9
"Êi
m
1
X
WA
M
NIEUWE LEIDSCHE
COURANT VAN ZATERDAG
22 JANUARI 1927
Aan het einde der Week
Men heeft den laatsten tijd meerma
len gesproken van de crisis van het
parlementaire stelsel. Dit is een inter
nationaal verschijnsel; de symptomen
daarvan zien we niet slechts in de lan
den van Zuid-Europa, waar de „demo
cratie" plaats maakte voor de dicta
tuur, doch ook in Frankrijk en België,
waar men inzag dat het niet mogelijk
was de financiën te saneeren, indien
de regeering voortdurend in al haar
handelingen 9tond onder de controle
vAn het parlement, in ons land, waar
we. een intermezzo-kabinet kregen,
omdat het niet mogelijk was een par
lementair kabinet te vormen en in
Duitschland, waar de regeeringscrisis
nog steeds voortduurt.
Dr. Curtius heeft de opdracht tot ka
binetsformatie moeten neerleggen; en
daarna werd Dr. Marx met deze taak
belast, doch hij kon evenmin slagen.
Nu is Dr. Marx ten tweeden male door
rijkspresident Hindenburg tot kabinets
formateur benoemd, met de uitdruk
kelijke opdracht een burgerlijk kabi
net te vormen, terwijl de president te
vens een beroep op de burgerlijke par
tijen gedaan heeft, Dr. Mars zijn taak
mogelijk te maken.
De moeilijkheid is', dat de rijkspre
sident klaarblijkelijk met alle geweld
de Duitsch-nationalen in de regeering
wil hebben, terwijl het Centrum daar
niet van weten wil, doch een midden-
kaWnet met steun van de sociaal-de
mocraten wenscht. En dit is juist ge
zien van het Centrum; vooral thans,
nu Briand een verzoeningsgezinde po
litiek ten opzichte van Duitschland
voert, zou het heel onverstandig zijn,
een partij aan het bewind te brengen,
die van Locarno niet weten wil doch
herstel der monarchie beoogt wat in
zich draagt de mogelijkheid van oor
logsgevaar. Het blijkt telkens weer,
dat er in Duitschland, al zijn de vor
sten van het tooneel verdwenen, ove-
rgens heel weinig veranderd is.
Men is niet gerust over Duitsch
land» vredelievendheid. De geallieerde
ontwapeningscommissie maakte nog
dezer da&en bezwaar tegen de verster
kingen aan Duitschlands Oostergren-
zen, en in Polen is men er ook niet ge
rust op, vandaar dat er in dit land een
streven is naar aansluiting bij Sovjet-
Rusl'and, ter- bescherming van zijn
Wefttergrenzen.
Engeland heeft de afgeloopen week
besloten met kracht de behartiging
zrijner belangen in China ter hand te
kiemen. Het was wel te verwachten,
dat de eerste koloniale mogendheid
cler wereld zich zoo maar niet zonder
slag of stoot door de Chineezen zou
laten wegdringen. We kunnen dan ook
in de eerstvolgende weken belangrijke
gebeurtenissen in het verre Oosten te
gemoet zien.
En in het uiterste Westen is het ook
r.og geen pais en vreê. De Mexicaan-
sche president Calles komt in steeds
grooter moeilijkheden, zoowel buiten
als binnenlandsche. Hij krijgt het nu
ernstig met de Ver. Staten aan den
stok, niet om zijn kerkvervolging,
maar om zijn petroleumwetten, die de
belangen van het Amerikaansche ka
pitaal schaden.
Zoo zit de wereld nog volbp in de
moeilijkheden en heeft de internatio
nale toestand nog weinig stabiliteit be
reikt. Niet slechts op economisch doch
niet minder op politiek, ja, op schier
alle gebied maken we een crisis door,
en het is niet te voorspellen waarop
•dit alles nog zal uitloopen.
Uit het grijs verleden.
DE SCHRIJVER VAN DEN BRIEF
VAN JUDAS.
Betreffende den schrijver van den
algeoieenen brief van Judas doen
zich' dezelfde vragen voor als bij Ja
kobus. Is deze Judas een apostel? Is
hij een van de broeders des Heeren?
•Kan hij met den apostel Judas Leb-
beüs, toegenaamd Thaddeüs vereen
zelvigd worden?
De middelste dezer drie vragen is
het gemakkelijkst te beantwoorden.
De schrijver noemt zich in den aanhef
van zijn brief: „Judas, een dienst
knecht van Jezus Christus, en broeder
van Jacobus". Deze Jacobus, die blijk
baar algemeen bekend was zoodat de
aanduiding „broeder van Jacobus"
voor de geloovigen aan wie Judas
schreef voldoende duidelijk was, kan
geen ander zijn dan Jacobus, de broe
der des Heeren, de eerste opziener der
Kerk van Jeruzalem.
Uit deze verwantschap van Judas
met Jacobus volgt, dat ook Judas tot
de broeders des Heeren behoort en de
ze meening wordt bevestigd door de
Evangeliën. In Marcus 6 3 wordt van
Jezus gezegd als hij in de synagoge te
Nazareth predikt: „Is deze niet de tim
merman, de zoon van Maria, en de
broeder van Jacobus en Joses, en van
Judas en Simon?" En in den paral
leltekst Matfh. 13 55 komen de broe
ders des Heeren in deze volgorde voor:
Jacobus en Joses en Simon en Ju
das. Het is derhalve aan geen rede
lijken twijfel onderhevig dat Judas
ook een der broeders des Heeren was.
Waarom noemt de schrijver van de
zen brief zich dan geen broeder, doch
alleen een dienstknecht van Jezus
Christus? Ja, zelfs ligt er in het oor-
spronkeijke een zekere tegenstelling
in het eerste vers en zou een nauw
keuriger vertaling aldus kunnen lui
den: „Judas, een dienstknecht van
Jezus Christus, maar een broeder van
Jacobus".
Da meest voor de hand liggende ver
onderstelling is dat Judas van Jaco
bus een broeder was in den gewonen
zin des woords, doch van Jezus in den
zin van bloedverwant of, zooals de
Kantteekenaren 'op den Statenbijbel 't
verklaren, „neve". Houdt men daar
entegen Jacobus en Joses voor zonen
van Alpheüs en Maria, doch Judas en
Simon voor zonen van Clopas of Cleo-
pas, welke Maria en Cleopas een zus
ter en broeder van Jozef, den pleegva
der des Heeren waren, dan zijn ook
Judas en Jacobus neven. Dan ligt in
het tegenstellend voegwoord, dat in
het oorspronkelijke gebruikt wordt,
een uiting van bescheidenheid. De
schrijver stelt er meer eer in,
Christus' dienstknecht dan een zijner
nabestaanden naar bet vleesch te zijn.
Behoorde deze Judas, een der broe
ders des Heeren, tot den kring der
twaalf apostelen? Er zijn er, die dit
ontkennen op grond van het feit, dat
de schrijver zich in den aanhef van
den brief geen apostel doch alleen een
dienstknecht van Jezus Christus
noemt. Dit is evenwel een zeer zwak
argument. Ook Paulus begint niet al
zijn brieven op dezelfde wijze: zoo
schrijft hij aan de Filippensen „Paulus
en Timotheus,, dienstknechten van Je
zus Christus", terwijl- hij zich in de
meeste zijner brieven noemt „Paulus
een apostel van Jezus Christus".
Dat drie broeders des Heeren, n.l. Ja
cobus, Simon en Judas, tot den apos
telkring behoorden, is op grond van
verschillende teksten, waar zij teza
men genoemd worden zeer waarschijn
lijk. In Hand. 113 worden zij van de
elven 't laatst genoemd, en wel aldus:
Jacobus (de zoon) van Alpheüs, en
Simon Zelotes, en Judas (de broeder)
van Jacobus". Ook hier worden Ju
das en Jacobus met elkaar in yerband
gebracht: Judas ontvangt steeds een
bijnaam, 't zij zooals in Marcus 3 18
Thaddeüs, in Matth. 103 Lebbeüs toe
genaamd Thaddeüs of zoo als in Lucas
6 16 (en in Hand.) Judas van Jacobus
Wat deze bijnamen Thaddeüs of
Lehbaüs beteekenen, in niet met ze
kerheid te zeggen, doch de bedoeling
is duidelijk: de Evangelisten wilden
dezen Judas onderscheiden van den
verrader Judas, die toegenaamd wordt
Iskarioth, d.w.z. man van Karioth, een
stadje in den stam van Juda.
Ook de kantteekenaren op den Sta
tenbijbel zijn de meening toegedaan,
dat de apostel Judas de schrij
ver van dezen brief is, getuige het vol
gende citaat: „Onder de Apostelen
Christi zijnder twee geweest van desen
name: een die toegenaemt was Isca-
rioth, de verrader onses Heeren: ende
een die ook genaemt is geweest Thad
deüs ende Lebbeus, Matth. 10 vers 3,
die om van den anderen te onder-
scheyden gezeght wordt, Judas niet
de Iscarioth, Joan. 14 vs. 22, welcke
wort ook tot onderscheyt genaemt Ju
das J.acobi, Luce 6 vs. 16, Actor 113.
Dese is bet die desen Sendtbrief heeft
geschreven".
Van den apostel Judas, den schrij
ver van den algeaneenen zendbrief, we
ten wij heel weinig. Er is ons van hem
slechts één enkel woord bewaard, en
wel door den Evangelist Johannes.
Toen Jezus in zijn afscheidsrede na
het laatste avondmaal gezegd had:
„Die mijne geboden heeft en ze be
waart, die is het die mij liefheeft; en
die mij liefheeft, zal van mijnen Va
der geliefd worden: en ik zal hem lief
hebben, en ik zal mijzelven aan hem
openbaren", zeide „Judas, niet de Is-
kariot" tot hem: „Heere, wat is het,
dat gij uzelven aan ons zult openba
ren en niet aan de wereld?" (Joh.
14 22).
Voorts weten we uit de ongewijde
schrijvers, dat Judas gehuwd geweest
is, want Hegesippos vermeldt, twee
zijner afstammelingen. Toen keizer
Domitianus zoo verhaalt hij de
Christenen vervolgde, had hij het voor
al gemunt op de afstammelingen van
koning David. Dientengevolge werden
Zoker en Jacobus, twee kleinzonen van
Judas, die „naar het vleesch een broe
der" van Christus „genoemd werd",
als Davidszonen bij hem aangeklaagd
en door een officier van het keizerlijk
leger in zijn tegenwoordigheid ge
bracht, zoodat hij hen persoonlijk in
verhoor kon nemen. Zij bekenden met
alle vrijmoedigheid, dat ze tot het huis
van David behoorden. Doch naar hun
maatschappelijke positie gevraagd, ver
zekerden ze, dat ze slechts een beschei
den vermogen bezaten: een gemeen
schappelijk bezit v. 39 plethron bouw
land (ongeveer 3K—4 bunder), ter
waarde van 9000 penningen (ongeveer
f 3600), waarop zij door eigen veldar
beid hun brood verdienden. Tot bewijs
konden ze geheel hun landelijk voor
komen en vooral het eelt hunner han
den toonen.
Ten slotte ondervroeg hen de keizer
over het koninkrijk van Christus. Ze
antwoordden, dat dit geen aardsch,
maar een hemelsch rijk was, en dat
het eerst zijn aanvang zou nemen op
het einde der tijden, wanneer Hij zou
wederkeeren om levenden en dooden
te oordeelen en iedereen naar verdien
ste te vergelden. Deze eerlijke belij
denis bracht Domitianus tot de over
tuiging, dat zijn keizerstroon vanwege
deze eenvoudige landlieden geen ge
vaar dreigde, zoodat hij hen onge
deerd naar hun vaderlijk erf liet te-
rugkeeren en wat meer is, de vervol
ging der Christenen staakte.
Later evenwel vermoedelijk wijl
dit feit de aandacht op hen gevestigd
had schijnt men den beiden broe
ders, als belijders en verwanten van
Christus, de regeering eener kerk te
hebben opgedragen, in welke bediening
ze tot aan de dagen van Trajanus ge
leefd hebben. Hun aanzien en invloed
zou zich zelfs tot alle kerken van Pa
lestina hebben uitgestrekt.
Voorts moeten tot ver in de 3de eeuw
te Nazareth en ook elders verwanten
des Heeren geleefd hebben, 'waarvan
evenwel niet vermeld wordt of dezen
van Judas afstammen.
SCHAAKRUBRIEK
SCHITTERENDE PRESTATIES.
In 1926 gaf meester Samisch 50
blind-séances met het volgende prach
tige resultaat: hij speelde 549 partijen,
waarvan hij er 431 won, 40 verloor en
78 remise maakte. Alzoo een percen
tage van 85.
De Russische meester Sno9ko-
Borowski heeft in een lange touraée
door het noorden van Engeland en
een deel van Schotland niet minder
dan 454 partijen gespeeld met het re
sultaat: gewonnen 373, verloren 37 en
remise 44.
Een gemiddelde van 87 procent.
FRANSCHE PARTIJ.
Hieronder volgt een door Dr. Ema
nuel Lasker geanalyseerde partij uit
het tournooi te Meran.
Wit: R. Spielmann. Zwart: D. Prze-
piorka.
1. e2e4 e7e€
2. d2d4 d7d5
3. Pbl—e3 Lf8b4
4. Lfld3
Wit heeft nauwelijks iets beters of
sterker dan 4. e4e5, hoe gewaagd het
ook zij.
4d5Xé4
Dit is klaarder dan c7c5
Op onmiddellijk 5. Pg8f6
kan 6. Lel—g5 gebeuren.
6. a2a3
Hier kwam 6. d4d5 in aanmerking
0Lb4Xc3f
7. b2Xc3 Pg8—f6
8. Le4do
Wit had zeer goed een pionoffer
kunnen brengen, door bijv. te spelen:
8. Lel—g5 Dd8a5; 9. Lg5Xf6 Da5X
c3f10. Kei—fl g7Xf6; 11. Pgl—e2
Dc3c4 (anders dld5); 12. Le4d3
Dc4d5; 13. c2—c4 benevens d4d5.
Wilde hij dit niet, zoo verdiende toch
Le4f3 de voorkeur, daar de hooper
op die plaats een gewichtige diago
naal bestrijkt.
8/ 0—0
9. Pgl—13 Pb8d7
10. 0—0 b7—b6
11. Pf3—e5 Lc8—b7
12. Ddle2 Ta8—c8
STELLING NA 12Ta8—c8.
Zwart:Przepiorka.(
g
I
it
i
.f --
M
11
it
n
11
■*IS
1
jg§
m
B!
Wit: Spielmann.
13. Lel—g5?
Deze zet wordt door eene combina
tie, die blijkbaar door zwart voorzien
was, weerlegd. Juist was 13. Lel—b2
om dan met c3c4 door te stooten, en
op de kracht der beide loopers te ver
trouwen.
13 Pd7Xe5
14. d4X.e5.
Thans was 4. De2Xe5 de minste
van twee kwaden.
1 4Dd8—d5
15. f2—f4 c5c4
16. e5Xf6 c4Xd3
17. c2Xd3 Tc8Xc3
18. f4—f5 e6Xf5
19. f6Xg7 Tf8c8
20. Tal—cl!
Wit verdedigt zich goed.
20Kg8Xg7
Maar zwart speelt klaar en sterk.
21. TclXc3 Tc8Xc3
22. De2d2 Tc3—c6!
De zwakte van wit's stelling vormt
g2. Slecht ware 22 Kg7—g6?
wegens 23. Lg5f6! en wit wint.
23. h2h4 h7h6
24. Lg5—f4 Tc6g6
25. Tfl—f2 Dd5—d4
26. Kglh2 Kg7—h7
27. Dd2e3 Dd4—d5
28. Lf4r-g3
Misschien bood 28. De3f3, iri weer
wil van 28 TgGg4^ hardnekkiger
tegenstand.
28Tg6g4
Nu speelt voortdurend f5g4 als
latente dreiging mee.
29. De3—e2 h6—h5
30. Tf2—f4 Kh7g6
31. De2d2 b6—b5!
De witte officieren worden bezig ge
houden en zijn gebonden. En nu wor
den zij afgeleid door den opmarsch
der pionnen.
32. d3—d4 a7—a5
33. Tf4—f3 b5—b4!
34. a3Xb4 a5Xb£
35. Dd2c2
Sloeg de koningin den pion h>4, zoo
zou 35. f5-—f4 36. Lg3—el Tgi
Xg2f snel winnen.
35Dd5e4
Gm op Dc3—c7 met f5—f4 te ant
woorden.
36. Dc2Xe4 Lh7Xe4
37. Tf3—b3 f5—f4
38. Lg3—el Tg4Xg2+
Wit geeft op. Het als gewoonlijk kla
re, krachtige en doelbewuste spel van
Przepiorka is bewonderenswaardig.
Uit het Sociale Leven.
ACTIE IN DE TEXTIEL-INDUSTRIE.
De wevers 'der N. V. Katoenmaat
schappij, voorheen Gebr. 'Scholten te
Almelo, hebben verschillende frieven,
fdo'ór middel van 'de besturen van 'de
Eendracht, de Landelijke ^Federatie,
èen Neutralen en FederatTeven "Boncfi
aan de directie medegedeeld.
De voornaamste grieven Letreüen
de boeten en het voorschrift, dat van
.3Va' K.G. cops niet meer dan 300 Gr*
afval mag worden ingeleverd. .Ge-*
vraagd wordt thans:
1. Afschaffing of sterke verlaging!
der boeten; 2. net nemen van maat*
regelen, waardoor het maken van on-
noodig veel afval wordt voorkomenj
3. schadevergoeding aan wevers, diei
loonverlies lijden door oponthoud bij
het verkrijgen van nieuwe kettingen;;
4. volledige toepassing der hulpen-re
geling.
De direectie heeft o.m. geantwoordl
dat voor het beboeten bij inlevering!
van te veel afval herhaaldelijk woroiti
gewaarschuwid, en strengere maatre
gelen alleen genomen worden als de
wevers het alval verbergen.
Boeten bij nieuwe soorten stot wen
den alleen opgelegd, indien de fouv
ten aan onoplettendheid en gebrek
aan zorg zijn toe te schrijven.
H,et extra wérk, dat deze soorten
eischen, wordt beloond 'door 'het hoo-
Igere stukloon ,dat er voor 'betaald!
wordt.
Afvaar niet voife'dig de "hand wefcj
gehouden aan cfe Tiulpenregefing,
wordt hét te weinig omvangene aani
de wevers vergoed".
In een vergadering van de wevers
en weefsters aer firma G. J. van'Heekl
en Zn, te .Enschedé, met de besturen
ider „Eendracht", en der Federatie,
zijn de volgeride wenscfren naar vot
ren geóraent en aan 'de directie me"Se
gedeeld
r. 10 pet. verfïoogfng op 'tfe smaJiel
soorten goed" en eveneens op de 6rea
Idere soorten, welke er voor in aan
merking komen: 2. schadevergoeding!
voor het verwerken van slechte grondl
stoffen: 3. beperking van boeten en(
afschaffing ,yan het premiestelsel; 4.,
wachtgeld van 10 cent per uur enj
per getouw; 5. vermindering van werk!
voor de touwbazen, door het aanstellen!
van helpers. 6. betere hulpenregehngi.
In de vergadering van het wevers-*
personeel der firma A. Wjllink cn Co.
te Wiinterswijk, heeft men besloten bij
ide directie o(d 15 pet. loonsverhoogmg;
aan te dringen en voorts intrekking
van de loonsverlaging bij enkele weef
getouwen te eischen.
Zoo deze eisch op 24 Jan. a.s. niet
ingewilligd is, zal varT dién dag, at heti
werk worden neergelegd.
De actie staat onder leiding van den;
modernen Textiel-arbeidersbond „De?
Eendracht". -
Het valt op, dat bij geen dezer acties|
ide naam van de Clir. Textielorgani-
saties genoemd worden.
LOGNSVERHOOGING IN RUSLAND.
Naar de Troed meldt, heeft Tomski,
de voorzitter van den centralen raad
der Russische vakbonden verklaard,
dat deze raad ten volle overtuigd is v.
cie noodzakelijkheid van loonsverhoo-
gingen voor verschillende categorieën,
van arbeiders in de metaalindustrie,
de mijnwerkers, het spoorweg- en het
post- en telegraafpersoneel. Een loons-
verhooging van eenige heteekenis voor
deze groepen zou evenwel de betrokken
industrieën en diensten in groote moei
lijkheden, brengen, vertraging in de
uitbetaling der loonen tengevolge heb
ben en ook den koers van den tsjer-
wonets in gevaar brengen.
Niettemin heeft de Sovjet-regeering
het mogelijk geacht aan de gerecht
vaardigde eischen van de genoemde
groepen ten deele tegemoet te komen;
de overige takken van industrie zullen
echter moeten wachten. Gaan zij hier
niet mee accoord, er. ondernemen zij
eenigerlei daadwerkelijke actie, dan
zal zoo verklaarde Tomski voorts
de regeering niet voor strenge maat
regelen terugdeinzen.
Bovengenoemde verklaring van Tomski
heeft ernstige protesten ontmoet van
de zijde van verschillende vakbonden.
De textielarbeiders stelden in het
licht, dat hun bezoldiging in het alge
meen 20 pet. lager is dan. het gemid
delde loon in andere takken van in
dustrie, terwijl de vertegenwoordigers
der onderwijzers en artsen er op wezen
dat hun bezoldiging, die varieert van
30 tot 40 roebel per maand, slechts 2/3
bedraagt van een gemiddeld arbeiders
loon. In verband hiermede meenden
ook zij voor loonsverhooging in aan
merking te moeten komen.
Het door de Sovjet-regeering toege
stane bedrag van 200 millioen roebel,
voor een tijd van één jaar, is daartoe
echter niet toereikend, weshalve men
zich zal moeten beperken tot de hier
voor genoemde groepen.
.Leidsche genkrassen.
Amice.
Wat kunnen toch eenvoudige voor
vallen een diepen indruk op iemand
maken indien men die eenvoudige din
Ben vergelijkt met andere, zij het ook
op zichzelf onvergelijkbare.
Deze week kwam het bericht dat
Prinses Juliana dit jaar eenigen tijd
te Katwijk een eigen huis zal bewonen
en als studente college zal loopen. De
Prinses temidden van het Katwijksch
strandpubliek, straks bezoek ontvan
gend van haar ouders en grootmoeder
miuschien. De Prinses straks een gere
gelde bezoekster van onze Academie
a«n het Rapenburg.
Hoe idyllisch klinkt dat alles.
Vergelijk nu daarmede eens bet slot
Van bet droeve deerniswekkende le
ven van Prinses Charlotte van België,
dat ook deze week ons bracht.
Wat hebben wij dan toch een reden
voor dank. Dank voor het bezit van ons
Vorstenhuis. Maar ook dank dat ons
volk met innige banden is gebonden
aan Oranje. Hier geen intriges geluk
kig. Hier slechts liefde en achting.
Maar ook nog in ander opzicht
brengt ons bericht een aanschouwelij
ke werkelijkheid waar wij zoo weinig
rekening mee houden. Dit n.1, dat
ze Prinses de kinderschoenen is ont
groeid. Zij is niet meer het Prinsesje
in wier spel het volk zich vermaakt;
zij is vrouw geworden. Een vrouw die
zich nu door zelf-opvoeding bekwaamt
voor de groote taak die eenmaal Haar
wacht. Nu en dan lezen wij dat zij de
reis van het eene verblijf naar het an
dere maakt. Nog onlangs vernamen
wij dat zij voor het eerst mee aanzat
aan de tafel der diplomaten. Nu weer
dat zij een eigen huis zij het ook tij
delijk gaat bewonen.
't Zijn maar kleinigheden, Amice,
maar toch maken zij op mij indruk. Ik
zie daarin het gelukkig verschijnsel,
dat onze Koninklijke familie niet
schroomt om in het gewone leven te
blijven. Dat onze Prinses zich be
geeft temidden van Haar volk en op
de meest ongedwongen wijze haar ont
wikkeling wil genieten.
Ik hoop niet, Amice, dat je me kwa
lijk neemt dat ik deze week eens wat
grasduin in die kleine dingen.
Zoo had ik deze week ook een jaar
dag. Geen verjaardag van mijzelf of
een van m'n familie. Ook geen jaar
dag van een kennis. Neen 't was een
jaar geleden dat ik in Leiden kwam
wonen, 't Is egn jaar geweest waarin
ik veel gezien en geleerd heb. 't Is in
opzichteu het tegenbeeld geweest
van betgeen ik me had vcorgsteld.
Over het algemeen genomen een jaar
van bijzondere zegeningen.
Weet je wat ik onder al die zege
ningen nu reeds als het voornaamste
beschouw, dit, dat Leiden voor mij een
aantrekkelijke woonplaats is geworden
Ik heb in dit jaar ontzettend veel mop
perende Leidenaars ontmoet. Als 't zoo
blijven mag wil ik va^t niet in hun ge
lederen opgenomen worden.
In de eerste plaats mogen wij, ik noch
gij, noch al die mopperaars, moppéren
alsof God met eerbied gesproken, ons
onrecht doet. Voor de geringste welda
den moeten wij dankbaar zijn omdat
we alles vèrbeurd hebben door onze
zonde. Hij, onze God, geeft ons in Zijn
vrijmachtige genade wat ons goed is'.
Wij moeten dankbaar zijn ook voor het
kwade, dat ons toekomt. Dat moeten
wij 1 e e r e n, want zelfs voor het goe-
ae willen wij van nature nog niet eens
danken, laat staan voor het kwade.
Dat dankbaar zijn een moeilijk aan
te leeren Christelijke deugd is, onder
vinden wij krantenmenschen schier
dag aan dag. Zoo vertelde ik verleden
week van ziekte. Toen kwamen de be
wijzen van deelneming bij bosjes. Een
oognblik van heerlijk samentreffen.
Dankbare medelijdende lezers en een
dankbare .Veritas.
Maar zie als dan de ziekte weer in
zooverre geweken is dat het werk
weer nagenoeg normaal kan plaats
hebben, dan komen er andere onaan
genaamheden. Een zieke machine is
nog haast erger dan een ziek lid van
het personeel. Schrijven kan dernoods
nog in bed. Al hoestende en kuchende
kan de krant in elkaar gezet. Maar als
een machine de griep krijgt dan wil
dat stomnje ding in eens niets meer
doen.
Alle dokters en alle- verpleegsters
tezamen kunnen dan wel dat zieke
beestje weer opknappen, maar werken
neen daar moet je in dien tijd niet
om komen. En toch moet de krant
klaar en.... op tijd zijn.
Heusch, Amice, een krantenmensch
is ook maar een mensch. Hij moest als
Christen in tegenspoed geduldig zijn.
Maar ik kan je verzekeren, Amice, dat
dat een moeilijk aan te leeren deugd
is.
Dit wordt vooral moeilijk als men
dan ook nog onrechtvaardige critiek
moet hooren. Nu heb ik al geleerd om
die dingen zoo'n beetje door elkaar te
nemen. Bemoediging soms op treffen
de wijze. Critiek uit een goed hart
Soms ook critiek bitter en kwaad.
Maar in ons eten gebruiken wij peper,
aou.t, azijn, geen van all# opzlchzell,
lekker, maar door het op de juiste wij
ze te mengen krijgt men een gezond
en smakeijk toevoegsel. Zoo nu ook'
doe ik met al die opmerkingen. Doe ze
•maar gerust in hetzelfde potje het
komt best terecht.
Maar wij moeten oppassen dat het
eten goed blijft. Daar moet de Kok
voor zorgen. Als iemand teveel peper
aandraagt dan laat je hem maar een
poosje wachten.
Soms lijkt het wel of die bijkoks het
beter weten dan de kok zelf. 't Kan
zijn dat ze in een onderdeel van het
vak het ook wel veel beter weten, maar
er moet tóch tenlsotte één de smaak
bepalen.
Zoo hoor ik in de journalistiek ook
wel eens allerlei opmerkingen die mij
doen denken aan een kijvend koksge
zelschap in de keuken. Nu eens is het
teveel op de hand van „de arbeiders"
wat in de krant staat. Dan weer is het
teveel Ambtenaarsvriendelijk. De eene
tijd is het een teveel voor den Midden
stand dan weer een tekort doen aan
Kerk of schoolbelangen.
Heusch waar, Amice, als in dat ge
val de Kok niet oppast wordt het te
zout, te peperig, of te zuur.
En dat mag niet vindt jij ook niet?
.VERITAS.