NIEUWE LE1DSCHE COURANT VAN DINSDAG 26 OCTOBER 1926 TWEEDE BLAD. WAT DE BtflOEH ZEGGEN. Ds. Schilder in De Bazuin. In de altijd pittig geschreven en al tijd actueele rubriek „Op en om ona erf", schrjjft Ds. Schilder deze week in „De Bazuin" een drietal stukjes, die wij hier overnemen. De logica van'Den Inzender Er zijn bladen, die tegenover Inzen ders de waarheid niet aandurven.. „Woord en Geest" hoort er ook onden Een inzender bemoeit zich met de vraag, waarom de LeidSche Kerkeraad zijn kerkbode niet door twee gedachten tegelijk laat beheersehen in de redactie Het blad drukt de klacht natuurlijk Itrouw af, maar weet wel, dat het onzin is. Men denke maar eens aan het feit dat een medewerker van „Woord en Geest" (dhr. J. C. Wirtz) bok schrijft; in hetzelfde blad, waarin Marnix, voor wien W. en G. geen goed woord over heeft ,op het orgaan zijn aanvallbn richt Hoe zou dat kunnen, als de heer Wirtz niet het recht erkende, dat W. en G, .(vanwege de propaganda) maar eens even laat betwisten? Men noemt dit: meten met 2 maten Ook wel: marktlogiea. Zaait verdeeld heid mijne heerèn, en legt een andei 'lasten op, die grjzelf met geen vinget aanraakt. Ook ae inzender kan dat wel Schismatieke expansi e.z u c h t Officieel 'deelt de raad van Da. gmeliks gemeente mee: „De bus voor kerkgangers zal Zondag morgen 9.15 weer vertrekken ran den Cathrijnesingel, en rijden over Blauw kapel, langs M. Wetering, door Acht tienhoven en Westbroek'. Ook hier weer een poging om aan menschen, die met hun eigen kerk in conflict leven, niet te prediken, dat zij voor die kerk op den huidigen dag ver Bntwoordelrjkheid dragen, waaraan zij Bich 'niet onttrekken mogen, maar een iaaobrengen van den waan, dat zij zich van de verantwoordelijkheid voor het leven van hun eigen kerk ontdoen kun nen, door middel van benzine. Als ik het wel zie, is dit niet zoo- izeer een zonde tegen de leer, als wel tegen het leven; een dwaling tegen de Gereformeerde ethiek. 'tKan verkeerein. Er is een tijd geweest, waarin de groep-Geelkerken zich van het „Han delsblad" bediende, en elke critiek op die handelwijze clerieaal noemde. Indertnd was er iemand, die de kerk nieuwsrubriek van het blad wei eens [bijdragen toezond, waaruit men meende munt te kunnen slaan, en toen heette die man een schrrj ver, die het gewicht der zaken ter dsge doorzag en wiens inzicht te loven viel. Nu dezelfde man laat zie 11, dat hij tegen de beweringen der groep beden kingen heeft, en de Synode van Assen piet wil veroordeelen, nu wordt ovet hem met zeer veel dédain geschreven en klaagt men, dat hij „phüosopherig doet". Als men nog' een poosje geduld neeit pal zelfs „Het Handelsblad" roomsen heetem Want wie niet meedoet, ja, die is vandaag een man om hoog te achten en morgen deugt er niets meer van hem. KERK EN SCHOOL. GE REE. KERKEN. Tweetal: ,Te Enschedé: 'C. von :Meyenfeldt te Vrouwenpolder-C apingel ©n D. Ringnalda Jr..-te Leimuidien. Beroepen: le [Woerden, ,C. van iReenen te Bigelow .Sebley (N|>A thans hier te lande. Bedankt: Voor Zuilen, D. Hoo- genbirk te Charlois. ,V,oor Apeldoorn) J. [Wymenga te .Charlois. Bevestiging, Afscheid en Intrede. Na door D3. D. 'de ,Wjit, ber. predi kant v. 's-Hertogenbosch met een pre- idicatie 01 ver Jes. 52:7 te zijn beves tigd, deed Zondag, Ds. J. A. Schep, intrede bij "de Geref. Kerk van Bolnes, waarbij 'hij sprak naar aanleiding vanj 2 .Cor. 4 57. Ds. J. G. Aaiders Zondagmorgen trad in de Parkkerk te Amsterdam op dr. J. C. Aaiders, uit; FEUILLETON. Door leed en strijd. 36) „Ik hen nog jong en ik weet niet of ik het wel goed zeg" sprak Michael, „maar als ik hier lag, dan zou ik lie ver vallen gelooven, dat God er ook was, en dat Hij alles wist wat ik lijden moest, dan te denken, dat wij aan den duivel overgegeven waren, en dat deze met ons doen kon wat hij wilde." „Maar hoe kan God dit alles toela ten?" vroeg zij. „Dat weten wij nog niet" antwoord de Michael, met verschrikte oogen om zich heen ziende, maar dit weet ik wel, dat ik liever hier zou zijn dan te behooren tot degenen, die ons hierheen gezonden hebben. God kent hen ook. O, was mijn vader maar hier om voor u te bidden!" „Bid gij maar voor mij. God zal ze ker hoor en naar zulk eeni onschuldige ziel als de uwe. Smeek Hem, dat Hij mij onmiddellijk laat sterven. Smeek Hem, dat Hij Zijn doodsengel zen-de om een einde te maken aan al de el lende en al het lijden van deze plaats. Wanneer wij allen te gelijk sterven, dan zal er iets aan gedaan worden; maar gaan wij een voor een. dan let niemand er op," Zij begon bitter te schreien. Michaël lag nog altijd, op de knieën naast haar; Schoonhoven, 'die de vorige week zich! bij de Ned. Geref. Kerken heeft aange sloten. De spreker bepaalde zijn ge hoor bij 'Handelingen 16 vers 30, 2a gedeelte: Heeren 1AVat moet ik doen, opdat jk zalig >vorde?" De gemeente zong na afloop den predikant toe ps. 121 vers 2 a „Hij is, al treft U/U felst verdriet, uw Wachter die uw voet" enz. Ds. W. Pera. Ds. iWi. Pera te Drachten, ent-préd.. Ider Geref. Kerk van Soerabaya, hoopt 13 Nov. den dag te herdenken, waarop, hij vóór 45 jaren zijn intrede deed te Scheemda. Ds. Pera, die aan de TJieol'. School te Kampen studeerde, stond van 1881 1891 te Scheemda, van 1891-1900, te Hallum en werd 26 Dec. 1900 tei Soerabaya bevestigd, waar hij 4 Juli 1920 eervol emeritaat .verkreeg. Vrije Universiteit. A'oor het Döctoraal examen in de rechten slaagde de heer P. Biersteker 'te Krabbendam. Inaugureel rede van Prof. Dr. D. H. Th. Vollenhoven, Hedenmiddag aanvaardde Prof. Dr. H. Th. Vollenhoven liet ambt van hoogleeraar in de faculteit der Wijsbe geerte aan de Vrjje Universiteit te Am sterdam met een inaugureele rede, ge titeld: „Logos en ratio. Beider verhou ding in de geschiedenis der Westersche [Ken theorie". In zijn inleiding zette spr. uiteen, wat hem dreef tot de keuze van een ken theoretisch onderwerp. Niet alleen, wijl de vraagstukken der kentheorie in iede re wetenschap terugkeeren, is het be langrijk haar te beoefenen: het is ook een eisch des tijds, met name voor ons Gereformeerde leven, dat slechts scha de kan lijden, wanneer men de moeilijk heden op dit gebied omzeilt. Nader is dan, na het meer systematisch werk verdieping daarvan, door het on derricht der geschiedenis noodzakelijk. Komend tot zijn eigenlijk onderwerp, merkt spr. eerst op, dat de juiste onder scheiding van logos en ratio alleen mogelijk is bij het zuiver dualisme, dat de hoofdgrens ziet tusschen God, Die Zijn ordinantiën instelt en den kosmos, die onder deze wetten staat. Wie deze eerste grens niet ziet, moet wel de waarde der onderveraeelingen over schatten. Tvpeerend voor de fliet-Cal- vinistische kentheorie is de geleidelijke verdeeling van het terrein over het sub ject en zrjn omgeving. Dat geldt allereerst de oudheid. Terwijl Heraelitus eenerzrjds nog in den logos het wereldproces ziet, dat hij meent te doorleven, voelt hij zich toch tevens profeet, die zjjn omgeving sprekend beneerscht. Zoo valt ae na druk reeds spoedig soms op de bereko-. ning, meest op het woord, het gespro ken oordeel, dat de tegenwerping, de lob jee tie, moest overwinnen. Tegenover de willekeur der Sophisten onderscheidt Socrates de heftigheid der [bewering en de geldigheid van den grond, maar al gaan bij heiïi taalphilo- sophie en logica uiteen, de leer van het oordeel blijft toch het uitgangspunt der kentheorie, wat des te gevaarlijker was, daar mén reeds vroeg dit oordeel een zijdig vastlegde aan het begrip, met voorbijgang van de intuïtie. Nadat men zoo het begrip van zijn natuurlijke wegbereidster heeft geschei den, verbindt men het met voorstelling en waarneming: deze zijn echter an ders dan het begrip individueel: van dat verschil tracht men zich wel reken schap te geven, maar men slaagt daar in met de invoering der onderscheiding van algemeen en bijzonder niet, ook al past men haar niet slechts op het subject, maar ook op het object toe. Ondanks enkele correcties gaat Plato nog verder door het algemeene en bij zondere overal naar het voorbeeld van den mensch tot elkander te stellen in de verhouding van wezen en verschij ning: zoo vat z.i. de mensch in het be grip niet meer waarheid, maar het verborgen wezen. Aristoteles ziet wezen eii verschijning dan biotisch verbonden in de eenheid van het organisme; ook in het subject en object worden voortaan vorm en ma teriaal onderscheiden, en verhouding van begrip en waarneming is van dit Viorm-materiaal-schema niet meer dan een bepaald geval. A'erbindt de Stoa de logica weer aan taal en naam (nominalisme) de Neopla- over hem heen boog zich het gele, ge rimpelde gelaat eener oude vrouw, die in de kribbe daarnaast lag en nieuws gierig luisterde naar hetgeen er gezegd werd. „Zoo iets durf ik God niet vragen" antwoordde hij, „onze Heer heeft ons niiet geleerd om zulke dingen te bid den. Hij wilde, dat wij zouden zeggen: „Uw koninkrijk kome. Uw wil ge schiede." Ik kan het Onze Vader wel voor u bidden." „Doe dat dan" fluisterde zij. De heldere stem van den knaap klonk duidelijk door de ziekenzaal, toen hij het hoofd ophief en bad: „Onze Vader. Die in de hemelen zijt!" Voor 'n oogen- blik zweeg het gekerm en geween, en bleek© aangezichten werden naar hem toegewend. Enkele verdroogde lippen herhaalden fluisterend de bekende woorden, terwijl ze de vrouwen terug voerden naar den tijd, toen zij kinde ren waren en hare moeders dit gebed nazeiden in de oude kerk van hun dorp, Voor een zeer korte poos was daar een gevoel van verademing, een oogenblik van vergetelheid. Ook zij, zelfs zii hadden een Vader in den hemel. Anna lag onbeweeglijk, de tranen liepen haar langs de wan? -r. ..Dat is goed" zei de zij. toen het bed geëindigd was; „ik zal nu spo i- het groote geheim leeren kennen. Mi chaël, ik heh u nog iets te zeggen.' zocht hem hare bloedtverwan- tcnici zien subject en object tegenover elkander staan als een scneppenae daad en geschapen inhoud. Bg hen kruist dit vorm-inhoudschema het oude van vorm* materiaaldat ze behouden en emana- vtistisch uitwerken in den mensch. Nog tot de oudheid behoort Augusti nus, wiens kentheoretisch werk dateert uit den tijd, kort na zijn bekeering, daar de nood der kerk hem later steeds meer in beslag nam. Daaraan schrgft spr. het toe, dat hij op dit gebied zoo weinig gaf iter wijl men van den voorlooper van Calvijn in de theologie anders zou ver wachten. Hij bestrijdt immers wel den hoogmoed der heidensche philosophen, maar ziet niet in. dat wie daarvan werd verlost, ook de betrekkingen tusschen vorm en activiteit anders moet gaan zien. Wat de M i d d e 1 e e u w e n betreft, de geringschatting, waarifiede ze vaak wor den bejegend, is niet verdiend, en spruit mede voort uit gebrek aan belangstelling bij den modernen mensch voor de vraag stukken, met welke de Christelijke den kers werkten. Toch durft spr. het den ken van deze Christenen niet „Christe lijk denken te noemen. Want de aard van het werk wordt in de eerste plaats niet bepaald, door wat men wenscht bereiken, maar door den grondslag, op welken men bouwt. En dat is in de ken theorie een of ander systeem der oud heid. Zoo was de welgemeende poging aan de openbaring recht te laten wedervaren van te voren tot mislukking gedoemd^ gelijk spr. nader aantoont met voor beelden, ontleend aan den verwarden strijd over de universalia, naar de ver schillende theorieën over het ontstaan der natuurlijke kennis en naar de pogin gen zich het verband tusschen „geiou- ven dat", en „weten dat" duidelijk Xt maken op een wijze, die met de leer van het beeld Góds, opgevat als de „donum superadditum" strookt. Zoo worden „ge looven dat" en „weten dat" verschillen in het subject, die correlaat waren met de „bovennatuurlijke" en „natuurlijke" sfeer, wat leidt tot de aanvaarding van een theologia naturalis. Het natuurbegrip der Renaissance met de bespreking waarvan we komen in den nieuwen tijd was gelijk aan dat der oudheid en middeleeuwen, maar men verschilde van de laatste in waardeering: het stempel der minder waardigheid werd uitgewischt, en het .bovennatuurlijke", als een vernis, dat de oorspronkelijke schoonheid schuil had doen gaan, verworpen. De mensch heet een zelfopenbaring Gods. Zoo keert de moeilijkheid der tneologia naturalis, die God uit zijn werkstuk met uitsluiting van de woordopenbaring wilde kennen, terug in de anthropologie. Men zoekt allereerst naar het werk der menschen en stuit eerst op de wetenschap, terwijl men later ook in de zedewet een schep sel van menschelgk willen ziet. Calvijn was geen kentheoreticus. Maar hij zag heel helder de hoofdgrens go trokken tusschen God en koimos. Het begrip „beeld Gods verkrijgt bij hem naast den kosmolögischen een histori- schen zin: kosmologisch verstaan, ais typeerend wezensverschil tusschen mensch en dier is het volledig behou den, al liggen beiden onder den Vloek Daarentegen is het beeld Gods, in den historischen zin genomen, als oorspron kelijke gerechtigheid en heiligheid, ge heel verloren, al keeren deze weer, bg een deel der menschheid uit genade ver leend, terug. Dit zien van de hoofdgrens tusschen God en kosmos, de afbakening der terreinen naar de eigenaardigheid der Goddelijke wetten, de weigering, het historisch verschil tusschen den staat der rechtheid en dien der ellende te her leiden tot het vorm-materiaal-sehema en de erkenning van het verschil tus schen Kerk en menschheid beteekent een totale breuk met Aristoteles. He laas hebben deze gedachten niet slechts iep wijsgeerig gebied geen ingang ge vonden, maar heeft ook de Gereformeer de theologie der 17de eeuw zich weer onder het juk der traditie gevoegd. Tusschen individu en omgeving werd ook door de nieuwere wijsbegeerte de waarheid verdeeld. Daaruit vloeit voort, dat aan het lo gisch schema een activiteit wordt toe gekend, die 't niet heeft, maar alleen voorkomt in het hanteeren van dit sche ma als organisme. Bovendien achtten sommigen dit schema hog gevuld met een inhoud, ontleend aan de wetssferen der ruimte (bij Descartes en Spinoza) of der getallen (bij Leibniz). Zoo schijnt ten, zoo spoedig hem dit mogelijk zou zijn, van haar dood te verwittigen, maar hij moest hen niet bedroeven door het verhaal van haar lijden. Michaël herhaalde het adres, dat JW hem opgaf, eenig© keeren. en riep Ser- gius om het mede te onthouden. Daar op hief Anna hare zwakke hand op en raakte zijn wang aan. „Geef mij nu een kus!" zei-de zij; ik heh thuis ook een broer zooals gij,, Mi chaël. Ach, wat zal hij mij missen, hoe zal hij om mij treuren! Geef mij een kus en zeg mii vaarwel." Van maand tot maand. Er had een groote verandering met Tatiania plaats gegrepen. Zii verviel niet meer zooals vroeger van liet eene uiterste in het andere, maar was nu steeds in een zwijgende.' onderworpen stemming. Dag aan dag ging zij zon der te spreken met gebogen hoofd langs den heeten, stoffigen weg. Zij klaagde nqoit meer over hitte of vermoeidheid, én wanneer Kharitou rich dos avonds aan d© étappes bij haar voegde, begroette zij hem altijd ivei een vriendeli.jkén glimlach. Voor ■igius em voor de kleine Clava was 1 veel zachter en teerder dan in de lükkige dagen thuis. Zii wist het. im- v. de arme vrouw, dat noch zijzel- c, noch de kleine Clava het einde van 1' m vreeselilken tocht zouden berei ken! Zn beiden zouden; zich op de een het, dat de gezichtsvelden niet op den logos rusten, maar op de vormen der menschelgko kennis. De wijsgeeren der 17de en 18de eeuw waanden zich, dan ook geroepen deze orde niet alleen te kennen, maar ook op deze algemeene vormen te gronden en op hen als moge lijkheden de bijzondere werkelijkheid te staven. Uit de voor-critische geschriften van Kant toont spr. dan aan, dat ook diens vraagstelling: „Is synthese apriorimo* felgk?" uit dezen gedachtengang is ge- oren. Kant vergeet n.l., dat net apriori der ruimte ten aanzien van hare be grenzingen slechts een bepaald geval is van de aprioriteit die aan de modali teit toekomt. De aprioriteit der aritb metische en ruimtelijke gezichtsvelden ten aanzien van dat der physica is wel van anderen aard dan eerstgenoemde, ze is n.1. niet waarheids-, maar orde aprioriteit. Doch beide apriori's hebben met subjectiviteit niets uit te staan Kant vereenzelvigt echter juist alle aprioriteit met subjectiviteit, en deze verwarring brengt hém tot de leer der denk-, later ook tot die der aanschou wingsvormen. Wie schept echter dit geliefde sub- gect-object-scnema? Dat is de vraag van Fichte. Schelling, en Hegel, bij wie spr. vervolgens stil staat, om dan, de lijn volgend, die loopt over Trendelen burg en Ueberweg, te komen tot den hopeloozen strijd tusschen vitalisme en mechanisme; die geen van beiden in. staat bleken, te waardeeren de vrucht bare ontdekkingen, die het terrein, dat ze meenden te verdedigen, toch kon den helpen afgrenzen. Tenslotte^ komt een soort verzoening tot stand in den geest van Leibniz: net heet, dat alles mechanisch is te verklaren en zich teleologisch strekt (Fechner en Lotze) Laatstgenoemde denker raakt niet alleen in enkele punten de psychologie van Brentano, die op dit speciaal gebied in derdaad eenige verbetering aanbracht, maar is ook de vader der^ herleefde geldingsgedachte, die waarheid en ken nis verwart. Nader werd ze uitgewerkt door de Neokantiaansche scholen, die in de typeerende hoofdfiguren van Co- hen en Rickert becritiseert. In den kern biedt ook Husserl niets anders. Om dat te bewijzen, gaat Spr. hem na in zijn ontwikkelingsgang van Brentano naar Bolzano. Een oogen- blik schijnt hij gezien te hebben, dat het schema aer kennisdrieledig is. Maar de oude onderscheiding van sub ject en object, idealistisch opgevat als vorm en inhoud, behield de overhand, waarbij de belangstelling bovendien eenzijdig op het subject is gericht, dat zijn activiteit, die net algemeene als mogelijkheid vult met het bijzondere, dcorieeft. Op deze wijze valt ook te verklaren zijn aansluiting aan scholas tiek en intuïtionisme. Zoo worstelen, ook bij de jongste schrijvers, Hegel en Tho-mas, idealis me en semi-idealism© om de overwin ning. De macht van 'deze dubbel'e tra ditie belemmert de ontwikkeling der kentheorie. Aan deze macht heeft het Calvinisme haar te onttrekken, zal het zelf niet opnieuw worden bedreigd door het humanistisch individualisme, dat het in de 17e en 18e eeuw ook hier te lande geducht havende. Als niet-kentheoretischan factor, die tot de nederlaag medewerkte, ziet spr. allereerst dit, dat onze vaderen, ge nietend van de voorrechten, die aan. het recht op gewetensvrijheid werden toegekend net onderwijs voor 'n be denkelijk groot deel aan den Staat en zijn leidslieden o-verlieten. AI overwinnend werd het humanis me echter overmoedig, verbrak het compromis en beroofde het Christelijk volksdeel van zijn voorrechten. Dat prikkelde niet alleen deze groep tot verhoogde energie, maar leidde Groen van Prinsterer en Kuyper er toe, del frondslagen van dit compromis te on- erzoeken. Met name Kuyper heeft met Aristoteles, den ouden en den ge- kristianiseerde der Middeleeuwen ge broken, getuige zijn strijd voor de vrij heid van onderwijs en Kerk. De verbin ding van de leer der souvereiniteit 111 eigen kring met de practische aanvaar, ding der tweedeeling van het men- schelijk geslacht krachtens de verkie zing Goas, bracht hem tot zijn con ceptie van de tweeheid, natuurlijk met der waarheid, maar wel der weten schap. In deze verbinding staat ook onze Universiteit gegrond. of andere rustplaats aan den weg neerleggen om te sterren, en zij begon te verlangen, dat die dag weldra aan breken mocht. Ook bij de overige Stundisten werd de blijdschap van het martelaarschap voortdurend grooter en inniger. Het ge voel eener naderende zegepraal ver kwikte hun gemoed. Zij waren tot de zekerheid gekomen, dat hun liefde voor Christus'en de waarheid sterker was dan elke andere liefde. Een inner lijke vrede, die alle verstand te boven ging, vervulde bun gemoed. De liede ren, die zij des morgens en 's avonds zongen, getuigden van bun geestdrift en van hun vreugde. Bij voorkeur zon gen zij lofliederen. Hun stemmen wa ren zuiver en welluidend, en de melo die der gewijde liederen bleef niet zon der uitwerking op hun medegevange nen. Sommigen van hen, voornamelijk vrouwen, zongen somtijds mee, en de aanvoerder van het geleide liet hen meestal hun gang gaan. De Stundisten veroorzaakten nooit moeite, zij gaven integendeel een goed voorbeeld aan den geheelen troep. Langzamerhand verloor de kleine Clava al baai* vroolijkheid en verdwe nen haar speelsche maniertjes, en da gelijks werd zij een lichter last om te dragen. Michaël en Sergius hadden er voor gezorgd, dat zij nooit bad behoe ven te rijden in een der telega's, welke volgepropt waren met kinderen, die AAN HET ZOEKLICHT. Leiden, 26 October 1926. In het laatste jaar van den oorlog» was er gebrek aan alles. Zoo was er ook papierschaarste en in verband hier mee verscheen in 1918 een legerorder, dat de militaire administratie een en veloppe meermalen moest benutten, door na gebruik, telkenmale met be hulp van gom en gluton een wit pa pier over net adres te plakken. Hoewel de papierschaarste gelukkig, reeds lang tot het verleden behoort, was deze legerorder van kracht geble ven: thans evenwel verschijnt een leger order, die een ministerieel e beschik king bevat over het gebruik van enve loppen en waarin gezegd wordt: „Overmits aan evenbedoelde bewer king, naar thans gebleken is, méér uitgaven zijn verbonden dan aan aan schaffing van nieuwe enveloppen, ter wijl het gebruik van oude briefomsla gen vaak aanleiding geeft tot verwar ring, wordt bij deze bepaald, dat in den vervolge weder nieuwe envelop pen moeten worden gebruikt". Zouden er nog geen onderdealen van het leger zijn, waar in verband met de vleeschschaarste nog eenheidsworst gegeten wordt? OBSERVATOR. Spreker memoreert verder het pro gram van 1895 dat, wat de kentheorie aangaat, het stempel draagt van Wol- tjer en z'n leermeester, Geesink en uit spreekt, „dat de beantwoordingder kentheoretische vragen niet van elders mag worden verwacht, maar moet ontleend aan de Gereformeerde begin selen". Dat het inderdaad mogelijk 13 in deze richting niet alleen te zoeken, maar ook te vinden heeft Spr. laten zién in den positieven grondslag zijner critiek. Vervolgens wendde hij zich tot Cu ratoren en Directeuren, de Hooglee raren, inzonderheid tot Professor Gee sink, en sloot met een toespraak tot de studenten. Genleenteraad Leiden. Vergadering van gisteren. (Vervolg). 27e. Voorste] tot het aangaan van een overeenkomst, betreffende de leve ring van gas aan de gemeente Sassen- heim door de Stedelijke Lichtfabriek te Leiden. Goedgekeurd. 28e. Voorstel om te besluiten dat de gemeente tegen den door J. Tacoma ingestelden eisch in hooger beroep, in zake de betaling van het restant van de koopsom wegens geleverde vitrines ten behoeve van het Stedelijk Museum „de Lakenhal" verweer zal voeren. Goedgekeurd. 29e. Prae-advies op het verzoek vaiï W. van der Heijden, om restitutie van een door hem gestorte waarborgsom ad f100, in verband met de verbou wing van zijn perceel Heerensingel No. 39. De heer S c h 11 e r stelt voor de aan de overdracht verbonden kosten voor rekening van de gemeente te nemen. De heer Witmans (D.P.) acht de geheele overdracht onnoodig, omdat de betrokken grond niet aan den openb. Weg ligt. Volgens spr. zijn B. en W. af geweken van de lijn die de directeur van G. W. hierin altijd volgt. De heer Splinter (C.H.) lid van fabricage zegt, dat de commissie aldus heeft geadviseerd omdat 't later zoo'n moeit© kost om bij wegverbreeding enz. den benoodigden grond weer los te krijgen. Spr. zou wel de kosten voor rekening der gemeente willen nemen. De here Wilbrink (C.H.) kan zich met deze toepassing niet vereenigen. Wanneer de gemeente zooveel geeft om dezen Meter grond, moet zij op z'n minst de overdrachtskosten betalen. Men zou anders de verbetering van particuliere woningen tegenwerken. De heer Sytsma (V.D. )sluit zich hierbij aan. De heer Eerdmans (V.B.) oefent eveneens critiek uit op het standpunt van fabricage. Spr. vindt het onrecht vaardig. Weth. Mulder kan geen afwijking onophoudelijk met elkander vochten en den geheelen weg over schreeuw den of huilden. Beide knapen waren droevig ge stemd. De lange tocht, dié nu al ver scheidene weken duurde, had alle aan trekkelijkheid voor hen verloren. Niet, dat zij zich lieten afschrikken door de moeilijkheden en ontberingen van de reis. Zij waren dikwijls hongerig en dorstig, maar dat was het gewone lot van al de arme reizigers. Zij waren vuil en in lompen gekleed, maar dat was onvermijdelijk en later te verhel pen. Zij liepen barrevoets, maar daar aan waren zij des zomers gewoon. Zii waren volkomen bereid veel grooter ontberingen te verduren. Zij kwamen door vreemde streken en zagen onbe kende landen, die hun belangstelling in hooge mate opwekten. Nu eens kron kelde hun weg in de sombere schaduw van een donker woud. dan weer voer de hij door eindelooze steppen; soms ging hfj langs snelstroomende rivieren, die men in lompe veerbooten moest oversteken, en op andere tijden leid den steile bergpaden ben omhoog, en daalde men daarna in bekoorlijke val leien neer. Men legde dagelijks twintig tot vijf en twintig mijlen af. zeldeD meer dan twee mijlen per uur met het oog op de gevangenen, die beenkete nen moesten meeslepen, op de zware vrachtwagens en op de vrouwen, die achter de Mimen aankwamen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1926 | | pagina 5