m i Él SS! i NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN ZATERDAG 5 FEBRUARI 1927 Gewijde en Ongewijde Historie. DE HOF IN EDEN. Toen wij voor ongeveer drie jaar de artikelenserie „Uit bet grijs verleden" .aanvingen, behandelden wij daarin aanvankelijk onderwerpen uit de Grieksch-Romeinsche Oudheid. Later schreven wij ook meermalen over de opgravingen in het Oosten, die ons een geheel nieuwe wereld ontsloten heb ben, en 't was in verband daarmee, dat we ook kwamen te handelen over de geschiedenis van Israël die op zoo velerlei wijze met die der omringende heidensche volken samenhangt. Ook met de Joodsche en Christelijke fees ten hielden wij rekening en zoo ge beurde het dat deze serie langzamer hand van karakter veranierde, zoo dat het gewenscht was naar een meer passenden titel om te zien. Aangezien ons gebleken is dat onze lezers meer belangstelling toonen voor onderwerpen uit de bijbelsche dan uit de klassieke oudheid, besloten wij een nieuwe serie artikelen te begin nen, waarin wij allerlei onderwerpen uit de gewijde historie hopen te be handelen, doch in verband met de ongewijde geschiedenis. Deze twee han gen ten nauwste samen en op vele feiten en, toestanden die ons in de II. Schrift beschreven worden valt een nieuw licht door de ontdekkingen en opgravingen der laatste honderd jaar, niet het minst ook der laatste decenniën. Het ligt in onze bedoeling in hoofd zaak den gang der Bijbelsche geschie denis te volgen, althans in groote trek ken, en deze telkens in verband te brengen met, het licht uit het Oosten. Wij zullen echter geen geregeld ver haal geven, doch voortaan evenals tot dusver slechts grepen doen. Ons eerste artikel van deze nieuwe serie zal gewijd zijn aan de bakermat van het menschelijk geslacht: het pa radijs. „En de Heere God plantte een hof in Eden in het Oosten, en hij zette daar den mensch, dien hij gevormd had" (Gen. 2 8). Aldus wordt ons door de Heilige Schrift de woning van het eerste menschenpaar beschreven. Wij zijn gewoon ter aanduiding daarvan het woord „paradijs" te bezi gen, zulks in navolging van de Sep tuagint, de Grieksche vertaling van het Oude Testament, die de woorden „hof in Eden" vertaalt door „paradei- sos en Eden". Dit woord paradijs, dat alzoo „hof, tuin" beteekent, is van Perzische af komst. Het is een vergrieksching vari liet woord „pairi-daëza", waarmede de schoone parken bij de paleizen der Perzische koningen werden aange duid. Dit woord komt in den verhe- breeuwschten vorm „pardees" voor in Neh. 28, waar sprake is van Asaf, den bewaker van den lusthof wel ken de Perzische koning Artahsasta heeft. De Septuagint heeft ook hier „paradeisos" vertaald; zij vergelijkt alzoo den hof in Eden, die op andere plaatsen, b.v. Gen. 13 10 de hof des Heeren genoemd wordt, met den hof der Perzische koningen. De lusthoven der Perzische vorsten waren met de edelste en kostelijkste gewassen beplant die van heinde en ver waren samengebracht. Juist on der <len Perzischen hemel waar im mer de zon blaakt en de schaduw een begeerlijke zaak is, werd de koelheid dezer lommerrijke bosschen temeer gewaardeerd. Het Rebreeuwsche woord, dat in den grondtekst voor „hof" staat wijst ook in deze richting; het beteekent beplant stuk grond. De boomen waar mee het paradijs beplant was waren zoowel vruchtboomen, welker vruch ten den mensch tot spijze dienden, als ook boomen die prachtig waren om te zien. De landstreek waarin de hof ge plant werd, was Eden; vandaar dat in Gen 2:15 en 3 :23 en 24 gesproken wordt van den „hof van Eden". ,Eden" en „paradijs" zijn dus geen twee woorden van gelijke beteekenis en de kwestie waarvan in den Tal moed sprake is, of de hof grooter was dansEden dan wel of dit andersom was, is op grond der Schrift nogal ge makkelijk op te lossen: het paradijs is de hof in Eden. Wat is de beteekenis van dezen naam Eden? Vroeger nam men alge meen aan, dat deze „lieflijkheid, vreugde" beduidt, en zulks op grond van het feit, dat het Hebreeuwsche woord deze beteekenis heeft. Dit woord „eden"' komt b.v. voor in Psalm 30 9: „Zij laven zich aan het vet van Uw huis; Gij drenkt hen met de beek uwer wellus t". Waarschijnlijk hebben we hier «even wel met een afgeleide beteekenis te doen. Tegenwoordig brengt men den naam „Eden" veelal in verband met het Babylonische woord „edinoe", dat steppe, vlakte beteekent waarbij men dan in het bijzonder aan het Westelijk oeverlandschap van den beneden- Eufraat denkt. I-Iet is deze landstreek, die door Xe- nophon, Strabo en andere schrijvers uit de oudheid als om strijd geprezen is, vol bewondering als zij waren voor dit door natuur en kunst zoo .rijk ge zegend land. De Romeinsche schrijver Plihius, die in de eerste eeuw onzer jaartelling leefde, noemt haar nog „fertilissimus ager totius orientis" (de vruchtbaarste akker van het geheele Oosten)» En thans is dit land grootendeels een troostelooze woestijn, op sommi ge plaatsen een moeras; het is bijna geheel ontvolkt en de menschen die er nog wonen zijn aan ziekte, armoede en ontbering ten prooi. Is er wel haast grooter tegenstelling denkbaar tusschen het eertijds en het nu? Is hier niet het spreekwoord be waarheid, dat het verderf van het bes te het slechtste is? SCHAAKRUBRIEK Probleem van M. Barulin. 2de prijs in een wedstrijd van Cakmati. ■ri* 'Wit begint en geeft mat in twee zet ten. Oplossing -«olgt hieronder. Mooie slotcombinatie! De hier volgen de partij uit tournooien van den laat- sten tijd blinkt uit door de fraaie wijze op welke de winner Je beëindigde. Wit: D. Przepiorko. Zwart: J. v. Patay. Gespeeld in den wedstrijd te Meren., in December 1926. Koningsfiancbetto. 1. e2—e4 g7—g6 2. d2d4 d7—d6 3. Pgl—f3 Rf8g7 4. Rfld3 e7e6 Gewoonlijk speelt Zwart hier Pd7 en later e7e5. 5. 0—0 Pg8e7 6. Rel—e3 0—0 7. Ddld2 Tf8e8 Zwart wil zijn koningsraadsheer be houden. Als het kasteel op eS blijft, kan Wit hem door Rh6 ruilen. 8. Re3—h6 Rg7—h8 9. Pbl—c3 Pb8—c6 Zwart behandelt de opening eigenaar dig. Meestal geschiedt in stellingen als deze c7cö. 10. Pc3e2 d6dö Gevolg hiervan is, dat Zwart's beide raadsheeren worden opgesloten. Beier was 10eö. 11 ei—e5 Pe7—f5 12, RhO—f i f7—iO 13. c2c3 g'6—g5 Stand na 13go. Het nu volgende slot Vara de partij is zeer fraai. 14. Pf3Xgö 16Xg5 15 Rf4X'g5 Zie nu 15Pee7, 16. g4 Pg7, 17. Dc2. Of 15Pfe7,16. Dc2. Wit heeft twee pionnen en een sterken aanval voor den opgeofferdeni officier. 15 Dd8—d7 16. g2—g4 h7—h6 17. g4Xf5 h6Xgo 18. f5f6 Beter dan 18. Dg5:t Dg7. Wit behoudt zijne koningin om aan te' vallen. De pion gó valt hem toch ira handen. 18Kg8—f7 Dit beschermt g5; daar Dg5: niet deugt wegens Tg8. Doch nu volgt er een verrassing 19. Rd3g6f i Kf7Xg6 20. Dd2—dSf Zie 20Ivf7, 21. Dh7f Kf8, 22. Dh8:t Kf7, 23. Dg7 mat. 20 .Kg6—h6 21. Dd3—h3t Kh6—g6 22. Pe2—f4t! Nog een offer. Zwart moet het aanne men. 2 2g5Xf4 23. Kgl—hl g5Xf4 Zie 23.... Tg8, 24. Tglf Kf7, 25. Dh7f Rg7, 26. Tg7:t Tg7:, 27. Dg7:t Ke8. 28. Bg8 mat. 2 3Rh8Xf6 24. Tfl—gif Zwart gaf het op. Er kmr nog volgen 24.Rg5, 25. Tgö:t Kg5, 26. Tgl mat. Oplossingen. Tweezet: 1. De7. UIT DE OMGEVING. KATWIJK. Gemeenteraad. De raad dezer gemeente kwam Don iderdagmiddag in spoedvergadering bijl ,een. .Voorzitter was burgemeester J. EL ide Waal Malefijt. Aanwezig alle leden. Op de vraag van den voorzitter, of er aanmerkingen zijn op de notulen van 29 Dec. 1.1. zegt de heer v. d. Zwan, dat het wel geen opmeikingl is hierop, doch spr. zegt in die. ver gadering op een desbetreffende vraag ten antwoord gehad te hebben, dat door de salarisregeling een 1ste klasse arbeider in salaris niet onder een 2de klasse zou komen. Zulks» schijnt toch het geval te zijn. De voorzitter zegt, dat, wat de heer v. d. Zwan opmerirt, niet juist is. B. en W:. zullen een onderzoek instellen en hun bevinding mededeelen. Ingekomen zijn ,o.m. brieven van Ged. Staten, goedkeuring gevend aan genomen raadsbesluiten. Punt 3: .benoeming leden hoofdstem bureau. Hiervoor worden benoemd: Voor zitter de burgemeester. Leden: Weth. R. Ouwehand, weth. L. Kruit, de hee ren J. v. d. Perk en H. E. de Ruyter- Zylker. Vervolgens worden op voordracht van B. en W'. benoemd de leden der zes stembureau's. Punt 4: .Voorstel van 3 raadsleden tot het afgraven van den strandreep ten Zuiden van de Voorstraat te Kat wijk aan Zee. Dit voorstel js onderteekend door de heeren C. v. Tongeren, V& W.oudaj en L. v. cl. Zwan. De heer ,C. v. Tongeren krijgt het eerst het .woord en zegt het genoemde productief werk ,te achten, .waarvan 'gewenscht wordt, ,dat het nu wordt uitgevoerd. Plet is ook noodig, want verschillende bewoners van den Bou levard 'kunnen niet in zee zien, doch kijken tegen een hoogte op. Dat het noodig is, zullen allen wel met de voorstellers eeiis zijn. EIet volgendie winterseizoen zal er wel voldoende werk zijn (egaliseeren Domeingron den?). Nu weet men niet wat men moet laten doen. Er is door B. en W:. wei eens gezegd .„noem eens wat". Dit ia productief werk. Er was al aan begon nen, doch misschien om de gemeente- financiën stil gelegd. EIet weik is be groot op f3000-, mogelijk valt het nog mee. Spr. .durft met volle vrijmoedigi heid het voorstel te doen, acht het: niet alleen noodig, doch zelfs geboden. Wethouder R. Ouwehand zeg^ het niet onwaarschijnlijk te athten, dat dit voorstel komt in verband met üe a.s. verkiezingen. Vorig jaar is nergens over gesproken, waarom nu wel. Over de vraag wanneer dit werk gedaan moet worden, kan zeer veel over ge sproken worden. .Wat afgezand moet worden is gereed. Alles is met helm beplant. Dit moet nu weer ruw. ge maakt worden. B. en Wi. houden reke ning met de opvattingen van den raad) idoch ook met die van de gemeentenat ren. De belasting moet betaald- worden en deze wordt hierdoor weer verhoogd en zal moeten worden betaald door de middenstanders en ,de arbeiders. Het is tot heden niet gebeurd dat een ver zoek van 3 raadsleden kwam om een- buitengewone vergadering. Het is heel mooi om met zoo'n voorstel te komen. Dat de toezegging komt voor de Do meingronden is ook nog lang niet zeken De heer Wouda zegt het geheel eens te zijn met hetgeen de heer v. Ton geren zegt. Om het bedrag behoeft dit niet gelaten te worden en dan is gedaan wat gedaan kon.worden. De toestand is ijn veie gezinnen erg. Op de insinuaties van den heer Ouwehand betref ff ende de stembus wenscht spr. niet in te gaan. Het is geen gevolg van de toekomstige stembus. Voor de Huang--maker, de boeman van den heer Ouwehand, n.L de belastingverhooging1 zegt spr. niet zoo bang te zijn. B. enj W. voteerden ook gerust 115000, voor de vernieuwing van de Boulevard) Spr. constateert een zekere onwelwil lendheid van de zijde van wethouder Ouwehand'. De heer J. v.. Duyn zegt, dat de a.s. verkiezingen vreemd zijn aan dit voor stel. Toen de reeders enkele jaren te rug in de misère zaten, kregen ze ook steun van ide gemeente. De heer P. Meerburg zegt 'de afgra ving niet noodig te achten, vooral niet als de belasting er om verhoogd moec worden. De heer R. Ouwehand zegt, dat er geen andere bronnen zijn dan de H. Omslag1. Er mag niet voor geleend! worden. De heer J. v. Duyn wijst er op dat 'da verdiende gelden weer terug vloeieni naar ide middenstanders-winkeliers. De heer v. d. Zwan zegt het verzoekt niet ondertee'kend te hebben, omdat ide verkiezing in 't zicht is. Spr. wijsti op de werkloosheid. De heer v. Ton geren zegt, dat het jammer is dat de verkiezingen zoo naar voren zijn ge bracht, voornamelijk door den heer Ouwehand. Dat is erg goedkoop. Zulks kan altijd gezegd worden. De heer R. Ouwehand zegt, dat B. en Wi. in een, ongunstig daglicht wor- Iden gesteld in 'deze zaak. Laat men' echter bedenken dat een dergelijk be- (drag toch niet helpt. En werkloosheid! is er iederen Winter. De Voorzitter zegt, !dat aan B. en (Wi. verzocht is, een dergelijk voorstel' te 'doen. Het is in allen ernst bèkeken. Op de begrooting voor 1927 is voor onderhoud stranclreep f 2200,uitge trokken. Nu is hiervan al' uitgegeven,, mede omdat op de begrooting 1926' hiervoor al1 een tekort was, de som van f585.60. De helmbeplanting van het noordelijk gedeelte moet nog geschie- [den en kost f 420. Nog beschikbaar f 1140. De arbeider Ketting lieeft te ont vangen voor werkzaamheden aan dö strandreep f 276,50. De gewone strand! huur moet betaald worden f 376,50. Nog beschikbaar f 617,90. Daar moet! men het heele jaar nog mee toe. Ge leend worden mag hiervoor niet. Dei belasting, op de begrooting vooiko-» mend' met een bedrag van f 163.000 moet verhoogd tot f 166.000. En dat nu. al' op 3 |Febr. B. en Wi. weten even goed als wie ook, hoe de werkloosheid! is. Werken, die noodig zijn, Worden ook gedaan ten tijde van werkloosheid. B. en W). hadden nog hoop, dat de toe zegging van de Domeinen spoedig zouj koriien. Zulks was nog niet het geval. VB. en !W|. wilden in de gegeven om-i startdigheden zelf niet met een voor stel komen, Idoch hebben niet zoo'n bezwaar, nu het komt van de zijde der raadsleden. De heer R. Ouwehand wijst er nog; op, dat het voor 100 werkloozen k f 4 per dag 5 dagen werk geeft. Voor f 13 per week wenscht spr. niemand te la ten werken in dienst der gemeente, al word ik, zegt spr., geschilderd alsl Ide vijand, der werklieden. De heer J. v. Duyh vraagt, als het voorstel wordt aangenomen, ora slechts uit één gezin een arbeider in idiienst te stellen en geen toeslag te verleenen. .Zoo kan de raad het ver der gerust ter uitvoering laten aai* B. en Wi. De voorzitter wijst er nog op, dat vorig jaar f 30.000 uit de bedrijven gekomen is om de Hoofd. Omslag op het genoemde bedrag te houden. Voor 1927 is zulks nog niet te zeg gen. De heer G. v. Duyn zegt te meeneni idat deze vergadering geheel staat in het teeken der werkloosheid. Daarom; stelt spr. voor, voor deze vergadering! geen presentiegeld te ontvangen. De raad gaat hiermede accoord. Hierna sluiting' met gebed. SASSENHEIM. Dinsdag gaf de Chr. Gymnastiek vereeniging D. O. S. een uitvoering! De zaal van „Het Bruine Paard" was nagenoeg geheel gevuld. Nadat de voorzitter der vereeniging de heer A. Oudshoorn, met gebed haai geopend-en allen hartelijk welkom hadi toegeroepen, werden de verschillende! oefeningen flink en vlug uitgevoerd on der de degelijke en rustige leiding vam den directeur, den heer F. Th. Zilve-i rentant uit Leiden. Het viel ons op, dat het gehalte der turners en turnsters wel toegeno men is;; er werd met lust gewerkt en over het algemeen waren de oefenin gen af. Bovenal leverde de leider, on danks een mankement aan de knie,, superieur werk. De standen en de meisjesrei vielen zeer in den smaak.- Ook de oefeningen aan het paard,, dat eerst eenige weken geleden is aan gekocht, voldeden zeer. Te ongeveer half elf sloot cle heer J. van Weeren op verzoek dezen vijf-' den turnavond. In zijn slotwoord wekte hij vooral da ouderen op lid van D. O. S. te wor den, daar de heerenafdeeling dringend! versterking behoeft. Ook ons viel het op, dat er zoo wei nig heerenleden waren en daarom sluil ten wiï ons gaarne bij die opwekking, aan. Laten velen zich als lid opgeven, ge-- fdachtig aan de oude spreuk, dat al'-' leen in een* gezond lichaam een ge zonde geest 'kan wonen en de gymna stiek mede dient tot versterking van dit lichaam. RIJNSBURG Met verwijzing naar een adverter. tie in dit blad, maken we de bloembollen trekkers van Riinsburg en Omstreken er op attent, dat het bestuur der veiling vereeniging „Bloemenlust" haar veiling percentage, een en ander vanwege de gunstige omstandigheden, met een per cent heeft kunnen'verlagen hetgeen voe~ velen een beduidende kleinere uitgave beteekent, waardoor het ledental binnen afzienbaren tijd ongetwijfeld zal vergroe ten. Ook een' grootere aanvoer is hiep van het noodzakelijk gevolg met voor de koopers een nog grootere keuze. Di reet en indirect zal net voor de kwee kers voordeelen afwerpen. Leidsche Peakrassen. Amice, Je hebt natuurlijk ook deze week me taandacht gelezen van dien. jongen man die verdronken is in het galgewa ter, daar waar de spoorlijn Leiden Utrecht dit water kruist. Ik moet je naar aanleiding daarvan iets vertellen. Eerst dit. Toen ik nog maar kort In Leiden woonde, wandelde ik eens deni Morsch- weg op. Gekomen tot daar waar deze weg de spoorbaan. LeidenDen Haag kruist, wilde ik toen niet verder dezen weg volgen. Later heb ik dit we! eens gedaan. Ik keerde toen terug in de stel lige meening dat ergens een brug over den Rijn was om op den Haagweg te komen. Zie dan is het een ontnuchte ring dat men tot aan de Princessekade terug moet. Toen ik van het ongeluk las, dacht ik onmiddellijk terug aan mijn tegen spoed. Het is zoo begrijpelijk dat menschen die aan den overkamt zijn moeten een korteren weg zoeken. Die eenige kor tere weg is de overgang van de spoor brug. Omdat niet algemeen bekend is dat 's avonds, na het passeeren van den laatsten trein, de brug voor de door vaart van schepen wordt geopend, doe ik misschien wèl, om daarop hier nog eens de aandacht te vestigen. Het loo- pen over deze spoorbrug is verboden, maar bij nacht ook dus beslist gevaar lijk Maar nu wat ik met betrekking tot deze brug vertellen wilde. 't Was op een guren Septemberavond nu eenige jaren geleden, dat aan den Morschweg een bijbellezing werd gehouden. Een zeer gemengd gezelschap was daar bijeen. Men luisterde naar de woorden Gods die de leider der verga dering sprak. Wij mogen aannemen, dat ook daar de gemeenschap der hei ligen gesmaakt werd, i-ni dien gemeng- den kring. Het Woord des Heeren, dat uitgaat om menschen te wekken uit hun zondeslaap, was tevens een sprake tot allen om te bedenken dat het de laatste ure kon zijn. Wij kunnen ons voorstellen dat iets van de tegenwoor digheid van des Heeren Geest is ge voeld. En huiten gierde de stormwind. Daar joegen de regenvlagen door de reeds ontbladerde boomen en striemden de wandelaars in het gezicht. Nu en dan kwam eeni onweder met donder en bliksem de woestheid der natuur voltooien. Aan het einde der bijeenkomst werd gezongen Ps. 34 vs. 4: Des Heeren Engel schaart Een onverwindb're legermacht Rondom hem die Gods wil betracht; Dus is hij wel bewaard. Komt, smaakt nu en beschouwt De goedheid vam d' Alzegenaar. Welzalig hij, die, in gevaar, Alleen op hem betrouwt. Inmiddels was het buiten een waar noodweer geworden. De wind was tot een storm aangegroeid. De regen klet terde tegen de ruiten. Maar ieder moest toch naar zijn ei gen huis. Met de kraag op, en het hoofd zoo ver mogelijk beschermt door dit klee- dingstuk, stapten de bezoekers huis waarts, zoo snel als regen en wind het toelieten. Ook de leider spoedde zich naar ei gen haard. 't Is nog een heel eind als hij om moet loopen langs Kort Rapenburg en Noordeinde. Bovendien weer komt een onweersbui opzetten. Als hij eens over de spoorbrug liep naar den overkant, dat scheelt toch ze ker tien minuten. Wel mag het niet. Bij andere gelegenheden zou hij het ook niet doen. Maar nuja voor de zen keer zal hij het maar doen. Vlug doorgestapt maar, dan is de Haagweg spoedig bereikt. Bijna heeft hij de brug reeds bereikt. Daar opeens doorklieft een bliksem straal het luchtruim. Alles wórdt hel verlicht. Maar wat is dat, wat ziet hij daar op slechts drie of vier passen voor zich? De brug is open. Nog vier stap pen en hij zou ini de diepte zijn geval len. Weer is alles stikdonker geworden, 't Was slechts één oogenblik. Alles vóór hem is weer geheel zwart. Ntets valt te onderscheiden. Alleen over de stad hangt een lichtende gloed, maar dat licht geeft hier achter de hulzen niets. Integendeel hier maakt het zelfs een yalschen weerschijn. Zoo zou hij, meenende de spoorbaan en de veilige brug onder zijn voeten te hebben, plotseling op eenige meters diepte de diepe Rijn ingevallen zijn. Wie zou met dit weer hulpgeroep ge hoord hebben, gesteld het ware nog mo gelijk geweest om om hulp te roepen. Daar herinnert hij zich wat daar straks gezongen werd: Des Heeren En gel schaart. Een onverwinb're leger macht. Ronidom hem die Gods wet be tracht. Dus is hij wel bewaard. Ja, hier heeft de Heere zelf hem be waard. Die bliksemstraal was als 't ware een afgezant van Hem zelf, om nog juist in tijds hem het groote ge vaar te doen zien. Ja, welzalig hij, die, in gevaar. Al leen op Hem betrouwt. Maar het roept ook op om die wel daad aan anderen te verkondigen. Ook anderen moeten smaken de goedheid van dien Alzegenaar. Hier was het een kimd Gods dat be waard werd. Maar met hoeveel zorg en liefde waakt Gods goedheid over alle menschen. Hoevelen ontvangen eenzelf de verrassende uitredding, zonder dat zij daarin Gods hand opmerken. Van die geopende brug is weer een sprake uitgegaan. In bet bovenstaande verhaal van de redding. In het onlangs plaats gehad hebbende doodelijk onge luk eveneens. Laten wij toch de roepstem die tot ons komt niet veronachtzamen'. Nog even wil ik iets van deze brug zeggen. Ik meen dat het nioodig !s om te waarschuwen voor het groote ge- YAM dp»ï «sa «QS>8«ï .twHoA mogelijk om den toegang onmogelijk te maken. Maar ook is de verleiding groot, om dat het ontbreken van een brug zoo groot ongerief brengt. Zou het niet mo gelijk zijn door een overhaal in dat gebrek te voorzien? Nu ik toch weer tot deze verkeers- 'belangen hen afgedwaald wil ik nog even op iets anders wijzen. Ik meen, Amice, dat ik daar al eens eerder over geschreven heb, onze stad heeft meer en meer verkeersregelingen noodig. 't Is vaak wel eens onaangenaam te moe ten ómrijden. In» dein Gemeenteraad ko men de verkeersv er ordeningen door gaans niet zonder tegenspraak er door. Zoo ook onlangs, toen de Raad be sloot om het Rapenburg, van de de Gij- selaarsbank tot de Academie, maar slechts aan eene zijde door auto's te doen berijden, kwamen daartegen en daarover de tongen los. 't Was de Bur gemeester die zeide: laten wij het nu eens probeeren. Het wordt nu geprobeerd, maar ook nu reeds zijn er klachten Maar toch meen ik dat het publiek dat te voet daar moet passeeren en dat is toch mog steeds het talrijkste nu reeds dankbaar is, maar ook hoopt, dat de maatregel tot alle voertxftgen en rij wielen zal worden uitgebreid. Dan pas komt er veiligheid. Ik veronderstel, Amice, dat ook onze vroede vaderen en onze politie aan dit vraagstuk aandacht zullen schenken VERITAS

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1927 | | pagina 6