paradijs t-e zoe ken? Het is niet gemakkelijk op deze vraag een nauwkeurig antwoord te ge ven, aangezien er thans nergens ter wereld meer sporen van te vinden zijn. De meest waarschijnlijke veronderstel ling is dat, zooals Luther zeide, het paradijs dat den mensch eerst door de zonde was toegesloten^ daarna door den zondvloed geheel verwoest en uiteen geworpen, ja van den aardbodem weg gevaagd is. Toch bevat bet verhaal van Genesis tal van aardrijkskundige gegevens, die alt hars voor Mözes' tijdgeno .rt-n volkomen duidelijk waren. Wij zu.'eii de betreffende verzen hier eersi lattn volgen (Gen 2 10—14) en we! in de vertaling die ons tel meest juist v-icr- komt. „En een rivier ging uit van Eden om den hof te drenken, doordien hij zich vandaar vertakte en tot vier armen "werd. De naam des eersten is Pisjoon, deze ls het die het geheele land van Chawi- lah omringt, waar het goud ls. En het goud van dit land is goed; daar is de bedolach, en de steen sjo- iham. En de naam van de tweede rivier is Gichoon, deze is het die het geheele land van Koesj omringt. En de naam van de derde rivier is Chiddèkel, deze is het die Oostelijk van Assur stroomt, en de vierde rivier is de Peraath." Het is merkwaardig, dat de eerste dri© rivieren met het land waardoor zij stroamen het uitvoerigst omschre ven worden, terwijl het juist deze zijn die ook ons het meeste moeilijkheden veroorzaken. De reden van die nauw keurige plaatsbepaling is uiteraard ge weest, dat deze rivieren reeds aan het volk Israël veel minder bekend waren dan de laatste, de Peraath. Welke rivier onder dePeraath, of zooals de Statenvertaling haar noemt, de Frath, te verstaan zij. daaromtrent behoeft geen onzekerheid te bestaan. Op andere plaatsen (Gen. 15 18 en Deut. 1 7) heet zij „de groote rivier de rivier Peraath". In het Assyrisch heet deze rivier de „Poeratoe", de Perzen maakten daar van „Oefratoes" en de Grieken vervol gens „Euphratês", gelijk wij thans nog van den Eufraat spreken. Nu we deze rivier hebben geïdentifi ceerd, weten we reeds dat we het pa radijs moeten zoeken in de omgeving van Mesopotamië, het Tweestroomen- land, besproeid door den Eufraat en de Tigris. Het is reeds van te voren waarschijn lijk, dat de derde paradijsrivier, de Chiddèkel de Tigris is, vooral ook om de toevoeging die er achter staat: deze is het die Oostelijk van Assur stroomt. Onder dit Assur is waarschijn iijk te verstaan de oude stad Assur, tot 1300 v. Chr. de residentie der Assy rische koningen, die in tegenstelling met de latere Assyrische hoofdsteden op den Westelijken oever van de Ti- gris lag. Ook op taalkundige gronden is de gelijkstelling van „Chiddèkel" met „Ti- gris" te verklaren. „Chiddèkel" is ont leend aan het Soemerische „idigna", dat „vloeiende stroom" beteekent; de Assyrische vorm daarvan is „Idiklat" of ook „Diklai", waaruit de Perzen door verwisseling der verwante let ters „1" en „r" „Tigra" maakten, en de Grieken ten slotte „Tigris". Ook in Dan. 10 4 komt deze rivier onder de zelfde benaming voor. De Septuagint heeft eveneens de He- hreeuwsche benamingen „Chiddèkel" en „Peraath" door „Tigris" en „Eu fraat" overgezet. Omtrent deze twee ri vieren behoeven wij dan ook niet in twijfel te verkeeren, welke stroomen he 'doeld zijn. A Een mooilijker kwestie is, welke ri vieren wij onder de „Pisjoon" en de „Gichoon1" te verstaan hebben. De Sep tuagint brengt ons hier ook niet ver der; zij vertaalt deze beide namen door „Phisoon'* en „Geoon'k niets anders dan de vergrieksching der Hebreeuw- sche woorden. Van den Gichoon wordt gezegd, dat hij het geheele land van Koesj om ringt. Nu is Koesj, en zoo vatte het ook de Septuagint op, in de Heilige Schrift de benaming voor Ethiopië of Moorcn- land, het tegenwoordige Nubië. Men heeft dan ook hij deze rivier aan den Nijl gedacht, doch waarom zou dan niet de gewone benaming „Jeoor" die overal in Jiet Oude Testament gebruikt wordt om den Nijl aan te duiden, ge bezigd zijn? Merkwaardig is voorts, dat in Gen. 10 7 Koesj in verband wordt gebracht met Zuidarabische stammen, immers als zonen van Koesj worden daar o,m, genoemd Chawilah, Sabta en Ramah. In de richting van Arabië is ook de eerste der Paradijsrivieren, de P i- s j o o n te zoeken. Van deze rivier wordt de breedste omschrijving gegeven; zij was derhalve aan de» lezerskring van den schrijver van Genesis het minst hekend. De Pi sjoon omringt het geheele land van Chawilah, een goudland, welks pro duct als voortreffelijk hekend stond. De bedolach, die in deze streek voor komt, is een van den wjjnpalm ge wonnen welriekende harssoort, die vooral in Arabië en Indië gevonden wordt. In Num. 11 7 wordt van- het manna gezegd, dat zijn kleur was ais de kleur van den bedolach; hieruit blijkt, dat deze den Israëlieten goed he kend was. De steen sjoham was een kostbare edelsteen; welke kleur bij had is niet meer met zekerheid uit te ma ken. Ten slotte het land Chawilah zelf, waar hebben wij dit te zoeken? In Gen. 107 wordt het, gelijk wij zoo even zagen, naast andere Zuidarabi sche stammen genoemd. Het ls echter ook niet onmogelijk, dat men zich In dië in het verlengde van Arabië en daarvan deel uitmakend dacht, zoodat bij den Pisjoon aan de Hyphasis, een der bronrivieren van den Indus, moet gedacht worden. De wetenschap heeft over al deze kwesties haar laatste woord nog niet gesproken, doch zooveel is, als we alle gegevens combineeren. wel duidelijk, dat het landschap Eden, waarvan het paranijs deel uitmaakte, in Zuid-Baby- lonië moet gezocht worden. PROBLEEM VAN J. HARTONG. viste Eervolle vermelding in een wed strijd van Chakmati. Wit begint en geeft mat in twee zetten. In November is te Stockholm een wedstrijd PetersburgStockholm ge speeld met ploegen van 12 spelers De Russen wonnen met 12 Y* tegen 11 De volgende partij is er van afkom stig: Wit: Englund. Zwart: Perflliew. Koniginnegambiet. 1. Pgl—f3 d7d5 2. c2c4 c7c6 Zwart dreigt nu door dc4: gevolgd door b5, een pion te winnen. 3. e2e3 Pg8—f6 4. d2—<d4 Rc8—f5 5. Pblc3 e7e6 Er is nu een stelling uit het konin- ginnegambiet ontstaan. 6. Rfld3 Rf5g6 7. Pf3—e5 Pb8d7 8. f2—f4 Rf8d7 9. 0.—0 0—0 10. c4c5 Pd7Xe5 11.f4Xe5 Pf6e4 12. Rd3Xe4 d5Xe4 De pion e4 is nu zwak, doch niet gemakkelijk te veroveren. Zie 13. Dg4 h5! Of 13. Tf4 Rg5! Of 13. Dc2 f5, 14. efO: (in het voorbijgaan) gfü:, 15. Pe4:? DdC>, 16. Tf4 e5 enz. 13. b2b4 f7—f5 14. a2a 4 Wit tracht munt te slaan uit den gunstigen stand van zijn pion c5 enz. 11Dd8—d7 15. a4a5 Zoo ontneemt Wit zich de gelegen heid te zijner tijd met voordeel b5 te spelen en den strijd te beslissen op den koninginvleugel. De pionnen loopen daar nu vast. 15a7a6 10. Pc3—al Re7—d8 17. Tal—a3 Rd8—c7 18. Pa4—b2 Ta8—d8 19. Pb2c4 Het witte paard wordt door den raadsheer c7 in bedwang gehouden. 19Tf8—f7 20. Pc4d6 Rc7Xd6 21. c5Xd6 Tf7—f8 Hoe deze partij gewonnen kan wor den is niet duidelijk. De pionnen zijn vast geloopen en er zijn raadsheeren op verschillende kleuren aanwezig. Zwart slaagt er echter in zijn troepen zoo op te stellen dat Wit bij verras sing toch wint. 22. Ta3a2 Rg6—e8 23. Ta2—f2 Kg8—h8 24. Ddl—g4 Tf8—g8 25. Dg4—h4 g7g5 Ondernemend doch niet verstandig. Als men niet beter staat moet men niet aanvallen. 26. Dh4h6 TgS—g6 27. Dh6f8f Tg6g8 28. Df8f6f Tg8—g7 Stand na 28Tg7. 1 "XI 29. d4d5! Het mooie einde geeft de partij waarcle. Speelt Zwart nu Rf7, dan volgt er 30. Tf5: ef5:, 31. e6 Re6:, 32. de6: Dd6:, 33. Rb2 DfS, 34. Dg5: en Wit wint. Er dreigt dan 35. Rg7: plus Dd8: of 35. Tf5: 29c6Xd5 30. Tf2Xf5 e6Xf5 31. e5—e6. Zwart gaf den strijd op. Tegen 32. Rb2, dreigende mat door Df8 of Dg7: bestaat geen afwering. Oplosswig der tweezet: 1. De5. ALPHEN AAN DEN RIJN. Vergadering A.-R. Kiesvereen. Hebben wq gezien zoo vervolgt de heer Nomen zijn rede, wat het A.-R. b ginsel eischt, inzake Zondagsheiliging, thans zullen wij de vraag beantwoorden wat er dient gedaan* te worden tegen. Zondagsontheiliging, in 't bijzonder voor dat van de Voetbalwedstrijden^ Deze vraag is niet nieuw,ze 'is aan de orde van den dag door 't geheele land, en toch gaan de wedstrijden steeds maar door. Op zakelijke wijze toonde spr. aan dat er wel wat aan te doen is en iltus treerde zijn betoog met te wij zén op de gemeentö Aarlanderveen, welke in 1924. een verbod heeft uitgevaardigd voor voetbalwedstrijden op Zondag met oï. zonder entree, welke verordening bij Ko ninklijk besluit weer werd vernietigd om dat art. 4 der Zondagswet er reeds in voorzag. Volgens de Hooge Raad (ons hoogste jgchtscollege) was de gemeente raad dus zijn bevoegdheid" te buiten ge gaan, ook mede'op grond van art. 150 der Gemeentewet, dat luidt, dat plaat selijke verordeningen niet treden in het geen van Provinciaal of Rijksbelang is. Conclusie is dus zei spr. dat we van der gelijke Plaatselijke verordeningen geen resultaat kunnen verwachten, en wil men dus iets bereiken, dan zal dit moeten ge schieden door een verbod op grond van de bepaling in <Je Zondagswet. De politie autoriteiten kunnen dan procesverbaal opmaken. De slotsom van dit alles is dan zegt spr., dat we 'dus altijd worden teleurgesteld. Met de bestaande Zondags wet is hiertegen niets te doen. Onze actie moet uitgaan naar een betere wet. Een wet die aan de gemeentebesturen het recht geeft, te bepalen wat zij villen dat in hun gemeente geschieden zal. Dus gen wet ,die een uniforme regeling stelt, voor het geheele land. Groote plaatsen onderscheiden zich nu eenmaal met plaat sen van het platteland. Wel ligt er sinds 1919 een nieuw ontwerp gereed, doch van dit extra-parlementair Kabinet is te dien opzichte niets te verwachten en evenzoo van de Roomsch-Katholieken. Dit nieuwe ontwerp zegt spr.. voorziet in de bestaande behoeften, de aispenatïe bevoegdheid wordt gehandhaafd en aan de gemeenteraden wordt het recht toe gekend voor de middaguren een verbod te treffen voo rdie openbare vermakelijk heden die met name zullen worden aan gewezen. Waar dit een stap in de goede richting is, hopen wq dat als eenmaal dit ontwerp in behandeling komt, onze kamerfractie 't moge gelukken, dit onv werp nog meer in overeenstemming të doen zijn met onze wenschen, opdat zoo veel mogelijk worde benaderd ons ïdo.- aal, dat is: dat de Zondag, ook in het openbare leven, zooveel mogelqk gehei ligd worde tot eere van Gods naam. 'Ruime bespreking volgde op" dit schit terende betoog. De inleider die door en kele leden krachtig werd aangevallen, bleef echter meester van het terrein en beantwoordde de debaters op een wijze, die zijn kennis en activiteit op een mooie wijze naar voren deden komen. De Voorzitter dankte den heer Nomen voor het belangrqke stuk werk wat hij gedaan lieefc voor'de Kiesvereeniging, en voor de moeite die hij zich heeft moe ten troosten om vele dingen eerst te on derzoeken. Na de Rondvraag sluit de Voorzitter de vergadering, door te laten zingen Ta. 119:17. D.s Wientjes gaat voor in dankgebed. Deze vergadering werd be zocht door ruim So leden, en dat geeft moed voor de toekomst. OEGSTGEEST. Lezing „Het Spel". Gisteravond trad in de Rehobóth- kapel alhier voor de beide M. V.'s en cie J. V. op G. G„ op de heer C. de t ries, ouderling der Geref. Kerk alhier Nadat de voorzitter, de heer An- iiolts, de vergadering op de gebrui kelijke wijze had geopend, heette hij de aanwezigen hartelijk welkom en gaf dadelijk'den hr. de Vries gelegen heid tot het houden van zijn referaat getiteld: „Het Spel". Dit onderwerp, aldus spr., staat in het teeken van den paradox. Die pa radox is deze: Nooit komt de ernst van het leven zoo voor ons te staan als bij het spel. Het spel is een ac tueel onderwerp en omdat Gods Woord zegt: beproeft alle dingen, wat wil zeggen "dat we alles wat zich op onze levensweg voordoet critisch moeten beschouwen, moeten we ook de aard van 't spel onder de loupe nemen. Men kan daar tegenover staan op tweeër lei manier: Het geheel negeeren, zoo als de Dooperschen, maar ook de vraag stellen: Is het spel zonder scha de in te voegen in de Christelijke sfeer. Dat is de gereformeerde manier Vervolgens stelt spr. de vraag: Wat is eigenlijk spel. Daarop moeten we liet antwoord in Gods Woord vinden. God schiep den mensch naar Zijn beeld; God gaf den mensch vermo gens naar ziel en lichaam en in die ver vermogens weerspiegelt zich Gods Beeld. Naast die vermogens bestaan ook nog de drang om iets te doen, en de gelegenheid daarvoor. Deze drie vormen in hun samenhang een stuk van Gods beeld. Want in God aanbid den we onafgebroken de grootste ac tiviteit. Spr. vergelijkt dan den mensch voor en na den val. Voor den val was de arbeid van de mensch spel tot verheerlijking van zijn Schepper, maar na den val werd de arbeid een dwang: In het zweet uws aanschijns zult gij brood eten. Toch bleef den mensch na den val mensch ook al functioneerden zijn vermogens niet meer feilloos. God bleef tn hem dra gen den drang om bezig te zijn. Die in geschapen drang nu doet den nnensch els hij zijn gewone arbeid verricht beeft ook nog bezigheid zoeken en dat nu is spel. Alles wat geschiedt niet onder den dwang van het brood- vraagstuk is spel. In den regel wordt RECLAMt. van Handen en Gelaat Doos 30*60-90cf* liet begrip spel veel te beperkt geno men. Er is dan ook geen principieel onderscheid tusschen arbeid en spel. Arbeid kan spel zijn en omgekeerd spel kan arbeid zijn. Het begrip spel wordt echter ook wel eens te breed ge nomen. Spr. heeft wel eens gezien hoe kinderen op de Bewaarschool aan het spelen waren op commando van de Juffrouw. Dat nu is geen spel. Spel moet bovenal zijn uit vrije wil. Hoe veel spelvormen er ook zijn, vervolgt spr., ze kunnen teruggebracht worden tot twee groepen: een kleine groep na- tuurspelen en een groote groep cul tuurspelen. De eerste groep komt voor al tot uiting bij het kind. De tweede groep is weer te scheiden in verstands spelen en lichamelijke spelen. Verder wijst spr. er op hoe in het spel de vloek Gods is ingedrongen en toont aan de vloek die het spel in zijn inner lijk heeft. Als de degeneratie van een.1 volk groot is, zooals bijvoorbeeld het oude Rome doorleefd heeft, dan roept het om brood en spelen. En tegen woordig is er ook een jacht naar spel genot. Ook nu is de kreet: Brood en spelen, maar spelen het liefst! Spr. vergelijkt deze spel-jacht met cie hemelbestorming door de Titanen en Giganten uit de Grieksche mytho logie. Het is dan ook geen wonder dat vele menschen afkeerig zijn van alle spel. Dit is echter niet Calvinistisch en de consequenties daarvan zouden ons voeren naar de pilaarheilige en de ton van Diogenes. Het spel moeten we echter aannemen als een gave Gods. En als we nu gaan vragen, aldus spr., welk spel mag ik nu spelen, dan moe ten we allereerst in het oog houden dat het leven altijd volle ernst is. Ons spel ook moeten we stellen onder de wet van het Koninkrijk der Hemelen. Als algemeene regels kunnen we stel- len: le. Neem voor spel nooit wat in zichzelf al zonde is; 2e. speel nooit als gebonden arbeid gevraagd wordt; 3e. Denk om de heiligheid van Gods dag; At. Speel nooit waar plaats en om standigheden gevaarlijk zijn; 5e. Kom nooit onder de macht van het spel en 6. Toets uzelf of ge ook voor uw spel Gods zegen kunt afs-meeken. Dan is het goed. E11 dan kan ook het psel zijn tot eere Gods. Spr. besluit zijn interessante le zing met er op te wijzen dat in den hemel een spel zal genoten worden dat alle verstand te boven gaat. De voorzitter dankt den heer De Vries voor zijn met aandadht gevolg de rede en nadat nog enkele vragen zijn gesteld en door den heer De Vries zijn beantwoord, sluit deze de verga dering met dankzegging HA2ERSWCJDE. Predikbeurten. Ned. Herv. Gem. v.m. 9.30 en n.m. 6.30 uur Ds. Luurinr; Gerei. Kerk v.m. 9.30 uur H. A., erv n.m. 6.30 uur H. A. en Dankzegging, Da.- W. H. Gispen. NOORDWIJK. Bij het alhier gevestigde correspon dentschap vcor arbeidsbemiddeling zijn deze week als werkzoekende ingeschre ven 148 personen, t.w. 7 losse arbeiders, 75 landarbeiders, 42 visschers, 1 Tim merman, 2 metselaars,7 opperlieden, 3 schilders, 5 istuca,doors en 6 personen, beneden 18 jaar. WOUBRUGGE. Predikbeurten. Ned. Herv. Gem v.m. 9.30 en n.m. 6.30 Ds. Joh. Kijns Geref. Kerk v.m. 9.30 en n.m. 0.30 uur Ds. J. W. Gunst, Emer.-Predikant te Oegstgeest. Het nieuw benoemd lioofd der open bare school, heeft een huis gehuurd aan de Woudwatering, en zal alzoo niet het oude schoolhuis betrekken. Vermoedelijk zal dit worden afgebro ken; in 1838, is dit gebouwd en door Bur gemesster Kempenaar den eersten steen gelegd. Met net oog op het verkeer in de Kerkbuurt is dit schoolhuis een' ware sta in* den weg. Leidsche Penkrassen. Amioe, Nog slechts enkele weken scheiden ons van de Statenverkiezing. Met bet stel len van candidaten zijn de verschillen de partijen nu vrijwel gereed. Men is nu bezig met de voorbereidingen voor de stemming. Uiteraard (een politieke rot als ik, steekt natuurlijk zoo overal zijn neus ln als er politiek in zit) heb ik wel reeds een en ander daarvan vernomen, maar daarover wilde ik bet nu nog niet hebben. Dat komt later nog wel. Ik wilde je eens even inlichten over de organisatorische moeilijkheden, aan zoo'n stembusactie verbonden. Wat is dat in een stad anders dan- op een dorp. Nemen we aan een dorp uit onze omgeving van 10.000 zielen, toch waarlijk niet zoo klein-. Daar heb ben we dan misschien 4000 a 4500 kie zers. Vermoedelijk zullen wij daar niet smeer dan 6 stembureaux hebben. Voor het werk aan deze stembureaux hebben we dan op een stemdag noodig één vaste man per stembureau om te con'troleeren welke kiezers komen stemmen. Verder voor ieder tweetal stembureaux een man die de opgaven van de kiezers die gestemd hebben ver werkt op de partijlijsten en voorts even eens voor elke dri© stembureaux een man die de berichten baalt. Een dezer bureaux is dan als het centraalpunt te beschouwen waarvoor geen extra per soneel noodig is. Dat wordt dus 6 3 2 11 men-schen. Natuurlijk komt hier nog bij een aantal personen, die de kiezers, welke niet uit eigen beweging komen, ha len en bun zoo noodig behulpzaam zijn Het aantal hiervoor benoodigde perso nen hangt af van de omstandigheden en deze behoeven hun diensten pas na den middag van den stemdag te bewij zen. Bij een weinig meeleven van de le den der Kiesvereeniging of Propagan- daclub vindt men deze menschen ge makkelijk onder de gewone, geregeld ter vergadering komende, leden. Maai* nu de groote stad. In Leiden hebben we vermoedelijk ruim 30.000 kiezers. Deze zijn verdeeld over 46 stem bureaux. Nemen wij hier de bovenver- mdele organisatie dan krijgen we 46 23 15 104 menschen. Ook hier weer laten wij in het midden h^t aan tal personen benoodigd om de kiezers af te halen en te helpen bij lichamelij ke hulpbehoevendheid. In een groote stad is toch zeker ook daarvoor e-en tiental menschen noodig. Nu is het reeds uiterst moeilijk om op een vergadering van de Kiesvereeni ging, waarvoor het uiterste best is ge daan en> waar een zeer belangrijke agenda is te behandelen, meer dan 70 a 80 leden te krijgen. Geen enkele ge wone vergadering levert dus het be noodigde aantal menschen. Maar ook als men aanneemt dat eindelijk de 104 of meer benoodigde krachten zijn ge vonden, wie zal dan deze 104 voldoen de oefenen om straks met vrucht de controle-werkzaamheden te verrichten. Hier is inderdaad een groote mate van organiseerend talent noodig. Eveneens het huisbezoek bij de kie zers. Op een dorp kent een kleine kern van goede werkers zoowat alle kiezers. De controle is daar dus gemak kelijk, ook met weinig geoefende krach ten voor de verkiezingsbureaux. Maar in' de groote stad is men veel meer aan gewezen oP de persoonlijke geschikt heid van de personen ^jje de verkie zingsbureaux vormen. Juist van dat huisbezoek van dat persoonlijk con tact van d n huisbezoeker met de kie zers ha l i zoo veel af. Nipt alleen dat eer, - gewonnen of verloren kan worden n-?t meer of minder geharnas te kennis van den bezoeker, maar een goed huisbezoeker weet bij zijn weg gaan precies welke ricibting de ben zochte kiezer is toegedaan en hoe hij of zij vermoedelijk stemmen zal. Daar voor moet men niet alleen eigen be ginselen en program grondig kennen, maar men moet ook de beginselen van de tegenpartij en van de bevriende par tijen kennen, om niet alleen een be hoorlijk gesprek te kunnen voeren, maar ook om nog bestaande moeilijk heden voor de kiezers op te helderen. Brengt men een bezoek bij een min of oneer overtuigd aanhanger van een an dere partij, dan moet lï«t zoo mogelijk niet onbekend blijven tot welke partij de bezochte behoort. Het kan te gele gener tijd van belang zijn al die bij zonderheden te weten. Onze huisbezoekers moeten niet ver geten, dat de gegevens waarover een goed georganiseerde propaganda-club beschikt, van veel gewicht zijn voor schoolzaken, voor verschillend maat- maatschappelijk werk, enz. Gij begrijpt, Amice, dat dit een heele zorg baart en dat het schier onmo gelijk is om de noodig© menschen hij een te krijgen, Het beste is dan ook om de stad in secties te verdeelen en de werkers van elke sectie samen te brengen'. Is alles in de sectie grondig besproken dan volgt een vergadering van alle secties te zamen. Doch niet alleen deze kant baart zorg en moeite, ook financieel kost het heel wat. Natuurlijk wordt in de eerste plaats een beroep gedaan op Jonge men sohen die nog. geen levenszorgen ken- nen. In de meeste gevallen zullen deze wel eenige vacantiedagen per jaar heb ben. Welnu, de liefde voor onze begin selen is bij allen ongetwijfeld zoo groot dat zij wel een dag van de va cantia willen opofferen. Van -den' stand van de strijdkas zal het voorts afhangen of voor zoo'n dag een vergoeding gegeven kan worden. Natuurlijk zijn er heel wat jongelui dl® gaarne ook dat voor de partij offeren. Ik meen, Amice, dat ik de Propa- gandaclub een dienst bewijs, wanneer ik opwek om .reeds nu zijn diensten aan te bieden. Hoe meer vrijwilligers hoe beter! Anti-revolutionair Leiden zal ook" nu zijn' goeden naam ongerept bewaren. Naar ik boor, Amice, zet de propa ganda voorts goed in. Wij krijgen straks een partijavond die schitterend beloofd te worden. Dat zal bezieling gewen - Onze Nieuwe Leidsche zal een krach1 tig middel zijn om enkele weken met buitengewone kracht en energie te wer ken. Ik meen te wet^n, dat men ook daarvoor nog enkele goed ontwikkelde vrijwilligers noodig heeft. Dus, Aimice, als je soms nog een handje helpen wilt, geef je dan' op aan het bekende adres Hooigracht 35. Je hulp zal welkom zjjn. ^VERITAS

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1927 | | pagina 6