NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN MAANDAG 11 OCTOBER 1926 I TWEEDE BLAD. WflT DE BLADEN ZEOOEM. Het verdrag met België. In een artikelenreeks over het ver drag met België merkt „De Standaard' o.m. op: „De bezwaren tegen het verdrag moeten worden gezien niet in het licht van de vraag: of het 'bepaalde in het verdrag ons alles aangenaam is en of wij geenerlei verbetering zouden wen- schen, maar in het licht van de vraag of zij gewichtig genoeg zijn om tot ver werping van het verdrag te leiden en tot aanvaarding van de gevolgen daar van. Het gaat er bij het oordeel over een verdrag, een overeenkomst, niet om ol ailes wat wij zouden wenschen, verkregen is, en of wij alles even mooi vinden. De Kamers moeten straks stemmen en dan staan zij voor deze vraag:«of de bezwaren zóó overwegend zijn, dat zij het verdrag daarom moe ten afwijzen. Zelfs bij een vrij algemeen© toejui ching van het verdrag zouden er stel lig enkele bedenkingen hebben be staan. Zonder gebrek is ook dit werk niet denkbaar. Er is voorts ook verschil in gewicht van de bezwaren en ook zij, die tegen standers van het verdrag zijn, doen verstandig, als zij die bezwaren, die ook voor hen op zich zelf geen reden tot verwerping zouden zijn téhzij de som van zulke bezwaren daartoe moest brengen onderscheiden van de hoofdmomenten, die hen tot hun houding brengen." Vervolgens noemt het blad een vier tal bedenkingen, die niet van overwe gende beteekenis kunnen worden ge acht, n.L: „le. de kwestie van de doorvaart van Belgische oorlogsschepen over de Schelde; 2e. het z„g. afstand doen van het recht tot handhaving van justitie en politie voor doorgaande schepen; 3e. de beloodsing en de loodsgelden; 4e. de regeling inzake het kanaal GentTerneuzen." Hoezeer we, zegt het blad, lang niet alles even mooi achten, kunnen we toch geen andere meening uiten, dan dat de bovengenoemde bezwaren geen aanleiding kunnen zijn, om zich tegen de aanneming van het tractaat te ver zetten. Als hoofdbezwaren worden door „De Standaard" genoemd: „a. het nieuwe Schel de-regiem; b. het kanaal AntwerpenMoerdijk; c. het kanaal AntwerpenRuhrort." De conclusie, waartoe het blad komt lfl als volgt: Wij meenen dat het?verdrag, in het licht van de belangen van ons land, •kan worden aanvaard en zouden de verantwoordelijkheid voor de verwer ping niet willen dragen. Om de negotie. Aan de negotie wordt, naar 't schijnt zoo driestart „De Zeeuw" door de DV »ectie van de Nederlandsche Spoorwe gen behoorlijk aandacht geschonken. Afgezien van het ongemotiveerd nandhaven van de 'eerste klasse, waar fan schier uitsluitend door hoogere \mbtenaren gebruik wordt gemaakt en die op de exploitatie een nadeeligen invloed heeft, wordt al bet mogelijke gedaan om het bedrijf rendabel te maken. Dit moet worden toegejuicht. Evenwel, niet alle middelen die wor den aangewend om dit doel te berei den, kunnen worden goedgekeurd. Daar is de kwestie van de Zondags- kreinen. Religieuse en ethische overwegingen .eggen bij de Directe geen gewicht in le schaal. Er wordt aan de extra-treinen op Zondag behoorlijk verdiend, en daar- 'nee is dit punt voor haar afgedaan. D© negotie geeft hier den doorslag. Niet anders staat het met de kwestie der overwegen. Om de uitgaven te he ierken worden .vele overwegen niet meer bewaakt, met het gevolg, dat we telkens weer door vreeselijke ongeluk ken worden opgeschrikt. Op de vraag of het dan toch geen overweging verdient, gevaarlijke over wegen als bij Kethel. waar in betrek kelijk korten tijd vier ongevallen plaats grepen, te bewaken, antwoordt de directie dat daarvoor geen aanlei ding bestaat en dat het publiek maar beter op zijn tellen moet passen. Dit antwoord is al even onbevredi gend als dat, betreffende de Zondags- treinen. Zeker, een bedrijf moet zakelijk be heerd worden. Alle onnoodige kosten dienen te worden vermeden. Maar dé negotie is ten slotte niet alles. Er z,ijn dingen in het leven, die van grooter belang zijn. En wat het zwaarste is en dat is niet altijd de negotie dient ook het zwaarst te wegen. Aan Minister v. d. Vegte de taak dit den heeren spoorwegbeheerders aan het verstand tè brengen. KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK. Beroepen: Te Zwolle (hulppredi ker), E. R. Damme, cand. te Apeldoorn Te Brussel B. ter Haar Romeny O. Bz. te Ginneken. A a n g e n o men: Naar Maarssen, G. Benes, te Monster. Bedankt: Voor-Oosterbierum (Fr.) O. W. C. v d Veen te Stadskanaal. GEREF. KERKEN. Be dankt: voor Franker, J H. Riet berg, te Maassluis. GEREF. GEMEENTEN. Bedankt: Voor Rijssen, R. Kok te Gouda. BAPTISTEN-GEMEENTE. Beroepen: Te Haulerwijk, K. Rei- ling te Nieuw-Weerdinge. Bevestiging, Afscheid en Intrede. Cand. J. L. de Wolf te Drieber gen hoopt 14 Nov. zijn intrede te doen bij de Ned. Herv. Gem. te Valthermond na bevestiging door D3. J. F, Kruyt, van Assen. Toegelaten tot den Dienst des Woords De classis Leeuwarden der Christ. Geref. kerk heeft na gehouden peremp toir examen toegelaten tot den dienst des Woords en der Sacramenten, den heer W. Kremer, te Zwolle, beroepen predikant bij de Chr. Geref. Gem. to Komhom (Gron.)) De classis Amsterdam der Christ. Geref. Kerk heeft na gehouden peremp toir examen toegelaten tot den dienst des Woords en der Sacramenten, de heer J, Drenth, te Hoogeveen, beroe pen predikant bij de Chr. Geref. Gem. te Broek op Langen dijk. Ds. A. C. G. den Hertog. Ds. A. C. G. den Hertog, Ned. Herv, predikant te Rotterdam, is als vloot- predikant voor een reis van 10 weken met de Tromp naar Tunis vertrokken. Van daar gaat de reis naar Konstanti- nopel en de Zwarte Zee en terug over Smyrna en Algiers. Vrije Universiteit. Geslaagd voor het propaedeutisch examen theologie de heer J. C. G. Kui per Jr. te Haarlem. Candidaatsexamen rechten de heer P. van Driel te Haarlem. De scheuring in do Geref. kerk van Amsterdam. De Kerkeraad van de Gereformeerde Kerk van Amsterdam-Groot heeft de ouderlingen J. Stijger en P. Gerritse, en den diaken J. H. Neumann Jr. die zich tot kerkeraad van een Geref. kerk buiten het kerkverband hebben -ver klaard, wegens openbare scheurma- king in de Kerk des Heeren, volgens art. 80 K.O. ontzet uit hun ambt. Geref. Zendingsbond. We vernemen, dat het Bestuur van den Geref. Zendingsbond heeft beslo ten te beginnen met de medische Zen ding onder de Toradja's. Nog dit jaar zal een zendeling-arts uitgaan, om te pogen de toestanden onder bet Torad- ja-volk te verbeteren. Vooral de me- laatschheid is thans onder deze bevol king veel voorkomend en aan de wan toestanden, die er thans nog in de kampongs heersclien, waar de melaat- schen nog onder het volk vertoeven, behoort zoo spoedig mogelijk een ein de te komen. Doordat de noodzakelijkheid gevoeld werd nog dit jaar een Zendeling-arts uit te zenden, waarop ook van de zijde der regeering werd aangedrongen, was het niet mogelijk hier te lande een ge schikte kracht te krijgen. Deze is nu echter gevonden in den persoon van Dr. Simon Thilo, die wegens de finan- ciéele moeilijkheden in de Rhijnsche Zendings Vereeniging niet naar de ter reinen dier Vereen, kon worden uitge zonden. Dr. Thilo zal reeds 3 November scheep gaan. De taalgeleerde van den Geref. Zen dingsbond Dr. van der Veen die gerui- men tijd met verlof hier te lande heeft vertoefd, zal eveneens 3 November weer naar zijn arbeidsveld in Indië terugkeeren. BINNENLAND. Plannen tot exploitatie van de visscherij in Indië. Naar het persbureau Vaz Dias weet te melden bestaan er plannen om door Europeékche krachten in Indië de vis scherij ter hand te nemen. De eerste oorzaak is de achteruit gang in de haringsvisscherij in de Noordzee. In 1913 voeren nog 717 Ne- derlandsche schepen ter haringvissehe rij, die binnen brachten 794.687 tonnen haring. In 1925 was dit verminderd tot 427 schepen met 313.784 tonnen haring, terwijl dit jaar nog slechts 377 schepen uitvoeren. Men schrijft deze mindere vangst toe aan het z.g.n. leegvissohen van de noordzee. Vroeger waren de Holanders vrijwel de eenige visschers op de Noordzee. Later kwamen voornamelijxc Engel- sche en Deensche concurrenten. Had Nederland beperkende bepalin gen voor de visscherij, Engeland en Denemarken niet. Daarom zijn dan ook in ons land in 1857 die beperkende bepalingen opgeheven. Daarna is de visscherij geregeld achteruitgegaan. De op 13 September onder voorzitter schap van Dr. H. J. Lovinlc ingestelde Commissie heeft o.a. tot taak na te gaan door welke middelen verbetering in djen toestand kan worclen gebracht Bij verschillende reeders kwam na mislukte pogingen om in Argentinië een vsscherijbedrijf te stichten op het denkbeeld om een bedrijf in Indië te beginne.n In Indië geschiedt de visscherij nog op primitieve wijze door Inlanders met majang prauwen. Naar schatting neemt in de Javazee een 3000 tal dezer prauwen aan die visscherij deel. In den regel komen deze prauwen niet verder dan 20 mijl uit de kust. In de eerste plaats is dit uit oorzaak van mindere bevarenheid en de gebrekki ge inrichting der schepen, maar ook omdat de gevangen visch spoedig tot bederf overgaat. Indië heeft bij lange na geen visch genoeg voor de consumptie. Uit Siam wordt dan ook jaarijks ongeveer 38 millioen K.G. ingevoerd. Dit heeft de Indische regeering aan leiding gegeven om plannen te overwe gen in de visscherij verbetering te bren gen. Onder leiding van den heer K. de Waart werd een proef genomen. De re sultaten waren gunstig. De heer de W. bereikte 100 pet. betere opbrengst dan op inlandsche wijze. Om financieel© redenen is deze proef daama gestaakt. Thans is de heer de Waart hier te lande. Dit heeft de ondernemende reeders bewogen om een bespreking uit te lok ken. Deze bespreking beeft, dezer dagen op het Ministerie van Binnenlandsche Zaken plaats gehad. Het resultaat waartoe men voorloopig kwam was het richten van een brief tot het De partement van Landbouw, afdeeling visscherij te Buitenzorg, om nadere voorlichting en steun. Voor de vischvangst in Indië zullen de loggers van mechanische beweeg kracht moeten worden voorzien. Men schat dat de kosten eener behoorlijk opgezette onderneming ongeveer een half millioen gld. zuller. bedragm. Men wil o.a. aan den wal een koel- en vries inrichting exploiteeren, waarin de visch ook eenigen tijd bewaard kan worden. Wij juichen dit plan. op zichzelf zeer toe maar meenen toch tot voorzichtig heid te moeten manen. Ook door Ja panners wordt thans in de Javazee ge- vischt maar wij meenen, dat ook deze onderneming nog niet volledig slaagt. Vooral het overbrengen van de visch, wat nu steeds nog in levenden toe stand geschiedt, levert groote moeilijk heden op. Door het warme klimaat is vooral visch spoedig aan bederf onder hevig. Opheffing van het bouwfonds. Bij de Tweede Kamer is thans inge diend een wetsontwerp tot opheffing van het bouwfonds vour de departe menten van Binenlandsche Zaken en Landbouw en van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen; In de Memorie van Toelichting wordt er aan herinnerd, dat het fonds in 1924 werd gesticht, ornaat destijds niet mogelijk was voor de aanvulling van de inrichting der universiteiten en andere onder het departement van Bin nenlandsche Zaken ressorteerende ta* ken van dienst den gewonen dienst meer te belasten. Verondersteld werd daarbij, dat er in de eerste tien jaren elk jaar f 1.000.000 aan nieuwe gebouwen zou worden besteed. In de praetijk is de zaak echter geheel anders gegaan Van 1915 tot en met 1923 bedroeg het totaal der uitgaven rond f 39 500.000, waar van slechts rond f 4.O0Ö.0G0 werd gedekt door de bijdragen jaarlijks op de be grooting er voor uitgetrokkenHet voorschot uit s Rijks kas beliep derha^ ve rond f 25.500.00. Zou het bovenstaande reeds de ge volgtrekking kunnen wettigen, dat het voortbestaan van het bouwfonds uit een financieel oogpunt geenszins zon der bedenking is te achten, de wen- schelijkheid hiertoe wordt nog ver sterkt door de omstandigheid, dat se dert de centralisatie van den Rijksge bouwendienst een veel verbeterde ar- beidsverdeeling is verkregen. Als gevolg van de voorgestelde op heffing zal worden teruggekeerd tot het voorheen geldende stelsel, dat alle uitgaven voob den hier byloelder» bouw te beginnen met 1927, ten laste van den gewonen dienst woraen gebracht. Een commssie van advios ingesteld. Door de Ministers van Arbeid, Han del en Nijverheid en van Financiën is ingesteld een commissie tot t uitbren gen van advies inzake de vraag, welke regeling van de Invaliditeitsverzeke ring der mijnarbeiders, indien de be staande regeling van deze verzekering bij het algemeen Mijnwerkersfonds niet mocht kunnen worden bestendigd mede in het geldelijk belang van den Staat de voorkeur verdier.. Tot lid en voorzitter dier commissie is benoemd de heer A. C. A. v. Vuuren, lid van cle Tweede Kamer der Saten- Generaal; leden zijn de heeren: mr. dr A. v. Doorninck, thesaurier generaal bij het Departement van Financiën; mr. H. W. Groeneveld, administrateur bij het Departement vaa Arbeid, Han del en Nijverheid; mr. N. C. Couvée referendaris bij het departement van Waterstaat: K. Lindner, wiskundig" ad viseur der Rijksverzekeringsbank; E. A. v. Poelvoorde, directeur van liet Alg. Mijnwerkersfond3 van le Steen kolenmijnen in Limburg; mr A. Haex, directeur van de Mij. tot Exp!, van Limburgsche Steenkolenmijnen; J. Mous, chef van de sociale afdeeling bij cle Staatsmijnen in Limburg; H. J. Stins, voorzitter van den Alg.'Bond van Chr. Mijnwerkers in Nederland en N. Kramer, secretaris van den Alg. Ned. Mijnwerkersbond. Aan bovenbe doelde commissie is als secr. toege voegd de heer H. A. C. L. Bareatsen, commies bij het departement van Fi- nanciën Koningin en Koloniën. Nu nog slechts enkele dagen ons scheiden van de opening van het Ko loniaal instituut door de Koningin, willen wij, aldus het „Hbldnog even het volgende vertellen, ons in den loop van een tafelgesprek medegedeeld door prof. van Eerde. Zolts de velen, die onze vorstin als ontwikelde, als intellectueels vrouw bijzonder waardeeren, zullen niet we ten, dat de Koningin op het groote go bied der koloniale wetenschap bijzon der goed thuis is. De Koningin ifl zeer goed op de hoogte van wat land- en volkenkunde in uitgebreiden zin ons kan leeren. Door eigen studie. Voor dit vak bad de landsvrouwe geen leermeester. Prinses Juliana heeft ten deze wei studie leiding; reeds sedert eenige ja ren reist prof. Van Eerde op gezette tijden naar Den Haag, naar Het Loo, naar den Ruygenhoek, om der kroon- piinces les te g :V«n En? informeerden wij belang stellend. De prinses is een mijner beste leer lingenl verklaarde trotsch prof. Van Eerde. „En tot aan hare ziekte woonde de koningin trouw alle lessen bijl Maar de laatste kan ik op mijn go- bied niet veel nieuws meer vertellen. Gerard Brom over Rembrandt. Voor de Ver. „Geloof en Wetenschap" te Roermond hield prof. Dr. G. Brom'n voordracht met lichtbeelden over „Rem brandt bezield door het Geloof". Dr, Brom zeide in zijn inleidend woord, dat het doel dezer voordracht was, aan de hand van eenige lichtbeel den te wijzen op verschillende merk waardigheden in de etsen en schilder stukken van dezen grooten kunstenaar ter vergemakkelijking van e -n diepe re zelfstudie over dit onderwerp. Wat spr. cl en aanwezigen in woord en beeld voorhield, was geen systema tisch opgezette bewijsvoering, om aan te toonen, welke plaats het geloof in Rembrandt's werken innam, het wa ren slechts losse grepen uit de veel heid van diens kunstgewrochten. De op het doek vertoonde etsen en schilderstukken werden door spr. op le heon eigen boeiende wijze toegelicht door zijn schoone, pakkende +aal wer den de figuren duidelijk omlijnd en voor het oog der toehoorders verscherpt Zijn voorracht oogstte een dankbaar applaus. De brug bij Rijsoord, Het lid der Tweede Kaïmer, de heer Kersten, heeft den Minister van Water staat de volgende vragen gesehl: Is het den Minister bekend, dat de brug bij Rijsoord, in den straatweg Rotterdam—Dordrecht, wegens répara tie voor het verkeer gesloten is; dat bijzonder ook de tuinders, met name van Zwijndrecht, zeer tiadeelige gevol gen van deze sluiting ondervinden; dat bij nat weder de hun nu aangewe zen weg onbruikbaar zijn zal, wijl reeds nu hun zwaar beladen wagens meermalen blijven steken op den met keislag verharden weg (de Oostendam? Is de Minister bereid de noodigc her stellingen met den grootsten spoed te doen verrichten? De schoolkW3'itie te Muickerberg. Het beroep Jer Christelijke school- vereeniging te Muiderberg tegen het raadsbesluit vaa Muilen (inzake niet toekenning van de gelden voor scbool- bouw) is door Gedep. Staten onge- grond verklaard. Na aftrek van ieerlin gen, die bij schoolopening toch niet meer leerplichtig zullen zijn, bleek het benoodigde aanta: van 40 niet aan wezig. De schoolvereeniging zal in hooger beroep gaan. Uit het Sociale Leven. De staking bi] „Heemai' De conferentie Zaterdag gehouden tusschen de directie en de besturen met den heer Engels, had het volgende resultaat. Alle uurloonen en accoordwerkers worden met 1 cent verhoogd, mits het loon niet meer dan 55 cent bedraagt, of naar keuze der werklieden, 2 cent per uur voor de uurlooners, mits ze thans drie jaar bij „Heemaf" in dienst zijn. Voor accoordwerkers geldt het vol gende: De accoorden zullen na iedere veranderingen gedui^uide teii minste twee daarop volgende maan.b'ti niet ■verlaagd worden. de uitkeering bij ziekte zal voor de gehuwden en ongehuwden de eerste vier weken zeventig procent van het uurinkomen bedragen, voor de gehuw den bovendien in de daarop volgende FEUILLETON. Door leed en strijd. jS) Er was niets meer dan de oude mer le en de telega, waarin reeds hare chamele bezitting gepakt was, bene pens het bundeltje met 'de hoog noodi- ,e 'kleedingstukken, die Michael op ,i]n lange reis naar Siberië zou mee nemen. Men hoorde geen vroolijk ge- Kakel op de verlaten binnenplaats, geen geblaat van jonge kalveren en 1ammeren, zooals men dat in dien tijd van het jaar gewoon was. De zwaar beproefde vrouw besefte nu eerst dui delijk welk een vreedzaam verblijf zij in de dagen harer droefheid gevonden had onder het beschermende dak, aan den gastvrijen haard van Alexis en Catharina Ivanoff. „Paraska!" riep Michaël baar toe, toen zij een oogenblik bleef toeven. Zij haastte zich naar binnen in de ontred derde woning, die reeds bijna geheel van huisraad beroofd was. Beide jon gens vroegen nieuwsgierig wat Tatia- nla gezegd had. „Zij zal krankzinnig worden, indien zij het niet reeds is" luidde het troos- telooze antwoord. „Zij wil niet gaan en niemand kan er haar toe dwingen. Zij ia geen gevangene." „Maar wat moeten wij doen?" riep Sergius. Het was inderdaad een hoogst moei lijk geval. Hij en Marfa konden hun vader niet in zijn ballingschap volgen, wanneer hun moeder in hare weige ring volhardde. Al wat zij bezaten was verkocht en het weinige, dat zij daarvoor gekregen hadden, zou terpau wernood voldoende wezen om er gedu rende den zomer van te leven. Indien zij niet tot de Orthodoxe Kerk terug keerden, 'bestond er voor hen geen kans om door werken in hun onder houd te voorzien; en beiden waren oud genoeg om den godsdienst te ken nen en de overtuiging te deelen, waar voor hun vader een langdurige gevan genschap had moeten ondergaan en nu tot verbanning veroordeeld was. Zij konden hun geloof niet verzaken, al stond hun in de naaste toekomst de grootste armoede, ja de hongerdood te wachten. Maar het ergst van alles was de ge dachte, dat hun vader nu gansch al leen, van vrouw en kinderen verlaten, naar het vérre land der ballingschap zou moeten heentrekken. Hij had hen nooit geslagen, zooals de meeste va ders deden, nooit een hard of onvrien delijk woord tegen hen gesproken. Hun moeder kon soms knorrig en onrede lijk wezen, vooral tegen Marfa, maar hun vader nooit. En MicbAël zou ook heengaan, en wat z,ou Knishi wezen zonder hem? Hij zou naar zijn vader gaan, den lan gen weg aan diens zijde afleggen. Hij zou het lot zijns vaders deelen gedu rende den moeilijken tocht per spoor, per hoot of te voe^, totdat zij het oord hunner bestemming zouden bereikt hebben, om daar te zamen in het verre land een nieuw tehuis te vinden. Er was veel in die voor hem zoo geheel onbekende toekomst, dat Sergius aan trok. Hij was nog nooit verder dan Knishi geweest, behalve dien eenen keer, toen hij Michaël naar Kovylsk vergezeld had. Hij brandde van verlan gen om wat meer van de wereld te zien .'t Kwam er minder op aan hoe en waarheen hij reisde, zoo er slechts aan den onbedwingbaren zwerflust, die zich van hem had meester ge maakt, voldaan werd. „ïLaten wij maar Vader Cyrillus gaan' opperde Michaël. Vader Cyrillus had zich nog nooit zoo ongelukkig gevoeld als sedert de ontvangst van het bevel, dat de ket terij in zijn gemeente met wortel en tak uitgeroeid moest worden. Hij kon zich niet met dien strengen maatregel vereenigen, en liever dan de slachtof fers aan de genade van Okhrim over te laten, bracht hij zelf de treurige tij ding aan de arme vrouwen, wier man nen den ganschen winter in de gevan genis hadden gezucht. Hij was getuige geweest van aangrijpende tooneelen: hartroerende smeekingen had mem tot hem gericht, en hij had machteloos tegenover dit alles gestaan. In die weinige dagen scheen bij jaren ver ouderd. „Ik kan het niet langer verdragen!* riep hij menigmaal uit, wanneer hij zich alieen bevond. Maar toch ging hi] overal heen, hij deed zijn best de be droefde vrouwen te troosten, en tracht te te voorkomen, dat men al te groot onrecht aan haar pleegde. Door zijn invloed had hij weten te bewerken, dat Yarina een groot gedeelte van het vee tegen goeden prijs inkocht. „Ik zal naar Tatiania gaan" beloof de hij Michaël. Maar al zijn overredingskracht bleek vruchteloos. „Wilt gij mij mijn kind niet terug geven?" vroeg zij. „Ik kan, ik mag het niet doen" ant woordde hij op bedroefden toon; „hst is tegen mijn orders. Maai- ik zal voor haar zorgen, alsof zij mijn eigen doch tertje was. Arme vrouw, het is Gods wil, gij moet u daaraan onderwerpen." „Neen, het is Gods wil niet, üat ik van mijn kind beroofd zal worden! In dien Hijzelf haar tót Zich had geno men, dan zou ik kunnen zeggen: „Uw wil geschiede!" Maar het zijn wreede menschen, die mij mijn kind uit de armen losgescheurd hebben, en ik wil liever hier blijven en omkomeft, dan haar achterlaten," „Denk aan uw echtgenoot en aan Marfa en Sergius" vermaande Vader Cyrillus. „Ik heb haar liever dan de geheele wereld" kreet Tatiania hartstochtelijk; „liever dan God Zelf. God moge het mij vergeven!" voegde zij er haastig bij^ verschrikt op bet koeren van haar eigen woorden. Marfa sidderde en Ser gius ontstelde hevig. „Amen! God moge u vergeven, arme moeder!" sprak Vader Cyri&us opzach ten toon, terwijl de tranen hem in dt oogen stonden. „Zij weet niet wat zij zegt." De brave priester keerde naar zijn huis terug, bij zichzelven bet raadsel achtige en droeve verschijnsel over denkende van een vervolging van Christenen door hun mede-christenen Hoe was het mogelijk, dat men mee nen kon daarmee i- en Gode welbehage- lijk werk te doen! Den volgenden dag zouden negen woningen eenzaam en verlaten staan, en de onbeschermde vrouwen en kinderen zouden de lange, moeilijke reis hebber, aanvaard, waar van meer dan een ïvmmer het eind doel zou bereiken. En dit alles ge schiedde in den naam van denzelfden Heer, Die zoowel door de verdrukkers als door de verdrukten werd aange beden (Wordt veryolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1926 | | pagina 5