WAT DE BLADEN ZEGGEN.
NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN MAANDAG 8 NOVEMBER 1926
TWEEDE BLAD.
Minister Van Kar nebeek over het
verdrag met België.
Wij gaven Zaterdag het oordeel van
,De Standaard" over de rede van den
Minister van Buitenlandsche Zaken
over het verdrag" met België.
Hier volgen nog enkele andere uit
spraken:
De Nederlander, die er op wijst
dat het onmogelijk is thans reeds een
oordeel over de rede uit te spreken,
jrengt warme hulde aan den minister
voor de wijze waarop hij het tractaat
verdedigde.
„Verder moge worden vastgesteld,
flat de klacht over oppervlakkigheid
Dij den Minister ten opzichte van eco
nomische- en defensiebelangen, ai-
doende is teruggewezen. Ook de Ka
mer van Koophandel te Botterdam,
werd in het jaar 1919 geraadpleegd.
Haar oordeel was eer gunstig dan.
afwijzend. De Rotterdamsche Kamer
schrikte althans niet terug van -het
plan. Professor Bruins van de Han-
dels-Hoogescliool zag in 't kanalen-
olan geen gevaar. Mochten van 't trac
taat werkelijk al die gevaren te duch
ten zijn, die thans velen er in zien
te Ministei heeft in 1919 in breeden
cring en in ruime mate de gelegen
heid geopend hem op die gevaren te
wijzen, maar daartoe geroepenen heb-
ien toenmaals deze gelegenheid nLt
aangegrepen.
Tegenover critiek van militaire
jljdej mocht de Minister er zich op
beroepen, dat de Generale Staf in 1919
geneigd scheen de noodzakelijkheid
van het prijsgeven van zekere souve-
/einiteitsrechten toe te geven maar
iioe juist de Minister van Buitenland
sche Zaken, met een „dat nooit" doze
gedachte afwees.
De Rotterdammer, die allen
>of heeft voor de meesterlijke verdedi
ging verklaart zich teleurgesteld.
„De hoop was herleefd, dat een ge
zamenlijk optreden van bijna' alle frac
cieleiders den Minister zou kunnen
bewegen een motie tot schorsing en
nieuwe onderhandelingen over de
meest bedreigde punten te aanvaar
den.
België zal dezen democratischen
Volksinvloed niet afwijzen", had de
heer Albarda met kracht betoogd.
Maar de Minister wil er niets van
weten. Hij verklaarde, dat hij niet
meegaan kan met een voorstel om tot
nieuwe onderhandelingen te komen.
Hiermee is de hoop, orn tot een dra
gelijk vergelijk te komen, den bodem
ingeslagen.
Het wordt nu: aannemen of verwer
pen. En een motie, welke nader over
leg vraagt, zou bij aanneming den
Minister tot heengaan doen besluiten.
Dat. laatste wenschte zoo goed als
niemand. Vrijwel algemeen leefde de
hoop, dat Ministei- Van Karnebeek de
ze delicate aangelegenheid tot oplos
sing kon brengen.
Zijn pertinente verklaring, dat" een
tussclienweg niet mogelijk is, heeft
deze hoop den bodem ingeslagen".
Het is maar goed, aldus de N. R.
C r t, dat niet aanstonds na de rede
van Minister Van Karnebeek een be
slissing over het trartaat behoefde
te worden genomen. Immers, in zijn
lang betoog waren zeer suggestieve
passages; in zijn. peroratie trof een
klank van oprechtheid en moeizaam
bedwongen gevoel, die niet naliet in
druk te makenOver het geheel gaf
de Minister zich met sympathieke
openhartigheid en verweerde bij -zich
met een slagvaardigheid en welspre
kendheid, waardoor verschillende wei
felaars uitermate geïimponeerd moe
ten zijn geweest. Pp voorstanders wa
ren dan ook verrukt over d'ezè krani
ge verdediging; niet slechts de luide
bijvalsbetuigingen aan het eind, ook
de vele handdrukken daarna getuig
den van hun bewondering.
Zelden, zoo zegt bet H d b 1., hebben
wij een minister een zoo grooten in
druk zien maken met zulke eenvoudi-
ge rhetoriek, zonder eenigerlei effect
bejag. Ook niet van geheimzinnighe
den; de heele rede was open van 't be
gin tot het eind. En daarna kwamen
velen den minister de hand drukken
hetgeen allereerst zijn ambtgenoot De
Geer al had gedaan.
Wat ons betreft, het eerste deel
van de rede kwam ons ten deele be
vredigend voor, het tweede niet zeer
ovei'tuigend. Maar het derde, clat eigen
lijk alles beheerschte, omdat dit vele
bezwaren ondergeschikt kon maken
aan politiek-historisehe overwegingen,
stemde zeker tot hernieuwd ernstig
nadenken. En wij vermoeden, dat,
vooral door dit laatste deel de min. he
den vrij wat stemmen heeft gewon
nen".
Het Vaderland zegt o.m.:
„Dat 's Ministers warme oproep tot
de Kamer, om, zich los makende van
de voor het Verdrag onwelwillend©
stemming in en buiten het Kamerge
bouw, dit tractaat als de beste oplos
sing voor het land te aanvaarden, in
sloeg, was niet twijfelachtig: er werd
levendig geapplaudiseerd en een
groot aantal afgevaardigden kwamen
den minister op hartelijke wijze com
plimenteeren. Ook besliste tegenstan
ders ontbraken in dezen stoet niet erx
men zal dus verstandig doen niet al
len, die onder den indruk van diens
redevoering den Minister huldigden,
tot de voorstanders te rekenen.
Heeft de warme verdediging de kan
sen van het Verdrag verbeterd' Wij ge
looven het wel. De indruk in de Ka
mer aan welke overigens de zwak
ke steeën niet zullen ontgaan zijn
was algemeen gunstig en het schijnt
ons niet twijfelachtig of er zou een
meerderheid gevonden zijn indien aan
stonds na de knappe improvisatie het
debat zou zijn voortgezet en tot een
beslissing gebracht. Er waren voor
al in de socialistische, Roomsche en
anti-revolutionaire gelederen wei
felaars en wij gelooven de plank niet
mis te slaan, dat verscheidenen hun
ner gistermiddag hun stem niet tegen
het tractaat zouden hebben uitge
bracht, indien het reeds toen tot een
stemming ware gekomen. Vooral zij,
die als, het maar even kon, gaarne het
„vóór" zouden uitroepen waren onder
den eersten indruk overtuigd. De vraag
blijft echter, of deze indruk bestand
zal zijn tegen de critiek welke zeker
niet zal uitblijven, vooral nu het uit
stel der debatten tot Dinsdag a.s. de
gelegenheid biedt de schoone rede on
der de loupe op haar feiten en zwak
heden te onderzoeken".
De Maasbode is mede vol lof.
„Het is en zal steeds blijven, zegt dit
blad, een historische dag in onze par
lementaire geschiedenis: de middag
van den 5en November van dit jaar.
Heeft Staal zijn nacht gehad, voortaan
zal men ook spreken van den dag van
Van Karnebeek!
Minister Van Karnebeek heeft het
tractaat verdedigd met alle kracht,
die in hem is, en dat gedaan van gan-
seher harte en met geheel zijn ziel,
zooals hij zelf getuigde 13 het wonder,
dat hij zichzelf overtroffen heeft' Hij,
die ahders meer dan een uur kan pra
ten, zonder iets te zeggen, heeft giste
ren bijna vijf uren lang gesproken en
steeds iets gezegd.
Het was geen verdediging van zich
zelf, maar slechts van de zaak, waar
voor hij stond".
En verder:
„De stellingen van den Minister zijn
o.i. goed en hij heeft zich verweerd
met bovenmenschelijke kracht tegen
de aanvallen, die er op gericht zijn.
Hij, die niet van wijken wist in de
Wielingenkwestie, zou nooit dit trac
taat onderteekend hebben, als de hoog
heidsrechten van ons land waren aan
getast. Het tractaat is niet gesloten
onder pressie en is niet vernederend,
zegt de Minister, evenals hij daar met
opgeheven hoofde stond, wijkend
voor niemand, zegt bij ook, dat de
Kamer na aanvaarding met opgehe
ven hoofde zal kunnen blijven gaan.
Aan nieuwe onderhandelingen kan
hij niet medewerken.
Wij zouden nog veel kunnen schrij
ven over deze magistrale rede, zóoals
er mogelijk in een menschenleeftijd
niet een in ons parlement wordt ge
houden. Zeker is het, dat ze diepen in
druk maakte" en dat het applaus ais
noqit gehoord in de Kamer, echt ge
meend was.
We weten, dat Kamerleden naai
den Minister zijn gegaan en verklaard
hebben, u hebt mij voorstander ge
maakt, en bovendien dat velen aan het
twijfelen zijngebracht.In parlemen
taire kringen denkt men, dat kunnen
we met groote zekerheid verklaren,
dan ook heel anders over het tractaat
en de kansen van aanneming dan een
paar- dagen geleden".
KERK EN SCHOOL.
GEREF. KERKEN.
Beroepen: Te Baambrugge, Dr. J.
H. Bavinck, voorheen te Bandoeng.
GEREF. GEMEENTEN.
Beroepen: Te Vlaardingen, J.
Overduin, te Werkendam.
Bedankt: Voor Moercapelle, B. v.
Neerbos, te Terneuzen.
Ds. J. H. Landwehr.
Gisteren herdacht Ds. J. H. Land-
wehr, emeritus-predikant van 'de Ger.
Kerk van Rotterdam, thans wonende
te Voorburg en een der meest bekende
figuren onder de Geref. predikanten,
zijn 40-jarige "ambtsbediening.
Johan Herman Landwehr werd 4
Maart 1864 te Leiden geboren. Zijn va
der, die aldaar de Geref. Kerk bijkans
60 jaar als ouderling diende, en van
origine Roomsch was, trad later als
oefenaar op en heeft o.m. van 1852
1892 de Generale Synodes der Geref.
Kerken als lid bijgewoond. Na de la
gere school te hebben doorloopen, ont
ving de jubilaris privaatlessen en ver
trok op 16-jarigen leeftijd naar Kam
pen, waar hij direct in de 3e klasse
der Theol. School werd toegelaten.
Reeds op jeugdigen leeftijd openbaar
de zich zijn schrijverstalent, waar hij
gedurende zijn verblijf te Kampen, de
Monitor redigeerde. Aan de Theol. Sch.
studeerde de jonge Landwehr onder
Bavinck, Noordtzij en Wielenga. In
1886 candidaat geworden, werd Ds.
Landwehr 7 Nov. van dat jaar te Mon
ster door wijlen Ds. J. H. Donner in
het ambt bevestigd om zich aan rijn
gemeente te verbinden met een predi
cate over 2 Cor. 3: 5. Zes jaar mocht
Ds. Landwehr zijn eerste gemeente die
nen. In dien tijd werd hij medewerker
aan het Chr. weekblad voor Leiden,
waarvan Ds. J. H. Donner hoofdredac
teur was. Ook aan de redactie van de
„Drie Provinciën" waarvan zijn vriend
wijlen Prof. Biesterveld, toen predi
kant te Gorinchem, hoofdredacteur
was. werd de jubilaris verbonden.
Gedurende zijn verblijf te Monster
schreef Ds. Landwehr op verzoek van
Ds. Donner onderscheidene historische
verhalen onder pseudoniem, die ©en
evangeliseerende strekking hadden.
Ds. Landwehr diende vervolgens de
kerken van Snoek en Rotterdam. Voor
al zijn arbeid te Rotterdam is alom (be
kend. Naast zijn herderlijk werk isDs.
L. bekend op velerlei gebied.
Boeken op verschillend gebied, ver
schenen van zijn hand. Thans is hij
nog me de-redacteur van de Chr. Ency
clopaedic.
Na zijn emeritaat -op 1 Mei 1925
woont Ds. L. te Voorburg, waar hij
gisteren in den dienst des Woords zotj
voorgaan.
Morgenavond treedt Ds. L. te Rotter
dam in de Geref. Kerk aan de Amman-
straat op tot het houden van een ge-#
dachtenisrede.
Ds. N. van der Snoek.
„Dé Rott." meldt, dat ds. N. van der
Snoek, pred. der Ned. Herv. Gemeente
te Kralingen (Rotterdam), sinds een
paar dagen zeer ernstig ongesteld is.
Dr. J. H. Bavinck.
Naar „De Stand." verneemt, heeft dr
j. H. Bavinck, predikant van de Gere
formeerde Kerk van Bandoeng, tijde
lijk te Hilversum, besloten niet naar
In dié terug te keeren.
Ds. H. C. v. d. Brink over hei slot van
de Synode.
Ds. H. C. v. d. Brink bespreekt -in
„Woord en Geest" de slotzitting van
de Synode. Na o.m. opgemerkt te heb
ben, dat „Assen" in kerkrechtelijk op
zicht is gezwenkt de Synode heeft
nu niet gedaan wat des kerkeraads en
der classes is, maar de behandeling
der „ketters" en met „kettersche" ge
voelens besmetten naar de classes ver
wezen zegt schr. dat men te Assen
principieel geen kamp heeft gegeven.
Dr. van Leeuwen zal met de weer-
legging(?) van* zijn gravamen wel niet
tevreden zijn en dus zich niet kunnen
conformeeren. Ds. van Duin zal zeker
afgezet worden, het bittere einde der
lange lijdensgeschiedenis: geschorst
opnieuw geschorst de schorsing op
geheven het besluit tot opheffing
der schorsing geschorst! Thans zal wel
volgen: opheffing der schorsing van
het besluit tot opheffing der schorsing,
en daarna afzetting. Als het niet zoo
onwettig en onrechtvaardig was, zou
het vermakelijk worden dit staaltje
van leertuchtoefening der Geref. Ker
ken. En met ds. Brussaard zal de clas-
se Haarlem wel wat verlegen zitten.
Niets doen gaat niet, dan wordt de clas
se aan Assen ongehoorzaam en dit zul
len ook mannen als ds. Groenewegen
en ds. Wielenga. de hyper-synodalen,
niet willen. Maar wat dan? In het pra
ten moeten alle leden der classe het
voor ds. Br. afleggen. Zou het maar
niet het beste zijn nu eens 'n daad te
vragen? Kort en goed: zich conformee
ren of niet. Met den regel „gelijke mon
niken, gelijke kappen" zou dit ook wel
overeenkomen. En allen schijn wegne
men alsof er met, twee maten wordt
gemeten.
Ds. v. d. B. besluit met de opmer
king, dat alle hoop op herstel der
breuk althans voor afzienbaren tijd
vervlogen is zoodat de ernstig bezwaar
den nu wel kunnen weten wat hun te
doen staat.
Kerkelijke verkiezingen.
Bij de stemming voor 14 gemachtig
den voor het kiescollege der Ned. Herv
Gemeente te Kampen kreeg de Gere
formeerde Bond 1572 stemmen en de
Vrijzinnig Hervormden 730 stemmen,
zoodat de candidaten van den Gerefor
meerden Bond zijn gekozen.
Kerkbouw te 's-Gravenhage,
De Kerkeraad der Geref. Kerk van
's-Graverchage-West heeft aan de com
missie van beheer opgedragen, zoo
spoedig mogelijk voor den bouw eenep
nieuwe kerk benoodigden grond om te
zien.
Dit wordt het vierde kerkgebouw,
wat te merkwaardiger is, als men
weet, dat vijftien jaar geleden in dit
deel der burgerlijke gemeente 's-Gra
venhage nog geen enkele Geref. kerk
bestond.
BethsaSda.
Naar we vernemen zal „Bethsaïda",
de vereeniging tot ondersteuning van
den arbeid onder onze visscherslieden
op Lerwick, door de z.g. zeekerken ver
richt, ook de maanden Nov. en Dec.
den arbeid in Dieppe (Frankrijk) weer
ter hand nemen. Ds. J. G. Feenstra
van Scheveningen en Ds. H. J. Heida
van Vlaardingen, resp. secretaris en
penningmeester van „Bethsaïda" zijn
dezen zomer naar Dieppe geweest, ten
einde alle voorbereidende maatregelen
te 'treffen. Ze hebben aldaar een gun
stig gelegen lokaal, plaats biedende
aan pl.m. 200 personen, gehuurd, ter
wijl zoonoodig ook in Boulogne over
plaats kan beschikt worden. Besloten
is in .Dieppe te werken onder de zee
lieden, met het oog op de geestelijke
en zedelijke gevaren zeer noodig. Vorig
jaar werden hier prachtige resultaten
gezien en werd de arbeid daar ten zeer
ste gewaardeerd.
Dit jaar zullen de navolgende predi
kanten een Zondag naar Dieppe gaan,
teneinde te voorzien dn den Dienst des
Woords: Ds. H. J. Heida van Vlaardin
gen 21 Nov., Ds. J. de Waard van Rijns
burg 28 Nov., Ds. D. B. Hagenbeek van
Vlaardingen 5 Dec., Ds. Chr. Karssen
van Hattern 12 Dec., Ds. F. H. W. Bra-
mer van Maassluis 19 Dec.
25 en 26 Dec. zullen de heer en mevr
Mi'. A. J. L. van Beeck Cal koen van
's-Gravenhage, die ook verleden jaar
Kerstmis zegenrijk werkzaam geweest
zijn, weer onder de vïsschers vertoe
ven. Ds. Heiida te Vlaardingen houdt
zich met het oog op dezen sohoonen
aibeid gaarne aanbevolen voor toezen
ding zoowel van giften als van lectuur.
Schoolstrijd in optima forma of niet?
Het Bestuur, schrijft de Stand, van
i de Vereen, tot St. en Inst. v. Scholen
AAN HET ZOEKLICHT.
Ledden, 8 November 1928.
Zaterdag heeft voor de radio een der
hoofdbestuurders van den „modernen"
kantoorbediendenbond gesproken over
„Laat uw kind geen kantoorbediende
worden."
Op zichzelf een juiste raadgeving,
want er zijn in dit vak minstens een
10.000 werkloozen, zoodat de vooruit
zichten \rerre van rooskleurig zijn.
Maar ik ben nieuwsgierig of ik nu
ook eens een radiorede zal kunnen hoo
ren over wat ik mijn kind. dan wel
moet laten worden.
Bouwvakarbeider, metaalbewerker,
sigarenmaker misschien? Maar in al
deze vakken heerscht eveneens groote
werkloosheid.
Middenstander, winkelier? Maar hoe
weinigen zijn er onder hen, die duur
zaam het hoofd boven water kunnen
houden?
Ambtenaar of onderwijzer dan? In
deze vakken heeft men als men
eenmaal geplaatst is, tenminste
de grootst mogelijke bestaanszeker
heid, maar de groote moeilijkheid is
tegenwoordig een vaste aanstelling te
krijgen.
Het is een lastige puzzle. Wie weet
een oplossing?
OBSERVATOR
voor L.O. op Geref. grondslag in de ge
meente Groningen, diende vóór een
paar weken bii den Raad van Gronin
gen in een verzoek om de noodige gel
den te voteeren tot het bouwen van 'n
lagere school aan of in de nabijheid
van den Paterwoldschen weg. De hand
teekeningen van ouders van pl.m. 130
kinderen waren verkregen. Toen de
voordracht van B. en W. om de aan
vrage om advies in handen van B. en
W. te stellen, ter tafel kwam in de
laatst gehouden Raadszitting, was al
te merken, dat er storm in de lucht
zat. De communist Poelstra vroeg of
hij, als het advies binnen kwam, iets
zou mogen zeggen over deze aanvrage.
Natuurlijk mocht dat! Thans blijkt,
waarom deze heer er op gebrand was
daaromtrent zekerheid te hebben. Men
is aan het werk getogen om zoo moge
lijk de stichting van deze Chr. school
te verhinderen. En het resultaat van
dezen arbeid? Bij den Raad zijn nu een
drietal adressen ingekomen, ondertee
kend door in totaal 19 ouders, dat zij
den Raad verzoeken hun handteeke-
ning als niet gezet te beschouwen. Of
hun verzoek eenigen invloed zal heb
ben is zeer de vraag. De lijst met hand-
teekeningen is ingediend en bevat de
handteekeningen voor veel meer dan
het wettelijk aantal vereischte kinde
ren. De wet houdt hiermede rekening
en niet met hetgeen sommige ouders,
door anderen overgehaald tot intrek
king van hun handteekoning, later
nog zullen doen. Vreemd doét het ook
aan, dat de adressanten thans beweren
hun handteekening geplaatst te heb
ben zonder ooit van plan geweest te
zijn hun kinderen naar een bijzondere
school te sturen. Waren de menschen
dan zoo onnoozel, dat zij niet wisten
wat zij deden, of is het een bedekte
insinuatie tegen de verzamelaars van
de handteekeningen? Het laatste zou
niet onmogelijk zijn, gezien wat reeds
eerder beweerd is van de zijde der te
genstanders. Deze schijnen than3 weer
een felle campagne te willen weren.
Het Raadslid H. Reinink, een der pal-
staanders voor de openbare school,
heeft thans bij den Raad het voorstel
ingediend tot R. en W. het verzoek te
richten, voortaan, bij een aanvrage tot
stichting van een bijz. school, ook de
lijst der namen van de kinderen, be
doeld in art. 73 der Lager Onderwijs
wet 1920 over te leggen en deze bok,
evenals de aanvrage, te publiceeren. In
den Raad zal zeker wel gevraagd wor
den, waartoe die overlegging en vooral
die publicatie noodig is. Is het mis
schien om de voorstanders van de
openbare school "gelegenheid te geven
pressie op de ouders uit te oefenen?
Ook dit laatste- zou niet voor het eerst
geschieden. Uit alles blijkt wel, dat de
schoolstrijd niet geëindigd is, maar in
tegendeel weer hoe langer hoe feller
ontbrandt waarbij de palstaanders als
aanvallers optreden, is 't niet?
FEUILLETON.
Door lëed en strijd.
'De oude Matoushka maakte van de
ze uitnoodiging gebruik, maar geduren
de hare afwezigheid sloot zij Velia op
in een donkere kast. Het meisje was
haar slavin en niemand kon tusschen-
beide komen. Okhrim, de Starosta, was
op de hand van de Matoushka >en deze
booze nieiiscüien zegevierden over Va
der Cyrillus. Zij hielden de. roede in de
hand, waarmede zij hem konden gee-
selen. Ter wille van Velia staakte hij
den nutteloozen strijd.
Het gaf hem letterlijk een gevoel
van verlichting, toen hij door bemid
deling van bloedverwanten zijner
vrouw naar een grootere en aanzien
lijker gemeente aan de andere zijde
van Kovylsk verplaatst werd. Hij kon
niets voor Velia doen en het was hem
bijna onmogelijk langer getuige v. ha
re ellenide te izijn. Hij' had tot nog toe
geen bericht van Alexis ontvangen en
was dus in het onzekere- omtrent de
.plaats, waai* deze zich ophield. Boven
dien, wat zou Alexis kunnen doen?
Zijn eigen lijden zou nog grooten wor
den* als thij wiet, wat zijn kind te ver
duren had.
Vader Cyrillus kon niet anders af
scheid nemen van het meisje dan in
tegenwoordigheid der oude Matoushka
die Velia geen oogenblik uit het ge
zicht verloor. Hij trok het kind naar
zich toe, zag !het in de smeekende
oogen en kuste het o.p het voorhoofd;
daarop rukte hij «zich los en zocht een
toevlucht in zijn kerk, waar hij, voor
het altaar geknield, lang en innig bad
voor dén terugkeer der afgedwaalde
Stundisten tot het Orthodoxe geloof.
Nadat Vader Cyrillus heengegaan
was, verkeerde Velia in een toestand
van volslagen wanhoop. Voor kinderen
is er weinig hoop in de toekomst: zij
hebben nog niet voldoende geleerd
vooruit te zien.
iHet dagelijksch zien van Vader Cy
rillus in Jde kerk, waar hij nooit na
liet, een vrien del ijken, medelijdenden
blik te schenken aan het ongelukkige
gezichtje, dat smeekend. naar hem op
geheven werd; het zien van de jonge
Matoushka met haar kinderen dat
wanen lichtpuntjes, waarnaar zij eiken
idag verlangend uitzag. Dat was het
karige voedsel geweest, waarmee Ve-
lia's jeugdige hartje zich tot nu toe
gevoed had. Maar thans was haar ook
dat weinige ontnomen. Een vreeselijke
honger," een vreeselijk verlangen over
viel haar naar het zien van een gelaat,
dat zij liefhad. Er scheen voor haar op
de wereld geen ander gelaat te be
staan idan het wreede, afstootende ge
laat van haar meesteres.
Het praatje ging door het dorp, dat
de oude Matoushka zou hei-trouwen
met Okhrim, den Starosta: Maar dit
was niet -waar, hoewel Okhrim de we
duwe gedurig bezocht. Geen van bei
den kon te weten komen, wat de an
der bezat. Hun gesprekken liepen al
tijd over geld of over een bijna even
belangrijk onderwerp de ketterij der
Stundisten. Beiden waren streng Or
thodox. Wanneer Okhrim haar meeste
res bezocht, durfde Velia ternauwer
nood ademhalen. Zij kroop in de don
kerste hoekjes en maakte zich zoo
klein mogelijk. Okhrim kende geen
grooter vermaak dan het arme. beven
de schepseltje te dwingen diepe bui
gingen voor de Moeder Gods te maken.
Dit was inderdaad een fraai heiligen
beeld en het stond op de eereplaats in
de overigens zoo schamele hut. Voor
waar een bewijs van de groote vroom
heid der Matoushka
„Gij zult eens ziien welk een vrome
Christin zij zal worden" placht hij dan
te zeggen met een sarrenden glimlach,
waarvoor Velia nog meer bevreesd was
dan voor zijp ruwsten vloek.
„Zij is een koppige, kleine pad.de!"
was gewoonlijk het boosaardige ant
woord van haar meesteres.
Overdag had Velia ternuiwemood 'n
oogenblik rust. De oude Matoushka
was een krachtige oude vrouw. Zij had
nooit een kind gehad, en zij wist niet,
en 'begeerde ook niet te weten, wat er
van een kind gevergd mocht worden.
Zoolang Velia nog een voet kon ver
zetten werd zij aan het werk gehouden
en als zij niet meer voort kon, had zij
geen andere rustplaats dan een ge
scheurde matras achter de kachel. Het
was een warm plekje, maar het kri
oelde er van krekels en vieze zwarte
torren. Velia werkte totdat hare lede
maten stijf werden en zij haar oogen
niet langer kon openhouden, voordat
zij er toe besluiten kon deze slaap
plaats op te zoeken. Maar eiken avond
was de natuur baar te machtig en
zocht zij geheel uitgeput haar gevrees
de legerstede weer op.
Zoo gingen ide lange, sombere win
termaanden voorbij de vreeselijke
dagen en nacbten, waarin haar vader
en haar broeder de besneeuwde Sibe
rische wildernis doortrokken, God dan
kende, dat Velia veilig en gelukkig
was onder de trouwe hoede van Vader
Cyrillus. Het hart van het arme kind
bloedde, wanneer zij aan hen dacht, en
dreigde van verlangen te breken, maar
de oude Matoushka vermoedde daar
niets van. Het ds treurig om te zeggen
maar het leed van kinderen is soms te
groot voor tranen.
Vella'g tyzanmen.
Toen het voorjaar aanbrak, was Ve
lia een versufd, vermagerd schepsel
tje. Men hoorde haar nooit een woord
spreken. Yarina had innig medelijden
met het arme kind, maar wat kon zij
voor haar doen? 'Kaar huis lag een
mijl verder aan de andere zijde van
Knishi en de oude Matoushka was
niet op bezoekers gesteld, tenzij dezen
met volle handen kwamen Yarina was
rijk en werd daarom door de oude
vrouw ontzien, maar deze gaf haar
ruoait da selegenheid om het meisje te
spreken, en de warme kleederen, die
zij van Yarina voor haar ontving, wer
den zorgvuldig in een lade weggebor
gen, totdat er zich een gelegenheid
voordeed, om ze voordeelig te verkoo-
pen. Met den zomer had Velia meer
werk buitenshuis. Dat was aangena
mer voor haar dan het leven geduren
de de donkere, koude winterdagen,
wanneer zij onophoudelijk te lijden
had van de scherpe tong harer mees
teres, Voor het overige was haar toe
stand onveranderd; het' werk was zelfs
zwaarder. Nadat Vader Cyrillus ver
trokken was, had zij de school niet
meer bezocht.
De man, die hem opvolgde, was een
priester van de oude soortr iemand
naar het hart van den Starosta, be
halve daarin, dat hij nauw toezag op
het betalen der kerkelijke belasting cn
ziin gemeenteleden vrij wat meer geld
wist af te persen dan "Vader Cyrillus
ooit ontvangen had.
De nieuwe Batou9hka kon drinken
als een man, en met hem "waren er nog
eens zaken te doen, zeide Okhrim. De
herbergen werden weer druk bezocht
en het aantal kerkgangers werd voort
durend kleiner. Maar er werden in het
dop in het geheim kleine samenkom
sten gehouden, waar men bijeenkwam
om den Bijbel te lezen, en waar het
zaad, door Vader Cyrillus zoowel als
door de Stundisten gestrooid .begon te
ontkiemen.
(Wordt vervolgd).