TWEEDE BLAD.
WAT DE BLADEN ZEGGEN.
Hoevelen non?
Spoonvegongteilukkén, aldus de „Chr.
Handelsreiziger'', zijn in ons land ge-
jukkig zeldzaam. Ongteilukkm aan on
bewaakte O'verwegen gebeuren er ech
ter gedurende de laatste jaren zooveel
te meer. Gemiddeld, zeker één per
week.
Toen we enkele weken geleden wer
den opgeschrikt door de berichten aan
gaande het spoorweg-ongeluk bij de
ivink, was de ontroering vrij algemeen.
De mare, dat enkele mede-menschen
reizende met het verkeersmiddel waar
van dagelijks duizenden Nederlanders'
gebruik maken, door een déraillement)
zoo plotseling van het leven waren be
roofd, terwijl anderen meer of minder
ernstig gewond in één der ziekenhui
zen moesten worden opgenomen, greep
ide menschen aan: stemde hen ernstig
;en tot meeleven met de ongelukkigen
len hun betrekkingen.
Wie zou ziah oiver 'dit betoon vanj
(deelneming niet verheugen
Wie zou er zich eveneens niet over
.verheugen, dat èn 'door de betrokken]
Idirectie èn door den Minister van Wa
terstaat onmiddellijk een onderzoek
naar de oorzaak van deze ramp werd
(gelast
Elk weldenkend mensch zal er zich
ongetwijfeld over verblijden, dat bij
(dergelijke gelegenheden het saamhoo-
righeidsgevoel onder de menschen en
het verantwoordelijkheidsgevoel bij 'de
autoriteiten tot uiting komt.
Maar als hij er dan aan denkt hoei
zijn landgenooten, de 'directie der JSe-
derlandsche Spoorwegen en achtereen
volgende Ministers van Waterstaat rea
geerden op ongelukken bij onbewaakte
overwegen, dan treft hem de schrijnen
de tegenstelling.
De menschen ontroeren nauwelijks1
meer als zij lezen, dat op een of an
deren onbewaakten overweg één of
meer slachtoffers zijn gevallen. Ja, in
dertijd, toen de directie der Neder-
landsche Spoorwegen dezen bezuini
gingsmaatregel pab had ingevoerd, wasi
men de berichten betreffende ongeluk
ken bij onbewaakte ov erwegen nog. niet
gewend. In die 'dagen werd er nog wei
eens over gesproken en hoorde men
pok nog wel critiek oefenen op de
opheffing der bewaking op onderschei
dene overwegen, door welken maatre
gel de directie van het belangrijkste
verkeersmiddel hier te lande den schijn
op zich laadde» dat zij een menschen-
leven van minder beteekenis acht dan
de inkomsten van haar bedrijf. Er isi
toentertijd wel eens critiek geoefend!
op dezen hiaat regel. En er zijn organi
saties, die getracht hebben aan het Mi
nisterie van Waterstaat een open oor
te vinden voor de belangen van het'
groote aantal automobielen, motorrij
ders, fietsers, bestuurders van allerlei
idoor viervoetige dieren getrokken wa
gens en wandelaars, die dagelijks deze
overwegen passeeren. Maar tot een
massale protest be weging tegen dezen
maatregel is bet nimmer gekomen.
Integendeel^ door enkele gevallen,
waarbij de roekeloosheid der slacht
offers oorzaak was van het ongeluk,
was spoedig de indruk gpwekt, dat der
gelijke ongelukken steeds aan eigen
schuld moeten geweten. Hierdoor was
er in voorkomende gev allen misschien
nog wel deernis met de ongelukkigen
en hun bet rekking en, maar verontwaar
diging. jegens dé directie, die terwille
van gunstige bfedrijfsuitkomsten, nood
zakelijke maatregelen tot beveiliging
van bet leven der menschen intrekt,
zoekt men tevergeefs.
Hot is ontvettend,- maar toch is het
zoo, ons vpbc is nog niet gewoon ge
raakt aan spoorwegongelukken, doch
wel aan ongelukken bij onbewaakte
overwegen.
Ten aanzien van de laatstgenoemden
is het saamhoorigheids- en het ver-
antwoordehikheidsgevcei volkomen af
gestompt. De volksconsciëntie zwijgt
te dezen opzichte, en gevoelt niet, dat
niet alleen de direcctie der Nederiand-
sche Spoorwegen verantwoordelijk is
voor de slachtoffers der onbewaakte
overwegen, maar geheel ons volk, om
dat het zulke roekelooze bezuinigings
pogingen tolereert.
Als het volksgeweten echter weer
NIEUWE
gaat spreken, dan zal er beweging in
ons volk komen. Dan zal het niet rus
ten aleer de Overheid de betrokken
directie heeft gedwongen weer al dié
maatregelen te nemen, welke voor de
veiligheid noodzakelijk zijn.
(Wij vreezen echter, dat het tamelijk,
lang zal duren,, aleer het geweten on-
scer natie zijn stem zal doen hooren.
Hoe-velen zullen voordien nog als
Slachtoffers moeten vallen?
Of zal de tegenwoordige Minister,
van [Waterstaat uit zichzelf ingrijpen?
[Wie mieenen zulks te mogen verwach
ten. Hij weet immers, dat een mensch
(dierbaarder is dan goud. Welnu, wijl
höpen dat Z.Exc. aan de directie der
Nederlandsche Spoorwegen zal duide
lijk maken, dat naar zijn oordeel het
leven van één mensch meer waarde
hoeft *dan de géheele winst op het
spoorwegbedrijf.
De coalitie.
Niemand zal, schrijft Het Cen
trum, de chirstelijk-historisch'en
willen pressen tot hetgeen hun woord
voerder te Leiden een „gedwongen
huwelijk" noemde.
De katholieke partij doet dit zeker
niet.
Zij verlangt allerminst wij zei
den dit reeds eerder en herhaaldelijk
zich op te dringen en etón samen
werking te foi'ceeren, die het vereisch
te karakter en de vereisohte duur
zaamheid zou missen.
Zij kan wachten.
Een wachten, dat geen stilstand of
lediggang beteekent, en haar aller
minst belet te doen, wat de omstan
digheden vereischen en beleid en be
ginsel baar voorschrijven.
KERK EN SCHOOL.
NED. HERV. KERK.
Aangenomen: Naar Groesbeek:
J. A. Visscher, ?m, pred. te Leeuwar
den.
GEREF. KERKEN.
Beroepen: Te Nieuwdorp: K.
Winkelman, te Maastricht. Te
Nieuwer kerk a. d. IJssel: P. -ie Fey-
ter, te Boomberguin.
Aangenomen: Naar Kooten (Fr.)
H. H. van Kapel, te Andel (N.-Br
Naar Voorburg: Mr. W. S. de Vries, te
Tzum.
Bedankt: Voor Franeker: Job.
Rietberg, t Maassluis. Voor Hoorn:
P. Bos, te Stadskanaal.
GEREF. GEMEENTEN.
Bedankt: Voor Vlaardin-
gen: H. A. Minderman, te Lisse.
Bevestiging, Afscheid en Intrede.
Cand C. B. Boere, te Capelïe a.
d. IJssel, hoopt 17 Oct. a.s. zijn intre
de te doen bij de Ned. Herv. Gem. te
Oudenhoorn.
Ds. A. B. W. M. K o k is voorne
mens 5 Dec. e.k. afscheid te nomien
van de Geref. Kerk van Wommels en
Cubaard en 19 Dec. d.a.v. intrede te
doen te Zaamslag, na bevestiging
door Dis. J. S. Post, van Axel.
Ds. B. Klein Wassink nam
Zondagavond van de Ned. Herv. Gem.
te Leeuwarden afscheid. Als tekst
woord voor deze gelegenheid was ge
kozen 1 Petru9 -1 25, het eerste ge
deelte.
Na de predicatie hield spr. -Ie ge
bruikelijke toespraak, welke beant
woord werd door ouderling ^[einders-
ma. Toegezongen werd Ps. 134 3.
Ambtsjubileum.
Op Zondag 31 October hoopt Ds. G.
van D ij k Pz n., Ned. Herv. predikant
te Anjum, zijn 40-jarig ambtsjubileum
te herdenken. Hij ving op 31 October
1886 zijn ambtswerk aan te Schraard,
stond daar tot 1889 en vervolgens van
18891895 te Langer-Aar en dient nu
sinds 7 April, dus ruim 31 jaar, zijn
tegenwoordige gemeente Anjum.
Kerkelijke examens en Synode van
Assen.
De classis Schiedam der Gerefor
meerde Kerken nam niet betrekking
tot bovenstaande zaak de volgende
conclusies aan:
I. De Classis besluite voorbands
geen speciaal examinator te benoemen
COURANT VAN DINSDAG
naar het gevoelen der candidaten in
de Theologie in verband met de
Schriftondermijnende theorieën, die
dreigen binnen te dringen.
II. Den examinator in de Dogma
tiek op te dragen den Examinandus
speciaal te ondervragen in verband
met de nieuwere theorieën der Inspi
ratie, die onder valsche vlag ingang
beginnen te vinden.
III. Den Examinator in de Exegese
te verzoeken, zoo vaak aanleiding be
staat, misleidende exegetische me
thoden ter sprake te brengen bij bet
onderzoek.
IV. Den Examinator naar de kennis
van den inhouft der H. Schrift op te-
dragen feiten en zaken bij het onder
zoek ter sprake te brengen, die door
afwijkende Theologische richtingen
worden vervluchtigd of ontkend.
V. Den tijd voor navraag op deze
punten niet vooraf absoluut aan ban
den te leggen; maar den praeses zelf
hiervoor op bet moment te laten be
slissen.
Aan deze conclusies wordt nog een
formule toegevoegd, waarop door den
candidaat mondeling moot worden
geantwoord:
„Verklaart gij in te stemmen met
de besluiten der Generale Synode
(1926), bepaald wat betreft Genesis 2
en 3, en belooft gij niets te zullen loe
ren, dat daartegen strijdt?
Engelsche humor,
Spurgeon, de beroemde Engelsche
kanselredenaar, gaf aan zijn studen
ten in de theologie uitnemende colle
ges hoe een goed predikant te worden.
De volgende interessante reeks van
lessen brengt ons „Pniël":
„Maak dat er genoeg in jullie pree-
ken zit, heeren! Na sommige preeken
te hebben beluisterd, moet ik wel eens
denken aan het verzoek van een boe
renknecht, toen hij zijn magere soep
at: Vrouw, ik zou wenschen, dat die
kip nóg eens door deze soep mocht
heengaan I"
„Past toch op, geen ongeschikte
teksten te kiezen. Een broeder preek
te eens over een schip, dat met man. en
muis vergaan was, over de woorden:
„Zoo bracht Hij h!en in de gewenschte
haven"; en een ander, die net van zijn
huwelijksreis terugkeerde, koos: „de
beroerten van mijn hart zijn vermeer
derd! O voer mij uit mijne elencl» n!
„Komt toch onder de menschic.i, an
ders zal iemand nog eens van u zeg
gen wat een oude dame van haar do
minee zei dat hij de heelc week on
zichtbaar en des Zondags onverstaan
baar was".
„Let op den klemtoon, mijne hee
ren- Iemand las eens: „hij >eide tot
zijne zonen: Zadelt mij den ezci! en zij
zadelden hem!"
„Christus zeide: „Weidt Mijne scha
pen, voedt Mijne lammeren" Maar
sommige predikera stellen bet voedsel
zóó hoog, dat schapen noch lommeren
er bij kunnen, 't Schijnt wel alsof zij
in den tekst gelezen hebben: „vjpedt
Mijn giraffen!"
Brief uit Sassenheim
XXXII.
Amice,
Ik heb eens een Dominee hooren
zeggen, dat wij altijd lezen moesten,
zooals Ruth aren las in de velden van
Boaz. Zij doorwandelde en doorzocht
zoo'n geheel veld om te zoeken datge
ne, dat voor haar van waarde was. De
volle aren, gevuld met kostelijk graan,
die tusschen al dat vuil en die stop
pelen werden gevonden, werden door
haar opgezocht, verzameld en bewaard
Ik vrees echter, amice, dat zulk le
zen zeldzaam is, vooral in onzen druk
ken, gejaagden tijd. En het meest zul
len we in dit opzicht wel te kort schie
ten, als we onze krant lezen. Dan komt
daar niet veel van terecht. Een krant
kijken we zoo eens even in, we loopen
de verschillende rubrieken die ons in
teresseeren even door, maar een zoe
ken naar iets dat .voor ons van waarde
is, om dat te bewaren, mogen we ons
kranten-lezen niet noemen. Ik zou dat,
wat mezelf betreft, tenminste niet dur
ven doen.
En toch kan niet worden ontkend,
12 OCTOBER 1926
dat er ook in de kranten dingen voor
komen, die waard zijn om onthouden
te worden. Wie opmerken wil, vindt
zulke dingen overal, zelfs onder de
meest „lichte' rubrieken.
Zoo ben ik zelf niet een zeer getrouw
lezer van „Gemengd Nieuws" en als
ik daar nog eens inzie, is het meestal
zeer oppervlakkig. Maar zoo nu en dan
betrap je jezelf er gelukkig nog wel
eens op, dat je over de dingen been-
leest. Dat overkwam mij ook enkele
dagen geleden. Terwijl ik ïoo vluchtig
mijn krant doorkeek, werd mijn aan
dacht door zoo'n eenvoudig bericht ge
pakt. Ik las: Den laatsten tijd is het
aantal naar Moskou gestroomde toe-
zichtlooze kinderen zeer toegenomen,
waardoor de veiligheid en de hygiëne
op straat zeer zijn afgenomen. Het ge
meentebestuur heeft thans besloten
krachtig tegen dit euvel op te treden.
Een commissie is ingesteld om maat
regelen te beramen, ten einde de stra
ten van die ongewenschte elementen
te zuiveren. Tevens zal getracht wor
den door een nauwlettend toezicht op
de toegangswegen en spoorlijnen ver
dere toestrooming van kinderen tegen
te gaan.
Welk een wereld van ellende ligt in
zoo'n eenvoudig krantenbericht beslo
ten, amice! Het scheelde niet veel of
ik had ook over dit berichtje heenge
lezen, toen deze gedachte mij plotse
ling aangreep.
Denk nu eens aan onze eigen kin
deren. Noemen we ze niet de hoop der
toekomst? Is het niet het mooiste, het
heerlijkste, wat we bezitten?
Hoe trachten niet alle goede ouders
hun kinderen geestelijk en lichamelijk
te verzorgen en te bewaren. Niets is
daartoe te veel, goed voedsel, goede
kleeding, goed onderwijs, goed gezel
schap, ja wat miet alÈn één van de
allerergste dingen, die een mensch
hier op aarde kunnen overkomen, is
wel als hij zijn kinderen niet kan ge
ven wat z© noodig hebben.
En denk je dan die Russische toe
standen eens in. We raken zoo lang
zamerhand aan al die berichten uit
Rusland over allerlei leed en ellende
en verschrikking ook al weer gewend.
Ons gevoel wordt zoo gauw wat stomp
maar als we bij een bericht als dit eens
even stilstaan, voelen we toch nog wel
het verschrikkelijke er van.
De veiligheid en de hygiëne op straat
zijn zeer afgenomen en een commissie
is benoemd om maatregelen te bera
men, teneinde de straten van die on
gewenschte elementen te zuiveren.
Kan het erger? Krijg je hij het lezen
van zoo'n bericht niet een gevoel, ami
ce, alsof hier over losloopende honden
of over 'teen of ander lastige soort
ongedierte gesproken wordt?
Wat blijft er zoo van den mensch,
die toch naar Gods beeld geschapen
is over!
Wat moeten we dankbaar zijn dat
we, in ons goede vaderland zulke din
gen nog niet behoeven te aanschouwen
Maar laten we aan den anderen kant
niet de gedachte bij ons post laten
vatten dat zooiets wel in Rusland ge
beurt, maar dat het hier nooit zou
kunnen gebeuren. Wat van den hoo
gen God afvalt, moet vallen, is er
eens gezegd. Wat van den hoogenGod
afvalt, en zich losmaakt van zijn hei
lige wet, valt diep.
En hoe verder Nederland, van God
afvalt, hoe sneller en hoe zekerder ook
ons land het verderf en de ellende te
gemoet gaat.
Bidden we daarom dat we getrouw
mogen zijn. Getrouw in eigen levens
overtuiging. Maar ook getrouw in het
uitdragen van die overtuiging naar
huiten.
Ik sprak laatst een werkgever, die
uit durfde spreken, dat er geen enkele
socialist was, die zich voor zijn levens-
en wereldbeschouwing schaamde. Ie
dere socialist is, zeide hij, een dage-
lijksche propagandist, maar onder de
Christenen zijn het alleen maar enke
len van de allertrouwsten en meest he
slisten, die even trouw hun beginsel
propageeren.
Is 'dit geen ernstige aanklacht, ami
ce? Als er geklaagd wordt over opper
vlakkigheid en afval, ziin we zoo licht
geneigd, anderen te beschuldigen.
Dan is er iets niet in orde met de Do-
AAN HET ZOEKUCHT.
Leiden. 12 October 1926.
De tegenstrijdigheid beweegt de we
reld, heeft de Duitsche wijsgeer Hegel
gezegd. Aan dit woord dacht ik, toen
ik las van de Belgische gemeenteraads
verkiezingen.
De socialisten behooren over het al
gemeen niet tot de meest tevreden
menschen. Niets deugt er In hun oo-
gen, op alles hebben ze wat aan te
merken.
Maar soms zijn ze uiterst tevreden.
Zoo verklaarde men aan het Volks
huis te Brussel, dat ondanks de door
de socialisten geleden verliezen, dezen
het resultaat der verkiezing te Brussel
als „zeer schoon" beschouwen. Kan het
tevredener?
En zie hier de troostgronden: het
verlies aan de communisten is niet zoo
erg, want men moet de zaken uit „pro
letarisch" standpunt zien (doen de
Hollandsche partijgeiiopten dit ook als
het tegen de communisten gaat?)
Zoo zijn er toch aan alles lichtpun
ten, die zelfs een socialist vermag te
erkennen. Ja, de wereld is wel een
„eenheid van tegendeelen" dat heeft
Hegel goed gezien.
OBSERVATOR.
minees, of met de kerk, of met ver
schillende voormannen.
Maar is het wel altijd en in alles
met ons in orde? Laten we daar toch
steeds eerst aan denken. En laat ons
dan, dankbaar voor het vele goede dat
God ons gaf, ons opmaken om te hou
wen en te bewaren, overal, waar ons
daartoe de gelegenheid wordt geboden.
Sassenheim, 11 0-ct. 1926.
SASSEMER.
RECHTZAKEN.
KANTONGERECHT TE WOERDEN.
Te Bodegraven op het kruis
punt Tolstraat, Brugstraat, P. H.-str.
en Wilhelminasrtraat was op 3 Augus
tus een botsing ontstaan tusschen een
luxe auto en een autobus, hetgeen G.
J. A., chauffeur te Holten ten laste
werd gelegd. Als .getuigen waren op
geroepen K. P. Klein, uit Aphen en
J. Petersen uit Utrecht. A décharge
waren aanwezig P. G. Cats uit Holten
en D. Harting uit Alphen. Getuige
Klein sprak geheel ten gunste van
bekl Bij het opmaken van het pro
cesverbaal warén echter door hem
geheel andere verklaringen gegeven,
zoodat zijn woorden door den kanton
rechter in twijfel werden getrokken.
Getuige houdt vol dat, hetgeen in het
procesverbaal staat, niet door hem is
gezegd. De verklaringen van de ande
re getuigen liepëti ook nog al uiteen,
zoodat de kantonrechter het noodig
oordeelt in deze ,zaak eerst den verba
lisant eens te hooien, zoodat zij tot de
volgende zitting werd uitgesteld.
A. v. L. te Bergscnenhoèk was op 5
Aug. té Bodegraven mat zijn Ford
tusschen twee passeerende auto's
doorgereden, en met de een een
autobus in aanraking gekomen. De
chauffeur van de bus raakte zijn
stuur kwijt en reed tegen dtm naast
den weg staande boo.men op, wat
echter nog gelukkig was daar bij ah
ders met zijn bus, waarin ongeveer
20 menschen zaten, in het water te
recht gekomen was. Bekl. geeft de
schuld aan getuige Middelkoop uit
Boskoop, chauffeur der autobus, die
niet tijdig genoeg uitgeweken wa9 om
hem doorgang te verleenen. Boven
dien was de van den anderen kant
komende auto door eeh bocht in den
weg niet opgemerkt. Door get. waren
echter signalen gegeven om niet voor
bij te rijden, hetgeen door een in de
autobus gezeten hebbende persoon
werd bevestigd. Bekl. had deze signa
len niet gezien. De ambtenaar van
het O. M. is van meening dat hij dan
maar beter op h&Ü moeten letten en
eischt f 25 boete of 7.0 dagen. .Uitspraak
f 15 of 10 dagen.
FEUILLETON.
Door leed en strijd.
24)
Het zegenen der ketters.
V<ader Cyrillus kon dien nacht geen
oog toe doen. De tooneelen, die hij had
bijgewoond, stonden hem nog helder
voor den geest en verdreven den 9laap
van zijn legerstede. Den afgeloopen
dag, den laatsten voor het vertrek, had
hij iedere moeder toegestaan de kin
deren, die zij moest achterlaten, nog
eenmaal te zien. Tatiania was niet ge
komen om afscheid te nemen van de
kleine Clava, en dit wegblijven ver
ontrustte Vader Cysrillus ten zeerste.
Hij vreesde den dag, die komen moest,
want dan zouden de vrouwen hunne
geboorteplaats verlaten, om er waar
schijnlijk nimmer meer terug te kee-
ren. Zij woonden in zijn gemeente,
het waren zijn gemeenteleden, hoewel
zij dit niet wilden erkennen, en toch
was hij volkomen machteloos om iets
voor die arme menschen te doen. Hij
had eenige verzachtende maatregelen
voor hen weten te verkrijgen. Hij had
voor Michael de vergunning bekomen
om* zich bij het naaste spoorwegstati
on, twee dagreizen van Kovylsk ver
wijderd, aan te sluiten; maar dat was
alles.
Allerlei nuttelooze gedachten en ho-
pelooze plannen gingen hern^ <iopr_het
hoofd. Het eene uur na het andere lag
hij wakker, biddende voor de ongeluk
kigen, die liever wilden omkomen in
de Siberische wildernissen dan hun
geloof verzaken.
Het meest van alles bekommerde
hem/ het lot van Tatiania en hare kin
deren.
In den nanacht, ongeveer twee uur
voor zonsopgang, meende hij zachte
voetstappen onder zijn venster te hoo
ren. De meeste kamers van zijn huis
waren gelijkvloers, en het vertrekje,
waar Clava en Velia sliepen, kwam in
zijn eigen kamer uit.
Zoo stil mogelijk stond hij op en
keek voorzichtig door het venster. Het
was heldere maneschijn, en drie scha
duwen, waaronder die van een vrouw,
vielen op den grond. Een cogenblik
later hoorde hij een gesmoorden kreet.
De deur, die naar d.e slaapkamer der
kinderen voerde, sloot niet voldoende,
er bevond zich een reet in, groot ge
noeg om naar binnen te kunnen zien.
Vader Cyrillus herkende Michael en
Sergius; Michaël boog zich over de
slapende Velia en kuste voorzichtig de
blonde lokken van het kind. terwijl
Sergius de kleine Clava op den arm
nam en haar in een schapevel wik
kelde. Onmiddellijk begreep Vader Cy
rillus wat beide knapen in hun schild
voerden.
Hij stond als aan den grond gena
geld; brandende tranen welden op in
zijn oogen .Nog nooit was de gedachte
bij hem opgekomen, dat het een zonde
was geweest tegen God de kinderen
van hun ouders weg te nemen. Hij had
geaarzeld het bevel van de Synode te
volvoeren; indien hij echter geweigerd
had, dan zou hij zijn amibt hebben
moeten overgeven aan een andere, die
het vonnis met de grootst mogelijke
wreedheid, zou hebben Voltrokken.
Maar wat stond hem thans te doen?
Hij sloeg de onhoorbare en snelle
bewegingen der beide knapen adem
loos gade en zag hoe zij het slapende
kind legden in de uitgestrekte armen
der vrouw, wier schaduw hij straks
had gezien. Men was gekomen om de
kleine Clava weg te voeren. Hij be
greep van hoeveel gewicht deze stap
voor het gezin der Koudraty's was.
Wanneer zij morgen te Knishi ble
ven, dan waren allen aan de vreese-
lijkste ellende ten prooi. De knapen
deden het beste, dat zij in hunne om
standigheden doen konden. Zou hij
hen daarin verhinderen?
„Neen!" sprak hij tot zichzelven.
„Moge God hen helpen!"
Het was Paraska. die men de kleine
Clava in de armen gaf, want de jon
gens hadden Tatfania niet van hun
wanhopig plan durven spreken. Micha
el en Paraska zouden bij het aanbre
ken van den dag in de telega naar
Kovylsk vertrekken. Men kon het kind
zonder moeite op den bodem van het
rijtuigje verbergen, totdat men ver ge
noeg op weg zou zijn cm niet langer
voor ontdekking te moeten vreezen.
Eenmaal te Kovylsk, kon bet meisje
zonder moeite in den stoet opgenomen
worden, daar de kinderen van Kou-
draty, drie in getal, op de lijst voor
kwamen.
Bij het eerste ochtendkrieken begaf
men zich op weg. even voor het huis
van Tatiania stilhoudende, opdat deze
zich met eigen oogen zou kunnen over
tuigen, dat het kind bij hen was.
Michaël was zoo geheel vervuld van
deze onderneming, dat hij er ternau
wernood aan dacht hoe hij ten twee
den male het ouderlijke huis verliet,
dezen keer waarschijnlijk voor immer.
Na hetgeen hij gezien had. was de
slaap verder dan ooit van Vader Cy
rillus geweken. Hij had bijna het ge
voel alsof hijzelf weer een jongen was,
zoozeer verheugde hij zich met de jon
gens over het gelukken van hun po
ging. De zorg over het gezin der Kou
draty's zou hem ten minste van het
hart genomen zijn.
Hij had tot nu toe nog nooit een ge
meente gehad, waarin zich ketters be
vonden. In het bisdom was hij zeer ge-:
zien als een waardig man, die zeer
veel invloed op zijn gemeenteleden
had; bijgevolg was hij gekozen om Va
der Vasily op te volgen en had men
hem naar Knishi gezonden, ten einde
aldaar den strijd met de Stundisten
aan te binden. Bereidwillig nam hij
die taak op zich, vol moed en vertrou
wen. Maar in plaats van godlasteren
de, onwetende, goddelOoze menschen
te ontmoeten, zooals hi|\ verwacht had,
vond hij vrome, een voddige Christe
nen ,die beter in de Schrift thuis wa
ren dan hijzelf, maar toV:h eerbiedig,
luisterden naar hetgeen hij hun te
zeggen had. Toen eerst begreep hij den
onbanühartigen geest der vervolging
en deinsde er verschrikt voor terug,
Hij had er nog nooit van aangezicht
tot aangezicht tegenover gesUVan. Wel
mocht de Heer tot Zijn discipelen zeg
gen, toen zij vuur van den hemel be
geerden, om de Samaritanen te tref
fen: „Gij weet niet van hoedanig en
geest gij ziit." Vader Cyrillus begreep
thans den geest der vervolging eff hij
ontzette er zich over.
Zulk een vervolging zou er in kun
nen slagen lafaards in veinzaards te
veranderen, maar het zou haar nim
mer gelukken eerlijke, vrome mannen
over te halen hun geweten geweld aan
te doen.
Toen de Matou9hka dien morgen
ontwaakte, was Vader Cyrillus reeds
op en gekleed. Zijn oogen waren be
zwaard en zijn geheele voorkomen tee-
kende groote verslagenheid.
„Clava bezoekt haar moeder" zeide
hij kortaf, „maar spreek er tegen nie
mand over, lieve vrouw. Neem Velia
en de meisjes mee naar het bosch. Het
i9 beter, dat zij de vrouwen en de
kinderen niet zien vertrekken."
(Wordt vervolgd).