NIEUWE LE1DSCHE COURANT VAN DINSDAG 26 OCTOBER 1926
TWEEDE BLAD.
WAT DE BtflOEH ZEGGEN.
Ds. Schilder in De Bazuin.
In de altijd pittig geschreven en al
tijd actueele rubriek „Op en om ona
erf", schrjjft Ds. Schilder deze week
in „De Bazuin" een drietal stukjes, die
wij hier overnemen.
De logica van'Den Inzender
Er zijn bladen, die tegenover Inzen
ders de waarheid niet aandurven..
„Woord en Geest" hoort er ook onden
Een inzender bemoeit zich met de
vraag, waarom de LeidSche Kerkeraad
zijn kerkbode niet door twee gedachten
tegelijk laat beheersehen in de redactie
Het blad drukt de klacht natuurlijk
Itrouw af, maar weet wel, dat het onzin
is.
Men denke maar eens aan het feit
dat een medewerker van „Woord en
Geest" (dhr. J. C. Wirtz) bok schrijft;
in hetzelfde blad, waarin Marnix, voor
wien W. en G. geen goed woord over
heeft ,op het orgaan zijn aanvallbn richt
Hoe zou dat kunnen, als de heer Wirtz
niet het recht erkende, dat W. en G,
.(vanwege de propaganda) maar eens
even laat betwisten?
Men noemt dit: meten met 2 maten
Ook wel: marktlogiea. Zaait verdeeld
heid mijne heerèn, en legt een andei
'lasten op, die grjzelf met geen vinget
aanraakt. Ook ae inzender kan dat wel
Schismatieke expansi e.z u c h t
Officieel 'deelt de raad van Da.
gmeliks gemeente mee:
„De bus voor kerkgangers zal Zondag
morgen 9.15 weer vertrekken ran den
Cathrijnesingel, en rijden over Blauw
kapel, langs M. Wetering, door Acht
tienhoven en Westbroek'.
Ook hier weer een poging om aan
menschen, die met hun eigen kerk in
conflict leven, niet te prediken, dat zij
voor die kerk op den huidigen dag ver
Bntwoordelrjkheid dragen, waaraan zij
Bich 'niet onttrekken mogen, maar een
iaaobrengen van den waan, dat zij zich
van de verantwoordelijkheid voor het
leven van hun eigen kerk ontdoen kun
nen, door middel van benzine.
Als ik het wel zie, is dit niet zoo-
izeer een zonde tegen de leer, als wel
tegen het leven; een dwaling tegen de
Gereformeerde ethiek.
'tKan verkeerein.
Er is een tijd geweest, waarin de
groep-Geelkerken zich van het „Han
delsblad" bediende, en elke critiek op
die handelwijze clerieaal noemde.
Indertnd was er iemand, die de kerk
nieuwsrubriek van het blad wei eens
[bijdragen toezond, waaruit men meende
munt te kunnen slaan, en toen heette
die man een schrrj ver, die het gewicht
der zaken ter dsge doorzag en wiens
inzicht te loven viel.
Nu dezelfde man laat zie 11, dat hij
tegen de beweringen der groep beden
kingen heeft, en de Synode van Assen
piet wil veroordeelen, nu wordt ovet
hem met zeer veel dédain geschreven
en klaagt men, dat hij „phüosopherig
doet".
Als men nog' een poosje geduld neeit
pal zelfs „Het Handelsblad" roomsen
heetem Want wie niet meedoet, ja, die
is vandaag een man om hoog te achten
en morgen deugt er niets meer van hem.
KERK EN SCHOOL.
GE REE. KERKEN.
Tweetal: ,Te Enschedé: 'C. von
:Meyenfeldt te Vrouwenpolder-C apingel
©n D. Ringnalda Jr..-te Leimuidien.
Beroepen: le [Woerden, ,C. van
iReenen te Bigelow .Sebley (N|>A
thans hier te lande.
Bedankt: Voor Zuilen, D. Hoo-
genbirk te Charlois. ,V,oor Apeldoorn)
J. [Wymenga te .Charlois.
Bevestiging, Afscheid en Intrede.
Na door D3. D. 'de ,Wjit, ber. predi
kant v. 's-Hertogenbosch met een pre-
idicatie 01 ver Jes. 52:7 te zijn beves
tigd, deed Zondag, Ds. J. A. Schep,
intrede bij "de Geref. Kerk van Bolnes,
waarbij 'hij sprak naar aanleiding vanj
2 .Cor. 4 57.
Ds. J. G. Aaiders
Zondagmorgen trad in de Parkkerk
te Amsterdam op dr. J. C. Aaiders, uit;
FEUILLETON.
Door leed en strijd.
36)
„Ik hen nog jong en ik weet niet of
ik het wel goed zeg" sprak Michael,
„maar als ik hier lag, dan zou ik lie
ver vallen gelooven, dat God er ook
was, en dat Hij alles wist wat ik lijden
moest, dan te denken, dat wij aan den
duivel overgegeven waren, en dat deze
met ons doen kon wat hij wilde."
„Maar hoe kan God dit alles toela
ten?" vroeg zij.
„Dat weten wij nog niet" antwoord
de Michael, met verschrikte oogen
om zich heen ziende, maar dit weet ik
wel, dat ik liever hier zou zijn dan te
behooren tot degenen, die ons hierheen
gezonden hebben. God kent hen ook.
O, was mijn vader maar hier om voor
u te bidden!"
„Bid gij maar voor mij. God zal ze
ker hoor en naar zulk eeni onschuldige
ziel als de uwe. Smeek Hem, dat Hij
mij onmiddellijk laat sterven. Smeek
Hem, dat Hij Zijn doodsengel zen-de
om een einde te maken aan al de el
lende en al het lijden van deze plaats.
Wanneer wij allen te gelijk sterven,
dan zal er iets aan gedaan worden;
maar gaan wij een voor een. dan let
niemand er op,"
Zij begon bitter te schreien. Michaël
lag nog altijd, op de knieën naast haar;
Schoonhoven, 'die de vorige week zich!
bij de Ned. Geref. Kerken heeft aange
sloten. De spreker bepaalde zijn ge
hoor bij 'Handelingen 16 vers 30, 2a
gedeelte: Heeren 1AVat moet ik doen,
opdat jk zalig >vorde?" De gemeente
zong na afloop den predikant toe
ps. 121 vers 2 a „Hij is, al treft U/U
felst verdriet, uw Wachter die uw
voet" enz.
Ds. W. Pera.
Ds. iWi. Pera te Drachten, ent-préd..
Ider Geref. Kerk van Soerabaya, hoopt
13 Nov. den dag te herdenken, waarop,
hij vóór 45 jaren zijn intrede deed te
Scheemda.
Ds. Pera, die aan de TJieol'. School
te Kampen studeerde, stond van 1881
1891 te Scheemda, van 1891-1900,
te Hallum en werd 26 Dec. 1900 tei
Soerabaya bevestigd, waar hij 4 Juli
1920 eervol emeritaat .verkreeg.
Vrije Universiteit.
A'oor het Döctoraal examen in de
rechten slaagde de heer P. Biersteker
'te Krabbendam.
Inaugureel rede van Prof. Dr. D. H.
Th. Vollenhoven,
Hedenmiddag aanvaardde Prof. Dr.
H. Th. Vollenhoven liet ambt van
hoogleeraar in de faculteit der Wijsbe
geerte aan de Vrjje Universiteit te Am
sterdam met een inaugureele rede, ge
titeld: „Logos en ratio. Beider verhou
ding in de geschiedenis der Westersche
[Ken theorie".
In zijn inleiding zette spr. uiteen, wat
hem dreef tot de keuze van een ken
theoretisch onderwerp. Niet alleen, wijl
de vraagstukken der kentheorie in iede
re wetenschap terugkeeren, is het be
langrijk haar te beoefenen: het is ook
een eisch des tijds, met name voor ons
Gereformeerde leven, dat slechts scha
de kan lijden, wanneer men de moeilijk
heden op dit gebied omzeilt. Nader is
dan, na het meer systematisch werk
verdieping daarvan, door het on
derricht der geschiedenis noodzakelijk.
Komend tot zijn eigenlijk onderwerp,
merkt spr. eerst op, dat de juiste onder
scheiding van logos en ratio alleen
mogelijk is bij het zuiver dualisme, dat
de hoofdgrens ziet tusschen God, Die
Zijn ordinantiën instelt en den kosmos,
die onder deze wetten staat. Wie deze
eerste grens niet ziet, moet wel de
waarde der onderveraeelingen over
schatten. Tvpeerend voor de fliet-Cal-
vinistische kentheorie is de geleidelijke
verdeeling van het terrein over het sub
ject en zrjn omgeving.
Dat geldt allereerst de oudheid.
Terwijl Heraelitus eenerzrjds nog in
den logos het wereldproces ziet, dat
hij meent te doorleven, voelt hij zich
toch tevens profeet, die zjjn omgeving
sprekend beneerscht. Zoo valt ae na
druk reeds spoedig soms op de bereko-.
ning, meest op het woord, het gespro
ken oordeel, dat de tegenwerping, de
lob jee tie, moest overwinnen.
Tegenover de willekeur der Sophisten
onderscheidt Socrates de heftigheid der
[bewering en de geldigheid van den
grond, maar al gaan bij heiïi taalphilo-
sophie en logica uiteen, de leer van het
oordeel blijft toch het uitgangspunt der
kentheorie, wat des te gevaarlijker was,
daar mén reeds vroeg dit oordeel een
zijdig vastlegde aan het begrip, met
voorbijgang van de intuïtie.
Nadat men zoo het begrip van zijn
natuurlijke wegbereidster heeft geschei
den, verbindt men het met voorstelling
en waarneming: deze zijn echter an
ders dan het begrip individueel: van
dat verschil tracht men zich wel reken
schap te geven, maar men slaagt daar
in met de invoering der onderscheiding
van algemeen en bijzonder niet, ook
al past men haar niet slechts op het
subject, maar ook op het object toe.
Ondanks enkele correcties gaat Plato
nog verder door het algemeene en bij
zondere overal naar het voorbeeld van
den mensch tot elkander te stellen in
de verhouding van wezen en verschij
ning: zoo vat z.i. de mensch in het be
grip niet meer waarheid, maar het
verborgen wezen.
Aristoteles ziet wezen eii verschijning
dan biotisch verbonden in de eenheid
van het organisme; ook in het subject
en object worden voortaan vorm en ma
teriaal onderscheiden, en verhouding
van begrip en waarneming is van dit
Viorm-materiaal-schema niet meer dan
een bepaald geval.
A'erbindt de Stoa de logica weer aan
taal en naam (nominalisme) de Neopla-
over hem heen boog zich het gele, ge
rimpelde gelaat eener oude vrouw, die
in de kribbe daarnaast lag en nieuws
gierig luisterde naar hetgeen er gezegd
werd.
„Zoo iets durf ik God niet vragen"
antwoordde hij, „onze Heer heeft ons
niiet geleerd om zulke dingen te bid
den. Hij wilde, dat wij zouden zeggen:
„Uw koninkrijk kome. Uw wil ge
schiede." Ik kan het Onze Vader wel
voor u bidden."
„Doe dat dan" fluisterde zij.
De heldere stem van den knaap klonk
duidelijk door de ziekenzaal, toen hij
het hoofd ophief en bad: „Onze Vader.
Die in de hemelen zijt!" Voor 'n oogen-
blik zweeg het gekerm en geween, en
bleek© aangezichten werden naar hem
toegewend. Enkele verdroogde lippen
herhaalden fluisterend de bekende
woorden, terwijl ze de vrouwen terug
voerden naar den tijd, toen zij kinde
ren waren en hare moeders dit gebed
nazeiden in de oude kerk van hun
dorp, Voor een zeer korte poos was
daar een gevoel van verademing, een
oogenblik van vergetelheid.
Ook zij, zelfs zii hadden een Vader
in den hemel. Anna lag onbeweeglijk,
de tranen liepen haar langs de wan? -r.
..Dat is goed" zei de zij. toen het
bed geëindigd was; „ik zal nu spo i-
het groote geheim leeren kennen. Mi
chaël, ik heh u nog iets te zeggen.'
zocht hem hare bloedtverwan-
tcnici zien subject en object tegenover
elkander staan als een scneppenae daad
en geschapen inhoud. Bg hen kruist dit
vorm-inhoudschema het oude van vorm*
materiaaldat ze behouden en emana-
vtistisch uitwerken in den mensch.
Nog tot de oudheid behoort Augusti
nus, wiens kentheoretisch werk dateert
uit den tijd, kort na zijn bekeering, daar
de nood der kerk hem later steeds meer
in beslag nam. Daaraan schrgft spr. het
toe, dat hij op dit gebied zoo weinig gaf
iter wijl men van den voorlooper van
Calvijn in de theologie anders zou ver
wachten. Hij bestrijdt immers wel den
hoogmoed der heidensche philosophen,
maar ziet niet in. dat wie daarvan werd
verlost, ook de betrekkingen tusschen
vorm en activiteit anders moet gaan
zien.
Wat de M i d d e 1 e e u w e n betreft, de
geringschatting, waarifiede ze vaak wor
den bejegend, is niet verdiend, en spruit
mede voort uit gebrek aan belangstelling
bij den modernen mensch voor de vraag
stukken, met welke de Christelijke den
kers werkten. Toch durft spr. het den
ken van deze Christenen niet „Christe
lijk denken te noemen. Want de aard
van het werk wordt in de eerste plaats
niet bepaald, door wat men wenscht
bereiken, maar door den grondslag, op
welken men bouwt. En dat is in de ken
theorie een of ander systeem der oud
heid.
Zoo was de welgemeende poging aan
de openbaring recht te laten wedervaren
van te voren tot mislukking gedoemd^
gelijk spr. nader aantoont met voor
beelden, ontleend aan den verwarden
strijd over de universalia, naar de ver
schillende theorieën over het ontstaan
der natuurlijke kennis en naar de pogin
gen zich het verband tusschen „geiou-
ven dat", en „weten dat" duidelijk Xt
maken op een wijze, die met de leer van
het beeld Góds, opgevat als de „donum
superadditum" strookt. Zoo worden „ge
looven dat" en „weten dat" verschillen
in het subject, die correlaat waren met
de „bovennatuurlijke" en „natuurlijke"
sfeer, wat leidt tot de aanvaarding van
een theologia naturalis.
Het natuurbegrip der Renaissance
met de bespreking waarvan we komen
in den nieuwen tijd was gelijk
aan dat der oudheid en middeleeuwen,
maar men verschilde van de laatste in
waardeering: het stempel der minder
waardigheid werd uitgewischt, en het
.bovennatuurlijke", als een vernis, dat
de oorspronkelijke schoonheid schuil had
doen gaan, verworpen. De mensch heet
een zelfopenbaring Gods. Zoo keert de
moeilijkheid der tneologia naturalis, die
God uit zijn werkstuk met uitsluiting
van de woordopenbaring wilde kennen,
terug in de anthropologie. Men zoekt
allereerst naar het werk der menschen
en stuit eerst op de wetenschap, terwijl
men later ook in de zedewet een schep
sel van menschelgk willen ziet.
Calvijn was geen kentheoreticus. Maar
hij zag heel helder de hoofdgrens go
trokken tusschen God en koimos. Het
begrip „beeld Gods verkrijgt bij hem
naast den kosmolögischen een histori-
schen zin: kosmologisch verstaan, ais
typeerend wezensverschil tusschen
mensch en dier is het volledig behou
den, al liggen beiden onder den Vloek
Daarentegen is het beeld Gods, in den
historischen zin genomen, als oorspron
kelijke gerechtigheid en heiligheid, ge
heel verloren, al keeren deze weer, bg
een deel der menschheid uit genade ver
leend, terug. Dit zien van de hoofdgrens
tusschen God en kosmos, de afbakening
der terreinen naar de eigenaardigheid
der Goddelijke wetten, de weigering, het
historisch verschil tusschen den staat
der rechtheid en dien der ellende te her
leiden tot het vorm-materiaal-sehema
en de erkenning van het verschil tus
schen Kerk en menschheid beteekent
een totale breuk met Aristoteles. He
laas hebben deze gedachten niet slechts
iep wijsgeerig gebied geen ingang ge
vonden, maar heeft ook de Gereformeer
de theologie der 17de eeuw zich weer
onder het juk der traditie gevoegd.
Tusschen individu en omgeving werd
ook door de nieuwere wijsbegeerte de
waarheid verdeeld.
Daaruit vloeit voort, dat aan het lo
gisch schema een activiteit wordt toe
gekend, die 't niet heeft, maar alleen
voorkomt in het hanteeren van dit sche
ma als organisme. Bovendien achtten
sommigen dit schema hog gevuld met
een inhoud, ontleend aan de wetssferen
der ruimte (bij Descartes en Spinoza) of
der getallen (bij Leibniz). Zoo schijnt
ten, zoo spoedig hem dit mogelijk zou
zijn, van haar dood te verwittigen,
maar hij moest hen niet bedroeven
door het verhaal van haar lijden.
Michaël herhaalde het adres, dat JW
hem opgaf, eenig© keeren. en riep Ser-
gius om het mede te onthouden. Daar
op hief Anna hare zwakke hand op en
raakte zijn wang aan.
„Geef mij nu een kus!" zei-de zij; ik
heh thuis ook een broer zooals gij,, Mi
chaël. Ach, wat zal hij mij missen, hoe
zal hij om mij treuren! Geef mij een
kus en zeg mii vaarwel."
Van maand tot maand.
Er had een groote verandering met
Tatiania plaats gegrepen. Zii verviel
niet meer zooals vroeger van liet eene
uiterste in het andere, maar was nu
steeds in een zwijgende.' onderworpen
stemming. Dag aan dag ging zij zon
der te spreken met gebogen hoofd
langs den heeten, stoffigen weg.
Zij klaagde nqoit meer over hitte of
vermoeidheid, én wanneer Kharitou
rich dos avonds aan d© étappes bij
haar voegde, begroette zij hem altijd
ivei een vriendeli.jkén glimlach. Voor
■igius em voor de kleine Clava was
1 veel zachter en teerder dan in de
lükkige dagen thuis. Zii wist het. im-
v. de arme vrouw, dat noch zijzel-
c, noch de kleine Clava het einde van
1' m vreeselilken tocht zouden berei
ken! Zn beiden zouden; zich op de een
het, dat de gezichtsvelden niet op den
logos rusten, maar op de vormen der
menschelgko kennis. De wijsgeeren
der 17de en 18de eeuw waanden zich,
dan ook geroepen deze orde niet alleen
te kennen, maar ook op deze algemeene
vormen te gronden en op hen als moge
lijkheden de bijzondere werkelijkheid te
staven.
Uit de voor-critische geschriften van
Kant toont spr. dan aan, dat ook diens
vraagstelling: „Is synthese apriorimo*
felgk?" uit dezen gedachtengang is ge-
oren. Kant vergeet n.l., dat net apriori
der ruimte ten aanzien van hare be
grenzingen slechts een bepaald geval
is van de aprioriteit die aan de modali
teit toekomt. De aprioriteit der aritb
metische en ruimtelijke gezichtsvelden
ten aanzien van dat der physica is wel
van anderen aard dan eerstgenoemde,
ze is n.1. niet waarheids-, maar orde
aprioriteit. Doch beide apriori's hebben
met subjectiviteit niets uit te staan
Kant vereenzelvigt echter juist alle
aprioriteit met subjectiviteit, en deze
verwarring brengt hém tot de leer der
denk-, later ook tot die der aanschou
wingsvormen.
Wie schept echter dit geliefde sub-
gect-object-scnema? Dat is de vraag
van Fichte. Schelling, en Hegel, bij wie
spr. vervolgens stil staat, om dan, de
lijn volgend, die loopt over Trendelen
burg en Ueberweg, te komen tot den
hopeloozen strijd tusschen vitalisme en
mechanisme; die geen van beiden in.
staat bleken, te waardeeren de vrucht
bare ontdekkingen, die het terrein, dat
ze meenden te verdedigen, toch kon
den helpen afgrenzen. Tenslotte^ komt
een soort verzoening tot stand in den
geest van Leibniz: net heet, dat alles
mechanisch is te verklaren en zich
teleologisch strekt (Fechner en Lotze)
Laatstgenoemde denker raakt niet alleen
in enkele punten de psychologie van
Brentano, die op dit speciaal gebied in
derdaad eenige verbetering aanbracht,
maar is ook de vader der^ herleefde
geldingsgedachte, die waarheid en ken
nis verwart. Nader werd ze uitgewerkt
door de Neokantiaansche scholen, die
in de typeerende hoofdfiguren van Co-
hen en Rickert becritiseert.
In den kern biedt ook Husserl niets
anders. Om dat te bewijzen, gaat Spr.
hem na in zijn ontwikkelingsgang van
Brentano naar Bolzano. Een oogen-
blik schijnt hij gezien te hebben, dat
het schema aer kennisdrieledig is.
Maar de oude onderscheiding van sub
ject en object, idealistisch opgevat als
vorm en inhoud, behield de overhand,
waarbij de belangstelling bovendien
eenzijdig op het subject is gericht, dat
zijn activiteit, die net algemeene als
mogelijkheid vult met het bijzondere,
dcorieeft. Op deze wijze valt ook te
verklaren zijn aansluiting aan scholas
tiek en intuïtionisme.
Zoo worstelen, ook bij de jongste
schrijvers, Hegel en Tho-mas, idealis
me en semi-idealism© om de overwin
ning. De macht van 'deze dubbel'e tra
ditie belemmert de ontwikkeling der
kentheorie. Aan deze macht heeft het
Calvinisme haar te onttrekken, zal het
zelf niet opnieuw worden bedreigd
door het humanistisch individualisme,
dat het in de 17e en 18e eeuw ook hier
te lande geducht havende.
Als niet-kentheoretischan factor, die
tot de nederlaag medewerkte, ziet spr.
allereerst dit, dat onze vaderen, ge
nietend van de voorrechten, die aan.
het recht op gewetensvrijheid werden
toegekend net onderwijs voor 'n be
denkelijk groot deel aan den Staat en
zijn leidslieden o-verlieten.
AI overwinnend werd het humanis
me echter overmoedig, verbrak het
compromis en beroofde het Christelijk
volksdeel van zijn voorrechten. Dat
prikkelde niet alleen deze groep tot
verhoogde energie, maar leidde Groen
van Prinsterer en Kuyper er toe, del
frondslagen van dit compromis te on-
erzoeken. Met name Kuyper heeft
met Aristoteles, den ouden en den ge-
kristianiseerde der Middeleeuwen ge
broken, getuige zijn strijd voor de vrij
heid van onderwijs en Kerk. De verbin
ding van de leer der souvereiniteit 111
eigen kring met de practische aanvaar,
ding der tweedeeling van het men-
schelijk geslacht krachtens de verkie
zing Goas, bracht hem tot zijn con
ceptie van de tweeheid, natuurlijk met
der waarheid, maar wel der weten
schap.
In deze verbinding staat ook onze
Universiteit gegrond.
of andere rustplaats aan den weg
neerleggen om te sterren, en zij begon
te verlangen, dat die dag weldra aan
breken mocht.
Ook bij de overige Stundisten werd
de blijdschap van het martelaarschap
voortdurend grooter en inniger. Het ge
voel eener naderende zegepraal ver
kwikte hun gemoed. Zij waren tot de
zekerheid gekomen, dat hun liefde
voor Christus'en de waarheid sterker
was dan elke andere liefde. Een inner
lijke vrede, die alle verstand te boven
ging, vervulde bun gemoed. De liede
ren, die zij des morgens en 's avonds
zongen, getuigden van bun geestdrift
en van hun vreugde. Bij voorkeur zon
gen zij lofliederen. Hun stemmen wa
ren zuiver en welluidend, en de melo
die der gewijde liederen bleef niet zon
der uitwerking op hun medegevange
nen. Sommigen van hen, voornamelijk
vrouwen, zongen somtijds mee, en de
aanvoerder van het geleide liet hen
meestal hun gang gaan. De Stundisten
veroorzaakten nooit moeite, zij gaven
integendeel een goed voorbeeld aan
den geheelen troep.
Langzamerhand verloor de kleine
Clava al baai* vroolijkheid en verdwe
nen haar speelsche maniertjes, en da
gelijks werd zij een lichter last om te
dragen. Michaël en Sergius hadden er
voor gezorgd, dat zij nooit bad behoe
ven te rijden in een der telega's, welke
volgepropt waren met kinderen, die
AAN HET ZOEKLICHT.
Leiden, 26 October 1926.
In het laatste jaar van den oorlog»
was er gebrek aan alles. Zoo was er
ook papierschaarste en in verband hier
mee verscheen in 1918 een legerorder,
dat de militaire administratie een en
veloppe meermalen moest benutten,
door na gebruik, telkenmale met be
hulp van gom en gluton een wit pa
pier over net adres te plakken.
Hoewel de papierschaarste gelukkig,
reeds lang tot het verleden behoort,
was deze legerorder van kracht geble
ven: thans evenwel verschijnt een leger
order, die een ministerieel e beschik
king bevat over het gebruik van enve
loppen en waarin gezegd wordt:
„Overmits aan evenbedoelde bewer
king, naar thans gebleken is, méér
uitgaven zijn verbonden dan aan aan
schaffing van nieuwe enveloppen, ter
wijl het gebruik van oude briefomsla
gen vaak aanleiding geeft tot verwar
ring, wordt bij deze bepaald, dat in
den vervolge weder nieuwe envelop
pen moeten worden gebruikt".
Zouden er nog geen onderdealen
van het leger zijn, waar in verband met
de vleeschschaarste nog eenheidsworst
gegeten wordt?
OBSERVATOR.
Spreker memoreert verder het pro
gram van 1895 dat, wat de kentheorie
aangaat, het stempel draagt van Wol-
tjer en z'n leermeester, Geesink en uit
spreekt, „dat de beantwoordingder
kentheoretische vragen niet van elders
mag worden verwacht, maar moet
ontleend aan de Gereformeerde begin
selen". Dat het inderdaad mogelijk 13
in deze richting niet alleen te zoeken,
maar ook te vinden heeft Spr. laten
zién in den positieven grondslag zijner
critiek.
Vervolgens wendde hij zich tot Cu
ratoren en Directeuren, de Hooglee
raren, inzonderheid tot Professor Gee
sink, en sloot met een toespraak tot
de studenten.
Genleenteraad Leiden.
Vergadering van gisteren.
(Vervolg).
27e. Voorste] tot het aangaan van
een overeenkomst, betreffende de leve
ring van gas aan de gemeente Sassen-
heim door de Stedelijke Lichtfabriek
te Leiden.
Goedgekeurd.
28e. Voorstel om te besluiten dat de
gemeente tegen den door J. Tacoma
ingestelden eisch in hooger beroep, in
zake de betaling van het restant van
de koopsom wegens geleverde vitrines
ten behoeve van het Stedelijk Museum
„de Lakenhal" verweer zal voeren.
Goedgekeurd.
29e. Prae-advies op het verzoek vaiï
W. van der Heijden, om restitutie van
een door hem gestorte waarborgsom
ad f100, in verband met de verbou
wing van zijn perceel Heerensingel
No. 39.
De heer S c h 11 e r stelt voor de
aan de overdracht verbonden kosten
voor rekening van de gemeente te
nemen.
De heer Witmans (D.P.) acht de
geheele overdracht onnoodig, omdat de
betrokken grond niet aan den openb.
Weg ligt. Volgens spr. zijn B. en W. af
geweken van de lijn die de directeur
van G. W. hierin altijd volgt.
De heer Splinter (C.H.) lid van
fabricage zegt, dat de commissie aldus
heeft geadviseerd omdat 't later zoo'n
moeit© kost om bij wegverbreeding
enz. den benoodigden grond weer los
te krijgen. Spr. zou wel de kosten voor
rekening der gemeente willen nemen.
De here Wilbrink (C.H.) kan zich
met deze toepassing niet vereenigen.
Wanneer de gemeente zooveel geeft
om dezen Meter grond, moet zij op z'n
minst de overdrachtskosten betalen.
Men zou anders de verbetering van
particuliere woningen tegenwerken.
De heer Sytsma (V.D. )sluit zich
hierbij aan.
De heer Eerdmans (V.B.) oefent
eveneens critiek uit op het standpunt
van fabricage. Spr. vindt het onrecht
vaardig.
Weth. Mulder kan geen afwijking
onophoudelijk met elkander vochten
en den geheelen weg over schreeuw
den of huilden.
Beide knapen waren droevig ge
stemd. De lange tocht, dié nu al ver
scheidene weken duurde, had alle aan
trekkelijkheid voor hen verloren. Niet,
dat zij zich lieten afschrikken door de
moeilijkheden en ontberingen van de
reis. Zij waren dikwijls hongerig en
dorstig, maar dat was het gewone lot
van al de arme reizigers. Zij waren
vuil en in lompen gekleed, maar dat
was onvermijdelijk en later te verhel
pen. Zij liepen barrevoets, maar daar
aan waren zij des zomers gewoon. Zii
waren volkomen bereid veel grooter
ontberingen te verduren. Zij kwamen
door vreemde streken en zagen onbe
kende landen, die hun belangstelling
in hooge mate opwekten. Nu eens kron
kelde hun weg in de sombere schaduw
van een donker woud. dan weer voer
de hij door eindelooze steppen; soms
ging hfj langs snelstroomende rivieren,
die men in lompe veerbooten moest
oversteken, en op andere tijden leid
den steile bergpaden ben omhoog, en
daalde men daarna in bekoorlijke val
leien neer. Men legde dagelijks twintig
tot vijf en twintig mijlen af. zeldeD
meer dan twee mijlen per uur met het
oog op de gevangenen, die beenkete
nen moesten meeslepen, op de zware
vrachtwagens en op de vrouwen, die
achter de Mimen aankwamen.