CHRISTELIJK DAGBLAD voor LEIDEN EN OMSTREKEN 7d° JAARGANG MAANDAG 24 JANUARI 1927 NUMMER 2020 NIEUWE LEIDSCHE COURANT ABONNEMENTSPRIJS In Leiden en buiten Leiden weer agenten gevestigd zijn Per kwartaal i 2.50 Per week 0.19 Franco per poet per kwartaal i 2.90 BUREAUHooigracht 35 Leiden TeL 1278, Postgiro 58936 Postbox 20 ADVERTENTIE-PRIJS Gewone advertentiën per regel 22*/» cent Ingezonden Mededeellngen, dnbbel tarief. Bij contract, belangrijke redactie. 1 Kleine advertentiën bij vooruitbetaling van ten hoogete 30 woorden, worden dage lijks geplaatst ad 40 cent De markt. Onze driestar van Woensdag j.l. over „Naar de markt" heeft een scherp doch zeer sympathiek gesteld verweer ontlokt. Wij zijn daarvoor buitengewoon dankbaar. Waarom zal straks blijken. De reeds meermalen in ons blad aan het woord geweest zijnde Chris telijke Middenstand zond ons het rolgende bezwaar: „Deze week stond er in onze cou rant, helaas, een stukje onder boven staande titel, waarin aangedrongen werd op dagelijksche markten. „Wanneer de artikelen rechtstreeks van de fabriek in huis bezorgd kon den worden, zou dit soms 50 pet. verschil op den prijs uitmaken", istond er letterlijk te lezen. Wij schrij ven „helaas", want er werd niet aangetoond, dat wat hier werd beweerd ook waar is. Bovendien had moeten worden aangegeven, hoe men rechtstreeks van de fabriek in huis wil bezorgen, zonder tus- schenpersonen. En het is altijd ver keerd dat men iets zegt, waarover Verschil van meening kan heer- schen, zonder zelfs maar te trachten aan te toonen dat men gelijk heeft. Moch men alsnog met nadere gege vens komen, dan zullen wij onzer zijds dit gaarne eveneens doen. Nu willen wij enkel nog wijzen op het feit, dat, wanneer het er alleen om te doen is het aantal tusschenper- sonen te verminderen, men fout redeneert, als men i n p 1 a a t s van den winkelier, den marktkoopman zou willen stellen, daar dan het aantal tusschenpersonen gelijk blijft. En wanneer men n a a 91 de win kels, markten gaat organiseeren voorkomt men niet de „versnippe ring van den detailverkoop", maar maakt die erger. Het i9 best mogelijk, dat wij het op verschillende punten eens zijn, wanneer nadere uiteenzetting volgt. Ons bezwaar tegen dit stukje is vooral, dat het door zijn algemeene "termen, bij het publiek gedachten kan opwekken, die den Middenstand onnoodig reeds zooveel kwaad ge daan hebben. Daar moet ons blad niet toe medewerken". Wij zeiden boven buitengewoon dank oaar te zijn voor dit verweer. Laten wij in de eerste plaats zeggen /en waarom. Telkens als wij schreven over dit eco .iomi9ch vraagstuk hebben wij als het ware aangevoeld een verzet, een tegen stand. Een tegenstand, die ook weer klank vond in ons eigen gemoed en daarom kan worden aangevoeld ook zonder dat wij heldere uiting van an deren ontvingen. Het gaat in deze kwestie om iets, dat veel dieper in het leven ingrijpt, dan wij zoo oppervlakkig zien. Het hangt met ons volkskarakter in zeke ren zin samen. Reeds meermalen is aangetoond dat er ten onzent een groot gevaar dreigt van een teveel aan winkels en in het algemeen aan tusschenpersonen. Nu kunnen wij in dit verband niet dieper ingaan op die kwestie van de Winkels. Dat er een ongezonde uit groei van het aantal is, staat echter Voor ons vast. Dat kwaad dient be streden te worden door den midden stand zelf, gesteund, zoo noodig, door de Overheid. Maar er is ook nog een andere factor. De gemeenschap moet gezond rea- geeren. Dat doet die gemeenschap echter niet anders dan op de eenvou digste wijze en met de meest primitie ve middelen. Nu is een dier middelen de markt. Maar dan een markt die in natuur lijke behoeften voorziet. Niet een markt voor allerlei artikelen van niet dagelijksch gebruik. In het buiten land treft men die dagelijksche mark ten voor allerlei dagelijksche artikelen aan. Hier kan de Overheid regelend optreden. Maar ook kan hier de prijs bena derd worden die productie èn noodza kelijke distributie eischt. Alle^onnoo- dige duurte door huishuur, inrichting van winkels, enz. valt weg. Door de open tentoonstelling worden de prij zen voor ieder openbaar en met de kwaliteit controleerbaar. Gaarne willen wij erkennen, dat het noemen van het percentage een greep was. Maar dan een greep die toch in sommige gevallen niet zoo heel ver mip is. Wij noemden groenten. Wij ge looven dat bij dit artikel het inder daad is voorgekomen dat het prijsver schil 50 pet. en meer was. Maar ook in fabriekmatige gebruiks- en ver- bruiksartikelen komt soms een enorm prijs-verschil voor. Intusschen achten wij het een ge lukkig verschijnsel dat de Chr. Mid denstand bereid is om met feiten en cijfers aan te toonen wat de gemeen schap behoeft. Wij geven daar gaarne de gelegenheid toe als het niet teveel ruimte vordert. Omdat wij het aanvoelen als een zeer ernstig vraagstuk, en aan de andere zijde ook overtuigd zijn dat zoo licht vitale belangen geschaad kunnen wor den, zouden wij ons gelukkig rekenen eens een principieele uiteenzetting van dit vraagstuk te ontvangen. IN MEMORIAM' FLORIS VERSTER. Floris Verster dood! Door een onge luk noodlottig om het leven gekomen. Het heeft allen, die hem kenden, diep ontroerd! Onzeker zijn de paden der menschen. Een plank, die wegglijdt; een leuning, die niet houdt en het groezelige water van een moddersloot verstikt een fijn kunstzinnig leven. De dood is altijd weer de duistere uit komst van de aardsche levenssom. Tragisch, deze dood! In September had hij zijn wouw verloren. Diepe zwaarmoedigheid had zich sindsdien van. hem meester gemaakt. Een nobel paar, deze twee; beide met kunste- naarsb'loed in de aderen, beide edele menschen. Floris Verster! Hij was een eenvou dig en beminnelijk mensch; een man van fijne geestesaristocratie, tevens een goed mensch. Een in zichzelf gekeerde droomer, die schijnbaar buiten het practische leven en de bewogenheid des tijds staande, toch hevig door de mentali teit des tijds werd aangegrepen. Hoe hoor ik hem in de oorlogsjaren nog klagen: „Een ellendige tijd; men verliest alle lyriek, alle fantasie; ik kan niet werken; alles is dood." Want ten slotte reageerde zijn ziel uiterst gevoelig op de bewegingen des 'tijds, al stond h er buiten. Een stille droomer! Honderden malen zag ik hem staan voor het Zuidelijke venster van zijn atelier, op alle uren van den dag, be spiedend den lichtval door de hoo rnen, over de huizen van den Haar lemmerweg; met innige verlustiging kon hij er kijken naar een groep spe lende kinderen. Nog den dag vóór zijn dood zag ik hem daar staan, weemoe dig turend naar de kruinen der hoo rnen, die het late licht der scheidende zon vingen. Maar nu zullen we hem niet meer zien en de hand, die zoo meesterlijk het penseel hanteerde is verstijfd Floris Verster is zich zelve in zijn kunst altijd gelijk gebleven; en toch heeft hij zich in den loop der jaren tel kens weer vernieuwd; immer toonde hij andere aspecten van zijn persoon lijkheid in zijn werk. Immer dezelf de en toch met igroote innerlijke bewo genheid van geest, met veelzijdigheid en vooral nieuwe en verpuurde glan sen van uiting; een sterke innerlijke kracht met allerlei mogelkheden van vormgeving. Is dat niet het kenmerk van genialiteit? Floris Verster is tijdgenoot van de Tachtigers in de litteratuur. In zijn jeugd is hij impressionist, sterk onder Breitners invloed. Hij bezat eenige stukken van dezen meester en mij trof indertijd het innerlijk welbehagen, waarmee hij ze me toonde en op de schoonheden wees. 'Zijn eigen werk tusschen '86 en '90 staat onder Breitners invloed: een broeierige toon, waaruit één enkele kleur krachtig en overtuigend naar vo ren treedt. En toch is er onderscheid: Breitner is forscher, geweldiger; Breit- ner was meer tragiek-hartstochtelijk. Verster is dieper, is stiller, leeft in droomsentimentem. Breitner geeft de realiteit in hevige bewogenheid; Ver ster voelt achter de werkelijkheid het mysterie; in zijn werk de rust der idee Omstreeks '90 laat hij wat hij uiter lijk nog van Breitner heeft, los. Zijn kleuren verinnigen zich, worden trans paranten, verpuren zich steeds pieer, worden, in steeds menigvuldiger nuan ces geschakeerd. Dan zien we reeds den geheelen Verster, als den schilder met het rijkste, het innigste, het teer ste coloriet v. alles, wat in Holland ge durende de 19 de eeuw het penseel ban teerde. Hij is de colorist der subtili teit. Het teere, het lichte wordt gemak kelijk een kunstje, scbablone. Niet al dus bij Verster! In telkens nieuwe en verrassende verven en nuances geeft hij de lyriek van zijn innerlijke droo- men. Er komt een oogenblik, dat hij zich overgeeft aan de pralende weelde van bloemstukken, evenals Kamerlingh On nes, zijn zwager. Maar de laatste schil derde bloemen in al hun zinnelijke schoonheid; Vers ter schildert bloemen als motief om zijn innerlijke lyriek aan te uiten. Het diepste wezen van zijn ziel is een lied en dat lied uit hij in de taal der verven, altijd dezelfde altijd anders, zooals de fijne Mozart zijn levenslyriek vertolkte in: de taal der tonen. Het is alles verinniging; een gewel dige phantasie, een wonderlijke expan sie, maar altijd beheerscht door zijn harmonische na turn*. Harmonisch, on danks zijn kunstenaarschap, ondanks de diepe zwaarmoedigheid van dit no bel karakter, ondanks de ups en downs waaraan elk groot kustenaar ten prooi is. Een geest, die van nature bestemd was eenzaam te zijn, niet omdat hij de menschen schuwde, maar omdat hij in zijn zieleleven op zichzelf was aangewezen; omdat hij 'n stille schou wer was, die genoeg had aan de rijk dommen van zijn eigen diep gemoeds leven. Maar de eenzame staat in de 19de en 20ste eeuw toch midden in het le ven; het beroert hem van alle kanten; het heeft invloed op zijn psychisch be staan. Niet de uiterlijke glans van het leven had vat op hem, maar dat wat de diepst^ denkers en werkers voelen als 't gemis van den tijd: de rust, de ingetogenheid, de droom. Tusschen 't luidruchtig rumoer der wereld hoorde hij het zachte suizen der eentonigheid en door zijn sublieme kunst heeft hij ons iets geopenbaard van de eentonige idee der schoonheid. 'Wij zu'llen hem niet meer zien. Zijn leven zal zijn een herinnering. Maar uit zijn werk rijst altijd weer de zach te geest van den droomer omhoog; en wij zullen hem zegenen. Sw. STADSNIEUWS. ONS NIEUWE FEUILLETON. Nu ons spannende feuilleton ten ein de is, achten we ons gelukkig den le zers een nieuw verhaal te kunnen aan bieden over Rusland. Het handelt over toestanden van voor den oorlog en voor de revolutie. Het is wel in staat onze belangstel ling voor dat groote land, met zijn steeds nieuwe geheimenissen, maar ook met zijn hardnekkigen weerstand biedende bevolking, gaande te maken. Wij twijfolen dan ook niet of ook dit verhaal zal met dezelfde aandacht ge volgd worden. Mr. J. H. GOUDSMIT. f Op 64-jarigen leeftijd is alhier over leden mi*. J. H. Goudsmit, advocaat en procureur. Vroeger heeft Mr. Goudsmit, die ook rechtskundige der gemeente was, tal van bestuursfuncties bekleed. Sinds jaren heeft ziekte hem verhinderd zijn praktijk uit te oefenen en aan het openbare leven deel te nemen. Hedenmorgen bij den aanvang der zitting van het Kantongerecht heeft de wnd. Kantonrechter Mr. A. J. Fokker het verscheiden van Mr. Goudsmit in enkele woorden herdacht. P. HERFST Jzn. t Hier ter stede is overleden de heer P. Herfst Jzn., bekend industrieel, die vroeger lid is geweest der fa. Herfst en Helder en Co. (glashandel). Hij bereikte den leeftijd van 73 jaar. PROF. DR. C. SNOUCK HURGRONJE. pisteren heeft onder groote belang stelling Prof. Di*. C. Snouck Hurgron- je zijn 20-jarig jubileum als hoogleer aar in het Arabisch herdacht. PROF. DR. W. J. DE HAAS. Prof. Dr. W. J. de Haas, hoogleeraar in de natuurkunde, die in het Diaco- nessenhuis een operatie heeft onder gaan is thans zoozeer in beterschap toegenomen, dat hij aan het eind der week de inrichting zal kunnen ver laten. „WAT IS WAARHEID?" Over dit belangrijke onderwerp hoopt voor het Chr. Comité voor Win- tejlezingen in de Hooigrachtkerk op te treden de bekende redenaar Ds. L. D. Poot van Haarlem. Deze spreker is in Leiden lang geen onbekende meer, zoodat wr ook deze keer de kerk vol verivachten. Ieder houdt dus Woensdagavond a.s. vrij. NEDERLANDSCH FABRIKAAT OOK EEN MIDDENSTANDBELANG. Van Chr. Middanstandszij-de schrijft men ons: Naar wij vernamen werd dezer da gen ook hier ter stede een afdeeling opgericht van de Vereeniging „Neder landsch Fabrikaat", en het verheugt ons zeer, dat dit het geval ia. Tot Voorzitter van het voorloopt* bestuur werd benoemd de heer H. Pel en tot secretaris Mr. P. G. Knibbe, Stationsweg 43. Het is eigenlijk een algemeen Ne- derlanidsch belang, idat het Nederl. Fabrikaat door lieder zooveel moger lijk wordt gesteund. Volgens art. 2 stelt de Vereeniging zich ten doel „de bevordering der belangstelling in de Nederiandsche Nijverheid en van het gebruik en de vervaardiging van Ne deriandsche waren. Allen, die tot de Vereeniging toetreden, verbinden zich om het gebruik van nationale voort brengselen en waren te bevorderen en daaraan de voorkeur te geven, wan neer zij in hoedanigheid en prijs met uit het buitenland ingevoerde waren kunnen wedijveren". In een dezer dagen verspreide cir culaire wordt uiteengezet, dat steunen van het Nederlandsch Fabrikaat be strijden der werkloosheid beteekent. In 1925 gaf het Rijk alleen reeds onge veer 5 Vi millioen gulden uit aan hulp voor werkloozen. De tegen werkloos heid verzekerde arbeiders (die 1/6 deel vormen van alle arbeiders) brachten in hetzelfde jaar 3K millioen op uit eigen middelen. Jaarlijks worden dui zenden artikelen ingevoerd uit andere landen, welke even goed, en vaak zelfs heter, in ons eigen land worden ver- Beidenlk U een oogenblijk, datl etk bedrag, dat U voor een niet-Neder- landsch artikel -uitgeeft, en evengoed voor een Nederlandsch artikel had kunnen worden betaald dat van de zelfde kwaliteit is, dat elk aldns uit gegeven bedrag de werkloosheid doet toenemen, dan zult U van nu aan ze ker het Nederlandsch Fabrikaat steu nen. Doch naast een alge-meen belang is het steunen van Nederlandsch Fabri kaat ook vooral een Middenstand sbe- lang. Daarom m-oeten de zakennien- schen er meer op gaan letten of het Nederlandsch Fabrikaat in hun zaken een goede plaats inneemt, zoodat koo- pen van deze artikelen aanlokkelijk is gemaakt. Etalages van Nederlandsch Fabri kaat, smaakvol ingericht, kunnen de artikelen onder de algemeene aan dacht brengen. Steunen van het Ne deriandsche Fabrikaat beteekent dus kans op belastingverlaging. Verdere aanbeveling van het steunen van Ne derlandsch Fabrikaat tegenover Mid denstanders is dus onnoodig. Het is dan ook goed gezien, onder de personen die liet streven van deze vereeniging aanbevelen ook vertegen woordigers der drie Leidsche Midden stands-Vereenigmigen op te nemen. Op Woensdag 26 Januari a.s. zal een filmavond worden gehouden, waar FEUILLETON. BLOED EN TRANEN. HOOFDSTUK I. Wat is het toch stil! Er zingt geen vogel; er ruischt geen beek. Het is Winter; de Koning uit het Noorden regeert; de sneeuw schittert in den glans der Decemberzon. Zij zijn met hun beiden. Ivan Ne- kalof heet de ééne, en de ander heet Peter Alwin. Ivan is een jonge Russische boer: een Groot-Rus. Hij draagt een pels jas, van een schapenvacht gemaakt; daaronder draagt hij een kiel van roo- de baai een grijze broek, waarvan hij de pijpen in de hooge wijde laarzen heeft gestopt. Hij is nauwlijks drie-en-twintig jaar; zijn haar is blond, en dat regelmatige gelaat met dien licht gebogen neus maakt een aangenamen indruk. Hij is gezond en sterk; de koude heeft zijn frissche wangen rood getint, en zijn heldere, blauwe oogen kijken moedig de wereld in. Het zijn blauwe oogen; aan de blau we oogen kan men de Groot-Russen herkennen. En ik beweer, dat deze oogen, terwijl Ivan Nekalof daar bij den grenspaal staat, moedig de wereld inkijken. Doch in dien moed mengt zich een trek, dien Ivan met de meeste Russi sche boeren gemeen heeft, namelijk een trek van weemoed. Deze trek treedt niet naar voren, maar sluimert op den achtergrond; in de diepte van zijn gemoed. De Russische boer heeft een diep ge moed; al mist hij de onstuimigheid van het Zuidelijke bloed, hij voelt niet minder diep. Doch hij maakt geen op stand; hij murmureert niet. Hij zucht en onderwerpt zich. Hij is geduldig; hij murmureert nooit; hij verdraagt alles. Het lijden van vele eeuwen is over hem heen gegaan. Hij heeft den geesel der Mongolen en den "knoet der Tsa ren geproefd; zij waren beide bitter: de geesel en de knoet. Maar hij bleef gedwee en onderworpen; hij was stem moloos als het schaap onder de hand van zijn scheerder het Russische volk is het geduldigste volk van de wereld. De sporen van die eeuwenlange on derdrukking zijn echter te bespeuren, al springen zij niet in het oog; op den achtergrond van hun blik, in de diep ten van hun gemoed daar heeft het lijden zijn smartelijken stempel inge drukt, en wie dien stempel mist, is geen ware Russische Moujik.. Er is slechts één gebied, waar dit merkwaardige volk zijn lijdzaamheid x) Moujik Boer, aflegt, en kan opstuiven als een brieschende leeuw. Dat gebied is zijn godsdienst. Het is waai*, dat het ver draagzaam is tegenover de tallooze secten, die in Rusland woekeren, maar ziet het zijn godsdienst door een bui- tenlandschen vijand bedreigd, dan rukt de blinde, malende Simson aan zijn kluister. Hij verbreekt ze, en kan verschrikkelijk worden in zijn toorn. Dit volk, zoo rustig en lijdzaam, springt dan op uit zijn doffe rust, en aangevoerd door zijn priesters, ver plettert het zijn vijanden. Het Russische volk is een godsdien stig volk; het is met sterke banden aan de Grieksch-orthodoxe Kerk ver bonden, en de Russische Staat is sterk omdat Staat en Kerk één zijn. Doch overigens is het Russische volk kalm en. gedwee er is geen lijd zamer volk op de geheele wereld. Het heeft geen grondwet, geen parlement; het staat rechteloos tegenover het ge zag van den Tsaar, en wat erger is tegenover een omkoopbare en diep bedorven ambtenaarswereld. En toch mort noch klaagt het; het verdraagt alles het is onuitputtelijk in zijn geduld. Deze bedorven ambtenaarswereld is de bron van zijn rampen. Zij schuift zich tusschen het volk en zijn Keizer in; zij vormt den ongel ukkigen slag boom, die den toegang tot den troon verspert zij is de peslbuil aan het lichaam van den Russischen Staat, Rusland is een politiestaat. Niemand is er veilig; de geheime spionnen der regeering zijn overal; in Rusland heb ben de muren ooren. Het volk weet dit alles, en toch be rust het er in. Het schijnt voor marte laar geboren; het verbaast de wester- sche volken door de lijdzaamheid, waarmede het zijn ongeluk draagt, door de geestelijke traagheid, waarin het voortsoest, en tevens door de trouw waarmede het vasthoudt aan den Tsaar en zijn godsdienst. Doch de Russen zijn menschen als wij; zij voelen hun lijden, en door hun liederen en zangen gaat een toon vol droefheid en tranen. Het is bij Ivan Nekalof niet anders, omdat hij een ^are moujik is; de wee moed sluimert in zijn ziel, in de diep ten van zijn gemoed, en er zijn oogen- blikken, dat die weemoed naar boven komt als een vloed, zijn geheele ge moed overstroomend. Ivan Nekalof staat daar bij den grenspaal, die van wit gepleisterden steen is opgetrokken, en Peter Alwin staat naast hem. Peter Alwin is vier jaar jonger dan Ivan, en zijn vroegere dorpsgenoot. Zij bezochten dezelfde school: bij dien langharigen Griekschen Pope, 2) die zulke vroolijke grappen uithaalde, als hij dronken was. Dat Peter student is, ziet inien da- Pope Geestelijke. delijk. Hij draagt onderscheidingstee kenen op de schouders, en op de knoo- pen van zijn jas prijkt de Russische dubbele adelaar. De Russische Staat is er op uit, om alles zooveel mogelijk in de uniform te steken. De uniform bindt; de uni form is het cement van het regeerings gebouw. Er zijn onder den adel kinde ren, die nog niet tot tien kunnen tel len, en reeds twaalf blinkende knoo- pen aan hun fluweelen buisjei dra gen. Zij moeten een militairen groet kunnen brengen; zij moeten front kun nen maken tegenover een generaal. Peter Alwin mag zich dto wel in do ooren knoopen. Zou hij verzuimen, zijn leeraars te groeten, 't is niet zoo erg; doch zou hij het tegenover een generaal verzuimen, het zou een ge vaar kunnen opleveren voor zijn toe komst. Peter is een Klein-Rus, en het vel schil met lvan, den Groot-Rus, is dui delijk merkbaar. Die bruine, warme oogen, dat levendige gebarenspel, dat donkere haar zij verraden het type van den Klein-Rus. Men zou kunnen vragen, hoe het komt, dat de ééne een Klein-Rus is, en de afidere een Groot-Rus, terwijl zij toch afkomstig zijn uit hetzelfde dorp. De vraag is gauw beantwoord. CWordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1927 | | pagina 1