wat be aim zegoeh.
NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN DONDERDAG 13 JANUARI 1927
TWEEDE BLAD.
Wij en de RoGmschen.
Dezer dagen, aldus de Nederlan
der, trof ons de juiste opmerking vat
onzen vroegeren leider de Savornin
Lohman in „De Nederlander'' van 19
Januari 1909:
„Het is volkomen waar, dat tus-
schen Roomsch-Katholieken en geloo-
vigèn Protestanten, evenals bij de
Roomsch-Katholieken en Protestanten
onderling, zich nu en dan belangrijke
verschilpunten openbaren. Dit zou te
gen samengaan pleiten, indien eens
gezindheid in alles door dat samen
gaan beoogd werd, of indien zij be
weerden, dat die eenheid uit den ge
in eenschappel ijken grondslag moest
te voorschijn komen.
Maar dat beweren zij niet. Alleen
ten aanzien van sommige, maar dan
ook hoogst gewichtige, allesomvattenr
de beginselen, bestaat eenheid van
overtuiging. Rechts worden zedelijk
heid, recht en wet niet losgemaakt
van God en christelijk geloof. Daarom
staat men vast tegenover allen, die ,,'t
welbegrepen eigenbelang" tot grond
slag der zedelijkheid .maken en daar
om op den duur moeten aanlanden
bij de Marxisten, op wier zedelijkheids
begrippen wij nog onlangs eenig licht
deden vallen.
Wij weten wel, dat vele liberalen
een anderen grondslag voor zedelijk
heid aannemen, maar nooit hebben
philosophische abstracties de wereld
tegen schromelijke ontaarding der ze
delijkheidsbegrippen kunnen beveili
gen. Dat kan alleen het Christendom.
Daarom gelooven wij, dat de diepere
beginselen, welke de Protestanten en
Roomsch-Katholieken gemeen heb
ben, steecis meer den band zullen ver
sterken. Alleen zal daarmede groote
vrijheid van oordeel ten aanzien van
politieke oi sociale vraagstukken moe
ten gepaard gaan. Geen grooter ge
vaar dan de natuurlijke eenheid te
maken tot een dwangjuk".
Op dat standpunt, immer door on
zen vroegeren, grooten leider ingeno
men, wenschen wij te blijven staan,
voegt de redactie van de „Ned." er aan
toe.
Hooge belastingen en de werkge
legenheid.
De Hot.terdammer driestart:
Onze liooge directe belastingen zijn
een lamp.
Niet slechts, niet allereerst voor de
werkgevers, maar ook en vooral voor
de arbeiders.
Nog pas op een vergadering van dia
mantbewerkers deed de heer Polak,
de voorzitter der S.D.A.P., zijn beklag
over onze fiscale hardheid.
Het verslag van de bladen meldt er
dit van:
„Op een gemaakte opmerking over
't ongemakkelijk optreden van be
lastingambtenaren tegenover dia
mantbewerkers, die belastingschuld
hebben, antwoordde hij, dat, terwijl
de hooge belasting te Amsterdam
werkgevers naar Antwerpen drijft,
Amsterdam ten koste van Antwer
pen ook armer wordt aan goede
werkkrachter. door den hoogen be
lastingdruk en door het weinig soe-
pel optreden van den fiscus tegen
over lien, die achterstand hebben.
Personeelen van greote fabrieken
worden hierdoor gedesorganiseerd.
Stappen, door Spr. gedaan bij den
Minister van Financiën, hebben nog
geen resultaat gehad".
De hooge belasting drijft de werk
gevers uit Amsterdam, uit bet land!
Zegt het voort!
Moed en gevaar.
In de NieuweProv. Gron. Crt.
schrijft de Kroniek-er over de verhou
ding tussehen moed en gevaar, zulks
in verband met den strijd over het
Verdrag met België.
De schrijver schetst den zoogenaam
den moed der tegenstanders en ver
volgt dan:
Is het niet treffend dezen moed
te zien? Groot nu het gevaar ver
re schijnt. Te grooter naarmate het
meer den gezichtseinder nadert?
Ik gevoel neiging tot bewonde
ring. Ik wacht reeds op het helden
dicht, dat dezen moed naar waar
heid zal bezingen. Maar ik heb al
leen nog dien hinderlijken last der
herinnering. Zij wil maar niet ver
dwijnen. Ik denk aan 1919 en '20.
Toen het gevaar dicht bij -was. Waar
stonden toen de moedige lieden van
thans? Waar klonk hun oproep?
Waar was hun heldenzang?
Ik heb er niets van gezien en ge
hoord. De helden vertoonden zich
niet. Zij fluisterden: geef maar wat
toe! Daar waren .er die zeiden: is
Zeeuwsch-Vlaanderen nu wel zoo
veel, en moeten wij zoo staan op on
ze volle souvereiniteit op de Schel
de? O als er eens oorlog kwam.
Hoe vreeselijlc. Maar.... gelukkig,
er was nog een Van Karnebeek. Moe
dige man. Bekwame man. Wijze
man. Laat hem maar alleen gaan
naar Parijs. Hij staat zijn man. Hij
is van te voren verzekerd van onze
instemming. De Schelde.... maak
het maar in orde, excellentie. Dat
kanaalgeef het maar gauw, ex
cellentie. Niet al te star, hoor! Be
denk wel, dat wij hier in Nederland
in gevaar zijn. Liefst geen twist.
Toegeeflijk zijn, zooveel dat moge
lijk is.
En Van Karnebeek stond zijn man
En hij haalde de Belgische kwestie
uit den raad van Versailles. Alleen
stond hij daar tegenover den over-
moedigen overwinnaar. En hij over
won. Bravo excellentie. Wij. vin
den het prachtig.
En Van Karnebeek was wijs. En
hij haalde de kwestie uit de inter
nationale commissie en maakte
haar tot een zaak tussehen Neder
land en België alleen. Bravo, bra
vissimo, excellentie.
De vrees deed nog bet hart wat
angstig kloppen, maar de moedige lie
den van thans durfden zich weer
aan het venster te laten zien
KERK EN SCHOOL.
NED. HERV. KERK.
Zestal: Te Leeuwarden (vac. Beo
i-ekamp.i'alphabet:sell) J. G. Haselager,
te Weeap; Dr. W. Lodder, te Doorn;
C. M. Luteyn te Apeldoorn; J. C. H
Romjjn te Workum; Joh. Stehouwer te
Weesp en C. de Vries te Oo3terend (Fr.)
Drietal: Te Leeuwarden (vaca
ture Klein Waasink), B. ter Haar Dzn._
te Groenlo; A. E. K. Pols te Noorddiji
en 0. G. Wagenaar te Uskwert.
Bedankt: Voor Hedel, J. v..
d. Graat te Ridderkerk.
Ds. J. J. BAJEMA.
In den ouderdom van 82 jaren is te
Laren (N.-H.) overleden Ds. J. J. Baj»
111a, emeritus-Predikant van de Geret
Kerk van Oostzaan.
Ds. Bajema werd in 1844 geboren..
Eerst op 34-jarigen leeftijd begon hij zijn
studie te Utrecht, na drie jaar lang
Evangelist te zijn geweest van de veree
niging „De Vrienden der Waarheid"
Hierdoor was ook de richting van zijn
latercn kerkelijken arbeid bepaald. Na
twee jaar de Ned. Iierv. Gemeente te
Ernrelo te hebben gediend, nam hij eeip
beroep aan naar Zuidland, waar h(j in
1 SS/ met de doleantie meeging.
V an 188S tot 1891 diende Ds. Bajema
de Gereformeerde Kerk van Sneek.
Toen werd zijn gezondheid zoodanig ge
knakt, dat hij emeritaat moest, vragen.
Hij mocht echter geheel herstellen, zoo
dat hij in 1896 een beroep naar Rand
wijk en Heteren kon aanvaarden.
In 1899 vertrok hij naar Epe, welke
gemeente hem in 1905 naar Oostzaan
zag vertrekken. Den ióen Mei 1915 ont
ving de thans overledene eervol emeri
taat.
Ds. Bajema heeft vele Kerken met
groote trouw en toewijding mogen die
nen. Hij was in ruimen kring tot zegen
De teraardebestelling van het stoffe
lijk overschot zal plaats hebben Vrijdag
14 Jan., te half drie op de Alg. Begraaf
plaats te Laren (N.-H.)
BEGRAFENIS Ds. H. J. SCHOOLLAND
Op Nieuw Eik en Duinen te Den Haag
<tiad de ter aardebsstelling plaats van
het stoffelijk overschot van Ds. H. J
Schoolland, em. Predikant van de Geref
kerken van Augustinusga en Surhuizum
Bij de geopende groeve voerden hei
woord de wijkpredikant Dr. J. Hoek;
Ds. W. Buwalda van Oude en Nieuwe
Bildtzijl namens de kerkeraden van Au
gustiniusga en Surhuizum en de heer
J. S. E. Miedema van Zwartsluis, als
jongere vriend van den overledene,
waarna de oudste zoon de heer J. E.
Schoolland van Rijswijk dankte voor de
belangstelling.
Ds. W. H. OOSTEN.
Naar de Rott. verneemt, 13 Ds. O09
ten ,em.-Pred. te Scljeveningen, zooern
stig ongesteld, dat hóóp op nerstel vrij
wel is uitgesloten. Bezoek kan niet
meer toegelaten worden.
EVANGELISATIE IN TWENTE.
Door het bestuur van de Ring van Co
mités voor Evangelisatie in Twente
wordt een vergadering belegd op 3
Februari a.s., te houden te Almelo, met
deputaten van de kerkeraden der Geref
Kerken binnen het ressort der c-lassis
Deventer, teneinde te geraken tot uit
breiding van den Evangelisatiearbeid in
die classis.
In een openbare avondvergadering
hoopt dien dag zeer waarschijnlijk Dn
C. Bouma van Zwolle op te treden oin
een opwekkende rede te houden in 't
belang van den arbeid der Evangelisatie
DE GESTALTE VAN DEN HEILAND.
Een lezer schrijft ons, dat hij in een
boekwinkel een geïllustreerd Nieuw Tes
tament tEngelsche uitgave) gekocht
heeft, bij het doorbladeren waarvan hij
herinnerd werd aan een schriftelijk por
tret van den Heiland, dat een aantal ju
ren geleden in de pers gepubliceerd is
't Betrof het afschrift van een brief v.
den Romeinschen stadhouder Publius
kiuitilus, die in 'het Britsch Museum te
Londen bewaard wordt. De stadhoudel
beschrijft in den aan den Caesar te Ra
me gerichten brief de gestalte van den
Heiland, zeggende dat „in- zijn dagen
een man verschenen is, tVien door Zijn
volgelingen Goddelijke eer werd bewe
zen. Zijn hoofd met kastanjebruin haar
zijn wenkbrauwen en baard van dezelfde
kleur, is z^er fijn en welgevormd. Zijn
houding is koninklijk, Zijn oogen zijn
diep en ernstig. In het vertroosten is
Hij liefelijk, in het bestraffen is H(j vree
selijk. Een mensch, door Zijn schoonheid
'overtreffende alle meiJschenkiiideren".
In het bedoelde Testament vindt de le
zer z.i. deze gestalte volkomen uitge
beeld. En hjj merkt op: Een mensch
een waarachtig mensch, zonder zonde,
moet als het pronkjuweel van Gods
schepping alle zondige menschenkinde
ren in schoonheid overtreffen
't Is wellicht interessant nog eens die
oude beschrijving te lezen. Maar ze
heeft voor ons toch zeer betrekkelijke
waarde. Tegenover zulke „portretten"
en-afbeeldingen nemen we steeds een go
reserveerde houding aan. Het a'lervoor
naamste blijft de borggerechtigheid van
Christus en Zijn openbaring in Gods
Woord.
BINNENLAND.
GEDENKTEEKEN VOOR JULIANA
VAN STOLBERG.
De jury ter beoordeeling van de op
1 dezer ingezonden ontwerpen voor
het gedenkteeken voor Juliana van
Stolberg, welke jury bestaat uit de
heeren prof. A. W. V. Odé, hoogleeraar
aan de Technische Hoogeschool te
Delft, prof. dr. F. J. L. Kramer, direc
teur van het Koninklijk Huisarchief,
dr. H. E. van Gelder, directeur van den
dienst voor kunsten en wetenschap
pen der gemeente 's-Gravenhage, H.
v d. Kloot Meyburg, architect, B. N.
A. en J. C. Altorf, beeldhouwers, als
mede de heeren Ph. W. Weber en E.
R. Bijleveld, resp. voorzitter en secre
taris van het nationaal comité, heeft
het ontwerp, ingezonden door den
heer B. A. M. Ingen Housz, beoordeeld
als datgene, hetwelk van de vier in
gezonden ontwerpen het best aan de
in het programma gestelde eischen
voldoet en dat het meest voor uitvoe
ring in aanmerking komt. Deze beeld
houwer zal, nadat de opdracht zal zijn
gegeven, in samenwerking met den
bouwkundig ingenieur D. Roosenburg
^e uitvoering tot stand brengen.
De ingekomen ontwerpen zulien la
ter ter bezichtiging worden gesteld.
Het nationaal comité hóópt de eer
stesteenlegging van het gedenktee
ken op 30 April a.s., den 18en geboorte
dag van Prinses Juliana, op het Louise
de Colignypleiil in Den Haag op plech
tige wijze te kunnen doen plaats heb
ben.
Met groote voldoening en dank
baarheid deelt het .comité mee, dat be
wijzen van medeleven ontvangen zijn
èn van het comité Nederlandsch-Oost-
Indië. waarvan het totaal der bijdra
gen zelfs het tweevoud van hot in uit
zicht gestelde bedrag overtrof, alsmede
van 't comité West-Indië èn door den
steun van de diplomatieke en consu
laire korpsen van uit alle, zelf de verst
afgelegen en de meest afgezonderde
deelen der wereld.
Het nationaal comité deelt voorts
mee, dat tot heden van twee provin
ciale comité's de bijdragen zijn ontvan
gen; die van de overige provinciale en
van de comité's in de groote steden
(Amsterdam,- Rotterdam en 's-Graven
hage), worden nog ingewacht.
Men kan ook zijn bijdrage recht
streeks zenden aan den lsten penning
meester van het nationaal comité, den
heer P. J. Schuller tot Peursüm, direc
teur van het bankierskantoor Van
Lissa en Kan, Lange Vijverberg, Den
Haag. (Giro-nummer bankierskantoor
Lissa en Kan 2040).
Uit het Sociale Leven.
DE ZIEKTÏWET.
In het gebouw voor Chr. Soc. Belan
gen te Utrecht, kwam dezer dagen he*.
Algemeen Bestuur van het Chr. Nav
.Vakverbond in buitengewone vergaJ-i
ring bijeen. Behalve de leden van hei
Algemeen Bestuur waren aanwezig ver
schillende aan het C. *N. V. geestverwan
te leden van den Hoogen Ra,ad van Ar
beid, eenige Voorzitters van Raden van
Arbeid en vertegenwoordigers van de
A. R. en C. H. Kamerfracties.
De vergadering werd geopend met het
zingen van Ps. 84 6, waarna de vooi^
zitter, de heer K. Kruithof, voorging in
gebed. De voorzatter sprak bij den aan
vang der vergadering een kort woord
van welkom, de hoop uitsprekend, da»
dit de laatste vergadering over dit on
derwerp zou kunnen zijn.
onderwerp: „Voor-ontwen) van
wet, betreffende wijziging der Ziekte-
wet", werd ingeleid door den penningiru,
van het C. N. Vden heer J. S. Ruppert
Jr., die al3 lid van Commissie XI uii
den Hoogen Raad van Arbeid de voorbe
handeling van dit onderwerp heeft mede
gemaakt en zal meemaken.
In den aanvang van zijn betoog sprak
spr. er zijn waardeering over uit, dat de
Minister van Arbeid zoo spoedig door de
indiening van dit voor-ontwerp zijn bij
de troonrede gegeven belofte heeft in
gelost.
Spr. gaf een overzicht van ie weini
ge publicaties, tot nog toe rondom dit
ontwerp gedaan. Als vorm is gekozen
wijziging der ziektewet, maar spr. meent
dat ondanks dezen vorm het wezen dei
ziekte we t-Talma radicaal wordt aanga
tast. De groote gedachte, van Talma's
wet: een groote territoriale kas en
contact met de ziekenfondsen, gaat ver
loren.
Tegen dit ontwerp moeten zeer ern
stige bezwaren rijzen:
ie. Vergaande versplintering van de
organisatie; het aantal organisaties bij
de uitvoering betrokken, zal cntelbaai
zijn, waardoor de uitvoering te om
slachtig zal zijn, terwijl vooral de con
trole op de naleving zeer moei
lijk, zoo niet onuitvoerbaar zal zijn.
2e. De sterke beperking van het aan
tal verzekerden.
3e. De geringere rechtszekerheid
Bij zooveel organisaties kan de Staat
zich niet langer garant stellen.
4e. De kans op het treffen van een
behoorlijke geneeskundige voorzorg ia
vrijwel uitgesloten.
5 e. Van het voornemen van den Mi
nister om te komen tot meerdere unifica
tie van de sociale verzekering zal na de
totstandkoming van deze wet niet veel
meer kunnen komen.
Stonden wq voor het eerat voor eea
dergelijk ontwerp, dan zou_ spr. advies
zijn: verwerpen. Maar wq staan nu
reeds 14 jaar voor deze materie. On
danks alles zullen wij er daarom naai
ihoeten streven, dat thans iets tot
stand komt. Daartoe moeten we allerlei
concessies doen, opdat de ziekteverzeke
ring tot stand komt, vóór dit Ministe
rie heen gaat. Er moet een wet ko
men, al ware het èen slechte.
De wet moet door amendementen zot
aannemelqk mogelijk gemaakt worden.
Enkele hoofdpunten besprekend, be
ziet spr. allereerst de organisatie den
'verzekeringsinstellingen.
Spr. wijst er hierbij op, dat de eiken
de bijzondere ziekenkas in het ont
werp op den voorgrond staat. Met name
maakt spr. bezwaar tegen het aantal vel
zekerden per kas, 200 of zelfs nog min
der bij herverzekering.
Tegen de ondernemingskassen maakt
spr. bijzonder bezwaar, daar onpartqdi
ge samenstelling der besturen, ook al
moeten deze voor de helft uit arbeiders
bestaan, niet gewaarborgd is.
De bedrqfsvereeniging, zooals in de
wet geconcipieerd, is naar spr. meeuïng
geen bedrqfsvereeniging, ook al worden
eenige arbeiders in het bestuur benoemd
Bij de regeling, gegeven voor de uia
keeringen ingevolge coll. contracten
voorziet spr. overdracht aan winst
beoogende instellingen. Ook rijst de
vraag: hoe moet het bij afloop der con
tracten of bij een korte eontractlooze pe
riode?
Een gissing makend naar het aantal
instellingen betrokken bq de uitvoering
dezer wet, meent Spr. oat een aantal
icoo geen te hooge raming is.
Daarnaast zal aan een even groot
aantal onafhankelijke lichamen gesteld
moeten worden voor de beslechting van
geschillen. Te dien opzichte is beper
king zeker eisch.
Voor de organisatie moet de eisch
gesteld, dat het aantal verzekerden og
een grooter getal per kas moet worden
bepaald.
Onverbiddelijke eisch moet zqn: di
recte inschrijving bij den Raad van Ar*
beid,
In de tweede plaats beziet spr. de
vraagwie is verzekerd.
x Wie meer verdienen dan fS,— per
dag worden uitgeschakeld. Ook zij, #ie
niet in dienst van een overneming
staan, vallen er buiten. Dit geldt het
vrij talrijke huispersoneel en ook de
losse arbeiders. Een verder gaande wij
ziging in den geest van de Ziekte- en
Ongevallenwet 1925 van Min. Aalberse
is nier noodig.
In de derde plaats beziet spr. de pre
miebetaling. Tegen de regeling van de
wet: halve premiebetaling door de ar
beiders heeft spr. geen bezwaar. De ge
dachte van: de heerschappij van den
werkgever over de sociale verzekering,
wordt hierdoor tegengegaan. Principi
eel, waar het hier de persoon van den
arbeider geldt, heeft deze hier zeggen
schap, de patroon slechts medezeg
genschap in zooverre hij meebetaalt.
Wat de uitkeering betreft: deze wordt
gesteld op 70 pet., beginnende op den
derden dag, loopende over zes maan
den. Ingevolge toezegging van werkge
verszijde is in 1924 gevraagd 80 pet. De
bepaling „minstens jo pet." zou hieraan
tegemoet kunnen komen.
De voorzorg en die geneeskundige vet
zorging loopt vrij ernstig gevaar. Tegen
afzonderlijke regeling van de zieken
fondsen is geen bezwaar, maar bij het
zoo groot aantal kassen^is naar spr. mee
ning een regeling vrqwel onmogelijk
Reserveering door de Kleine kassen is
vrijwel uitgesloten. Misschien zou kun
nen worden voorgeschreven, dat een
bepaald percentage wordt gestort in
een groot fonds, waaruit allerlei voor
zorgsmaatregelen zouden worden be
kostigd.
Spr. wraakt ten slotte de beperking
van de bevoegdheden van den Verze
keringsraad.
Aan het slot van zqn betoog wijst
spr. nog eens op den eisch: voor 1929
moet er een ziekteverzekering in wer
king zqn..
In de 'middagvergadering werd uit
voerig over dit ref. gediscussieerd
Een 12-tal sprekers namen aan deze ba
spreking deel.
Te ongeveer 5 uur werd de vergade»
ring gesloten, nadat gezongen was
Ps. 89 8 en de heer Snoeck Henke-
raans was voorgegaan in dankgebed.
,ft, FEUILLETON.
Opoffering beloond.
40)
Maar een zonnestraal kwam plotse
ling voor hem opstralen. Baron van
Bruineberg heeft een belofte gehouden
en om het lange stilzwijgen a at hij te
genover den jongen man bewaard had
goed te maken, heeft hij hem niet ge
schreven, maar getelegrafeerd, 0111
hem de verzekering over te brengen,
van zijn onveranderde, oude vriend
schap eri hem de groeten te zenden
van Piëta.
„Piëta bidt eiken avond voor je".
Dit eenvoudig zinnetje zeide Walter
genoeg.
Hij begrijpt, welk een trouwe herin
nering, welk een teeder medelijden,
welk een onwankelbare liefde mis
schien daarin ligt opgesloten.
Die zeven woorden stralen als zoo
vele schitterende sterren aan zijn som
beren levenshemel. Zij verkwikken
hern en geven hem nieuwe krachten.
Maar is het misschien niet de verkwik
king, die men cru terdcodveroordeel-
de aanbiedt, een oogenblik voordat de
beul zijn doodvonnis voltrekken) zal?
Moedeloos laat hij zijn vermoeid hoofd
in de kussens zinken, want. niettegen
staande zijn krachtig gestel, voelt hij,
dat het leven hem verlaat en met den
Goddel ijken Lijder in den hof der Olij
ven. herhaalt hij met volkomen onder
werping, het „Vader, uw wil geschie
de".
Sterven Z9nder zijn moeder terug te
zien.dat i9 hard voor dezen tee
der beminnencfen jongen man.
Maar te sterven, terwijl zijn naam
in de oogen van zijn weldoener be
zoedeld is, dat schijnt hem haast nog
smartelijker toe.
Kees moet natuurlijk van alles op
de hoogte gesteld zijn. denkt hij met
onwillekeurige bitterheid. Hoe zal hij
zich gehouden hebben? Zou zijn gewe
ten dan totaal-dood zijn, dat hij zóó
ongevoelig bleef voor de stem van
recht en eer?
„Mijn God! Mijn God! Zult Gij mijn
offer aanvaarden als losprijs voor zijn
ziel?" smeekt hij.
In de oogenblikken dat de koorts
hem wat met rust liet, schreef hij
eenige treffende woorden aan Baron
van, Bruineberg en verzocht hem zijn
dank te brengen aan juffrouw de Ver-
brugge voor den troost, dien zij hem
had geschonken; ook schreef hij aan
zijn moeder, een heel langen brief,
waarin hij al zijn kinderlijke liefde uit
stortte in het moederhart, in het.tee-
dere, liefhebbende moederhart, waar
voor hij geen enkel geheim had.
De ziekte sluipt voort, het is jam
merlijk den eertijds zoo krachtigen
man van das tot dag te zien afnemen.
De glans van zijn oogen is weg, zijn
tinais als van een lijk, het vel staat
strak over zijn gebeente, hij is niet
herkenbaar meer.
Walter wilde sterven, zooals hij
geleefd had. Hij was bereid te
blijven leven of te sterven, zooals het
aan God behagen zou; als een kind
onderwierp hij zich aan de Goddelijke
beschikking.
Zijn zwakke handen, die den degen
los hebben moeten laten, vouwen zich
tot gebed.
Hij houdt van dat gebed, hij wordt nooit
moede het te herhalen en het stijgt
onophoudelijk ten hemel, in verbin
ding met de tranen zijner moeder en
de vurige smeekbeden uit het zuivere
hart van Piëta.
XXI.
In het huis van de familie de Ver-
brugge heerscht groote opschudding.
Den vorigen week was de bankier
eensklaps telegrafisch naar St. Peters
burg ontboden en hij was teruggekeerd
met een doodzieken zoon. Nu was er
doodsche stilte in het huis, een stilte,
die gewoonlijk de sponde van een ster
vende omgeeft.
Toch was voor het oogenblik elk on
middellijk gevaar geweken. De dokter
was vandaacr niet ontevreden geweest,
hij had eenige hoop gegeven, miet op
genezing, die door de uitspattingen,
waaraan Kees zich had overgegeven,
bijna onmogelijk geworden was. maar
ten minste op een tijdelijke ver leniging
van zijn leven.
Voor de eerste maal sinds zijn te
rugkeer, had mevrouw de Verbrugge
er in toegestemd een weinig rust te
nemen. Ook de liefdezuster, die de
zorgen, de nachtwaken met de familie
gedeeld bad, is een paar uurtjes rust
gaan nemen. Piëta is alleen bij het
ziekbed van haar broeder achter ge
bleven, als een engel vol liefde en tee
der heid wakend tijdens zijn koorts-
achtig-onrustigen slaap.
Zij beschouwt met een diep medelij
den zijn ingevalen wangen, zijn hoog
kaal voorhoofd, zijn zenuwachtige be
wegingen, en zij zegt tot zich zelve,
dat het niet de ziekte alleen ia. die
zulke verwoestingen kan hebben aan
gericht. Daartoe leidt het losbandige
leven van een wereldling.
Meer dan vele anderen, had Kees uit
stekende verstandelijke gaven en een
groot fortuin ten zijnen 'dienste ge
had, niets had hem ontbroken. Welk
een strenge rekenschap zou hij moe
ten geven ,als hij op dit oogenblik voor
den hoogen rechterstoel werd gedaagd!
Het jonge meisje huivert bij de ge
dachte aan het voorbeeld van strenge
bestraffing, wat in de H. Schrift ver
meld staat, betreffende den ontrou
wen rentmeester. Zij danikt God vurig
dat Hij haar broeder in het leven ^ge-
houd en heeft en smeekt Hem ook Kees
dat andere leven te schenken, het le
ven der heiligmakende genade, zonder
welke de mensch niets is. Zij heeft
de stille hoop, dat Kees, bh bet her
stel zijner krachten, zal begrijpen gaan
dat hij verdoold is geweest, dat het ge
luk niet daar lag. waar hij het zocht,
maar in een streng leven van arbeid
en plicht.
In groote droefheid en toch met stil
le trots dwalen daarna haar gedachten
af van haar broeder naar haar ver
loofde. Deze heeft de talenten die de
voorzienigheid hem geschonken l^eeft,
naar best vermogen doen gedijen. Met
welk een moed. met welk een doorzet
ting heeft hij. zonder een oogenblik
af te wijken, zich een weg gebaand
door het leven. Gelijk bij elk men-
schenleven heeft het ook hem niet ont
broken aan beproeving, geenszins,
maar hij is sterker, machtiger geweest
dan die beproevingen. Kon hij nog lan
ger onder het gewicht van die beschul
diging blijven, die zijn toekomst ver
nietigd had? Het schijnt haar onmoge
lijk toe. De zoo geliefde naam stijgt
uit het hart naar hare lippen, en zij
fluistert met teederheid:
„Ongelukkige, lieve Walter!"
Kees heeft de oogen geopend.
„Wie sprak daar van Lenooy? Waar
is hij, ik wil hem zien", stamelt hij
met schorre stem.
Piëta buigt zich over haar broeder
heen, zij veegt het ijskoude zweet weg
dat op zijn voorhoofd staat.
„Kalmeer je wat. Kees, weldra etui
je hem zietL". v-
Wordt vervolgd).