NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN ZATERDAG 4 DECEMBER 1926 Aan het einde der Week D© Leidsche Gemeenteraad heeft in de afgeloopen week zeven zittingen noodig gehad era met de algemeene beschouwingen over de begrooting '27 gereed te komen. Het waren vooral de roode heeren, die de sluizen hunner welsprekendheid openzetten. Geen wonder, de verkiezingen zijn in aan tocht en bovendien is 'tnu de laatste keer dat de SDAP. oppositiepartij is, volgend jaar zitten een of twee partij- genooten in het college van B. en W. Zoo is althans hun hoop. Veel nieuws hebben de heeren niet te zeggen gehad. Zij lieten de oude paradepaardje® nog eens draven en zeer juist zeide de burgemeester, dat dergelijke redevoeringen beter in de Stadsgehoorzaal, dan in de raadszaal thuis hoorden. Sommigen spraiken over dingen, die niet de gemeentepolitiek al zeer wei nig uistaande hebben, zooals de heer Knuttel, die internationale perspectie ven opende. Hij zag in de toenemende werkloosheid een hoopvol teeken want boe meer het kapitalisme kraakt, hoe dichter de toekomstmaatschappij na dert. Het communisme wil klaarblij kelijk. liever een faillieten boedel over nemen dan, zooals het socialisme, de lachende erfgenaam zijn van een bloei end en hoog opgevoerd maatschappe lijk leven. jKnurttels partijgenoot Boecharin die Zinovjef heeft opgevolgd als voorzitter der 3de internationale, heeft een der gelijke rede gehouden bij de aanvaar ding detzer functie. Hij zag de toe komst hoopvol tegemoet, omdat hij overal de teekenen bespeurde eenei* naderende wereldrevolutie. Erkend moet worden, dat er gron den zijn voor een dergelijk© verwach ting. De toekomst is donker. Denk b.v. aan" Engeland, waar de voor de arbei ders zoo ongelukkig geëindigde mijn werkersstaking zeker den invloed van het communisme versterkt heeft. Wa re de vrede aldaar door overleg tot stand gekomen, dan zoude niet zulk een verbittering ontstaan zijn als nu en was er reden een meer blijvenden hedrijfsvrede te verwachten. De uiter sten lokken elkaar uit en de mijnei genaren hebben hun land en de we reld wel een zeer slechten dienst be-1 wezen door hun onverzoenlijke hou ding tegen de mijnwerkers. Men schermt van zekere zijden veel met het woord ..reactie." Soms wordt daarmee een streven gebrand merkt, dat waardeering verdiende van de zijde der «arbeiders. Zoo is voor de „democraten" van allerlei slag in Mus solini de „reactie" belichaamd, terwijl deze man juist hoe men ook overi gens over hem moge denken zijn land onschatbare diensten bewezen heetft doordat hij het tot nieuwen bloei heeft gebracht. Maar wel past dit woord „reactie" op het sitreven der Britsche mijneige naren, de arbeidersbeweging neer te slaan. Deze reactie, bestaande in het zonder hen daarover te laten meebe slissen, opleggen aan de arbeiders van /ongunstige arbeidsvoorwaarden, is overigens niet uitsluitend een En gels ch verschijnsel. Het komt ook el ders voor. Daarom is het van zoogroo te beteekenis, als een land een regec- ring heeft die een open oog heeft voor derze gevaren. Ons land is zoo gelukkig, dat het in Minister Aalberse een man bezat, die «eenerzijds deed voor de arbeiders wat hij kon zonder anderzijds de economi sche mogelijkheden uit het oog te ver liezen. De tegenwoordige Minister van Ar beid, Slotemaker de Bruine heeft steeds het vertrouwen der Christelijke arbeiders genoten, en geniet dit nog. Het valt eveniwel niet te ontkennen, dat hij wel wat tegengevallen is. Hij is al te voorzichtig, reden waarom b:y. de „N.R.Ct." zijn optreden toe juicht. Bij de behandeling der begroo ting- van Arbeid in de Tweede Kamer is het wel duidelijk geworden, dat binnen afzdentoaren tijd weinig nieu we sociale maatregelen van dezen be- .tvindisrnan te verwachten zijn. Met na me denken wij aan de bindendverkla ring van het Collectieve Arbeidscon tract, aan de verdere doorvoering der Arbeidswet voor de arbeidersgroepen, waarvoor deze thans nog niet geldt .Leidsche Penkrassen. Amice, 'tZal je wel niet verwonderen, dat ik deze week maar weer eens begin met de gemeentezaken. Wanneer we daarover spreken, dan ligt natuurlijk de begrooting bovenop. C<nze gemeenteraad is daaraan be gonnen. Maar meer dan een begin is het nog niet. Alleen de algemeene be schouwingen zijn tot een einde ge bracht. Op een hoog peil stonden die be schouwingen niet. Nu wil dat natuur lijk niet zeggen dat ze op een laag peil stonden in dien zin, dat allerlei min derwaardige of ontoelaatbare uitdruk kingen gebezigd werden. Neen, de Raad bestaat gelukkig uit zeer fatsoen lijkê mensohen. Maar ook een tweetal dames hebben alle zittingen bijge- woon en dat geeft eenige stemming. Bovenal onze Burgemeester is de man wel om er de gewenischte stemming in te houden. Maar ik bedoel dit, dat de debatten zich nauwelijks hebben kunnen ver heffen boven alle-daagsohe, min of meer afgezaagde, onderwerpen. Er werd niets nieuwe betoogd en het oude werd niet eens eracieua opge diend. (o.a. de kantoorbedienden) en aan i>> ratificatie der conventie van Washing ton betreffende clen 8-urendag. Voor deze dingen achtte de Minister den tijd nog niet riir» of had hij overwe gende bezwaren daartegen. Laat ons hopen, dat de tijd spoedig rijpen zal. Intusschen kan de minister zich zeer verdienstelijk maken indien hij nu eindelijk overgaat tot de invoe ring der Ziektewet, waarop reeds zoo veel jaren gewacht wordt. Er blijft op sociaal gebied nog zoo veel te doen, al erkennen wij dat Ne derland in dezen eer tot de „voorlijke" dan tot de achterlijke landen behoort. Uit het grijs verleden. HET PARALLELISME DER LEDEN. Er zijn in het Nederlandseh een tweetal kenmerken, waardoor de poë zie zich van het proza onderscheidt: maat en rijm. Althans zoo is de regel; er bestaan ook rijmlooz© gedichten, zooals „Roosje" van Bellamy, terwiff Mevrouw Roland Holst gedichten heeft geschreven die door een hoogere rhyth miek worden beheerscht dan wat wij ge-woon zijn „maat" te noemen, een rhythmiek die verwant is aan die der Hebreeuwsche poëzie. Het rhythme der Hebreeuwsche ge dichten bestaat in de afwisseling van betoonde en onbetoonde lettergrepen, met dien verstande, dat tusschen elke twee betoonde een verschillend aantal onbetoonde liggen kan. Naast dit rhythme is er nog een an der kenmerk, waaraan de Hebreeuw sche poëzie voldoet. Nemen wij weer als voorbeeld het Zwaardlied Ada en Zilla, hoort mijne stem, gij vrouwen Lamechs, verneemt mijne rede: „Een man dood ik voor mijne wonde en een knaap voor mijne buile! Want zevenmaal zal Kaïn gewroken worden, maar Lamech zeven en zeventig maal" De tweede deze regels bevat in an dere woorden dezelfde gedachte als de eerste; de vierde regel breidt de ge dachte in den derden uitgesproken -nog wat uit, terwijl de laatste twee een tegenstelling vormen. Men noemt deze gelijksoortigheid der zinsdeelen het parallelisme der leden. Dit komt in alle Hebreeuwsche poëzie terug, waarvan de poëtische hoeken der Heilige Schrift voorbeel den te over bevatten. Het parallelisme kan drieërlei ka rakter dragen: synoniem, antithetisch en synthetisch parallelisme. 1. Synoniem parallelisme: dezelfde gedachte wordt nog eens herhaald, maar met andere woorden, b.v. Psalm 36 6: „Heere, Uwe genade verheft zich tot in de hemelen, Uw trouw tot in de wolken." 2. Antithetisch parallelisme: de bei de gedachten, in twee op elkaar vol gende regels uitgesproken, vormen een tegenstelling, zooals in Ps. 147 6: „De Heere houdt de nedergebogenen staande, maar de goddeloozen vernedert Hij tot de aarde toe.' 3. Synthetisch of samenstellend parallelisme: een begrip wordt naar alle zijden belicht, zoodat men uit de afzonderlijke mededeelingen den tota- ien inhoud kan samenstellen. Een mooi voorbeeld van deze soort van pa- rallelisme is Ps. 19 8 en 9: „De wet des Heeren is volmaakt: zij verkwikt de ziel; het getuigenis des Heeren is vertrou wens waardig: het maakt den eenvoudige wijs; de geboden des Heeren zijn recht: zij verblijden het hart; het bevel des Heeren is zuiver: het verlicht de oogen". Een ander voorbeeld van synthetisch parallelisme is Ps. 22 5: ¥Op U hebben onze vaderen vertrouwd; zij hebben vertrouwd en Gij hebt hen gered". Uit een kunstoogpunt gezien is de indruk, welken de eerste vorm van parallelisme maakt, die van tonen die Ik kan tenminste het nog niet graci eus vinden, dat de voorman van de SDAP. begint met een verantwoording aan de kiezers. Hij heeft daar ook al heel wat over moeten hooren. Van verschillende kanten werd terecht opgemerkt, dat daarin sprak de behoefte aan propa ganda in déze begrootingsbes chou- wing. De heer Van Eek heeft dat ook erkend, maar er bij gevoegd, dat het niet enkel propaganda was. Neen. dat zal wel waar zijn, Amice, was betook zoover gekomen, dan verdienden de SDAP. raadsleden ook niet meer den naam van volksvertegenwoordigers. Evenmin heb ik een groote lijn kun nen bespeuren uit hetgeen van de be stuurstafel werd geantwoord m$t uit zondering dan van enkele woorden van den Burgemeester en Wethouder Sanders. Naar zijn meenüng was het te lang uitgesponnen betoog van wethou der Meynen zelfs absoluut buiten de lijn, die m.i. hier paste. Zeer terecht maande de Burgemeester telkens aan tot bekorting. Daartegenover zaagde de Wethouder van Onderwijs zoolang over een futiliteit door zooals geen der raadsleden hem verbeterde. In het algemeen. Amice, bleek ook hier weer dat men verstandig doet het er bij de begrootingsbehandeling maar eens van te nemen. De vertegen-woor- harmonisch samenklinken; het anthi- thetisch parallelisme is te vergelijken met het schilderachtig effect van licht dat afsteekt tegen het donker, terwijl liet synthetisch parallelisme is als een springende fontein welker drop pelen schitteren in het zonlicht. Het parallelisme der Hebreeuwsche poëzie is niet slechts een kenmerk der heilige gedichten doch komt ook voor in de religie^se liederen der heidenen, speciaal in de Babylonische, Egyp tische en Kanaanietische z.g. psal men. Eenige voorbeelden van elk der drie \ormen waaronder het parallelisme optreedt. 1. Synoniem parallelisme. In een Egyptischen „psalm" heet het: „De rustelooze sterren juichen U toe en de niet ondergaaiiden vereeren U". 2. Antithetisch parallelisme. In een Kanaanietischen „psalm" uit de 15de of 14de eeuw komen de volgen de regels voor: Gij geeft mij leven, en Gij geeft mij dood". 3. Synthetisch parallelisme. Pen Babylonische „psalm" zegt: ..Door Uw blik schenkt Gij hun genade, laat hen licht zien, zoodat zij Uwe macht verkondigen". Het is natuurlijk niet te verwonde ren, dat de Psalmen in vorm met de Oud-Oostersche liederen overeenko men, omdat het Oude Testament op denzelfden cultuurbodem ontstaan is. Naar hun inhoud zijn de Psalmen echter van de Oud-Oostersche z.g. Tsalmen geheel verschillend. DAMRUBRIEK. Correspondentie-acLreg211 Valken- boschkade, Den Haag. Eindspel van A. M. Olsen, R'dam. Wit begint en wint. Stand: Zwart (2 dammen) 10, 32. Wit: (4 dammen) 2, 13, 31, 35. Uit de opening. Vervolg van de openingen uit de practijk. Wit: D. van Hoorn, Wormerveer. Zwart: Jb. Noome, Beeimster. 1 33—28 18—23 2 31-27 20—24 3 34—30 17—21 4 39—33 21—26 Een voortzetting, die in den laatst^n tijd veelvuldig wordt toegepast, maar waarvan de deugdelijikheid lang niet vaststaat. Op 17 stond de schijf beter, bovendien, als wit onmiddellijk af ruilt met 3731, bevordert zulks de snelle ontwikkeling van zijn langen vleugel. 5 44—39 Hier had 3731 moeten geschieden, nu wordt 11—17 een sterke zet. 11—171 6 37—31 26: 37 7 42: 31 17—21 Zwart behandelt de opening uitste kend en begint een zekeren druk uit te oefenen op wit's langen vleugel. 8 31—26 Juist! Anders speelt zwart 2126, waardoor wit's langen vleugel in de verdrukking komt. 13—18 1420 verdient de voorkeur, des noods kan zwart zich laten opsluiten aan zijn langen vleugel, daar hij ge noeg speelruimte houdt aan den kor ten vleugel. 9 26:17 12: 21 diging wil nu een/maal een gelegen heid hebben om eens te redeneeren over alles en nog wat. Doet men dat nu hij de begrooting, dan heeft men tenminste in den loop van het jaar nog wat rust. Bovendien, niets is ge vaarlijker voor het vermorsen van den kostbaren tijd, dan langs elkaar heen redeneeren. Nu is het schering en in slag, dat bij de begrooting dingen ter sprake komen, waarvan de betrokken Wethouder zegt: die zijn in voorbe reiding, in een vergevorderd stadium van voorbereiding, kunnen spoedig den Raad bereiken, e.d. meer. Natuurlijk kunnen niet alle zaken even uitvoerig worden voorgebracht. maar wel kunhen ze worden genoemd Nu spreek ik nog maar niet eens over den principieelen kant van het vraagstuk. Wat kan toch iemands beginsel merkwaardig veel verschillen van ie mands optreden en uiterlijk voorko men. Zoo dacht ik nog deze week met betrekking tot de voorstellen en het betoog van den heer Knuttel. Wan neer men dezen beschaafden man hoort betoogen. komt men onwillekeu rig onder den indruk. Toen hij het opnam voor de dames in den Raad en voor degenen, die hin der hebben van tabaksrook, was hij bepaald sympathiek, ze lis tot ia het 10 47—42 Nu kon wit door onmiddellijk veld 25 te bezetten, vervolgens 40—34, 34 30, een zelfde voordeel op zwart's langen vleugel behalen. 9—13 Verzwakt noodeloos den langen vleugel. 813 is veel sterker 11 41—37 5. 3025 is allicht sterker! 4—9 - 12 37—31 21—26 712 is sterker. Het is juist de be doeling in dit systeem, dat wit een schijf behoude op zijn langen vleugel, die er feitelijk geen dienst doet. Nu bestaat er eenige kans. dit te berei ken door 712 te spelen. Gespeeld te Rotterdam. Wit: H. J. v. d. Broek. Zwart: dr. Krolinard. 1 33—28 17-21 2 39—33 11—17 Noodigt uit tot opsluiten, met het stille pldn later veld 27 op te rukken. 3 31—26 Voldoet aan de uitnoodiging, waar door belangwekkend spel te wachten is. 7—11 4 44—39 Ziet wel in, dat zwart voornemens is om veld 27 te bezetten, en belet dit hiermede voorshands, 20—25 5 36—31 1—7 6 41—36 19—24 Maakt de baan vrij om zonder ver lies met 2127 op te kunnen komen. 7 50-44 Op 3127 speelt zwart 2530. 24 29, 14—20, 10:30, 18—22, 13:35 en wint twee schijven. 21—27 Deze aanval op den langen vleugel wordt krachtig gesteund door de on mogelijkheid voor wit om den indrin ger van veld 27 door afruilen te ver wijderen. 8 31:22 18:27 9 32: 21 16: 27 10 46-41! 14—20 11 34—30 25 34 12 39: 19 13: 24 13 40—34 Op 4439 had zwart den vernietigen den Haarlemschen slag 2430, 20: 29, 1721, 11:35 Uitgevoerd. En op 43 39 wint ziwart een schijf door 27—31, 17—22, 12:34. 10—14 14 44—39 9—13 15 34—30! 5—10 gedw. 16 30:19 14:32 17 37:28 11—16 Oni veld 27 bezet te houden zou hier 29—24 noodig geweest zijn. (|Het Damspel). UIT ONZE INDIEN. REGEERING.EN PERS. Het „Soerabajasch Handelsblad", het antwoord van dé regeering: o>p de vragen van den heer Schmutzer besprekend, merkt op, dat het in de#< eerste plaats het niet eens is met de wijze van schrij ven en de beschouwingen van „Het Nieuws van den Dag van N. I." in de jongste weken, vooral niet ten aanzien van het sterk uitgesproken wantrouwen van genoemd blad in het beleid van den landvoogd. Niettemin betreurt het blad de vragen en de antwoorden, omdat de bemoeie nis van de regeering met de pers niet verder behoort te gaan dan de toepas sing van de algemeene verordeningen, terwijl het overige een zaak is tusscnen pers en publiek. Het blad meent, dat in het antwoord van de regeering in geen geval gene geerd had mogen worden ae ontstem ming en het geschokte rechtsgevoel, en vooral op het platteland: het verloren gaan van het veiligheids gevoel. Het „Handelsblad" concludeert, dat de ze regeering beter is dan haar schrif telijke uitingen. EEN VERSTANDIGE MAATREGEL. De verkoop en het afsteken van vuur werk is verboden. Ook op Oudejaars avond. Het afsteken van vuurwerk op Oude- iaaravond nam in de kolonie bedenke lijke vormen aan. Vooral „kleine luy- den" besteedden geweldige bedragen voor den aankoop van „petassans", bijna een maand salaris vaak. Een verbod zoo mogelijk van defi- nitieven aard zou dus uit economisch antwoord op de interruptie-s toe. De voordracht, de bescheidenheid van de voorstellen verraden, niet de felheid van den Communist. En toch, hoe echt revolutionair klinkt zijn betoog. Laat de kapitalis tische maatschappij voortgaan zich zelf te vernietigen. Elke cent voor lief dadigheid uitgegeven is beter besteed aari de afbraak van de Maatschappij. Het is vreeselijke taal. Het verwondert mij in het algemeen Amice, dat er zoo weinig aanleiding gewonden werd van de rechterzijde, om eens gedocumenteerd ons beginsel te verdedigen. Er werden eenige wer kelijk goede opmerkingen "en korte re devoeringen gemaakt. Maar het be zwaar tegen deze wijze van doen is dat veel teveel leden het woord voeren en1 daardoor repeteeren, terwijl het beginsel onvoldoende aan het licht komt. Zoo had b.v. bij de werkloos- heid&zorg zoo heerlijk critiek vanuit het beginsel met betrekking tot de wet en de practijk uitgeoefend kunnen worden. Nu moeten wij het doen met enkele mooie volzinnen van de heeren Wilmer, Spenldel, Eikerbout e.a. Hier had men het Socialisme in zijn hartader kunnen aantasten. Praotisch izijn we deze week niets gevorderd. De voorstellen, die zijn aan benomen, liggen geheel in de lijn door oogpunt toejuiching verdienen, al heeft de regeering thans vermoedelijk meer uitsluitend het oog op de langzamerhand berucht geworden vuurwerkbommen. BRAND IN EEN VUURWERK FABRIEK. Bij een brand in een vuurwerkfabriek te Magalang werden 9 personen gedood en twee gewond; de oorzaak is onbe kend. OUDE SCHOOLTOESTANDEN. In het Decembernummer van Idagiogische Studiën" schrijft de heer j. Z. Kannegieter over „Schooltoestan den in het midden der vorige eeuw,'" naar aanleiding van een nieuwe aan winst van het Oud-Archief te Amster- (dam. De familie van Jan ter Gouw, den bekenden historiebeschrijver van Amsterdam heeft eenige platen met' bijgevoegde notities van diens handi aan het Archief afgestaan. De be langwekkende gegevens zijn door den heer Kannegieter in het artikel' ver werkt. Na een inleiding over de toe standen in de 18e eeuw schetst hij dej ontwikkeling der z.g. Tusschenscholen) te Amsterdam. „Er waren dus te Amsterdam tweej soorten van overheidsscholen: Armen scholen en Tusschenscholen. Het open; bare onderwijs stond evenwel in om vang verre achter bij het bijzóndere. De wet-1806 bepaalde, dat er slechts) bijzondere scholen mochten worden opj gericht met consent der overheid: de| groote grief van Groen van Prinste- rer. Maar dit consent werd blijkbaail gemakkelijk verkregen. Immers in 1861, toen men weliswaar leefde onder de Grondwet van 1848, die het geven) van onderwijs vrij "had verklaard, be- stonden er in Amsterdam 21 gemeen tescholen met 9058, waar tegenover 39l confessionneele scholen stonden mets' 9255, terwijl de scholen door onder wijzers zelf opgericht 7479 leerlingen; telden. Al deze bijzondere inrichtin gen zullen wel niet geopend zijn in del weinige jaren, die sedert 1848 ver- loopen waren. Trouwens, dat bijzonder onderwijs toén regel was en openbaar uitzondering, blijkt reeds uit art. li van het Reglement voor de Stads- Tusschenscholen van 11 October 1854, dat luidde: Er bestaan te Amster dam Stads-Tusschenscholen, ingericht) voor zulke kinderen, wier ouders oti opzieners bewijzen niet in staat te zijn, het gewone schoolgeldi op de bijzon dere scholen gevorderd, te betalen". Dit reglement, natuurlijk niet het eer ste, dat da Tusschenscholen consti tueerde, geeft nog meerdere infor matie. Het schoolgeld bedroeg 15 oent per kind en per week; twee kinderen uit) hetzelfde gezin betaalden 12Va cent en| drie of meer kinderen 10 cent elk. In, 1838 vonden we als hat tarief vermeldi 70 cent, 60 cent en 50 cent per maand) naar denzelfden maatstaf. Behalve 's Zaterdagsmiddags en op Zon- en feestdagen was er de geheelej waak school van 8V2 tot IIV2 en vani IV2 tot 41/2 uur. Er werden per jaar •drie vacanties gegeven: een week cm) streeks Paschen, de laatste twee we ken van Juni, na afloop van hat school' examen, en een week in de kermis- maand September. Het onderwijs omvatte: het leeren) der letters, spellen, de gronden der. Nederduitsche taal, rekenen, zingen, g.ymnastjek, de beginselen van het teet kenen, de beginselen van den gods dienst en de zedekunde, geschiedenis) en aardrijkskunde. De vakken gym nastiek en teekenen bestonden even wel slechts op papier; tijd en. wijzsf van invoering werden aan het bestuurt overgelaten". De salarissen waren niet hoog. „Het salaris van den eersten leer meester bedroeg 1900, benevens een) vergoeding voor het laten schoonhou den der school. Bovendien was hij in het genot van een vrije woning. Was) hij tevens hoofd van een in zijn school gevestigde avondschool, dan ontving; hij f 300 's jaars extra. Een eerste on- idermeester verdiende f450, een twee-, de f250 én een derde f160 's jaars, ieder respectievelijk met f 100, f '60 enj f 40 voor het geven van onderwijs aam een avondschool, als hij daaraan ver bonden was. De hulponderwijzers w*?n den met de kapitale som van hoogf- stens f 100 bezoldigd." Jan tèr Gouw is van 18441866) hoofd van de' tusschanschool C. ge weest, welke was gehuisvest in een) onvoldoende lokaliteit. B. en YV. gevolgd. De andere zijn ver worpen en rusten tot volgend jaar No vember. Want al zouden ook de ver kiezingen de wenschen der SDAP. ver vullen en een tweetal SDAP. wethou ders de plaats van twee der zitteruden inneimen, dan verwachte men toch niet, dat reeds van de nu uitgespro ken wenschen in vervulling zullen gaan. De algemeene beschouwingen heb ben ook ëenig licht ontstoken over sommige punten die ik reeds eerder besprak. Zoo is mij nu duidelijk geworden, dat de verbreeding van het Gangetje de demping van het Levendaal onnoo- dig zal maken. Zoo althans stelt men het voor. Het gangetje zal hei verkeer ontlasten van het begin van de Hoo- gewoerd. Het Levendaal wil men nog niet dempen, omdat het overig water van Leiden dan nog erger vervuild wordt. Waarom het niet mogelijk zou zijn in dat gedempte Levendaal een riool van groote wijdte te leggen, dat evengoed dienst doet voor afvoer, heb ik niet gehoord. Ik meen dat een riool beter is dan een stinkende poel. Intus schen, Amice, heb ik hoop, dat de voorbereiding"van de centrale riolee ring er een atapje harder door zal loopen, VERITAS.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1926 | | pagina 6