NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN MAANDAG 11 OCTOBER 1926
I TWEEDE BLAD.
WflT DE BLADEN ZEOOEM.
Het verdrag met België.
In een artikelenreeks over het ver
drag met België merkt „De Standaard'
o.m. op:
„De bezwaren tegen het verdrag
moeten worden gezien niet in het licht
van de vraag: of het 'bepaalde in het
verdrag ons alles aangenaam is en of
wij geenerlei verbetering zouden wen-
schen, maar in het licht van de vraag
of zij gewichtig genoeg zijn om tot ver
werping van het verdrag te leiden en
tot aanvaarding van de gevolgen daar
van. Het gaat er bij het oordeel over
een verdrag, een overeenkomst, niet
om ol ailes wat wij zouden wenschen,
verkregen is, en of wij alles even mooi
vinden. De Kamers moeten straks
stemmen en dan staan zij voor deze
vraag:«of de bezwaren zóó overwegend
zijn, dat zij het verdrag daarom moe
ten afwijzen.
Zelfs bij een vrij algemeen© toejui
ching van het verdrag zouden er stel
lig enkele bedenkingen hebben be
staan.
Zonder gebrek is ook dit werk niet
denkbaar.
Er is voorts ook verschil in gewicht
van de bezwaren en ook zij, die tegen
standers van het verdrag zijn, doen
verstandig, als zij die bezwaren, die
ook voor hen op zich zelf geen reden
tot verwerping zouden zijn téhzij
de som van zulke bezwaren daartoe
moest brengen onderscheiden van
de hoofdmomenten, die hen tot hun
houding brengen."
Vervolgens noemt het blad een vier
tal bedenkingen, die niet van overwe
gende beteekenis kunnen worden ge
acht, n.L:
„le. de kwestie van de doorvaart
van Belgische oorlogsschepen over de
Schelde;
2e. het z„g. afstand doen van het
recht tot handhaving van justitie en
politie voor doorgaande schepen;
3e. de beloodsing en de loodsgelden;
4e. de regeling inzake het kanaal
GentTerneuzen."
Hoezeer we, zegt het blad, lang niet
alles even mooi achten, kunnen we
toch geen andere meening uiten, dan
dat de bovengenoemde bezwaren geen
aanleiding kunnen zijn, om zich tegen
de aanneming van het tractaat te ver
zetten.
Als hoofdbezwaren worden door „De
Standaard" genoemd:
„a. het nieuwe Schel de-regiem;
b. het kanaal AntwerpenMoerdijk;
c. het kanaal AntwerpenRuhrort."
De conclusie, waartoe het blad komt
lfl als volgt:
Wij meenen dat het?verdrag, in het
licht van de belangen van ons land,
•kan worden aanvaard en zouden de
verantwoordelijkheid voor de verwer
ping niet willen dragen.
Om de negotie.
Aan de negotie wordt, naar 't schijnt
zoo driestart „De Zeeuw" door de DV
»ectie van de Nederlandsche Spoorwe
gen behoorlijk aandacht geschonken.
Afgezien van het ongemotiveerd
nandhaven van de 'eerste klasse, waar
fan schier uitsluitend door hoogere
\mbtenaren gebruik wordt gemaakt
en die op de exploitatie een nadeeligen
invloed heeft, wordt al bet mogelijke
gedaan om het bedrijf rendabel te
maken.
Dit moet worden toegejuicht.
Evenwel, niet alle middelen die wor
den aangewend om dit doel te berei
den, kunnen worden goedgekeurd.
Daar is de kwestie van de Zondags-
kreinen.
Religieuse en ethische overwegingen
.eggen bij de Directe geen gewicht in
le schaal.
Er wordt aan de extra-treinen op
Zondag behoorlijk verdiend, en daar-
'nee is dit punt voor haar afgedaan.
D© negotie geeft hier den doorslag.
Niet anders staat het met de kwestie
der overwegen. Om de uitgaven te he
ierken worden .vele overwegen niet
meer bewaakt, met het gevolg, dat we
telkens weer door vreeselijke ongeluk
ken worden opgeschrikt.
Op de vraag of het dan toch geen
overweging verdient, gevaarlijke over
wegen als bij Kethel. waar in betrek
kelijk korten tijd vier ongevallen
plaats grepen, te bewaken, antwoordt
de directie dat daarvoor geen aanlei
ding bestaat en dat het publiek maar
beter op zijn tellen moet passen.
Dit antwoord is al even onbevredi
gend als dat, betreffende de Zondags-
treinen.
Zeker, een bedrijf moet zakelijk be
heerd worden. Alle onnoodige kosten
dienen te worden vermeden.
Maar dé negotie is ten slotte niet
alles. Er z,ijn dingen in het leven, die
van grooter belang zijn.
En wat het zwaarste is en dat is
niet altijd de negotie dient ook het
zwaarst te wegen.
Aan Minister v. d. Vegte de taak dit
den heeren spoorwegbeheerders aan
het verstand tè brengen.
KERK EN SCHOOL.
NED. HERV. KERK.
Beroepen: Te Zwolle (hulppredi
ker), E. R. Damme, cand. te Apeldoorn
Te Brussel B. ter Haar Romeny O.
Bz. te Ginneken.
A a n g e n o men: Naar Maarssen,
G. Benes, te Monster.
Bedankt: Voor-Oosterbierum (Fr.)
O. W. C. v d Veen te Stadskanaal.
GEREF. KERKEN.
Be dankt: voor Franker, J H. Riet
berg, te Maassluis.
GEREF. GEMEENTEN.
Bedankt: Voor Rijssen, R. Kok te
Gouda.
BAPTISTEN-GEMEENTE.
Beroepen: Te Haulerwijk, K. Rei-
ling te Nieuw-Weerdinge.
Bevestiging, Afscheid en Intrede.
Cand. J. L. de Wolf te Drieber
gen hoopt 14 Nov. zijn intrede te doen
bij de Ned. Herv. Gem. te Valthermond
na bevestiging door D3. J. F, Kruyt,
van Assen.
Toegelaten tot den Dienst des Woords
De classis Leeuwarden der Christ.
Geref. kerk heeft na gehouden peremp
toir examen toegelaten tot den dienst
des Woords en der Sacramenten, den
heer W. Kremer, te Zwolle, beroepen
predikant bij de Chr. Geref. Gem. to
Komhom (Gron.))
De classis Amsterdam der Christ.
Geref. Kerk heeft na gehouden peremp
toir examen toegelaten tot den dienst
des Woords en der Sacramenten, de
heer J, Drenth, te Hoogeveen, beroe
pen predikant bij de Chr. Geref. Gem.
te Broek op Langen dijk.
Ds. A. C. G. den Hertog.
Ds. A. C. G. den Hertog, Ned. Herv,
predikant te Rotterdam, is als vloot-
predikant voor een reis van 10 weken
met de Tromp naar Tunis vertrokken.
Van daar gaat de reis naar Konstanti-
nopel en de Zwarte Zee en terug over
Smyrna en Algiers.
Vrije Universiteit.
Geslaagd voor het propaedeutisch
examen theologie de heer J. C. G. Kui
per Jr. te Haarlem.
Candidaatsexamen rechten de heer
P. van Driel te Haarlem.
De scheuring in do Geref. kerk van
Amsterdam.
De Kerkeraad van de Gereformeerde
Kerk van Amsterdam-Groot heeft de
ouderlingen J. Stijger en P. Gerritse,
en den diaken J. H. Neumann Jr. die
zich tot kerkeraad van een Geref. kerk
buiten het kerkverband hebben -ver
klaard, wegens openbare scheurma-
king in de Kerk des Heeren, volgens
art. 80 K.O. ontzet uit hun ambt.
Geref. Zendingsbond.
We vernemen, dat het Bestuur van
den Geref. Zendingsbond heeft beslo
ten te beginnen met de medische Zen
ding onder de Toradja's. Nog dit jaar
zal een zendeling-arts uitgaan, om te
pogen de toestanden onder bet Torad-
ja-volk te verbeteren. Vooral de me-
laatschheid is thans onder deze bevol
king veel voorkomend en aan de wan
toestanden, die er thans nog in de
kampongs heersclien, waar de melaat-
schen nog onder het volk vertoeven,
behoort zoo spoedig mogelijk een ein
de te komen.
Doordat de noodzakelijkheid gevoeld
werd nog dit jaar een Zendeling-arts
uit te zenden, waarop ook van de zijde
der regeering werd aangedrongen, was
het niet mogelijk hier te lande een ge
schikte kracht te krijgen. Deze is nu
echter gevonden in den persoon van
Dr. Simon Thilo, die wegens de finan-
ciéele moeilijkheden in de Rhijnsche
Zendings Vereeniging niet naar de ter
reinen dier Vereen, kon worden uitge
zonden.
Dr. Thilo zal reeds 3 November
scheep gaan.
De taalgeleerde van den Geref. Zen
dingsbond Dr. van der Veen die gerui-
men tijd met verlof hier te lande heeft
vertoefd, zal eveneens 3 November
weer naar zijn arbeidsveld in Indië
terugkeeren.
BINNENLAND.
Plannen tot exploitatie van de
visscherij in Indië.
Naar het persbureau Vaz Dias weet
te melden bestaan er plannen om door
Europeékche krachten in Indië de vis
scherij ter hand te nemen.
De eerste oorzaak is de achteruit
gang in de haringsvisscherij in de
Noordzee. In 1913 voeren nog 717 Ne-
derlandsche schepen ter haringvissehe
rij, die binnen brachten 794.687 tonnen
haring. In 1925 was dit verminderd
tot 427 schepen met 313.784 tonnen
haring, terwijl dit jaar nog slechts 377
schepen uitvoeren.
Men schrijft deze mindere vangst
toe aan het z.g.n. leegvissohen van de
noordzee.
Vroeger waren de Holanders vrijwel
de eenige visschers op de Noordzee.
Later kwamen voornamelijxc Engel-
sche en Deensche concurrenten.
Had Nederland beperkende bepalin
gen voor de visscherij, Engeland en
Denemarken niet. Daarom zijn dan
ook in ons land in 1857 die beperkende
bepalingen opgeheven. Daarna is de
visscherij geregeld achteruitgegaan.
De op 13 September onder voorzitter
schap van Dr. H. J. Lovinlc ingestelde
Commissie heeft o.a. tot taak na te
gaan door welke middelen verbetering
in djen toestand kan worclen gebracht
Bij verschillende reeders kwam na
mislukte pogingen om in Argentinië
een vsscherijbedrijf te stichten op het
denkbeeld om een bedrijf in Indië te
beginne.n
In Indië geschiedt de visscherij nog
op primitieve wijze door Inlanders
met majang prauwen. Naar schatting
neemt in de Javazee een 3000 tal dezer
prauwen aan die visscherij deel.
In den regel komen deze prauwen
niet verder dan 20 mijl uit de kust. In
de eerste plaats is dit uit oorzaak van
mindere bevarenheid en de gebrekki
ge inrichting der schepen, maar ook
omdat de gevangen visch spoedig tot
bederf overgaat.
Indië heeft bij lange na geen visch
genoeg voor de consumptie. Uit Siam
wordt dan ook jaarijks ongeveer 38
millioen K.G. ingevoerd.
Dit heeft de Indische regeering aan
leiding gegeven om plannen te overwe
gen in de visscherij verbetering te bren
gen. Onder leiding van den heer K. de
Waart werd een proef genomen. De re
sultaten waren gunstig. De heer de W.
bereikte 100 pet. betere opbrengst dan
op inlandsche wijze.
Om financieel© redenen is deze proef
daama gestaakt.
Thans is de heer de Waart hier te
lande.
Dit heeft de ondernemende reeders
bewogen om een bespreking uit te lok
ken.
Deze bespreking beeft, dezer dagen
op het Ministerie van Binnenlandsche
Zaken plaats gehad. Het resultaat
waartoe men voorloopig kwam was
het richten van een brief tot het De
partement van Landbouw, afdeeling
visscherij te Buitenzorg, om nadere
voorlichting en steun.
Voor de vischvangst in Indië zullen
de loggers van mechanische beweeg
kracht moeten worden voorzien. Men
schat dat de kosten eener behoorlijk
opgezette onderneming ongeveer een
half millioen gld. zuller. bedragm. Men
wil o.a. aan den wal een koel- en vries
inrichting exploiteeren, waarin de
visch ook eenigen tijd bewaard kan
worden.
Wij juichen dit plan. op zichzelf zeer
toe maar meenen toch tot voorzichtig
heid te moeten manen. Ook door Ja
panners wordt thans in de Javazee ge-
vischt maar wij meenen, dat ook deze
onderneming nog niet volledig slaagt.
Vooral het overbrengen van de visch,
wat nu steeds nog in levenden toe
stand geschiedt, levert groote moeilijk
heden op. Door het warme klimaat is
vooral visch spoedig aan bederf onder
hevig.
Opheffing van het bouwfonds.
Bij de Tweede Kamer is thans inge
diend een wetsontwerp tot opheffing
van het bouwfonds vour de departe
menten van Binenlandsche Zaken en
Landbouw en van Onderwijs, Kunsten
en Wetenschappen;
In de Memorie van Toelichting
wordt er aan herinnerd, dat het fonds
in 1924 werd gesticht, ornaat destijds
niet mogelijk was voor de aanvulling
van de inrichting der universiteiten en
andere onder het departement van Bin
nenlandsche Zaken ressorteerende ta*
ken van dienst den gewonen dienst
meer te belasten.
Verondersteld werd daarbij, dat er
in de eerste tien jaren elk jaar
f 1.000.000 aan nieuwe gebouwen zou
worden besteed. In de praetijk is de
zaak echter geheel anders gegaan Van
1915 tot en met 1923 bedroeg het totaal
der uitgaven rond f 39 500.000, waar
van slechts rond f 4.O0Ö.0G0 werd gedekt
door de bijdragen jaarlijks op de be
grooting er voor uitgetrokkenHet
voorschot uit s Rijks kas beliep derha^
ve rond f 25.500.00.
Zou het bovenstaande reeds de ge
volgtrekking kunnen wettigen, dat het
voortbestaan van het bouwfonds uit
een financieel oogpunt geenszins zon
der bedenking is te achten, de wen-
schelijkheid hiertoe wordt nog ver
sterkt door de omstandigheid, dat se
dert de centralisatie van den Rijksge
bouwendienst een veel verbeterde ar-
beidsverdeeling is verkregen.
Als gevolg van de voorgestelde op
heffing zal worden teruggekeerd tot
het voorheen geldende stelsel, dat alle
uitgaven voob den hier byloelder» bouw
te beginnen met 1927, ten laste van
den gewonen dienst woraen gebracht.
Een commssie van advios ingesteld.
Door de Ministers van Arbeid, Han
del en Nijverheid en van Financiën is
ingesteld een commissie tot t uitbren
gen van advies inzake de vraag, welke
regeling van de Invaliditeitsverzeke
ring der mijnarbeiders, indien de be
staande regeling van deze verzekering
bij het algemeen Mijnwerkersfonds
niet mocht kunnen worden bestendigd
mede in het geldelijk belang van den
Staat de voorkeur verdier..
Tot lid en voorzitter dier commissie
is benoemd de heer A. C. A. v. Vuuren,
lid van cle Tweede Kamer der Saten-
Generaal; leden zijn de heeren: mr. dr
A. v. Doorninck, thesaurier generaal
bij het Departement van Financiën;
mr. H. W. Groeneveld, administrateur
bij het Departement vaa Arbeid, Han
del en Nijverheid; mr. N. C. Couvée
referendaris bij het departement van
Waterstaat: K. Lindner, wiskundig" ad
viseur der Rijksverzekeringsbank; E.
A. v. Poelvoorde, directeur van liet
Alg. Mijnwerkersfond3 van le Steen
kolenmijnen in Limburg; mr A. Haex,
directeur van de Mij. tot Exp!, van
Limburgsche Steenkolenmijnen; J.
Mous, chef van de sociale afdeeling bij
cle Staatsmijnen in Limburg; H. J.
Stins, voorzitter van den Alg.'Bond
van Chr. Mijnwerkers in Nederland en
N. Kramer, secretaris van den Alg.
Ned. Mijnwerkersbond. Aan bovenbe
doelde commissie is als secr. toege
voegd de heer H. A. C. L. Bareatsen,
commies bij het departement van Fi-
nanciën
Koningin en Koloniën.
Nu nog slechts enkele dagen ons
scheiden van de opening van het Ko
loniaal instituut door de Koningin,
willen wij, aldus het „Hbldnog even
het volgende vertellen, ons in den loop
van een tafelgesprek medegedeeld
door prof. van Eerde.
Zolts de velen, die onze vorstin als
ontwikelde, als intellectueels vrouw
bijzonder waardeeren, zullen niet we
ten, dat de Koningin op het groote go
bied der koloniale wetenschap bijzon
der goed thuis is. De Koningin ifl zeer
goed op de hoogte van wat land- en
volkenkunde in uitgebreiden zin ons
kan leeren.
Door eigen studie. Voor dit vak bad
de landsvrouwe geen leermeester.
Prinses Juliana heeft ten deze wei
studie leiding; reeds sedert eenige ja
ren reist prof. Van Eerde op gezette
tijden naar Den Haag, naar Het Loo,
naar den Ruygenhoek, om der kroon-
piinces les te g :V«n
En? informeerden wij belang
stellend.
De prinses is een mijner beste leer
lingenl verklaarde trotsch prof. Van
Eerde. „En tot aan hare ziekte woonde
de koningin trouw alle lessen bijl
Maar de laatste kan ik op mijn go-
bied niet veel nieuws meer vertellen.
Gerard Brom over Rembrandt.
Voor de Ver. „Geloof en Wetenschap"
te Roermond hield prof. Dr. G. Brom'n
voordracht met lichtbeelden over „Rem
brandt bezield door het Geloof".
Dr, Brom zeide in zijn inleidend
woord, dat het doel dezer voordracht
was, aan de hand van eenige lichtbeel
den te wijzen op verschillende merk
waardigheden in de etsen en schilder
stukken van dezen grooten kunstenaar
ter vergemakkelijking van e -n diepe
re zelfstudie over dit onderwerp.
Wat spr. cl en aanwezigen in woord
en beeld voorhield, was geen systema
tisch opgezette bewijsvoering, om aan
te toonen, welke plaats het geloof in
Rembrandt's werken innam, het wa
ren slechts losse grepen uit de veel
heid van diens kunstgewrochten.
De op het doek vertoonde etsen en
schilderstukken werden door spr. op
le heon eigen boeiende wijze toegelicht
door zijn schoone, pakkende +aal wer
den de figuren duidelijk omlijnd en
voor het oog der toehoorders verscherpt
Zijn voorracht oogstte een dankbaar
applaus.
De brug bij Rijsoord,
Het lid der Tweede Kaïmer, de heer
Kersten, heeft den Minister van Water
staat de volgende vragen gesehl:
Is het den Minister bekend, dat de
brug bij Rijsoord, in den straatweg
Rotterdam—Dordrecht, wegens répara
tie voor het verkeer gesloten is; dat
bijzonder ook de tuinders, met name
van Zwijndrecht, zeer tiadeelige gevol
gen van deze sluiting ondervinden;
dat bij nat weder de hun nu aangewe
zen weg onbruikbaar zijn zal, wijl
reeds nu hun zwaar beladen wagens
meermalen blijven steken op den met
keislag verharden weg (de Oostendam?
Is de Minister bereid de noodigc her
stellingen met den grootsten spoed te
doen verrichten?
De schoolkW3'itie te Muickerberg.
Het beroep Jer Christelijke school-
vereeniging te Muiderberg tegen het
raadsbesluit vaa Muilen (inzake niet
toekenning van de gelden voor scbool-
bouw) is door Gedep. Staten onge-
grond verklaard. Na aftrek van ieerlin
gen, die bij schoolopening toch niet
meer leerplichtig zullen zijn, bleek
het benoodigde aanta: van 40 niet aan
wezig. De schoolvereeniging zal in
hooger beroep gaan.
Uit het Sociale Leven.
De staking bi] „Heemai'
De conferentie Zaterdag gehouden
tusschen de directie en de besturen
met den heer Engels, had het volgende
resultaat.
Alle uurloonen en accoordwerkers
worden met 1 cent verhoogd, mits het
loon niet meer dan 55 cent bedraagt, of
naar keuze der werklieden, 2 cent per
uur voor de uurlooners, mits ze thans
drie jaar bij „Heemaf" in dienst zijn.
Voor accoordwerkers geldt het vol
gende: De accoorden zullen na iedere
veranderingen gedui^uide teii minste
twee daarop volgende maan.b'ti niet
■verlaagd worden.
de uitkeering bij ziekte zal voor de
gehuwden en ongehuwden de eerste
vier weken zeventig procent van het
uurinkomen bedragen, voor de gehuw
den bovendien in de daarop volgende
FEUILLETON.
Door leed en strijd.
jS)
Er was niets meer dan de oude mer
le en de telega, waarin reeds hare
chamele bezitting gepakt was, bene
pens het bundeltje met 'de hoog noodi-
,e 'kleedingstukken, die Michael op
,i]n lange reis naar Siberië zou mee
nemen. Men hoorde geen vroolijk ge-
Kakel op de verlaten binnenplaats,
geen geblaat van jonge kalveren en
1ammeren, zooals men dat in dien tijd
van het jaar gewoon was. De zwaar
beproefde vrouw besefte nu eerst dui
delijk welk een vreedzaam verblijf zij
in de dagen harer droefheid gevonden
had onder het beschermende dak, aan
den gastvrijen haard van Alexis en
Catharina Ivanoff.
„Paraska!" riep Michaël baar toe,
toen zij een oogenblik bleef toeven. Zij
haastte zich naar binnen in de ontred
derde woning, die reeds bijna geheel
van huisraad beroofd was. Beide jon
gens vroegen nieuwsgierig wat Tatia-
nla gezegd had.
„Zij zal krankzinnig worden, indien
zij het niet reeds is" luidde het troos-
telooze antwoord. „Zij wil niet gaan
en niemand kan er haar toe dwingen.
Zij ia geen gevangene."
„Maar wat moeten wij doen?" riep
Sergius.
Het was inderdaad een hoogst moei
lijk geval. Hij en Marfa konden hun
vader niet in zijn ballingschap volgen,
wanneer hun moeder in hare weige
ring volhardde. Al wat zij bezaten
was verkocht en het weinige, dat zij
daarvoor gekregen hadden, zou terpau
wernood voldoende wezen om er gedu
rende den zomer van te leven. Indien
zij niet tot de Orthodoxe Kerk terug
keerden, 'bestond er voor hen geen
kans om door werken in hun onder
houd te voorzien; en beiden waren
oud genoeg om den godsdienst te ken
nen en de overtuiging te deelen, waar
voor hun vader een langdurige gevan
genschap had moeten ondergaan en nu
tot verbanning veroordeeld was. Zij
konden hun geloof niet verzaken, al
stond hun in de naaste toekomst de
grootste armoede, ja de hongerdood te
wachten.
Maar het ergst van alles was de ge
dachte, dat hun vader nu gansch al
leen, van vrouw en kinderen verlaten,
naar het vérre land der ballingschap
zou moeten heentrekken. Hij had hen
nooit geslagen, zooals de meeste va
ders deden, nooit een hard of onvrien
delijk woord tegen hen gesproken. Hun
moeder kon soms knorrig en onrede
lijk wezen, vooral tegen Marfa, maar
hun vader nooit.
En MicbAël zou ook heengaan, en
wat z,ou Knishi wezen zonder hem?
Hij zou naar zijn vader gaan, den lan
gen weg aan diens zijde afleggen. Hij
zou het lot zijns vaders deelen gedu
rende den moeilijken tocht per spoor,
per hoot of te voe^, totdat zij het oord
hunner bestemming zouden bereikt
hebben, om daar te zamen in het verre
land een nieuw tehuis te vinden. Er
was veel in die voor hem zoo geheel
onbekende toekomst, dat Sergius aan
trok. Hij was nog nooit verder dan
Knishi geweest, behalve dien eenen
keer, toen hij Michaël naar Kovylsk
vergezeld had. Hij brandde van verlan
gen om wat meer van de wereld te
zien .'t Kwam er minder op aan hoe
en waarheen hij reisde, zoo er slechts
aan den onbedwingbaren zwerflust,
die zich van hem had meester ge
maakt, voldaan werd.
„ïLaten wij maar Vader Cyrillus
gaan' opperde Michaël.
Vader Cyrillus had zich nog nooit
zoo ongelukkig gevoeld als sedert de
ontvangst van het bevel, dat de ket
terij in zijn gemeente met wortel en
tak uitgeroeid moest worden. Hij kon
zich niet met dien strengen maatregel
vereenigen, en liever dan de slachtof
fers aan de genade van Okhrim over
te laten, bracht hij zelf de treurige tij
ding aan de arme vrouwen, wier man
nen den ganschen winter in de gevan
genis hadden gezucht. Hij was getuige
geweest van aangrijpende tooneelen:
hartroerende smeekingen had mem tot
hem gericht, en hij had machteloos
tegenover dit alles gestaan. In die
weinige dagen scheen bij jaren ver
ouderd.
„Ik kan het niet langer verdragen!*
riep hij menigmaal uit, wanneer hij
zich alieen bevond. Maar toch ging hi]
overal heen, hij deed zijn best de be
droefde vrouwen te troosten, en tracht
te te voorkomen, dat men al te groot
onrecht aan haar pleegde. Door zijn
invloed had hij weten te bewerken,
dat Yarina een groot gedeelte van het
vee tegen goeden prijs inkocht.
„Ik zal naar Tatiania gaan" beloof
de hij Michaël.
Maar al zijn overredingskracht bleek
vruchteloos.
„Wilt gij mij mijn kind niet terug
geven?" vroeg zij.
„Ik kan, ik mag het niet doen" ant
woordde hij op bedroefden toon; „hst
is tegen mijn orders. Maai- ik zal voor
haar zorgen, alsof zij mijn eigen doch
tertje was. Arme vrouw, het is Gods
wil, gij moet u daaraan onderwerpen."
„Neen, het is Gods wil niet, üat ik
van mijn kind beroofd zal worden! In
dien Hijzelf haar tót Zich had geno
men, dan zou ik kunnen zeggen: „Uw
wil geschiede!" Maar het zijn wreede
menschen, die mij mijn kind uit de
armen losgescheurd hebben, en ik wil
liever hier blijven en omkomeft, dan
haar achterlaten,"
„Denk aan uw echtgenoot en aan
Marfa en Sergius" vermaande Vader
Cyrillus.
„Ik heb haar liever dan de geheele
wereld" kreet Tatiania hartstochtelijk;
„liever dan God Zelf. God moge het
mij vergeven!" voegde zij er haastig
bij^ verschrikt op bet koeren van haar
eigen woorden. Marfa sidderde en Ser
gius ontstelde hevig.
„Amen! God moge u vergeven, arme
moeder!" sprak Vader Cyri&us opzach
ten toon, terwijl de tranen hem in dt
oogen stonden. „Zij weet niet wat zij
zegt."
De brave priester keerde naar zijn
huis terug, bij zichzelven bet raadsel
achtige en droeve verschijnsel over
denkende van een vervolging van
Christenen door hun mede-christenen
Hoe was het mogelijk, dat men mee
nen kon daarmee i- en Gode welbehage-
lijk werk te doen! Den volgenden dag
zouden negen woningen eenzaam en
verlaten staan, en de onbeschermde
vrouwen en kinderen zouden de lange,
moeilijke reis hebber, aanvaard, waar
van meer dan een ïvmmer het eind
doel zou bereiken. En dit alles ge
schiedde in den naam van denzelfden
Heer, Die zoowel door de verdrukkers
als door de verdrukten werd aange
beden
(Wordt veryolgd).