wat be aim zegoeh. NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN DONDERDAG 13 JANUARI 1927 TWEEDE BLAD. Wij en de RoGmschen. Dezer dagen, aldus de Nederlan der, trof ons de juiste opmerking vat onzen vroegeren leider de Savornin Lohman in „De Nederlander'' van 19 Januari 1909: „Het is volkomen waar, dat tus- schen Roomsch-Katholieken en geloo- vigèn Protestanten, evenals bij de Roomsch-Katholieken en Protestanten onderling, zich nu en dan belangrijke verschilpunten openbaren. Dit zou te gen samengaan pleiten, indien eens gezindheid in alles door dat samen gaan beoogd werd, of indien zij be weerden, dat die eenheid uit den ge in eenschappel ijken grondslag moest te voorschijn komen. Maar dat beweren zij niet. Alleen ten aanzien van sommige, maar dan ook hoogst gewichtige, allesomvattenr de beginselen, bestaat eenheid van overtuiging. Rechts worden zedelijk heid, recht en wet niet losgemaakt van God en christelijk geloof. Daarom staat men vast tegenover allen, die ,,'t welbegrepen eigenbelang" tot grond slag der zedelijkheid .maken en daar om op den duur moeten aanlanden bij de Marxisten, op wier zedelijkheids begrippen wij nog onlangs eenig licht deden vallen. Wij weten wel, dat vele liberalen een anderen grondslag voor zedelijk heid aannemen, maar nooit hebben philosophische abstracties de wereld tegen schromelijke ontaarding der ze delijkheidsbegrippen kunnen beveili gen. Dat kan alleen het Christendom. Daarom gelooven wij, dat de diepere beginselen, welke de Protestanten en Roomsch-Katholieken gemeen heb ben, steecis meer den band zullen ver sterken. Alleen zal daarmede groote vrijheid van oordeel ten aanzien van politieke oi sociale vraagstukken moe ten gepaard gaan. Geen grooter ge vaar dan de natuurlijke eenheid te maken tot een dwangjuk". Op dat standpunt, immer door on zen vroegeren, grooten leider ingeno men, wenschen wij te blijven staan, voegt de redactie van de „Ned." er aan toe. Hooge belastingen en de werkge legenheid. De Hot.terdammer driestart: Onze liooge directe belastingen zijn een lamp. Niet slechts, niet allereerst voor de werkgevers, maar ook en vooral voor de arbeiders. Nog pas op een vergadering van dia mantbewerkers deed de heer Polak, de voorzitter der S.D.A.P., zijn beklag over onze fiscale hardheid. Het verslag van de bladen meldt er dit van: „Op een gemaakte opmerking over 't ongemakkelijk optreden van be lastingambtenaren tegenover dia mantbewerkers, die belastingschuld hebben, antwoordde hij, dat, terwijl de hooge belasting te Amsterdam werkgevers naar Antwerpen drijft, Amsterdam ten koste van Antwer pen ook armer wordt aan goede werkkrachter. door den hoogen be lastingdruk en door het weinig soe- pel optreden van den fiscus tegen over lien, die achterstand hebben. Personeelen van greote fabrieken worden hierdoor gedesorganiseerd. Stappen, door Spr. gedaan bij den Minister van Financiën, hebben nog geen resultaat gehad". De hooge belasting drijft de werk gevers uit Amsterdam, uit bet land! Zegt het voort! Moed en gevaar. In de NieuweProv. Gron. Crt. schrijft de Kroniek-er over de verhou ding tussehen moed en gevaar, zulks in verband met den strijd over het Verdrag met België. De schrijver schetst den zoogenaam den moed der tegenstanders en ver volgt dan: Is het niet treffend dezen moed te zien? Groot nu het gevaar ver re schijnt. Te grooter naarmate het meer den gezichtseinder nadert? Ik gevoel neiging tot bewonde ring. Ik wacht reeds op het helden dicht, dat dezen moed naar waar heid zal bezingen. Maar ik heb al leen nog dien hinderlijken last der herinnering. Zij wil maar niet ver dwijnen. Ik denk aan 1919 en '20. Toen het gevaar dicht bij -was. Waar stonden toen de moedige lieden van thans? Waar klonk hun oproep? Waar was hun heldenzang? Ik heb er niets van gezien en ge hoord. De helden vertoonden zich niet. Zij fluisterden: geef maar wat toe! Daar waren .er die zeiden: is Zeeuwsch-Vlaanderen nu wel zoo veel, en moeten wij zoo staan op on ze volle souvereiniteit op de Schel de? O als er eens oorlog kwam. Hoe vreeselijlc. Maar.... gelukkig, er was nog een Van Karnebeek. Moe dige man. Bekwame man. Wijze man. Laat hem maar alleen gaan naar Parijs. Hij staat zijn man. Hij is van te voren verzekerd van onze instemming. De Schelde.... maak het maar in orde, excellentie. Dat kanaalgeef het maar gauw, ex cellentie. Niet al te star, hoor! Be denk wel, dat wij hier in Nederland in gevaar zijn. Liefst geen twist. Toegeeflijk zijn, zooveel dat moge lijk is. En Van Karnebeek stond zijn man En hij haalde de Belgische kwestie uit den raad van Versailles. Alleen stond hij daar tegenover den over- moedigen overwinnaar. En hij over won. Bravo excellentie. Wij. vin den het prachtig. En Van Karnebeek was wijs. En hij haalde de kwestie uit de inter nationale commissie en maakte haar tot een zaak tussehen Neder land en België alleen. Bravo, bra vissimo, excellentie. De vrees deed nog bet hart wat angstig kloppen, maar de moedige lie den van thans durfden zich weer aan het venster te laten zien KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK. Zestal: Te Leeuwarden (vac. Beo i-ekamp.i'alphabet:sell) J. G. Haselager, te Weeap; Dr. W. Lodder, te Doorn; C. M. Luteyn te Apeldoorn; J. C. H Romjjn te Workum; Joh. Stehouwer te Weesp en C. de Vries te Oo3terend (Fr.) Drietal: Te Leeuwarden (vaca ture Klein Waasink), B. ter Haar Dzn._ te Groenlo; A. E. K. Pols te Noorddiji en 0. G. Wagenaar te Uskwert. Bedankt: Voor Hedel, J. v.. d. Graat te Ridderkerk. Ds. J. J. BAJEMA. In den ouderdom van 82 jaren is te Laren (N.-H.) overleden Ds. J. J. Baj» 111a, emeritus-Predikant van de Geret Kerk van Oostzaan. Ds. Bajema werd in 1844 geboren.. Eerst op 34-jarigen leeftijd begon hij zijn studie te Utrecht, na drie jaar lang Evangelist te zijn geweest van de veree niging „De Vrienden der Waarheid" Hierdoor was ook de richting van zijn latercn kerkelijken arbeid bepaald. Na twee jaar de Ned. Iierv. Gemeente te Ernrelo te hebben gediend, nam hij eeip beroep aan naar Zuidland, waar h(j in 1 SS/ met de doleantie meeging. V an 188S tot 1891 diende Ds. Bajema de Gereformeerde Kerk van Sneek. Toen werd zijn gezondheid zoodanig ge knakt, dat hij emeritaat moest, vragen. Hij mocht echter geheel herstellen, zoo dat hij in 1896 een beroep naar Rand wijk en Heteren kon aanvaarden. In 1899 vertrok hij naar Epe, welke gemeente hem in 1905 naar Oostzaan zag vertrekken. Den ióen Mei 1915 ont ving de thans overledene eervol emeri taat. Ds. Bajema heeft vele Kerken met groote trouw en toewijding mogen die nen. Hij was in ruimen kring tot zegen De teraardebestelling van het stoffe lijk overschot zal plaats hebben Vrijdag 14 Jan., te half drie op de Alg. Begraaf plaats te Laren (N.-H.) BEGRAFENIS Ds. H. J. SCHOOLLAND Op Nieuw Eik en Duinen te Den Haag <tiad de ter aardebsstelling plaats van het stoffelijk overschot van Ds. H. J Schoolland, em. Predikant van de Geref kerken van Augustinusga en Surhuizum Bij de geopende groeve voerden hei woord de wijkpredikant Dr. J. Hoek; Ds. W. Buwalda van Oude en Nieuwe Bildtzijl namens de kerkeraden van Au gustiniusga en Surhuizum en de heer J. S. E. Miedema van Zwartsluis, als jongere vriend van den overledene, waarna de oudste zoon de heer J. E. Schoolland van Rijswijk dankte voor de belangstelling. Ds. W. H. OOSTEN. Naar de Rott. verneemt, 13 Ds. O09 ten ,em.-Pred. te Scljeveningen, zooern stig ongesteld, dat hóóp op nerstel vrij wel is uitgesloten. Bezoek kan niet meer toegelaten worden. EVANGELISATIE IN TWENTE. Door het bestuur van de Ring van Co mités voor Evangelisatie in Twente wordt een vergadering belegd op 3 Februari a.s., te houden te Almelo, met deputaten van de kerkeraden der Geref Kerken binnen het ressort der c-lassis Deventer, teneinde te geraken tot uit breiding van den Evangelisatiearbeid in die classis. In een openbare avondvergadering hoopt dien dag zeer waarschijnlijk Dn C. Bouma van Zwolle op te treden oin een opwekkende rede te houden in 't belang van den arbeid der Evangelisatie DE GESTALTE VAN DEN HEILAND. Een lezer schrijft ons, dat hij in een boekwinkel een geïllustreerd Nieuw Tes tament tEngelsche uitgave) gekocht heeft, bij het doorbladeren waarvan hij herinnerd werd aan een schriftelijk por tret van den Heiland, dat een aantal ju ren geleden in de pers gepubliceerd is 't Betrof het afschrift van een brief v. den Romeinschen stadhouder Publius kiuitilus, die in 'het Britsch Museum te Londen bewaard wordt. De stadhoudel beschrijft in den aan den Caesar te Ra me gerichten brief de gestalte van den Heiland, zeggende dat „in- zijn dagen een man verschenen is, tVien door Zijn volgelingen Goddelijke eer werd bewe zen. Zijn hoofd met kastanjebruin haar zijn wenkbrauwen en baard van dezelfde kleur, is z^er fijn en welgevormd. Zijn houding is koninklijk, Zijn oogen zijn diep en ernstig. In het vertroosten is Hij liefelijk, in het bestraffen is H(j vree selijk. Een mensch, door Zijn schoonheid 'overtreffende alle meiJschenkiiideren". In het bedoelde Testament vindt de le zer z.i. deze gestalte volkomen uitge beeld. En hjj merkt op: Een mensch een waarachtig mensch, zonder zonde, moet als het pronkjuweel van Gods schepping alle zondige menschenkinde ren in schoonheid overtreffen 't Is wellicht interessant nog eens die oude beschrijving te lezen. Maar ze heeft voor ons toch zeer betrekkelijke waarde. Tegenover zulke „portretten" en-afbeeldingen nemen we steeds een go reserveerde houding aan. Het a'lervoor naamste blijft de borggerechtigheid van Christus en Zijn openbaring in Gods Woord. BINNENLAND. GEDENKTEEKEN VOOR JULIANA VAN STOLBERG. De jury ter beoordeeling van de op 1 dezer ingezonden ontwerpen voor het gedenkteeken voor Juliana van Stolberg, welke jury bestaat uit de heeren prof. A. W. V. Odé, hoogleeraar aan de Technische Hoogeschool te Delft, prof. dr. F. J. L. Kramer, direc teur van het Koninklijk Huisarchief, dr. H. E. van Gelder, directeur van den dienst voor kunsten en wetenschap pen der gemeente 's-Gravenhage, H. v d. Kloot Meyburg, architect, B. N. A. en J. C. Altorf, beeldhouwers, als mede de heeren Ph. W. Weber en E. R. Bijleveld, resp. voorzitter en secre taris van het nationaal comité, heeft het ontwerp, ingezonden door den heer B. A. M. Ingen Housz, beoordeeld als datgene, hetwelk van de vier in gezonden ontwerpen het best aan de in het programma gestelde eischen voldoet en dat het meest voor uitvoe ring in aanmerking komt. Deze beeld houwer zal, nadat de opdracht zal zijn gegeven, in samenwerking met den bouwkundig ingenieur D. Roosenburg ^e uitvoering tot stand brengen. De ingekomen ontwerpen zulien la ter ter bezichtiging worden gesteld. Het nationaal comité hóópt de eer stesteenlegging van het gedenktee ken op 30 April a.s., den 18en geboorte dag van Prinses Juliana, op het Louise de Colignypleiil in Den Haag op plech tige wijze te kunnen doen plaats heb ben. Met groote voldoening en dank baarheid deelt het .comité mee, dat be wijzen van medeleven ontvangen zijn èn van het comité Nederlandsch-Oost- Indië. waarvan het totaal der bijdra gen zelfs het tweevoud van hot in uit zicht gestelde bedrag overtrof, alsmede van 't comité West-Indië èn door den steun van de diplomatieke en consu laire korpsen van uit alle, zelf de verst afgelegen en de meest afgezonderde deelen der wereld. Het nationaal comité deelt voorts mee, dat tot heden van twee provin ciale comité's de bijdragen zijn ontvan gen; die van de overige provinciale en van de comité's in de groote steden (Amsterdam,- Rotterdam en 's-Graven hage), worden nog ingewacht. Men kan ook zijn bijdrage recht streeks zenden aan den lsten penning meester van het nationaal comité, den heer P. J. Schuller tot Peursüm, direc teur van het bankierskantoor Van Lissa en Kan, Lange Vijverberg, Den Haag. (Giro-nummer bankierskantoor Lissa en Kan 2040). Uit het Sociale Leven. DE ZIEKTÏWET. In het gebouw voor Chr. Soc. Belan gen te Utrecht, kwam dezer dagen he*. Algemeen Bestuur van het Chr. Nav .Vakverbond in buitengewone vergaJ-i ring bijeen. Behalve de leden van hei Algemeen Bestuur waren aanwezig ver schillende aan het C. *N. V. geestverwan te leden van den Hoogen Ra,ad van Ar beid, eenige Voorzitters van Raden van Arbeid en vertegenwoordigers van de A. R. en C. H. Kamerfracties. De vergadering werd geopend met het zingen van Ps. 84 6, waarna de vooi^ zitter, de heer K. Kruithof, voorging in gebed. De voorzatter sprak bij den aan vang der vergadering een kort woord van welkom, de hoop uitsprekend, da» dit de laatste vergadering over dit on derwerp zou kunnen zijn. onderwerp: „Voor-ontwen) van wet, betreffende wijziging der Ziekte- wet", werd ingeleid door den penningiru, van het C. N. Vden heer J. S. Ruppert Jr., die al3 lid van Commissie XI uii den Hoogen Raad van Arbeid de voorbe handeling van dit onderwerp heeft mede gemaakt en zal meemaken. In den aanvang van zijn betoog sprak spr. er zijn waardeering over uit, dat de Minister van Arbeid zoo spoedig door de indiening van dit voor-ontwerp zijn bij de troonrede gegeven belofte heeft in gelost. Spr. gaf een overzicht van ie weini ge publicaties, tot nog toe rondom dit ontwerp gedaan. Als vorm is gekozen wijziging der ziektewet, maar spr. meent dat ondanks dezen vorm het wezen dei ziekte we t-Talma radicaal wordt aanga tast. De groote gedachte, van Talma's wet: een groote territoriale kas en contact met de ziekenfondsen, gaat ver loren. Tegen dit ontwerp moeten zeer ern stige bezwaren rijzen: ie. Vergaande versplintering van de organisatie; het aantal organisaties bij de uitvoering betrokken, zal cntelbaai zijn, waardoor de uitvoering te om slachtig zal zijn, terwijl vooral de con trole op de naleving zeer moei lijk, zoo niet onuitvoerbaar zal zijn. 2e. De sterke beperking van het aan tal verzekerden. 3e. De geringere rechtszekerheid Bij zooveel organisaties kan de Staat zich niet langer garant stellen. 4e. De kans op het treffen van een behoorlijke geneeskundige voorzorg ia vrijwel uitgesloten. 5 e. Van het voornemen van den Mi nister om te komen tot meerdere unifica tie van de sociale verzekering zal na de totstandkoming van deze wet niet veel meer kunnen komen. Stonden wq voor het eerat voor eea dergelijk ontwerp, dan zou_ spr. advies zijn: verwerpen. Maar wq staan nu reeds 14 jaar voor deze materie. On danks alles zullen wij er daarom naai ihoeten streven, dat thans iets tot stand komt. Daartoe moeten we allerlei concessies doen, opdat de ziekteverzeke ring tot stand komt, vóór dit Ministe rie heen gaat. Er moet een wet ko men, al ware het èen slechte. De wet moet door amendementen zot aannemelqk mogelijk gemaakt worden. Enkele hoofdpunten besprekend, be ziet spr. allereerst de organisatie den 'verzekeringsinstellingen. Spr. wijst er hierbij op, dat de eiken de bijzondere ziekenkas in het ont werp op den voorgrond staat. Met name maakt spr. bezwaar tegen het aantal vel zekerden per kas, 200 of zelfs nog min der bij herverzekering. Tegen de ondernemingskassen maakt spr. bijzonder bezwaar, daar onpartqdi ge samenstelling der besturen, ook al moeten deze voor de helft uit arbeiders bestaan, niet gewaarborgd is. De bedrqfsvereeniging, zooals in de wet geconcipieerd, is naar spr. meeuïng geen bedrqfsvereeniging, ook al worden eenige arbeiders in het bestuur benoemd Bij de regeling, gegeven voor de uia keeringen ingevolge coll. contracten voorziet spr. overdracht aan winst beoogende instellingen. Ook rijst de vraag: hoe moet het bij afloop der con tracten of bij een korte eontractlooze pe riode? Een gissing makend naar het aantal instellingen betrokken bq de uitvoering dezer wet, meent Spr. oat een aantal icoo geen te hooge raming is. Daarnaast zal aan een even groot aantal onafhankelijke lichamen gesteld moeten worden voor de beslechting van geschillen. Te dien opzichte is beper king zeker eisch. Voor de organisatie moet de eisch gesteld, dat het aantal verzekerden og een grooter getal per kas moet worden bepaald. Onverbiddelijke eisch moet zqn: di recte inschrijving bij den Raad van Ar* beid, In de tweede plaats beziet spr. de vraagwie is verzekerd. x Wie meer verdienen dan fS,— per dag worden uitgeschakeld. Ook zij, #ie niet in dienst van een overneming staan, vallen er buiten. Dit geldt het vrij talrijke huispersoneel en ook de losse arbeiders. Een verder gaande wij ziging in den geest van de Ziekte- en Ongevallenwet 1925 van Min. Aalberse is nier noodig. In de derde plaats beziet spr. de pre miebetaling. Tegen de regeling van de wet: halve premiebetaling door de ar beiders heeft spr. geen bezwaar. De ge dachte van: de heerschappij van den werkgever over de sociale verzekering, wordt hierdoor tegengegaan. Principi eel, waar het hier de persoon van den arbeider geldt, heeft deze hier zeggen schap, de patroon slechts medezeg genschap in zooverre hij meebetaalt. Wat de uitkeering betreft: deze wordt gesteld op 70 pet., beginnende op den derden dag, loopende over zes maan den. Ingevolge toezegging van werkge verszijde is in 1924 gevraagd 80 pet. De bepaling „minstens jo pet." zou hieraan tegemoet kunnen komen. De voorzorg en die geneeskundige vet zorging loopt vrij ernstig gevaar. Tegen afzonderlijke regeling van de zieken fondsen is geen bezwaar, maar bij het zoo groot aantal kassen^is naar spr. mee ning een regeling vrqwel onmogelijk Reserveering door de Kleine kassen is vrijwel uitgesloten. Misschien zou kun nen worden voorgeschreven, dat een bepaald percentage wordt gestort in een groot fonds, waaruit allerlei voor zorgsmaatregelen zouden worden be kostigd. Spr. wraakt ten slotte de beperking van de bevoegdheden van den Verze keringsraad. Aan het slot van zqn betoog wijst spr. nog eens op den eisch: voor 1929 moet er een ziekteverzekering in wer king zqn.. In de 'middagvergadering werd uit voerig over dit ref. gediscussieerd Een 12-tal sprekers namen aan deze ba spreking deel. Te ongeveer 5 uur werd de vergade» ring gesloten, nadat gezongen was Ps. 89 8 en de heer Snoeck Henke- raans was voorgegaan in dankgebed. ,ft, FEUILLETON. Opoffering beloond. 40) Maar een zonnestraal kwam plotse ling voor hem opstralen. Baron van Bruineberg heeft een belofte gehouden en om het lange stilzwijgen a at hij te genover den jongen man bewaard had goed te maken, heeft hij hem niet ge schreven, maar getelegrafeerd, 0111 hem de verzekering over te brengen, van zijn onveranderde, oude vriend schap eri hem de groeten te zenden van Piëta. „Piëta bidt eiken avond voor je". Dit eenvoudig zinnetje zeide Walter genoeg. Hij begrijpt, welk een trouwe herin nering, welk een teeder medelijden, welk een onwankelbare liefde mis schien daarin ligt opgesloten. Die zeven woorden stralen als zoo vele schitterende sterren aan zijn som beren levenshemel. Zij verkwikken hern en geven hem nieuwe krachten. Maar is het misschien niet de verkwik king, die men cru terdcodveroordeel- de aanbiedt, een oogenblik voordat de beul zijn doodvonnis voltrekken) zal? Moedeloos laat hij zijn vermoeid hoofd in de kussens zinken, want. niettegen staande zijn krachtig gestel, voelt hij, dat het leven hem verlaat en met den Goddel ijken Lijder in den hof der Olij ven. herhaalt hij met volkomen onder werping, het „Vader, uw wil geschie de". Sterven Z9nder zijn moeder terug te zien.dat i9 hard voor dezen tee der beminnencfen jongen man. Maar te sterven, terwijl zijn naam in de oogen van zijn weldoener be zoedeld is, dat schijnt hem haast nog smartelijker toe. Kees moet natuurlijk van alles op de hoogte gesteld zijn. denkt hij met onwillekeurige bitterheid. Hoe zal hij zich gehouden hebben? Zou zijn gewe ten dan totaal-dood zijn, dat hij zóó ongevoelig bleef voor de stem van recht en eer? „Mijn God! Mijn God! Zult Gij mijn offer aanvaarden als losprijs voor zijn ziel?" smeekt hij. In de oogenblikken dat de koorts hem wat met rust liet, schreef hij eenige treffende woorden aan Baron van, Bruineberg en verzocht hem zijn dank te brengen aan juffrouw de Ver- brugge voor den troost, dien zij hem had geschonken; ook schreef hij aan zijn moeder, een heel langen brief, waarin hij al zijn kinderlijke liefde uit stortte in het moederhart, in het.tee- dere, liefhebbende moederhart, waar voor hij geen enkel geheim had. De ziekte sluipt voort, het is jam merlijk den eertijds zoo krachtigen man van das tot dag te zien afnemen. De glans van zijn oogen is weg, zijn tinais als van een lijk, het vel staat strak over zijn gebeente, hij is niet herkenbaar meer. Walter wilde sterven, zooals hij geleefd had. Hij was bereid te blijven leven of te sterven, zooals het aan God behagen zou; als een kind onderwierp hij zich aan de Goddelijke beschikking. Zijn zwakke handen, die den degen los hebben moeten laten, vouwen zich tot gebed. Hij houdt van dat gebed, hij wordt nooit moede het te herhalen en het stijgt onophoudelijk ten hemel, in verbin ding met de tranen zijner moeder en de vurige smeekbeden uit het zuivere hart van Piëta. XXI. In het huis van de familie de Ver- brugge heerscht groote opschudding. Den vorigen week was de bankier eensklaps telegrafisch naar St. Peters burg ontboden en hij was teruggekeerd met een doodzieken zoon. Nu was er doodsche stilte in het huis, een stilte, die gewoonlijk de sponde van een ster vende omgeeft. Toch was voor het oogenblik elk on middellijk gevaar geweken. De dokter was vandaacr niet ontevreden geweest, hij had eenige hoop gegeven, miet op genezing, die door de uitspattingen, waaraan Kees zich had overgegeven, bijna onmogelijk geworden was. maar ten minste op een tijdelijke ver leniging van zijn leven. Voor de eerste maal sinds zijn te rugkeer, had mevrouw de Verbrugge er in toegestemd een weinig rust te nemen. Ook de liefdezuster, die de zorgen, de nachtwaken met de familie gedeeld bad, is een paar uurtjes rust gaan nemen. Piëta is alleen bij het ziekbed van haar broeder achter ge bleven, als een engel vol liefde en tee der heid wakend tijdens zijn koorts- achtig-onrustigen slaap. Zij beschouwt met een diep medelij den zijn ingevalen wangen, zijn hoog kaal voorhoofd, zijn zenuwachtige be wegingen, en zij zegt tot zich zelve, dat het niet de ziekte alleen ia. die zulke verwoestingen kan hebben aan gericht. Daartoe leidt het losbandige leven van een wereldling. Meer dan vele anderen, had Kees uit stekende verstandelijke gaven en een groot fortuin ten zijnen 'dienste ge had, niets had hem ontbroken. Welk een strenge rekenschap zou hij moe ten geven ,als hij op dit oogenblik voor den hoogen rechterstoel werd gedaagd! Het jonge meisje huivert bij de ge dachte aan het voorbeeld van strenge bestraffing, wat in de H. Schrift ver meld staat, betreffende den ontrou wen rentmeester. Zij danikt God vurig dat Hij haar broeder in het leven ^ge- houd en heeft en smeekt Hem ook Kees dat andere leven te schenken, het le ven der heiligmakende genade, zonder welke de mensch niets is. Zij heeft de stille hoop, dat Kees, bh bet her stel zijner krachten, zal begrijpen gaan dat hij verdoold is geweest, dat het ge luk niet daar lag. waar hij het zocht, maar in een streng leven van arbeid en plicht. In groote droefheid en toch met stil le trots dwalen daarna haar gedachten af van haar broeder naar haar ver loofde. Deze heeft de talenten die de voorzienigheid hem geschonken l^eeft, naar best vermogen doen gedijen. Met welk een moed. met welk een doorzet ting heeft hij. zonder een oogenblik af te wijken, zich een weg gebaand door het leven. Gelijk bij elk men- schenleven heeft het ook hem niet ont broken aan beproeving, geenszins, maar hij is sterker, machtiger geweest dan die beproevingen. Kon hij nog lan ger onder het gewicht van die beschul diging blijven, die zijn toekomst ver nietigd had? Het schijnt haar onmoge lijk toe. De zoo geliefde naam stijgt uit het hart naar hare lippen, en zij fluistert met teederheid: „Ongelukkige, lieve Walter!" Kees heeft de oogen geopend. „Wie sprak daar van Lenooy? Waar is hij, ik wil hem zien", stamelt hij met schorre stem. Piëta buigt zich over haar broeder heen, zij veegt het ijskoude zweet weg dat op zijn voorhoofd staat. „Kalmeer je wat. Kees, weldra etui je hem zietL". v- Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1927 | | pagina 5