NIEUWE LEIDSCHE
COURANT VAN ZATERDAG
4 DECEMBER 1926
Aan het einde der Week
D© Leidsche Gemeenteraad heeft in
de afgeloopen week zeven zittingen
noodig gehad era met de algemeene
beschouwingen over de begrooting '27
gereed te komen. Het waren vooral de
roode heeren, die de sluizen hunner
welsprekendheid openzetten. Geen
wonder, de verkiezingen zijn in aan
tocht en bovendien is 'tnu de laatste
keer dat de SDAP. oppositiepartij is,
volgend jaar zitten een of twee partij-
genooten in het college van B. en W.
Zoo is althans hun hoop.
Veel nieuws hebben de heeren niet
te zeggen gehad. Zij lieten de oude
paradepaardje® nog eens draven en
zeer juist zeide de burgemeester, dat
dergelijke redevoeringen beter in de
Stadsgehoorzaal, dan in de raadszaal
thuis hoorden.
Sommigen spraiken over dingen, die
niet de gemeentepolitiek al zeer wei
nig uistaande hebben, zooals de heer
Knuttel, die internationale perspectie
ven opende. Hij zag in de toenemende
werkloosheid een hoopvol teeken want
boe meer het kapitalisme kraakt, hoe
dichter de toekomstmaatschappij na
dert. Het communisme wil klaarblij
kelijk. liever een faillieten boedel over
nemen dan, zooals het socialisme, de
lachende erfgenaam zijn van een bloei
end en hoog opgevoerd maatschappe
lijk leven.
jKnurttels partijgenoot Boecharin die
Zinovjef heeft opgevolgd als voorzitter
der 3de internationale, heeft een der
gelijke rede gehouden bij de aanvaar
ding detzer functie. Hij zag de toe
komst hoopvol tegemoet, omdat hij
overal de teekenen bespeurde eenei*
naderende wereldrevolutie.
Erkend moet worden, dat er gron
den zijn voor een dergelijk© verwach
ting. De toekomst is donker. Denk b.v.
aan" Engeland, waar de voor de arbei
ders zoo ongelukkig geëindigde mijn
werkersstaking zeker den invloed van
het communisme versterkt heeft. Wa
re de vrede aldaar door overleg tot
stand gekomen, dan zoude niet zulk
een verbittering ontstaan zijn als nu
en was er reden een meer blijvenden
hedrijfsvrede te verwachten. De uiter
sten lokken elkaar uit en de mijnei
genaren hebben hun land en de we
reld wel een zeer slechten dienst be-1
wezen door hun onverzoenlijke hou
ding tegen de mijnwerkers.
Men schermt van zekere zijden veel
met het woord ..reactie." Soms
wordt daarmee een streven gebrand
merkt, dat waardeering verdiende van
de zijde der «arbeiders. Zoo is voor de
„democraten" van allerlei slag in Mus
solini de „reactie" belichaamd, terwijl
deze man juist hoe men ook overi
gens over hem moge denken zijn
land onschatbare diensten bewezen
heetft doordat hij het tot nieuwen bloei
heeft gebracht.
Maar wel past dit woord „reactie"
op het sitreven der Britsche mijneige
naren, de arbeidersbeweging neer te
slaan. Deze reactie, bestaande in het
zonder hen daarover te laten meebe
slissen, opleggen aan de arbeiders van
/ongunstige arbeidsvoorwaarden, is
overigens niet uitsluitend een En
gels ch verschijnsel. Het komt ook el
ders voor. Daarom is het van zoogroo
te beteekenis, als een land een regec-
ring heeft die een open oog heeft voor
derze gevaren.
Ons land is zoo gelukkig, dat het in
Minister Aalberse een man bezat, die
«eenerzijds deed voor de arbeiders wat
hij kon zonder anderzijds de economi
sche mogelijkheden uit het oog te ver
liezen.
De tegenwoordige Minister van Ar
beid, Slotemaker de Bruine heeft
steeds het vertrouwen der Christelijke
arbeiders genoten, en geniet dit nog.
Het valt eveniwel niet te ontkennen,
dat hij wel wat tegengevallen is. Hij
is al te voorzichtig, reden waarom
b:y. de „N.R.Ct." zijn optreden toe
juicht. Bij de behandeling der begroo
ting- van Arbeid in de Tweede Kamer
is het wel duidelijk geworden, dat
binnen afzdentoaren tijd weinig nieu
we sociale maatregelen van dezen be-
.tvindisrnan te verwachten zijn. Met na
me denken wij aan de bindendverkla
ring van het Collectieve Arbeidscon
tract, aan de verdere doorvoering der
Arbeidswet voor de arbeidersgroepen,
waarvoor deze thans nog niet geldt
.Leidsche Penkrassen.
Amice,
'tZal je wel niet verwonderen, dat
ik deze week maar weer eens begin
met de gemeentezaken. Wanneer we
daarover spreken, dan ligt natuurlijk
de begrooting bovenop.
C<nze gemeenteraad is daaraan be
gonnen. Maar meer dan een begin is
het nog niet. Alleen de algemeene be
schouwingen zijn tot een einde ge
bracht.
Op een hoog peil stonden die be
schouwingen niet. Nu wil dat natuur
lijk niet zeggen dat ze op een laag peil
stonden in dien zin, dat allerlei min
derwaardige of ontoelaatbare uitdruk
kingen gebezigd werden. Neen, de
Raad bestaat gelukkig uit zeer fatsoen
lijkê mensohen. Maar ook een tweetal
dames hebben alle zittingen bijge-
woon en dat geeft eenige stemming.
Bovenal onze Burgemeester is de man
wel om er de gewenischte stemming in
te houden.
Maar ik bedoel dit, dat de debatten
zich nauwelijks hebben kunnen ver
heffen boven alle-daagsohe, min of
meer afgezaagde, onderwerpen. Er
werd niets nieuwe betoogd en het
oude werd niet eens eracieua opge
diend.
(o.a. de kantoorbedienden) en aan i>>
ratificatie der conventie van Washing
ton betreffende clen 8-urendag. Voor
deze dingen achtte de Minister den
tijd nog niet riir» of had hij overwe
gende bezwaren daartegen.
Laat ons hopen, dat de tijd spoedig
rijpen zal. Intusschen kan de minister
zich zeer verdienstelijk maken indien
hij nu eindelijk overgaat tot de invoe
ring der Ziektewet, waarop reeds zoo
veel jaren gewacht wordt.
Er blijft op sociaal gebied nog zoo
veel te doen, al erkennen wij dat Ne
derland in dezen eer tot de „voorlijke"
dan tot de achterlijke landen behoort.
Uit het grijs verleden.
HET PARALLELISME DER LEDEN.
Er zijn in het Nederlandseh een
tweetal kenmerken, waardoor de poë
zie zich van het proza onderscheidt:
maat en rijm. Althans zoo is de regel;
er bestaan ook rijmlooz© gedichten,
zooals „Roosje" van Bellamy, terwiff
Mevrouw Roland Holst gedichten heeft
geschreven die door een hoogere rhyth
miek worden beheerscht dan wat wij
ge-woon zijn „maat" te noemen, een
rhythmiek die verwant is aan die der
Hebreeuwsche poëzie.
Het rhythme der Hebreeuwsche ge
dichten bestaat in de afwisseling van
betoonde en onbetoonde lettergrepen,
met dien verstande, dat tusschen elke
twee betoonde een verschillend aantal
onbetoonde liggen kan.
Naast dit rhythme is er nog een an
der kenmerk, waaraan de Hebreeuw
sche poëzie voldoet.
Nemen wij weer als voorbeeld het
Zwaardlied
Ada en Zilla, hoort mijne stem,
gij vrouwen Lamechs, verneemt mijne
rede:
„Een man dood ik voor mijne wonde
en een knaap voor mijne buile!
Want zevenmaal zal Kaïn gewroken
worden,
maar Lamech zeven en zeventig maal"
De tweede deze regels bevat in an
dere woorden dezelfde gedachte als de
eerste; de vierde regel breidt de ge
dachte in den derden uitgesproken
-nog wat uit, terwijl de laatste twee
een tegenstelling vormen.
Men noemt deze gelijksoortigheid
der zinsdeelen het parallelisme der
leden. Dit komt in alle Hebreeuwsche
poëzie terug, waarvan de poëtische
hoeken der Heilige Schrift voorbeel
den te over bevatten.
Het parallelisme kan drieërlei ka
rakter dragen: synoniem, antithetisch
en synthetisch parallelisme.
1. Synoniem parallelisme: dezelfde
gedachte wordt nog eens herhaald,
maar met andere woorden, b.v. Psalm
36 6:
„Heere, Uwe genade verheft zich tot
in de hemelen,
Uw trouw tot in de wolken."
2. Antithetisch parallelisme: de bei
de gedachten, in twee op elkaar vol
gende regels uitgesproken, vormen
een tegenstelling, zooals in Ps. 147 6:
„De Heere houdt de nedergebogenen
staande,
maar de goddeloozen vernedert Hij tot
de aarde toe.'
3. Synthetisch of samenstellend
parallelisme: een begrip wordt naar
alle zijden belicht, zoodat men uit de
afzonderlijke mededeelingen den tota-
ien inhoud kan samenstellen. Een
mooi voorbeeld van deze soort van pa-
rallelisme is Ps. 19 8 en 9:
„De wet des Heeren is volmaakt: zij
verkwikt de ziel;
het getuigenis des Heeren is vertrou
wens waardig: het maakt den
eenvoudige wijs;
de geboden des Heeren zijn recht: zij
verblijden het hart;
het bevel des Heeren is zuiver: het
verlicht de oogen".
Een ander voorbeeld van synthetisch
parallelisme is Ps. 22 5:
¥Op U hebben onze vaderen vertrouwd;
zij hebben vertrouwd en Gij hebt hen
gered".
Uit een kunstoogpunt gezien is de
indruk, welken de eerste vorm van
parallelisme maakt, die van tonen die
Ik kan tenminste het nog niet graci
eus vinden, dat de voorman van de
SDAP. begint met een verantwoording
aan de kiezers.
Hij heeft daar ook al heel wat over
moeten hooren. Van verschillende
kanten werd terecht opgemerkt, dat
daarin sprak de behoefte aan propa
ganda in déze begrootingsbes chou-
wing. De heer Van Eek heeft dat ook
erkend, maar er bij gevoegd, dat het
niet enkel propaganda was. Neen. dat
zal wel waar zijn, Amice, was betook
zoover gekomen, dan verdienden de
SDAP. raadsleden ook niet meer den
naam van volksvertegenwoordigers.
Evenmin heb ik een groote lijn kun
nen bespeuren uit hetgeen van de be
stuurstafel werd geantwoord m$t uit
zondering dan van enkele woorden
van den Burgemeester en Wethouder
Sanders. Naar zijn meenüng was het te
lang uitgesponnen betoog van wethou
der Meynen zelfs absoluut buiten de
lijn, die m.i. hier paste. Zeer terecht
maande de Burgemeester telkens aan
tot bekorting. Daartegenover zaagde
de Wethouder van Onderwijs zoolang
over een futiliteit door zooals geen der
raadsleden hem verbeterde.
In het algemeen. Amice, bleek ook
hier weer dat men verstandig doet het
er bij de begrootingsbehandeling maar
eens van te nemen. De vertegen-woor-
harmonisch samenklinken; het anthi-
thetisch parallelisme is te vergelijken
met het schilderachtig effect van licht
dat afsteekt tegen het donker, terwijl
liet synthetisch parallelisme is als
een springende fontein welker drop
pelen schitteren in het zonlicht.
Het parallelisme der Hebreeuwsche
poëzie is niet slechts een kenmerk der
heilige gedichten doch komt ook voor
in de religie^se liederen der heidenen,
speciaal in de Babylonische, Egyp
tische en Kanaanietische z.g. psal
men.
Eenige voorbeelden van elk der drie
\ormen waaronder het parallelisme
optreedt.
1. Synoniem parallelisme.
In een Egyptischen „psalm" heet
het:
„De rustelooze sterren juichen U toe
en de niet ondergaaiiden vereeren U".
2. Antithetisch parallelisme.
In een Kanaanietischen „psalm" uit
de 15de of 14de eeuw komen de volgen
de regels voor:
Gij geeft mij leven,
en Gij geeft mij dood".
3. Synthetisch parallelisme.
Pen Babylonische „psalm" zegt:
..Door Uw blik schenkt Gij hun genade,
laat hen licht zien, zoodat zij Uwe
macht verkondigen".
Het is natuurlijk niet te verwonde
ren, dat de Psalmen in vorm met de
Oud-Oostersche liederen overeenko
men, omdat het Oude Testament op
denzelfden cultuurbodem ontstaan is.
Naar hun inhoud zijn de Psalmen
echter van de Oud-Oostersche z.g.
Tsalmen geheel verschillend.
DAMRUBRIEK.
Correspondentie-acLreg211 Valken-
boschkade, Den Haag.
Eindspel van A. M. Olsen, R'dam.
Wit begint en wint.
Stand: Zwart (2 dammen) 10, 32.
Wit: (4 dammen) 2, 13, 31, 35.
Uit de opening.
Vervolg van de openingen uit de
practijk.
Wit: D. van Hoorn, Wormerveer.
Zwart: Jb. Noome, Beeimster.
1 33—28 18—23
2 31-27 20—24
3 34—30 17—21
4 39—33 21—26
Een voortzetting, die in den laatst^n
tijd veelvuldig wordt toegepast, maar
waarvan de deugdelijikheid lang niet
vaststaat. Op 17 stond de schijf beter,
bovendien, als wit onmiddellijk af
ruilt met 3731, bevordert zulks de
snelle ontwikkeling van zijn langen
vleugel.
5 44—39
Hier had 3731 moeten geschieden,
nu wordt 11—17 een sterke zet.
11—171
6 37—31 26: 37
7 42: 31 17—21
Zwart behandelt de opening uitste
kend en begint een zekeren druk uit
te oefenen op wit's langen vleugel.
8 31—26
Juist! Anders speelt zwart 2126,
waardoor wit's langen vleugel in de
verdrukking komt.
13—18
1420 verdient de voorkeur, des
noods kan zwart zich laten opsluiten
aan zijn langen vleugel, daar hij ge
noeg speelruimte houdt aan den kor
ten vleugel.
9 26:17 12: 21
diging wil nu een/maal een gelegen
heid hebben om eens te redeneeren
over alles en nog wat. Doet men dat
nu hij de begrooting, dan heeft men
tenminste in den loop van het jaar
nog wat rust. Bovendien, niets is ge
vaarlijker voor het vermorsen van den
kostbaren tijd, dan langs elkaar heen
redeneeren. Nu is het schering en in
slag, dat bij de begrooting dingen ter
sprake komen, waarvan de betrokken
Wethouder zegt: die zijn in voorbe
reiding, in een vergevorderd stadium
van voorbereiding, kunnen spoedig
den Raad bereiken, e.d. meer.
Natuurlijk kunnen niet alle zaken
even uitvoerig worden voorgebracht.
maar wel kunhen ze worden genoemd
Nu spreek ik nog maar niet eens
over den principieelen kant van het
vraagstuk.
Wat kan toch iemands beginsel
merkwaardig veel verschillen van ie
mands optreden en uiterlijk voorko
men. Zoo dacht ik nog deze week met
betrekking tot de voorstellen en het
betoog van den heer Knuttel. Wan
neer men dezen beschaafden man
hoort betoogen. komt men onwillekeu
rig onder den indruk.
Toen hij het opnam voor de dames
in den Raad en voor degenen, die hin
der hebben van tabaksrook, was hij
bepaald sympathiek, ze lis tot ia het
10 47—42
Nu kon wit door onmiddellijk veld
25 te bezetten, vervolgens 40—34, 34
30, een zelfde voordeel op zwart's
langen vleugel behalen.
9—13
Verzwakt noodeloos den langen
vleugel. 813 is veel sterker
11 41—37 5.
3025 is allicht sterker!
4—9 -
12 37—31 21—26
712 is sterker. Het is juist de be
doeling in dit systeem, dat wit een
schijf behoude op zijn langen vleugel,
die er feitelijk geen dienst doet. Nu
bestaat er eenige kans. dit te berei
ken door 712 te spelen.
Gespeeld te Rotterdam.
Wit: H. J. v. d. Broek.
Zwart: dr. Krolinard.
1 33—28 17-21
2 39—33 11—17
Noodigt uit tot opsluiten, met het
stille pldn later veld 27 op te rukken.
3 31—26
Voldoet aan de uitnoodiging, waar
door belangwekkend spel te wachten
is.
7—11
4 44—39
Ziet wel in, dat zwart voornemens
is om veld 27 te bezetten, en belet dit
hiermede voorshands,
20—25
5 36—31 1—7
6 41—36 19—24
Maakt de baan vrij om zonder ver
lies met 2127 op te kunnen komen.
7 50-44
Op 3127 speelt zwart 2530. 24
29, 14—20, 10:30, 18—22, 13:35 en wint
twee schijven.
21—27
Deze aanval op den langen vleugel
wordt krachtig gesteund door de on
mogelijkheid voor wit om den indrin
ger van veld 27 door afruilen te ver
wijderen.
8 31:22 18:27
9 32: 21 16: 27
10 46-41! 14—20
11 34—30 25 34
12 39: 19 13: 24
13 40—34
Op 4439 had zwart den vernietigen
den Haarlemschen slag 2430, 20: 29,
1721, 11:35 Uitgevoerd. En op 43
39 wint ziwart een schijf door 27—31,
17—22, 12:34.
10—14
14 44—39 9—13
15 34—30! 5—10 gedw.
16 30:19 14:32
17 37:28 11—16
Oni veld 27 bezet te houden zou hier
29—24 noodig geweest zijn.
(|Het Damspel).
UIT ONZE INDIEN.
REGEERING.EN PERS.
Het „Soerabajasch Handelsblad", het
antwoord van dé regeering: o>p de vragen
van den heer Schmutzer besprekend,
merkt op, dat het in de#< eerste plaats
het niet eens is met de wijze van schrij
ven en de beschouwingen van „Het
Nieuws van den Dag van N. I." in de
jongste weken, vooral niet ten aanzien
van het sterk uitgesproken wantrouwen
van genoemd blad in het beleid van
den landvoogd.
Niettemin betreurt het blad de vragen
en de antwoorden, omdat de bemoeie
nis van de regeering met de pers niet
verder behoort te gaan dan de toepas
sing van de algemeene verordeningen,
terwijl het overige een zaak is tusscnen
pers en publiek.
Het blad meent, dat in het antwoord
van de regeering in geen geval gene
geerd had mogen worden ae ontstem
ming en het geschokte rechtsgevoel, en
vooral op het platteland: het verloren
gaan van het veiligheids gevoel.
Het „Handelsblad" concludeert, dat de
ze regeering beter is dan haar schrif
telijke uitingen.
EEN VERSTANDIGE MAATREGEL.
De verkoop en het afsteken van vuur
werk is verboden. Ook op Oudejaars
avond.
Het afsteken van vuurwerk op Oude-
iaaravond nam in de kolonie bedenke
lijke vormen aan. Vooral „kleine luy-
den" besteedden geweldige bedragen
voor den aankoop van „petassans", bijna
een maand salaris vaak.
Een verbod zoo mogelijk van defi-
nitieven aard zou dus uit economisch
antwoord op de interruptie-s toe. De
voordracht, de bescheidenheid van de
voorstellen verraden, niet de felheid
van den Communist.
En toch, hoe echt revolutionair
klinkt zijn betoog. Laat de kapitalis
tische maatschappij voortgaan zich
zelf te vernietigen. Elke cent voor lief
dadigheid uitgegeven is beter besteed
aari de afbraak van de Maatschappij.
Het is vreeselijke taal.
Het verwondert mij in het algemeen
Amice, dat er zoo weinig aanleiding
gewonden werd van de rechterzijde,
om eens gedocumenteerd ons beginsel
te verdedigen. Er werden eenige wer
kelijk goede opmerkingen "en korte re
devoeringen gemaakt. Maar het be
zwaar tegen deze wijze van doen is
dat veel teveel leden het woord voeren
en1 daardoor repeteeren, terwijl het
beginsel onvoldoende aan het licht
komt. Zoo had b.v. bij de werkloos-
heid&zorg zoo heerlijk critiek vanuit
het beginsel met betrekking tot de
wet en de practijk uitgeoefend
kunnen worden. Nu moeten wij het
doen met enkele mooie volzinnen van
de heeren Wilmer, Spenldel, Eikerbout
e.a. Hier had men het Socialisme in
zijn hartader kunnen aantasten.
Praotisch izijn we deze week niets
gevorderd. De voorstellen, die zijn aan
benomen, liggen geheel in de lijn door
oogpunt toejuiching verdienen, al heeft
de regeering thans vermoedelijk meer
uitsluitend het oog op de langzamerhand
berucht geworden vuurwerkbommen.
BRAND IN EEN VUURWERK
FABRIEK.
Bij een brand in een vuurwerkfabriek
te Magalang werden 9 personen gedood
en twee gewond; de oorzaak is onbe
kend.
OUDE SCHOOLTOESTANDEN.
In het Decembernummer van
Idagiogische Studiën" schrijft de heer
j. Z. Kannegieter over „Schooltoestan
den in het midden der vorige eeuw,'"
naar aanleiding van een nieuwe aan
winst van het Oud-Archief te Amster-
(dam. De familie van Jan ter Gouw,
den bekenden historiebeschrijver van
Amsterdam heeft eenige platen met'
bijgevoegde notities van diens handi
aan het Archief afgestaan. De be
langwekkende gegevens zijn door den
heer Kannegieter in het artikel' ver
werkt. Na een inleiding over de toe
standen in de 18e eeuw schetst hij dej
ontwikkeling der z.g. Tusschenscholen)
te Amsterdam.
„Er waren dus te Amsterdam tweej
soorten van overheidsscholen: Armen
scholen en Tusschenscholen. Het open;
bare onderwijs stond evenwel in om
vang verre achter bij het bijzóndere.
De wet-1806 bepaalde, dat er slechts)
bijzondere scholen mochten worden opj
gericht met consent der overheid: de|
groote grief van Groen van Prinste-
rer. Maar dit consent werd blijkbaail
gemakkelijk verkregen. Immers in
1861, toen men weliswaar leefde onder
de Grondwet van 1848, die het geven)
van onderwijs vrij "had verklaard, be-
stonden er in Amsterdam 21 gemeen
tescholen met 9058, waar tegenover 39l
confessionneele scholen stonden mets'
9255, terwijl de scholen door onder
wijzers zelf opgericht 7479 leerlingen;
telden. Al deze bijzondere inrichtin
gen zullen wel niet geopend zijn in del
weinige jaren, die sedert 1848 ver-
loopen waren. Trouwens, dat bijzonder
onderwijs toén regel was en openbaar
uitzondering, blijkt reeds uit art. li
van het Reglement voor de Stads-
Tusschenscholen van 11 October 1854,
dat luidde: Er bestaan te Amster
dam Stads-Tusschenscholen, ingericht)
voor zulke kinderen, wier ouders oti
opzieners bewijzen niet in staat te zijn,
het gewone schoolgeldi op de bijzon
dere scholen gevorderd, te betalen".
Dit reglement, natuurlijk niet het eer
ste, dat da Tusschenscholen consti
tueerde, geeft nog meerdere infor
matie.
Het schoolgeld bedroeg 15 oent per
kind en per week; twee kinderen uit)
hetzelfde gezin betaalden 12Va cent en|
drie of meer kinderen 10 cent elk. In,
1838 vonden we als hat tarief vermeldi
70 cent, 60 cent en 50 cent per maand)
naar denzelfden maatstaf.
Behalve 's Zaterdagsmiddags en op
Zon- en feestdagen was er de geheelej
waak school van 8V2 tot IIV2 en vani
IV2 tot 41/2 uur. Er werden per jaar
•drie vacanties gegeven: een week cm)
streeks Paschen, de laatste twee we
ken van Juni, na afloop van hat school'
examen, en een week in de kermis-
maand September.
Het onderwijs omvatte: het leeren)
der letters, spellen, de gronden der.
Nederduitsche taal, rekenen, zingen,
g.ymnastjek, de beginselen van het teet
kenen, de beginselen van den gods
dienst en de zedekunde, geschiedenis)
en aardrijkskunde. De vakken gym
nastiek en teekenen bestonden even
wel slechts op papier; tijd en. wijzsf
van invoering werden aan het bestuurt
overgelaten".
De salarissen waren niet hoog.
„Het salaris van den eersten leer
meester bedroeg 1900, benevens een)
vergoeding voor het laten schoonhou
den der school. Bovendien was hij in
het genot van een vrije woning. Was)
hij tevens hoofd van een in zijn school
gevestigde avondschool, dan ontving;
hij f 300 's jaars extra. Een eerste on-
idermeester verdiende f450, een twee-,
de f250 én een derde f160 's jaars,
ieder respectievelijk met f 100, f '60 enj
f 40 voor het geven van onderwijs aam
een avondschool, als hij daaraan ver
bonden was. De hulponderwijzers w*?n
den met de kapitale som van hoogf-
stens f 100 bezoldigd."
Jan tèr Gouw is van 18441866)
hoofd van de' tusschanschool C. ge
weest, welke was gehuisvest in een)
onvoldoende lokaliteit.
B. en YV. gevolgd. De andere zijn ver
worpen en rusten tot volgend jaar No
vember. Want al zouden ook de ver
kiezingen de wenschen der SDAP. ver
vullen en een tweetal SDAP. wethou
ders de plaats van twee der zitteruden
inneimen, dan verwachte men toch
niet, dat reeds van de nu uitgespro
ken wenschen in vervulling zullen
gaan.
De algemeene beschouwingen heb
ben ook ëenig licht ontstoken over
sommige punten die ik reeds eerder
besprak.
Zoo is mij nu duidelijk geworden,
dat de verbreeding van het Gangetje
de demping van het Levendaal onnoo-
dig zal maken. Zoo althans stelt men
het voor. Het gangetje zal hei verkeer
ontlasten van het begin van de Hoo-
gewoerd. Het Levendaal wil men nog
niet dempen, omdat het overig water
van Leiden dan nog erger vervuild
wordt. Waarom het niet mogelijk zou
zijn in dat gedempte Levendaal een
riool van groote wijdte te leggen, dat
evengoed dienst doet voor afvoer, heb
ik niet gehoord. Ik meen dat een riool
beter is dan een stinkende poel. Intus
schen, Amice, heb ik hoop, dat de
voorbereiding"van de centrale riolee
ring er een atapje harder door zal
loopen,
VERITAS.