s ch a akrubrïek
|té^h7|pm
uit dITomgeving.
Bij Ruwe
Schrale Huid
PUROL
NIEUWE LEIDSCHE
COURANT VAN ZATERDAG
12 FEBRUARI 1927
Gewijde en Ongewijde
Historie.
WAAR LAG HET PARADIJS?
Waar hebben wij het paradijs t-e zoe
ken? Het is niet gemakkelijk op deze
vraag een nauwkeurig antwoord te ge
ven, aangezien er thans nergens ter
wereld meer sporen van te vinden zijn.
De meest waarschijnlijke veronderstel
ling is dat, zooals Luther zeide, het
paradijs dat den mensch eerst door de
zonde was toegesloten^ daarna door den
zondvloed geheel verwoest en uiteen
geworpen, ja van den aardbodem weg
gevaagd is.
Toch bevat bet verhaal van Genesis
tal van aardrijkskundige gegevens,
die alt hars voor Mözes' tijdgeno .rt-n
volkomen duidelijk waren. Wij zu.'eii
de betreffende verzen hier eersi lattn
volgen (Gen 2 10—14) en we! in de
vertaling die ons tel meest juist v-icr-
komt.
„En een rivier ging uit van Eden om
den hof te drenken, doordien hij zich
vandaar vertakte en tot vier armen
"werd.
De naam des eersten is Pisjoon, deze
ls het die het geheele land van Chawi-
lah omringt, waar het goud ls.
En het goud van dit land is goed;
daar is de bedolach, en de steen sjo-
iham.
En de naam van de tweede rivier is
Gichoon, deze is het die het geheele
land van Koesj omringt.
En de naam van de derde rivier is
Chiddèkel, deze is het die Oostelijk van
Assur stroomt, en de vierde rivier is de
Peraath."
Het is merkwaardig, dat de eerste
dri© rivieren met het land waardoor
zij stroamen het uitvoerigst omschre
ven worden, terwijl het juist deze zijn
die ook ons het meeste moeilijkheden
veroorzaken. De reden van die nauw
keurige plaatsbepaling is uiteraard ge
weest, dat deze rivieren reeds aan het
volk Israël veel minder bekend waren
dan de laatste, de Peraath.
Welke rivier onder dePeraath, of
zooals de Statenvertaling haar noemt,
de Frath, te verstaan zij. daaromtrent
behoeft geen onzekerheid te bestaan.
Op andere plaatsen (Gen. 15 18 en
Deut. 1 7) heet zij „de groote rivier
de rivier Peraath".
In het Assyrisch heet deze rivier de
„Poeratoe", de Perzen maakten daar
van „Oefratoes" en de Grieken vervol
gens „Euphratês", gelijk wij thans nog
van den Eufraat spreken.
Nu we deze rivier hebben geïdentifi
ceerd, weten we reeds dat we het pa
radijs moeten zoeken in de omgeving
van Mesopotamië, het Tweestroomen-
land, besproeid door den Eufraat en de
Tigris.
Het is reeds van te voren waarschijn
lijk, dat de derde paradijsrivier, de
Chiddèkel de Tigris is, vooral ook
om de toevoeging die er achter staat:
deze is het die Oostelijk van Assur
stroomt. Onder dit Assur is waarschijn
iijk te verstaan de oude stad Assur,
tot 1300 v. Chr. de residentie der Assy
rische koningen, die in tegenstelling
met de latere Assyrische hoofdsteden
op den Westelijken oever van de Ti-
gris lag.
Ook op taalkundige gronden is de
gelijkstelling van „Chiddèkel" met „Ti-
gris" te verklaren. „Chiddèkel" is ont
leend aan het Soemerische „idigna",
dat „vloeiende stroom" beteekent; de
Assyrische vorm daarvan is „Idiklat"
of ook „Diklai", waaruit de Perzen
door verwisseling der verwante let
ters „1" en „r" „Tigra" maakten, en
de Grieken ten slotte „Tigris". Ook in
Dan. 10 4 komt deze rivier onder de
zelfde benaming voor.
De Septuagint heeft eveneens de He-
hreeuwsche benamingen „Chiddèkel"
en „Peraath" door „Tigris" en „Eu
fraat" overgezet. Omtrent deze twee ri
vieren behoeven wij dan ook niet in
twijfel te verkeeren, welke stroomen he
'doeld zijn.
A
Een mooilijker kwestie is, welke ri
vieren wij onder de „Pisjoon" en de
„Gichoon1" te verstaan hebben. De Sep
tuagint brengt ons hier ook niet ver
der; zij vertaalt deze beide namen door
„Phisoon'* en „Geoon'k niets anders
dan de vergrieksching der Hebreeuw-
sche woorden.
Van den Gichoon wordt gezegd,
dat hij het geheele land van Koesj om
ringt. Nu is Koesj, en zoo vatte het ook
de Septuagint op, in de Heilige Schrift
de benaming voor Ethiopië of Moorcn-
land, het tegenwoordige Nubië. Men
heeft dan ook hij deze rivier aan den
Nijl gedacht, doch waarom zou dan
niet de gewone benaming „Jeoor" die
overal in Jiet Oude Testament gebruikt
wordt om den Nijl aan te duiden, ge
bezigd zijn?
Merkwaardig is voorts, dat in Gen.
10 7 Koesj in verband wordt gebracht
met Zuidarabische stammen, immers
als zonen van Koesj worden daar o,m,
genoemd Chawilah, Sabta en Ramah.
In de richting van Arabië is ook de
eerste der Paradijsrivieren, de P i-
s j o o n te zoeken.
Van deze rivier wordt de breedste
omschrijving gegeven; zij was derhalve
aan de» lezerskring van den schrijver
van Genesis het minst hekend. De Pi
sjoon omringt het geheele land van
Chawilah, een goudland, welks pro
duct als voortreffelijk hekend stond.
De bedolach, die in deze streek voor
komt, is een van den wjjnpalm ge
wonnen welriekende harssoort, die
vooral in Arabië en Indië gevonden
wordt. In Num. 11 7 wordt van- het
manna gezegd, dat zijn kleur was ais
de kleur van den bedolach; hieruit
blijkt, dat deze den Israëlieten goed he
kend was. De steen sjoham was een
kostbare edelsteen; welke kleur bij had
is niet meer met zekerheid uit te ma
ken.
Ten slotte het land Chawilah zelf,
waar hebben wij dit te zoeken? In
Gen. 107 wordt het, gelijk wij zoo
even zagen, naast andere Zuidarabi
sche stammen genoemd. Het ls echter
ook niet onmogelijk, dat men zich In
dië in het verlengde van Arabië en
daarvan deel uitmakend dacht, zoodat
bij den Pisjoon aan de Hyphasis, een
der bronrivieren van den Indus, moet
gedacht worden.
De wetenschap heeft over al deze
kwesties haar laatste woord nog niet
gesproken, doch zooveel is, als we alle
gegevens combineeren. wel duidelijk,
dat het landschap Eden, waarvan het
paranijs deel uitmaakte, in Zuid-Baby-
lonië moet gezocht worden.
PROBLEEM VAN J. HARTONG.
viste Eervolle vermelding in een wed
strijd van Chakmati.
Wit begint en geeft mat in twee
zetten.
In November is te Stockholm een
wedstrijd PetersburgStockholm ge
speeld met ploegen van 12 spelers
De Russen wonnen met 12 Y* tegen 11
De volgende partij is er van afkom
stig:
Wit: Englund. Zwart: Perflliew.
Koniginnegambiet.
1. Pgl—f3 d7d5
2. c2c4 c7c6
Zwart dreigt nu door dc4: gevolgd
door b5, een pion te winnen.
3. e2e3 Pg8—f6
4. d2—<d4 Rc8—f5
5. Pblc3 e7e6
Er is nu een stelling uit het konin-
ginnegambiet ontstaan.
6. Rfld3 Rf5g6
7. Pf3—e5 Pb8d7
8. f2—f4 Rf8d7
9. 0.—0 0—0
10. c4c5 Pd7Xe5
11.f4Xe5 Pf6e4
12. Rd3Xe4 d5Xe4
De pion e4 is nu zwak, doch niet
gemakkelijk te veroveren. Zie 13. Dg4
h5! Of 13. Tf4 Rg5! Of 13. Dc2 f5, 14.
efO: (in het voorbijgaan) gfü:, 15. Pe4:?
DdC>, 16. Tf4 e5 enz.
13. b2b4 f7—f5
14. a2a 4
Wit tracht munt te slaan uit den
gunstigen stand van zijn pion c5 enz.
11Dd8—d7
15. a4a5
Zoo ontneemt Wit zich de gelegen
heid te zijner tijd met voordeel b5 te
spelen en den strijd te beslissen op
den koninginvleugel. De pionnen
loopen daar nu vast.
15a7a6
10. Pc3—al Re7—d8
17. Tal—a3 Rd8—c7
18. Pa4—b2 Ta8—d8
19. Pb2c4
Het witte paard wordt door den
raadsheer c7 in bedwang gehouden.
19Tf8—f7
20. Pc4d6 Rc7Xd6
21. c5Xd6 Tf7—f8
Hoe deze partij gewonnen kan wor
den is niet duidelijk. De pionnen zijn
vast geloopen en er zijn raadsheeren
op verschillende kleuren aanwezig.
Zwart slaagt er echter in zijn troepen
zoo op te stellen dat Wit bij verras
sing toch wint.
22. Ta3a2 Rg6—e8
23. Ta2—f2 Kg8—h8
24. Ddl—g4 Tf8—g8
25. Dg4—h4 g7g5
Ondernemend doch niet verstandig.
Als men niet beter staat moet men
niet aanvallen.
26. Dh4h6 TgS—g6
27. Dh6f8f Tg6g8
28. Df8f6f Tg8—g7
Stand na 28Tg7.
1 "XI
29. d4d5!
Het mooie einde geeft de partij
waarcle. Speelt Zwart nu Rf7, dan
volgt er 30. Tf5: ef5:, 31. e6 Re6:, 32.
de6: Dd6:, 33. Rb2 DfS, 34. Dg5: en Wit
wint. Er dreigt dan 35. Rg7: plus Dd8:
of 35. Tf5:
29c6Xd5
30. Tf2Xf5 e6Xf5
31. e5—e6.
Zwart gaf den strijd op. Tegen 32.
Rb2, dreigende mat door Df8 of Dg7:
bestaat geen afwering.
Oplosswig der tweezet: 1. De5.
ALPHEN AAN DEN RIJN.
Vergadering A.-R. Kiesvereen.
Hebben wq gezien zoo vervolgt de
heer Nomen zijn rede, wat het A.-R. b
ginsel eischt, inzake Zondagsheiliging,
thans zullen wij de vraag beantwoorden
wat er dient gedaan* te worden tegen.
Zondagsontheiliging, in 't bijzonder voor
dat van de Voetbalwedstrijden^
Deze vraag is niet nieuw,ze 'is aan de
orde van den dag door 't geheele land,
en toch gaan de wedstrijden steeds maar
door. Op zakelijke wijze toonde spr. aan
dat er wel wat aan te doen is en iltus
treerde zijn betoog met te wij zén op de
gemeentö Aarlanderveen, welke in 1924.
een verbod heeft uitgevaardigd voor
voetbalwedstrijden op Zondag met oï.
zonder entree, welke verordening bij Ko
ninklijk besluit weer werd vernietigd om
dat art. 4 der Zondagswet er reeds in
voorzag. Volgens de Hooge Raad (ons
hoogste jgchtscollege) was de gemeente
raad dus zijn bevoegdheid" te buiten ge
gaan, ook mede'op grond van art. 150
der Gemeentewet, dat luidt, dat plaat
selijke verordeningen niet treden in het
geen van Provinciaal of Rijksbelang is.
Conclusie is dus zei spr. dat we van der
gelijke Plaatselijke verordeningen geen
resultaat kunnen verwachten, en wil men
dus iets bereiken, dan zal dit moeten ge
schieden door een verbod op grond van
de bepaling in <Je Zondagswet. De politie
autoriteiten kunnen dan procesverbaal
opmaken. De slotsom van dit alles is
dan zegt spr., dat we 'dus altijd worden
teleurgesteld. Met de bestaande Zondags
wet is hiertegen niets te doen. Onze actie
moet uitgaan naar een betere wet. Een
wet die aan de gemeentebesturen het
recht geeft, te bepalen wat zij villen dat
in hun gemeente geschieden zal. Dus
gen wet ,die een uniforme regeling stelt,
voor het geheele land. Groote plaatsen
onderscheiden zich nu eenmaal met plaat
sen van het platteland. Wel ligt er sinds
1919 een nieuw ontwerp gereed, doch
van dit extra-parlementair Kabinet is
te dien opzichte niets te verwachten en
evenzoo van de Roomsch-Katholieken.
Dit nieuwe ontwerp zegt spr.. voorziet
in de bestaande behoeften, de aispenatïe
bevoegdheid wordt gehandhaafd en aan
de gemeenteraden wordt het recht toe
gekend voor de middaguren een verbod
te treffen voo rdie openbare vermakelijk
heden die met name zullen worden aan
gewezen. Waar dit een stap in de goede
richting is, hopen wq dat als eenmaal
dit ontwerp in behandeling komt, onze
kamerfractie 't moge gelukken, dit onv
werp nog meer in overeenstemming të
doen zijn met onze wenschen, opdat zoo
veel mogelijk worde benaderd ons ïdo.-
aal, dat is: dat de Zondag, ook in het
openbare leven, zooveel mogelqk gehei
ligd worde tot eere van Gods naam.
'Ruime bespreking volgde op" dit schit
terende betoog. De inleider die door en
kele leden krachtig werd aangevallen,
bleef echter meester van het terrein
en beantwoordde de debaters op een
wijze, die zijn kennis en activiteit op een
mooie wijze naar voren deden komen.
De Voorzitter dankte den heer Nomen
voor het belangrqke stuk werk wat hij
gedaan lieefc voor'de Kiesvereeniging,
en voor de moeite die hij zich heeft moe
ten troosten om vele dingen eerst te on
derzoeken.
Na de Rondvraag sluit de Voorzitter
de vergadering, door te laten zingen Ta.
119:17. D.s Wientjes gaat voor in
dankgebed. Deze vergadering werd be
zocht door ruim So leden, en dat geeft
moed voor de toekomst.
OEGSTGEEST.
Lezing „Het Spel".
Gisteravond trad in de Rehobóth-
kapel alhier voor de beide M. V.'s en
cie J. V. op G. G„ op de heer C. de
t ries, ouderling der Geref. Kerk alhier
Nadat de voorzitter, de heer An-
iiolts, de vergadering op de gebrui
kelijke wijze had geopend, heette hij
de aanwezigen hartelijk welkom en
gaf dadelijk'den hr. de Vries gelegen
heid tot het houden van zijn referaat
getiteld: „Het Spel".
Dit onderwerp, aldus spr., staat in
het teeken van den paradox. Die pa
radox is deze: Nooit komt de ernst
van het leven zoo voor ons te staan
als bij het spel. Het spel is een ac
tueel onderwerp en omdat Gods Woord
zegt: beproeft alle dingen, wat wil
zeggen "dat we alles wat zich op onze
levensweg voordoet critisch moeten
beschouwen, moeten we ook de aard
van 't spel onder de loupe nemen. Men
kan daar tegenover staan op tweeër
lei manier: Het geheel negeeren, zoo
als de Dooperschen, maar ook de
vraag stellen: Is het spel zonder scha
de in te voegen in de Christelijke
sfeer. Dat is de gereformeerde manier
Vervolgens stelt spr. de vraag: Wat
is eigenlijk spel. Daarop moeten we
liet antwoord in Gods Woord vinden.
God schiep den mensch naar Zijn
beeld; God gaf den mensch vermo
gens naar ziel en lichaam en in die ver
vermogens weerspiegelt zich Gods
Beeld. Naast die vermogens bestaan
ook nog de drang om iets te doen, en
de gelegenheid daarvoor. Deze drie
vormen in hun samenhang een stuk
van Gods beeld. Want in God aanbid
den we onafgebroken de grootste ac
tiviteit. Spr. vergelijkt dan den
mensch voor en na den val. Voor den
val was de arbeid van de mensch spel
tot verheerlijking van zijn Schepper,
maar na den val werd de arbeid een
dwang: In het zweet uws aanschijns
zult gij brood eten. Toch bleef den
mensch na den val mensch ook al
functioneerden zijn vermogens niet
meer feilloos. God bleef tn hem dra
gen den drang om bezig te zijn. Die in
geschapen drang nu doet den nnensch
els hij zijn gewone arbeid verricht
beeft ook nog bezigheid zoeken en
dat nu is spel. Alles wat geschiedt
niet onder den dwang van het brood-
vraagstuk is spel. In den regel wordt
RECLAMt.
van Handen en Gelaat
Doos 30*60-90cf*
liet begrip spel veel te beperkt geno
men. Er is dan ook geen principieel
onderscheid tusschen arbeid en spel.
Arbeid kan spel zijn en omgekeerd
spel kan arbeid zijn. Het begrip spel
wordt echter ook wel eens te breed ge
nomen. Spr. heeft wel eens gezien hoe
kinderen op de Bewaarschool aan het
spelen waren op commando van de
Juffrouw. Dat nu is geen spel. Spel
moet bovenal zijn uit vrije wil. Hoe
veel spelvormen er ook zijn, vervolgt
spr., ze kunnen teruggebracht worden
tot twee groepen: een kleine groep na-
tuurspelen en een groote groep cul
tuurspelen. De eerste groep komt voor
al tot uiting bij het kind. De tweede
groep is weer te scheiden in verstands
spelen en lichamelijke spelen. Verder
wijst spr. er op hoe in het spel de
vloek Gods is ingedrongen en toont
aan de vloek die het spel in zijn inner
lijk heeft. Als de degeneratie van een.1
volk groot is, zooals bijvoorbeeld het
oude Rome doorleefd heeft, dan roept
het om brood en spelen. En tegen
woordig is er ook een jacht naar spel
genot. Ook nu is de kreet: Brood en
spelen, maar spelen het liefst!
Spr. vergelijkt deze spel-jacht met
cie hemelbestorming door de Titanen
en Giganten uit de Grieksche mytho
logie. Het is dan ook geen wonder dat
vele menschen afkeerig zijn van alle
spel. Dit is echter niet Calvinistisch
en de consequenties daarvan zouden
ons voeren naar de pilaarheilige en de
ton van Diogenes. Het spel moeten we
echter aannemen als een gave Gods.
En als we nu gaan vragen, aldus spr.,
welk spel mag ik nu spelen, dan moe
ten we allereerst in het oog houden
dat het leven altijd volle ernst is. Ons
spel ook moeten we stellen onder de
wet van het Koninkrijk der Hemelen.
Als algemeene regels kunnen we stel-
len: le. Neem voor spel nooit wat in
zichzelf al zonde is; 2e. speel nooit als
gebonden arbeid gevraagd wordt; 3e.
Denk om de heiligheid van Gods dag;
At. Speel nooit waar plaats en om
standigheden gevaarlijk zijn; 5e.
Kom nooit onder de macht van het
spel en 6. Toets uzelf of ge ook voor
uw spel Gods zegen kunt afs-meeken.
Dan is het goed. E11 dan kan ook het
psel zijn tot eere Gods.
Spr. besluit zijn interessante le
zing met er op te wijzen dat in den
hemel een spel zal genoten worden
dat alle verstand te boven gaat.
De voorzitter dankt den heer De
Vries voor zijn met aandadht gevolg
de rede en nadat nog enkele vragen
zijn gesteld en door den heer De Vries
zijn beantwoord, sluit deze de verga
dering met dankzegging
HA2ERSWCJDE.
Predikbeurten. Ned. Herv. Gem.
v.m. 9.30 en n.m. 6.30 uur Ds. Luurinr;
Gerei. Kerk v.m. 9.30 uur H. A., erv
n.m. 6.30 uur H. A. en Dankzegging, Da.-
W. H. Gispen.
NOORDWIJK.
Bij het alhier gevestigde correspon
dentschap vcor arbeidsbemiddeling zijn
deze week als werkzoekende ingeschre
ven 148 personen, t.w. 7 losse arbeiders,
75 landarbeiders, 42 visschers, 1 Tim
merman, 2 metselaars,7 opperlieden,
3 schilders, 5 istuca,doors en 6 personen,
beneden 18 jaar.
WOUBRUGGE.
Predikbeurten. Ned. Herv. Gem
v.m. 9.30 en n.m. 6.30 Ds. Joh. Kijns
Geref. Kerk v.m. 9.30 en n.m. 0.30
uur Ds. J. W. Gunst, Emer.-Predikant
te Oegstgeest.
Het nieuw benoemd lioofd der open
bare school, heeft een huis gehuurd aan
de Woudwatering, en zal alzoo niet het
oude schoolhuis betrekken.
Vermoedelijk zal dit worden afgebro
ken; in 1838, is dit gebouwd en door Bur
gemesster Kempenaar den eersten
steen gelegd. Met net oog op het verkeer
in de Kerkbuurt is dit schoolhuis een'
ware sta in* den weg.
Leidsche Penkrassen.
Amioe,
Nog slechts enkele weken scheiden ons
van de Statenverkiezing. Met bet stel
len van candidaten zijn de verschillen
de partijen nu vrijwel gereed. Men is
nu bezig met de voorbereidingen voor
de stemming.
Uiteraard (een politieke rot als ik,
steekt natuurlijk zoo overal zijn neus
ln als er politiek in zit) heb ik wel
reeds een en ander daarvan vernomen,
maar daarover wilde ik bet nu nog
niet hebben. Dat komt later nog wel.
Ik wilde je eens even inlichten over
de organisatorische moeilijkheden,
aan zoo'n stembusactie verbonden.
Wat is dat in een stad anders dan-
op een dorp. Nemen we aan een dorp
uit onze omgeving van 10.000 zielen,
toch waarlijk niet zoo klein-. Daar heb
ben we dan misschien 4000 a 4500 kie
zers. Vermoedelijk zullen wij daar niet
smeer dan 6 stembureaux hebben.
Voor het werk aan deze stembureaux
hebben we dan op een stemdag noodig
één vaste man per stembureau om te
con'troleeren welke kiezers komen
stemmen. Verder voor ieder tweetal
stembureaux een man die de opgaven
van de kiezers die gestemd hebben ver
werkt op de partijlijsten en voorts even
eens voor elke dri© stembureaux een
man die de berichten baalt. Een dezer
bureaux is dan als het centraalpunt te
beschouwen waarvoor geen extra per
soneel noodig is. Dat wordt dus 6 3
2 11 men-schen.
Natuurlijk komt hier nog bij een
aantal personen, die de kiezers, welke
niet uit eigen beweging komen, ha
len en bun zoo noodig behulpzaam zijn
Het aantal hiervoor benoodigde perso
nen hangt af van de omstandigheden
en deze behoeven hun diensten pas na
den middag van den stemdag te bewij
zen.
Bij een weinig meeleven van de le
den der Kiesvereeniging of Propagan-
daclub vindt men deze menschen ge
makkelijk onder de gewone, geregeld
ter vergadering komende, leden.
Maai* nu de groote stad. In Leiden
hebben we vermoedelijk ruim 30.000
kiezers. Deze zijn verdeeld over 46 stem
bureaux. Nemen wij hier de bovenver-
mdele organisatie dan krijgen we 46
23 15 104 menschen. Ook hier
weer laten wij in het midden h^t aan
tal personen benoodigd om de kiezers
af te halen en te helpen bij lichamelij
ke hulpbehoevendheid. In een groote
stad is toch zeker ook daarvoor e-en
tiental menschen noodig.
Nu is het reeds uiterst moeilijk om
op een vergadering van de Kiesvereeni
ging, waarvoor het uiterste best is ge
daan en> waar een zeer belangrijke
agenda is te behandelen, meer dan 70
a 80 leden te krijgen. Geen enkele ge
wone vergadering levert dus het be
noodigde aantal menschen. Maar ook
als men aanneemt dat eindelijk de 104
of meer benoodigde krachten zijn ge
vonden, wie zal dan deze 104 voldoen
de oefenen om straks met vrucht de
controle-werkzaamheden te verrichten.
Hier is inderdaad een groote mate van
organiseerend talent noodig.
Eveneens het huisbezoek bij de kie
zers. Op een dorp kent een kleine
kern van goede werkers zoowat alle
kiezers. De controle is daar dus gemak
kelijk, ook met weinig geoefende krach
ten voor de verkiezingsbureaux. Maar
in' de groote stad is men veel meer aan
gewezen oP de persoonlijke geschikt
heid van de personen ^jje de verkie
zingsbureaux vormen. Juist van dat
huisbezoek van dat persoonlijk con
tact van d n huisbezoeker met de kie
zers ha l i zoo veel af. Nipt alleen
dat eer, - gewonnen of verloren kan
worden n-?t meer of minder geharnas
te kennis van den bezoeker, maar een
goed huisbezoeker weet bij zijn weg
gaan precies welke ricibting de ben
zochte kiezer is toegedaan en hoe hij
of zij vermoedelijk stemmen zal. Daar
voor moet men niet alleen eigen be
ginselen en program grondig kennen,
maar men moet ook de beginselen van
de tegenpartij en van de bevriende par
tijen kennen, om niet alleen een be
hoorlijk gesprek te kunnen voeren,
maar ook om nog bestaande moeilijk
heden voor de kiezers op te helderen.
Brengt men een bezoek bij een min of
oneer overtuigd aanhanger van een an
dere partij, dan moet lï«t zoo mogelijk
niet onbekend blijven tot welke partij
de bezochte behoort. Het kan te gele
gener tijd van belang zijn al die bij
zonderheden te weten.
Onze huisbezoekers moeten niet ver
geten, dat de gegevens waarover een
goed georganiseerde propaganda-club
beschikt, van veel gewicht zijn voor
schoolzaken, voor verschillend maat-
maatschappelijk werk, enz.
Gij begrijpt, Amice, dat dit een heele
zorg baart en dat het schier onmo
gelijk is om de noodig© menschen hij
een te krijgen, Het beste is dan ook
om de stad in secties te verdeelen en
de werkers van elke sectie samen te
brengen'. Is alles in de sectie grondig
besproken dan volgt een vergadering
van alle secties te zamen.
Doch niet alleen deze kant baart zorg
en moeite, ook financieel kost het heel
wat. Natuurlijk wordt in de eerste
plaats een beroep gedaan op Jonge men
sohen die nog. geen levenszorgen ken-
nen. In de meeste gevallen zullen deze
wel eenige vacantiedagen per jaar heb
ben. Welnu, de liefde voor onze begin
selen is bij allen ongetwijfeld zoo
groot dat zij wel een dag van de va
cantia willen opofferen.
Van -den' stand van de strijdkas zal
het voorts afhangen of voor zoo'n dag
een vergoeding gegeven kan worden.
Natuurlijk zijn er heel wat jongelui dl®
gaarne ook dat voor de partij offeren.
Ik meen, Amice, dat ik de Propa-
gandaclub een dienst bewijs, wanneer
ik opwek om .reeds nu zijn diensten
aan te bieden. Hoe meer vrijwilligers
hoe beter!
Anti-revolutionair Leiden zal ook" nu
zijn' goeden naam ongerept bewaren.
Naar ik boor, Amice, zet de propa
ganda voorts goed in. Wij krijgen
straks een partijavond die schitterend
beloofd te worden. Dat zal bezieling
gewen -
Onze Nieuwe Leidsche zal een krach1
tig middel zijn om enkele weken met
buitengewone kracht en energie te wer
ken. Ik meen te wet^n, dat men ook
daarvoor nog enkele goed ontwikkelde
vrijwilligers noodig heeft.
Dus, Aimice, als je soms nog een
handje helpen wilt, geef je dan' op aan
het bekende adres Hooigracht 35. Je
hulp zal welkom zjjn.
^VERITAS