TWEEDE BLAD. WAT DE BLADEN ZEGGEN. Hoevelen non? Spoonvegongteilukkén, aldus de „Chr. Handelsreiziger'', zijn in ons land ge- jukkig zeldzaam. Ongteilukkm aan on bewaakte O'verwegen gebeuren er ech ter gedurende de laatste jaren zooveel te meer. Gemiddeld, zeker één per week. Toen we enkele weken geleden wer den opgeschrikt door de berichten aan gaande het spoorweg-ongeluk bij de ivink, was de ontroering vrij algemeen. De mare, dat enkele mede-menschen reizende met het verkeersmiddel waar van dagelijks duizenden Nederlanders' gebruik maken, door een déraillement) zoo plotseling van het leven waren be roofd, terwijl anderen meer of minder ernstig gewond in één der ziekenhui zen moesten worden opgenomen, greep ide menschen aan: stemde hen ernstig ;en tot meeleven met de ongelukkigen len hun betrekkingen. Wie zou ziah oiver 'dit betoon vanj (deelneming niet verheugen Wie zou er zich eveneens niet over .verheugen, dat èn 'door de betrokken] Idirectie èn door den Minister van Wa terstaat onmiddellijk een onderzoek naar de oorzaak van deze ramp werd (gelast Elk weldenkend mensch zal er zich ongetwijfeld over verblijden, dat bij (dergelijke gelegenheden het saamhoo- righeidsgevoel onder de menschen en het verantwoordelijkheidsgevoel bij 'de autoriteiten tot uiting komt. Maar als hij er dan aan denkt hoei zijn landgenooten, de 'directie der JSe- derlandsche Spoorwegen en achtereen volgende Ministers van Waterstaat rea geerden op ongelukken bij onbewaakte overwegen, dan treft hem de schrijnen de tegenstelling. De menschen ontroeren nauwelijks1 meer als zij lezen, dat op een of an deren onbewaakten overweg één of meer slachtoffers zijn gevallen. Ja, in dertijd, toen de directie der Neder- landsche Spoorwegen dezen bezuini gingsmaatregel pab had ingevoerd, wasi men de berichten betreffende ongeluk ken bij onbewaakte ov erwegen nog. niet gewend. In die 'dagen werd er nog wei eens over gesproken en hoorde men pok nog wel critiek oefenen op de opheffing der bewaking op onderschei dene overwegen, door welken maatre gel de directie van het belangrijkste verkeersmiddel hier te lande den schijn op zich laadde» dat zij een menschen- leven van minder beteekenis acht dan de inkomsten van haar bedrijf. Er isi toentertijd wel eens critiek geoefend! op dezen hiaat regel. En er zijn organi saties, die getracht hebben aan het Mi nisterie van Waterstaat een open oor te vinden voor de belangen van het' groote aantal automobielen, motorrij ders, fietsers, bestuurders van allerlei idoor viervoetige dieren getrokken wa gens en wandelaars, die dagelijks deze overwegen passeeren. Maar tot een massale protest be weging tegen dezen maatregel is bet nimmer gekomen. Integendeel^ door enkele gevallen, waarbij de roekeloosheid der slacht offers oorzaak was van het ongeluk, was spoedig de indruk gpwekt, dat der gelijke ongelukken steeds aan eigen schuld moeten geweten. Hierdoor was er in voorkomende gev allen misschien nog wel deernis met de ongelukkigen en hun bet rekking en, maar verontwaar diging. jegens dé directie, die terwille van gunstige bfedrijfsuitkomsten, nood zakelijke maatregelen tot beveiliging van bet leven der menschen intrekt, zoekt men tevergeefs. Hot is ontvettend,- maar toch is het zoo, ons vpbc is nog niet gewoon ge raakt aan spoorwegongelukken, doch wel aan ongelukken bij onbewaakte overwegen. Ten aanzien van de laatstgenoemden is het saamhoorigheids- en het ver- antwoordehikheidsgevcei volkomen af gestompt. De volksconsciëntie zwijgt te dezen opzichte, en gevoelt niet, dat niet alleen de direcctie der Nederiand- sche Spoorwegen verantwoordelijk is voor de slachtoffers der onbewaakte overwegen, maar geheel ons volk, om dat het zulke roekelooze bezuinigings pogingen tolereert. Als het volksgeweten echter weer NIEUWE gaat spreken, dan zal er beweging in ons volk komen. Dan zal het niet rus ten aleer de Overheid de betrokken directie heeft gedwongen weer al dié maatregelen te nemen, welke voor de veiligheid noodzakelijk zijn. (Wij vreezen echter, dat het tamelijk, lang zal duren,, aleer het geweten on- scer natie zijn stem zal doen hooren. Hoe-velen zullen voordien nog als Slachtoffers moeten vallen? Of zal de tegenwoordige Minister, van [Waterstaat uit zichzelf ingrijpen? [Wie mieenen zulks te mogen verwach ten. Hij weet immers, dat een mensch (dierbaarder is dan goud. Welnu, wijl höpen dat Z.Exc. aan de directie der Nederlandsche Spoorwegen zal duide lijk maken, dat naar zijn oordeel het leven van één mensch meer waarde hoeft *dan de géheele winst op het spoorwegbedrijf. De coalitie. Niemand zal, schrijft Het Cen trum, de chirstelijk-historisch'en willen pressen tot hetgeen hun woord voerder te Leiden een „gedwongen huwelijk" noemde. De katholieke partij doet dit zeker niet. Zij verlangt allerminst wij zei den dit reeds eerder en herhaaldelijk zich op te dringen en etón samen werking te foi'ceeren, die het vereisch te karakter en de vereisohte duur zaamheid zou missen. Zij kan wachten. Een wachten, dat geen stilstand of lediggang beteekent, en haar aller minst belet te doen, wat de omstan digheden vereischen en beleid en be ginsel baar voorschrijven. KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK. Aangenomen: Naar Groesbeek: J. A. Visscher, ?m, pred. te Leeuwar den. GEREF. KERKEN. Beroepen: Te Nieuwdorp: K. Winkelman, te Maastricht. Te Nieuwer kerk a. d. IJssel: P. -ie Fey- ter, te Boomberguin. Aangenomen: Naar Kooten (Fr.) H. H. van Kapel, te Andel (N.-Br Naar Voorburg: Mr. W. S. de Vries, te Tzum. Bedankt: Voor Franeker: Job. Rietberg, t Maassluis. Voor Hoorn: P. Bos, te Stadskanaal. GEREF. GEMEENTEN. Bedankt: Voor Vlaardin- gen: H. A. Minderman, te Lisse. Bevestiging, Afscheid en Intrede. Cand C. B. Boere, te Capelïe a. d. IJssel, hoopt 17 Oct. a.s. zijn intre de te doen bij de Ned. Herv. Gem. te Oudenhoorn. Ds. A. B. W. M. K o k is voorne mens 5 Dec. e.k. afscheid te nomien van de Geref. Kerk van Wommels en Cubaard en 19 Dec. d.a.v. intrede te doen te Zaamslag, na bevestiging door Dis. J. S. Post, van Axel. Ds. B. Klein Wassink nam Zondagavond van de Ned. Herv. Gem. te Leeuwarden afscheid. Als tekst woord voor deze gelegenheid was ge kozen 1 Petru9 -1 25, het eerste ge deelte. Na de predicatie hield spr. -Ie ge bruikelijke toespraak, welke beant woord werd door ouderling ^[einders- ma. Toegezongen werd Ps. 134 3. Ambtsjubileum. Op Zondag 31 October hoopt Ds. G. van D ij k Pz n., Ned. Herv. predikant te Anjum, zijn 40-jarig ambtsjubileum te herdenken. Hij ving op 31 October 1886 zijn ambtswerk aan te Schraard, stond daar tot 1889 en vervolgens van 18891895 te Langer-Aar en dient nu sinds 7 April, dus ruim 31 jaar, zijn tegenwoordige gemeente Anjum. Kerkelijke examens en Synode van Assen. De classis Schiedam der Gerefor meerde Kerken nam niet betrekking tot bovenstaande zaak de volgende conclusies aan: I. De Classis besluite voorbands geen speciaal examinator te benoemen COURANT VAN DINSDAG naar het gevoelen der candidaten in de Theologie in verband met de Schriftondermijnende theorieën, die dreigen binnen te dringen. II. Den examinator in de Dogma tiek op te dragen den Examinandus speciaal te ondervragen in verband met de nieuwere theorieën der Inspi ratie, die onder valsche vlag ingang beginnen te vinden. III. Den Examinator in de Exegese te verzoeken, zoo vaak aanleiding be staat, misleidende exegetische me thoden ter sprake te brengen bij bet onderzoek. IV. Den Examinator naar de kennis van den inhouft der H. Schrift op te- dragen feiten en zaken bij het onder zoek ter sprake te brengen, die door afwijkende Theologische richtingen worden vervluchtigd of ontkend. V. Den tijd voor navraag op deze punten niet vooraf absoluut aan ban den te leggen; maar den praeses zelf hiervoor op bet moment te laten be slissen. Aan deze conclusies wordt nog een formule toegevoegd, waarop door den candidaat mondeling moot worden geantwoord: „Verklaart gij in te stemmen met de besluiten der Generale Synode (1926), bepaald wat betreft Genesis 2 en 3, en belooft gij niets te zullen loe ren, dat daartegen strijdt? Engelsche humor, Spurgeon, de beroemde Engelsche kanselredenaar, gaf aan zijn studen ten in de theologie uitnemende colle ges hoe een goed predikant te worden. De volgende interessante reeks van lessen brengt ons „Pniël": „Maak dat er genoeg in jullie pree- ken zit, heeren! Na sommige preeken te hebben beluisterd, moet ik wel eens denken aan het verzoek van een boe renknecht, toen hij zijn magere soep at: Vrouw, ik zou wenschen, dat die kip nóg eens door deze soep mocht heengaan I" „Past toch op, geen ongeschikte teksten te kiezen. Een broeder preek te eens over een schip, dat met man. en muis vergaan was, over de woorden: „Zoo bracht Hij h!en in de gewenschte haven"; en een ander, die net van zijn huwelijksreis terugkeerde, koos: „de beroerten van mijn hart zijn vermeer derd! O voer mij uit mijne elencl» n! „Komt toch onder de menschic.i, an ders zal iemand nog eens van u zeg gen wat een oude dame van haar do minee zei dat hij de heelc week on zichtbaar en des Zondags onverstaan baar was". „Let op den klemtoon, mijne hee ren- Iemand las eens: „hij >eide tot zijne zonen: Zadelt mij den ezci! en zij zadelden hem!" „Christus zeide: „Weidt Mijne scha pen, voedt Mijne lammeren" Maar sommige predikera stellen bet voedsel zóó hoog, dat schapen noch lommeren er bij kunnen, 't Schijnt wel alsof zij in den tekst gelezen hebben: „vjpedt Mijn giraffen!" Brief uit Sassenheim XXXII. Amice, Ik heb eens een Dominee hooren zeggen, dat wij altijd lezen moesten, zooals Ruth aren las in de velden van Boaz. Zij doorwandelde en doorzocht zoo'n geheel veld om te zoeken datge ne, dat voor haar van waarde was. De volle aren, gevuld met kostelijk graan, die tusschen al dat vuil en die stop pelen werden gevonden, werden door haar opgezocht, verzameld en bewaard Ik vrees echter, amice, dat zulk le zen zeldzaam is, vooral in onzen druk ken, gejaagden tijd. En het meest zul len we in dit opzicht wel te kort schie ten, als we onze krant lezen. Dan komt daar niet veel van terecht. Een krant kijken we zoo eens even in, we loopen de verschillende rubrieken die ons in teresseeren even door, maar een zoe ken naar iets dat .voor ons van waarde is, om dat te bewaren, mogen we ons kranten-lezen niet noemen. Ik zou dat, wat mezelf betreft, tenminste niet dur ven doen. En toch kan niet worden ontkend, 12 OCTOBER 1926 dat er ook in de kranten dingen voor komen, die waard zijn om onthouden te worden. Wie opmerken wil, vindt zulke dingen overal, zelfs onder de meest „lichte' rubrieken. Zoo ben ik zelf niet een zeer getrouw lezer van „Gemengd Nieuws" en als ik daar nog eens inzie, is het meestal zeer oppervlakkig. Maar zoo nu en dan betrap je jezelf er gelukkig nog wel eens op, dat je over de dingen been- leest. Dat overkwam mij ook enkele dagen geleden. Terwijl ik ïoo vluchtig mijn krant doorkeek, werd mijn aan dacht door zoo'n eenvoudig bericht ge pakt. Ik las: Den laatsten tijd is het aantal naar Moskou gestroomde toe- zichtlooze kinderen zeer toegenomen, waardoor de veiligheid en de hygiëne op straat zeer zijn afgenomen. Het ge meentebestuur heeft thans besloten krachtig tegen dit euvel op te treden. Een commissie is ingesteld om maat regelen te beramen, ten einde de stra ten van die ongewenschte elementen te zuiveren. Tevens zal getracht wor den door een nauwlettend toezicht op de toegangswegen en spoorlijnen ver dere toestrooming van kinderen tegen te gaan. Welk een wereld van ellende ligt in zoo'n eenvoudig krantenbericht beslo ten, amice! Het scheelde niet veel of ik had ook over dit berichtje heenge lezen, toen deze gedachte mij plotse ling aangreep. Denk nu eens aan onze eigen kin deren. Noemen we ze niet de hoop der toekomst? Is het niet het mooiste, het heerlijkste, wat we bezitten? Hoe trachten niet alle goede ouders hun kinderen geestelijk en lichamelijk te verzorgen en te bewaren. Niets is daartoe te veel, goed voedsel, goede kleeding, goed onderwijs, goed gezel schap, ja wat miet alÈn één van de allerergste dingen, die een mensch hier op aarde kunnen overkomen, is wel als hij zijn kinderen niet kan ge ven wat z© noodig hebben. En denk je dan die Russische toe standen eens in. We raken zoo lang zamerhand aan al die berichten uit Rusland over allerlei leed en ellende en verschrikking ook al weer gewend. Ons gevoel wordt zoo gauw wat stomp maar als we bij een bericht als dit eens even stilstaan, voelen we toch nog wel het verschrikkelijke er van. De veiligheid en de hygiëne op straat zijn zeer afgenomen en een commissie is benoemd om maatregelen te bera men, teneinde de straten van die on gewenschte elementen te zuiveren. Kan het erger? Krijg je hij het lezen van zoo'n bericht niet een gevoel, ami ce, alsof hier over losloopende honden of over 'teen of ander lastige soort ongedierte gesproken wordt? Wat blijft er zoo van den mensch, die toch naar Gods beeld geschapen is over! Wat moeten we dankbaar zijn dat we, in ons goede vaderland zulke din gen nog niet behoeven te aanschouwen Maar laten we aan den anderen kant niet de gedachte bij ons post laten vatten dat zooiets wel in Rusland ge beurt, maar dat het hier nooit zou kunnen gebeuren. Wat van den hoo gen God afvalt, moet vallen, is er eens gezegd. Wat van den hoogenGod afvalt, en zich losmaakt van zijn hei lige wet, valt diep. En hoe verder Nederland, van God afvalt, hoe sneller en hoe zekerder ook ons land het verderf en de ellende te gemoet gaat. Bidden we daarom dat we getrouw mogen zijn. Getrouw in eigen levens overtuiging. Maar ook getrouw in het uitdragen van die overtuiging naar huiten. Ik sprak laatst een werkgever, die uit durfde spreken, dat er geen enkele socialist was, die zich voor zijn levens- en wereldbeschouwing schaamde. Ie dere socialist is, zeide hij, een dage- lijksche propagandist, maar onder de Christenen zijn het alleen maar enke len van de allertrouwsten en meest he slisten, die even trouw hun beginsel propageeren. Is 'dit geen ernstige aanklacht, ami ce? Als er geklaagd wordt over opper vlakkigheid en afval, ziin we zoo licht geneigd, anderen te beschuldigen. Dan is er iets niet in orde met de Do- AAN HET ZOEKUCHT. Leiden. 12 October 1926. De tegenstrijdigheid beweegt de we reld, heeft de Duitsche wijsgeer Hegel gezegd. Aan dit woord dacht ik, toen ik las van de Belgische gemeenteraads verkiezingen. De socialisten behooren over het al gemeen niet tot de meest tevreden menschen. Niets deugt er In hun oo- gen, op alles hebben ze wat aan te merken. Maar soms zijn ze uiterst tevreden. Zoo verklaarde men aan het Volks huis te Brussel, dat ondanks de door de socialisten geleden verliezen, dezen het resultaat der verkiezing te Brussel als „zeer schoon" beschouwen. Kan het tevredener? En zie hier de troostgronden: het verlies aan de communisten is niet zoo erg, want men moet de zaken uit „pro letarisch" standpunt zien (doen de Hollandsche partijgeiiopten dit ook als het tegen de communisten gaat?) Zoo zijn er toch aan alles lichtpun ten, die zelfs een socialist vermag te erkennen. Ja, de wereld is wel een „eenheid van tegendeelen" dat heeft Hegel goed gezien. OBSERVATOR. minees, of met de kerk, of met ver schillende voormannen. Maar is het wel altijd en in alles met ons in orde? Laten we daar toch steeds eerst aan denken. En laat ons dan, dankbaar voor het vele goede dat God ons gaf, ons opmaken om te hou wen en te bewaren, overal, waar ons daartoe de gelegenheid wordt geboden. Sassenheim, 11 0-ct. 1926. SASSEMER. RECHTZAKEN. KANTONGERECHT TE WOERDEN. Te Bodegraven op het kruis punt Tolstraat, Brugstraat, P. H.-str. en Wilhelminasrtraat was op 3 Augus tus een botsing ontstaan tusschen een luxe auto en een autobus, hetgeen G. J. A., chauffeur te Holten ten laste werd gelegd. Als .getuigen waren op geroepen K. P. Klein, uit Aphen en J. Petersen uit Utrecht. A décharge waren aanwezig P. G. Cats uit Holten en D. Harting uit Alphen. Getuige Klein sprak geheel ten gunste van bekl Bij het opmaken van het pro cesverbaal warén echter door hem geheel andere verklaringen gegeven, zoodat zijn woorden door den kanton rechter in twijfel werden getrokken. Getuige houdt vol dat, hetgeen in het procesverbaal staat, niet door hem is gezegd. De verklaringen van de ande re getuigen liepëti ook nog al uiteen, zoodat de kantonrechter het noodig oordeelt in deze ,zaak eerst den verba lisant eens te hooien, zoodat zij tot de volgende zitting werd uitgesteld. A. v. L. te Bergscnenhoèk was op 5 Aug. té Bodegraven mat zijn Ford tusschen twee passeerende auto's doorgereden, en met de een een autobus in aanraking gekomen. De chauffeur van de bus raakte zijn stuur kwijt en reed tegen dtm naast den weg staande boo.men op, wat echter nog gelukkig was daar bij ah ders met zijn bus, waarin ongeveer 20 menschen zaten, in het water te recht gekomen was. Bekl. geeft de schuld aan getuige Middelkoop uit Boskoop, chauffeur der autobus, die niet tijdig genoeg uitgeweken wa9 om hem doorgang te verleenen. Boven dien was de van den anderen kant komende auto door eeh bocht in den weg niet opgemerkt. Door get. waren echter signalen gegeven om niet voor bij te rijden, hetgeen door een in de autobus gezeten hebbende persoon werd bevestigd. Bekl. had deze signa len niet gezien. De ambtenaar van het O. M. is van meening dat hij dan maar beter op h&Ü moeten letten en eischt f 25 boete of 7.0 dagen. .Uitspraak f 15 of 10 dagen. FEUILLETON. Door leed en strijd. 24) Het zegenen der ketters. V<ader Cyrillus kon dien nacht geen oog toe doen. De tooneelen, die hij had bijgewoond, stonden hem nog helder voor den geest en verdreven den 9laap van zijn legerstede. Den afgeloopen dag, den laatsten voor het vertrek, had hij iedere moeder toegestaan de kin deren, die zij moest achterlaten, nog eenmaal te zien. Tatiania was niet ge komen om afscheid te nemen van de kleine Clava, en dit wegblijven ver ontrustte Vader Cysrillus ten zeerste. Hij vreesde den dag, die komen moest, want dan zouden de vrouwen hunne geboorteplaats verlaten, om er waar schijnlijk nimmer meer terug te kee- ren. Zij woonden in zijn gemeente, het waren zijn gemeenteleden, hoewel zij dit niet wilden erkennen, en toch was hij volkomen machteloos om iets voor die arme menschen te doen. Hij had eenige verzachtende maatregelen voor hen weten te verkrijgen. Hij had voor Michael de vergunning bekomen om* zich bij het naaste spoorwegstati on, twee dagreizen van Kovylsk ver wijderd, aan te sluiten; maar dat was alles. Allerlei nuttelooze gedachten en ho- pelooze plannen gingen hern^ <iopr_het hoofd. Het eene uur na het andere lag hij wakker, biddende voor de ongeluk kigen, die liever wilden omkomen in de Siberische wildernissen dan hun geloof verzaken. Het meest van alles bekommerde hem/ het lot van Tatiania en hare kin deren. In den nanacht, ongeveer twee uur voor zonsopgang, meende hij zachte voetstappen onder zijn venster te hoo ren. De meeste kamers van zijn huis waren gelijkvloers, en het vertrekje, waar Clava en Velia sliepen, kwam in zijn eigen kamer uit. Zoo stil mogelijk stond hij op en keek voorzichtig door het venster. Het was heldere maneschijn, en drie scha duwen, waaronder die van een vrouw, vielen op den grond. Een cogenblik later hoorde hij een gesmoorden kreet. De deur, die naar d.e slaapkamer der kinderen voerde, sloot niet voldoende, er bevond zich een reet in, groot ge noeg om naar binnen te kunnen zien. Vader Cyrillus herkende Michael en Sergius; Michaël boog zich over de slapende Velia en kuste voorzichtig de blonde lokken van het kind. terwijl Sergius de kleine Clava op den arm nam en haar in een schapevel wik kelde. Onmiddellijk begreep Vader Cy rillus wat beide knapen in hun schild voerden. Hij stond als aan den grond gena geld; brandende tranen welden op in zijn oogen .Nog nooit was de gedachte bij hem opgekomen, dat het een zonde was geweest tegen God de kinderen van hun ouders weg te nemen. Hij had geaarzeld het bevel van de Synode te volvoeren; indien hij echter geweigerd had, dan zou hij zijn amibt hebben moeten overgeven aan een andere, die het vonnis met de grootst mogelijke wreedheid, zou hebben Voltrokken. Maar wat stond hem thans te doen? Hij sloeg de onhoorbare en snelle bewegingen der beide knapen adem loos gade en zag hoe zij het slapende kind legden in de uitgestrekte armen der vrouw, wier schaduw hij straks had gezien. Men was gekomen om de kleine Clava weg te voeren. Hij be greep van hoeveel gewicht deze stap voor het gezin der Koudraty's was. Wanneer zij morgen te Knishi ble ven, dan waren allen aan de vreese- lijkste ellende ten prooi. De knapen deden het beste, dat zij in hunne om standigheden doen konden. Zou hij hen daarin verhinderen? „Neen!" sprak hij tot zichzelven. „Moge God hen helpen!" Het was Paraska. die men de kleine Clava in de armen gaf, want de jon gens hadden Tatfania niet van hun wanhopig plan durven spreken. Micha el en Paraska zouden bij het aanbre ken van den dag in de telega naar Kovylsk vertrekken. Men kon het kind zonder moeite op den bodem van het rijtuigje verbergen, totdat men ver ge noeg op weg zou zijn cm niet langer voor ontdekking te moeten vreezen. Eenmaal te Kovylsk, kon bet meisje zonder moeite in den stoet opgenomen worden, daar de kinderen van Kou- draty, drie in getal, op de lijst voor kwamen. Bij het eerste ochtendkrieken begaf men zich op weg. even voor het huis van Tatiania stilhoudende, opdat deze zich met eigen oogen zou kunnen over tuigen, dat het kind bij hen was. Michaël was zoo geheel vervuld van deze onderneming, dat hij er ternau wernood aan dacht hoe hij ten twee den male het ouderlijke huis verliet, dezen keer waarschijnlijk voor immer. Na hetgeen hij gezien had. was de slaap verder dan ooit van Vader Cy rillus geweken. Hij had bijna het ge voel alsof hijzelf weer een jongen was, zoozeer verheugde hij zich met de jon gens over het gelukken van hun po ging. De zorg over het gezin der Kou draty's zou hem ten minste van het hart genomen zijn. Hij had tot nu toe nog nooit een ge meente gehad, waarin zich ketters be vonden. In het bisdom was hij zeer ge-: zien als een waardig man, die zeer veel invloed op zijn gemeenteleden had; bijgevolg was hij gekozen om Va der Vasily op te volgen en had men hem naar Knishi gezonden, ten einde aldaar den strijd met de Stundisten aan te binden. Bereidwillig nam hij die taak op zich, vol moed en vertrou wen. Maar in plaats van godlasteren de, onwetende, goddelOoze menschen te ontmoeten, zooals hi|\ verwacht had, vond hij vrome, een voddige Christe nen ,die beter in de Schrift thuis wa ren dan hijzelf, maar toV:h eerbiedig, luisterden naar hetgeen hij hun te zeggen had. Toen eerst begreep hij den onbanühartigen geest der vervolging en deinsde er verschrikt voor terug, Hij had er nog nooit van aangezicht tot aangezicht tegenover gesUVan. Wel mocht de Heer tot Zijn discipelen zeg gen, toen zij vuur van den hemel be geerden, om de Samaritanen te tref fen: „Gij weet niet van hoedanig en geest gij ziit." Vader Cyrillus begreep thans den geest der vervolging eff hij ontzette er zich over. Zulk een vervolging zou er in kun nen slagen lafaards in veinzaards te veranderen, maar het zou haar nim mer gelukken eerlijke, vrome mannen over te halen hun geweten geweld aan te doen. Toen de Matou9hka dien morgen ontwaakte, was Vader Cyrillus reeds op en gekleed. Zijn oogen waren be zwaard en zijn geheele voorkomen tee- kende groote verslagenheid. „Clava bezoekt haar moeder" zeide hij kortaf, „maar spreek er tegen nie mand over, lieve vrouw. Neem Velia en de meisjes mee naar het bosch. Het i9 beter, dat zij de vrouwen en de kinderen niet zien vertrekken." (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1926 | | pagina 5