WflT DE BLADEN ZEGGEN. NÏË UWE LEIDSCHE COURANT VAN VRIJDAO 1 OCTOBER 1296 standen en de eigenaardige Zeeuw- sche behoeften zijn minder© ben. Alleen, in liefde voor onze beginse len en in ijver om die beginselen door middel van „De Zeeuwte verbreiden, hoop ik voor hem niet onder te doen. Mijn ideaal zal zijn en moge God van Wien wij in alles afhankelijk zijn, mij in staat stellen dat ideaal te ver wezenlijken ons blad groot te ma ken, zijn lezerskling uit tö'breiden en zijn invloed te versterken. „De Zeeuw" vooruit! En door middel van „De Zeeuw" Zee land vooruit! En in Zeeland de Anti revolutionaire Christelijk-Historische beginselen tot toepassing gebracht! Geestelijke verwording. Amsterdam zal Zondags dansen! zietdaar de bezielende strijdkreet, zegt De Rotterdammer, waarmee dag aan dag de „Telegraaf" haar lezers tot hooger niveau zoekt op te voeren. Om aan dezen rechtseisch kracht bij te zetten schroomt het blad niet boven het dans-artikel cursief gedrukt deze uitspraak te plaatsen: „Het dansver- bod op Zondag is een even groote wil lekeur als wanneer een socialistisch of communistisch burgemeester aan ge- loovigen, «van wege een meerderheid, die er zich aan ergerde het recht ont nam op Zondag ter kerke te gaan. En ze naar de werkdagen verwees". Bij .dergelijke verbluffende bewering duizelt het ons. Daartegen protesteert men niet. Daarover debatteert men niet. Daarvoor past slechts één bescheid: geestelijke verwording! KERK EN SCHOOL. NED. HERV ICRRK. Beroep en: Te Sommelsdijk, J. J. Timmer te Ermelo. Te Asten (.toez.), J. W. Biankert te St. Oedenrode. Te Ngehaske, J. A. Steenbeek te Dan tumawoude. Te Wommels, H. Sterrin- ga te Herwen en Aerdt GEREF. KERKEN. Tweetal: Te Heemstede, W. Steu nenberg, te Heerenveen en C. v. d. Woude te Gorredqk. Beroepen: Te Amsterdam-Zuid bin nen het Kerkverband, H. S. Bouma te Leeuwarden. Te Epè, F. Bos te Stads kanaal. Bevestiging, Afscheid en Intrede. Ds. C. A. Snoep hoopt Zondag 24 Oct. afscheid te nemen van de Ned. Herv. Gem. te Giethoorn en Zondag 31 Oct. d.a.v. intrede te doen bij de Ned. Herv. Gem. te Vierhuizen o.a„ na. bevestigd te zijn door zijn broeder, Ds. Joh. P. Snoep van Gaast c.a. Ds. W. van Dooren te Oost en West-Plokken, hoopt Zondag 31. Oct. afscheid te nemen van de Ned. Herv. Gem. aldaar om Zondag 7 Nov. d.a.v. zijn intrede te doen te Nïeuwveen, na be vestigd te zijn door Ds. D. Boer, em. pred. te 's Gravenhage. Ds. A.'Wijngaard en is voor nemens 31 Oct. a.s. afscheid te nemen van de Geref. Kerk van Baarland en 14 Nov. intrede te doen të Bedum. Ds. Sxnelik afgezet? Volgens de „Tel." zou de classis Breu- kelen der Geref. Kerken hebben beslo ten tot de_ afzetting van Ds. E. L. Smelik te Tienhoven, maar zou de ker- k&raad den predikant a.s. Zondag toch te Tienhoven doen optreden. Dieper geestelijk leven. Te Beverwijk wordt van 46 October een conferentie tot verdieping van gees teljjk leven gehouden. De conferentie wordt 4 October des avonds geopend met eendrede van Dr. J. »G. GeeLker ken van Amsterdam in de Ned. Herv. kerk en gesloten met een samenkomst op 6 October in hét vereenigingsgebouw der Ned. Herv. Gemeente, waarin Dr. A. H. de Hartog van Amsterdam zal spreken ov§r: „De Ster in het Oosten en de nieuwe wereldleeraar", met ge legenheid tot gedachtenwisseling. Vrije Universiteit. Voor het admissie-examen in (ie the- .ol'ogische faculteit aan de Vrije Uni- versiteit,* hetw,elk gehouden werd op 22, 23, 24, 27 en 28 dezer, hadden zich 27 candiidaten aangemeld, waarvan zich 2 terug trokken en 12 werden af gewezen. Geslaagd zijn de heeren M. J. van Dijken, Groningen. N. J. A. v. Exel, Utrecht. J. Knoppersen, Pu.ten. E. C. B. Kok, Schiedam. G. J. de Leeuw, Arn hem. H. M. Matter. Amsterdam. B. A. van Lummel, Zuidland. H. Post, Hoi landscheveld. L. J. Schalekamp, 's Gra venhage. T. Siebesma, Hillegora. H. Fran sen, Meppel. JH. 'J. Heersink, Oude Pe- kela en D. U. Bergsma, Boornbergum. RICHTLIJNEN GETROKKEN. Woensdagavond heeft de oud-minis ter Z. Exc. Colijn te Leeuwarden ©en rede gehouden voor de A.R. Kiesver- eeniging, die wij van zooveel gewicht rekenen, dat wij meenen het Stan- daard vers lag onverkort te moeten overnemen. Temeer is daartoe aanleiding omdat de heer Colijn zelf zeide, dat hij hoop te over de hoofden der Friezen heen het geiheele A. R. volk te bereiken. Tot onze) spijt he let de ruimte ons de geheel© rede vandaag te geven. Daarom heden het gedeelte dat han delt over het verleden. Morgen dat, wat spreekt over de'toekomst. De heer Colijn ving aan, metv te zeggen, dat hij nu weer vrij is, d.i.'nu hij niet langer door ambtelijke ban den gevangen gehouden wordt, zijn eerste reis is naar- Frieslands hoofd stad om van hieruit een enkel woord te zeggen, in de eerste plaats tot de aanwezigen, maar over hun hoofd heen tot de andere Anti-Revolutionai ren in ons lahd. Spr. heeft het raad zaam geacht, na zijn uittreden als Mi nister niet dadelijk zijn stem te doen hooren. Spr. achtte het goed, ook voor zichzelf eerst in de landen van Europa rond te zien, maar meent, dat nu de tijd gekomen is, om zijn inzichten over den politieken toestand bpkend te ma ken. Ook om e*en andere reden. Im mers, de A.R. partij verkeert in een positie, waarin zij de laatste 25 jaar niet verkeerd heeft. Den laatsten tijd trokken wij steeds op in bondgenoot schap en nu staan wij op onszelf. Dat moet; er ons toe leiden, de richtlijnen voor dén komenden tijd af te bakenen Daarom is het noodig, terug te gaan in het verleden, om te overzien de pe riode van samenwerking, daarna te bezien het heden en dan iets te zeuren over wat naar spr. inzicht de toekomst 1 zal brengen. Terugblik in het verleden- Met dat verleden bedoelt spr. niet het allerlaatste verleden, waarbij hij zelf betrokken is geweest. De geschie denis zal over zijn opt noden, waaraan dat der A.R/nauw verbonden was, ob jectief uitspraak doen Spr gaat dan ook niet terug naar het alleroudste verleden, van Bilderdijk, Schotsman, Da Costa en Elout, zelfs niet van Groen Spr. wijst er alleen op, dat wij, A.R. op het stuk van jubilea blijkbaar ver geetachtig zijn. Anders hadden we in 1924 het feit moeten herdenken, dat Dr. A. Kuyper voor 50 jaar, in 1874 zijn intree deed in het parlement. Met dat jaar begint het actieve leven van de A.R. partij. Van daaruit moeten we beginnen. Nu hebben we 1874 vergeten maar we krijgen over 2 jaar gelegen heid, het jubileum van het Volkspéti- tionnement en van de vaststelling van „Ons Program" in 1878 te herdenken. 1878 is ook het jaar, waarin het ge denkwaardig woord werd gesproken door Dr. A. Kuyper tot Mackay: „Over 10 jaar zit gij in het Torentje." Deze profetische uitspraak is vervuld en omdat we daarna weer gekregen heb ben eiikele jaren, waarbij de samen werking verstoord was, kan men zeg gen, dat van 1901 af tot heden de sa menwerking er is geweest. De jaren 1901heden^ vallen in verschillende deelen uiteen. Het voornaamste gedeel te is 1901—1905, de tijd van het Minis- terie-Kuyper. Die jaren waren voor ons het glanspunt. Nimmer hebben in de Staten-Generaal de beraadslagin gen op zoo hoog peil gestaan als toen. De groote geestelijke vragen stonden nog geheel op den voorgrond. Het wa ren in die jarenberaadslagingen, die door duizenden in den lande m-ot voortdurende belangstelling gevolgd werden en waarvan rijke zegen is uit gegaan voor ons volksleven. TWEEDE BLAD. De wisseling aan De Ze9uw. Gisteren heeft de heer J. Büijse af scheid genomen van „De Zeeuw heeft het Bestuur der Persvereeniging van hem afscheid genomen en den heer R. Zuidema ingeluid, terwijl eindelijk de heer Zuidema officieel zijn werk heeft a anvaard. Dé heer Buijse zegt o.in. van zich zelf: De ouden van lagen worden gewoon te-menschen, die het nieuwe afwijzen, tegen alle wijzigingen van hun regel matige dagverdeeling gekant, veria n- gend naar rust. Er is in deze teekening wel een en an der, waarvan ik, althans wanneer ik op mijzelven zie, de juistheid moet toe geven. Dooh over het algemeen ben ik, na ernstig zelfonderzoek, tot de gevolg trekking gekomen, dat de photo meer past bij het beold va'n mijn buurman dan bij het mijne Ofschoon ik hierovef niet wensch te twisten. Hij getuigt van' steun en liefde. De Almachtige heeft zijii geloof niet be schaamd maar den zwakken arbeid gezegend. Hij beveelt zijn opvolger aldus aan: „Ik beveel mijn opvolger in (uwe) achting aan. Zijn rijke eVi rijp© erva ring, zijn ernstige levens- en wereldbe schouwing, zijn vriendelijk karakter zijn ons borg dat ,de zaak op denzelf den voet (zal) worden voortgezet. Wel zal 't hem aan teleurstellingen niet ontbreken, gelijk die ook aan mij niet werden gespaard. Doch ik lioop cn vertrouw, dat wanneer ook bij een maal zij het spade! zijn pen zal neerleggen, hij,' gelijk ik, zal ervaren, wat eenmaal door een onzer voorman nen zoo juist werd vertolkt- In den wisselenden rijkdom der le vensbewogenheid kan ceh vergoeding liggen voor teleurstellingen Zelfs in het stille lichtsprankelen dat in den glimlach werkt, kan een genot liggen dat oude smart doet vergeten, zoodat men ook zelfs in de avondkoelte van het leven de naglansing ondergaat van het licht van den voorbijen dag". Het Bestuur richt zich als volgt tot den aftredenden en optredenden Hoofd redacteur: „Waarde heer Buijse. het is ons een ware behoefte U Hartelijk dank te zeggen, dat gij op zoo degelijke princi- pieelè wijze door „De Zeeuw" leiding gaaft aan ons politiek leven, en óók een behoefte U te verzekeren, dat Uwe lezers Uw persarbeid ten zeerste heb ben gwaardeerd. Gij waart velen tot een zegen. De Heere blijve met U en de Uwen en sterke U nog tal van jaren om blij moedig te getuigen van de goedertie renheid en het recht des Heren! Geachte Heer Zuidema, wij heeten U hartelijk welkom als Hoofdredac teur van ons blad. Wij verhelen het niet, U te zeggen, dat wij goede ver wachting van U hebben. Gij hebt reeds een journalistieken arbeid van veie jaren achter TJ en ook daaromtrent zijn de beste getuigen Uw komst voor afgegaan. Uw taak is groot, is zwaar. Dag;aan dag onze schoone beginselen te propageeren, te putten nit Gods Woord, ons volk voor tè lichten, is in derdaad moeilijk. Maar gij hebt een rijke levenservaring en Hij, die U tot hiertoe bekwaamde, wil U ook verder leiden. Anti-revolutionair Zeeland treedt U met vertrouwen tegemoet en wil zich door U laten voorlichten 1 Mogen bij de stembus in 1927 reed3 vruchten geplukt worden van Uw arbeid! De heer Zuidema zegt in zijn per soonlijk woord o.m. het vogehde: Het is niet gemakkelijk een man als den heer Buijse, met zoo rijke levens ervaring en met zoo grondige kennis, op te volgen. Ik ben mij bewust, dait ik in vele opzich ten, en met name wat betreft de ken nis van Zeeland, de Zeeuwsche toe- FEUILLETON. Door leed en strijd. 17) "in het volle p-evoel hunner zegepraal stapten de/Starosta Okhrim en zijn kleinzoon met onbe6chaamden trots door de dorpsstraat. Vader Cyrillus daarentegen bracht den dag der ge vangenneming onder gebed en vasten door in de afzondering der sacristie. De winter had zijn intrede gedaan en het gansche landschap met een wit kleed bedekt. De huizen en schuren teekenden zich als reusachtige sneeuw hoopen af tegen de donkere lucht, lederen morgen waren de sporen van den vorigen dag op de wegen uitge- wischt door de sneeuw, die des (nachts gevallen was, en iederen avond ver toonde l.'t witte pad de versche in drukken van voetstappen en wagen sporen. Al het vee, zoowel koeien als schapen, was nu onder dak gebracht en meest tweemaal daags gevoederd en gedrenkt worden. Michael had dei handen vol, al kwam Sergius hem ie deren avond helpen, zoodra zijn eigen werk afgeloopen was. Het dorp was van eiken omgang met de buitenwereld afgesneden, tot dat de sneeuw hard genoeg zou zijn om de sleden te kunnen dragen. Er waren slechts twee sleden te Knishi; de een was het eigendom van Okhrim, ide andere behoorde aan den herber gier. Dus bestond er niet de minste kans om tijdingen van de gevangenen te Kovylsk tè krijgen. Vader Cyrillus maakte nu niet lan ger bezwaar, wanneer Michael en Ser gius hun zusjes in zijn woning wilden bezoeken. Integendeel, hij moedigde hen daartoe aan, en de jongens von- ,den telkens het een of ancj-ere voor wendsel om zich naar het huis van den priester te begeven. Het jeugdig gemoed van Velia was vervuld met groote zorg en bittere* droefheid voor haar vader in de ^ge vangenis, maar de kleine Clava was zoo vroolijk en gelukkig als een kind maar zijn kan. De Matoushka behandelde de beide meisjes als haar eigen kinderen; ter wijl Vader Cyril lus, als het kon, nog zachter en toegevender was dan voor zijn beide dochtertjes. Hij kon haai' niet aanzien zonder een gevoel van In nig medelijden. Als een trouw dienanrr van zijne Kerk deed hij zijn best om Michaël en Sergius hare leeringen dui delijk te maken, in de meening, dat zij deze niet kenden of verkeerd be grepen. De knapen luisterden eerbie dig naar hetgeen hij tot hen sprak. „Vader Cyrillus" zeide Michaël op zekeren dag, „wanneer er een stérke man in uw huis kwam en uw zuster van u wegsleurde en uw vader naar een afschuwelijke, schrikkelijke gevan genis bracht ,zoudt gij dan meenen, dat die man een dienaar van God was?" „Neen" antwoordde Vader Cyrillus, met moeite een glimlach kunnende bedwingen. „En dat heeft de aartsbisschop ons aangedaan; ons beiden, Sergius en mij Gij gelooft, dat hij hooger bij God aan geschreven staat, dan gij, maar dat gelooven wij niet. Wij zullen nimmer, neen, nimmer kunnen gelooven, dat hij God naar waarheid dient, want God is liefde." Vader Cyrillus gaf hierop geen ant woord. Hij kon moeilijk zeggen, dat de aartsbisschop onwetend was zijne gewone verontschuldiging voor de boe ren. Met oprecht medelijden beschouw de hij de twee ernstige, flinke knapen tegenover hem. „Weest slechts braaf, beste jongens" sprak hij eindelik, „weest braaf en uw geweten zal u wel waarschuwen, wanneer gij God ongehoorzaam zijt." Michaël en Sergius waren veel te za- men. Sergius behoefde slechts voor eene koe en enkele schapen te zorgen; Michaël daarentegen had verscheidene paarden en koeien en een talrijke kudde schapen voor zijn rekening. De knanen gftigen dagelijks heen en weer tusschen elkanders woningen, maar .vermeden daarbij zorgvuldig de dorps straat, die door hun vijanden onveilig gemaakt werd. Zij waren daardoor ge noodzaakt een groote n omweg te ma ken en moesten dikwijls tot de knieën door de mulle sneeuw door de onge- De kerngedachte der AJt. politiek. Als wij nu de vraag stellen, wat in die periode de kerngedachte is ge weest, waarom de A.R. politiek zich kristalliseerde, dan is het altijd weer deze, dat het ook in het leven van den Staat en Maatschappij gaat om de er kenning van de volstrekte souvereini- teit Gods over alles wat leeft en zich beweegt. Gods ordinantiën weer te doen erkennen was de gedachte, die Dr. Kuyper dreef en die hij weergaf in zijn éénige gedicht, dat wij van hem hebben en dat de titel draagt: „Levensdoel." Voor mij, één zucht beheerscht mijn leven, Eén hooger drang drijft zin en ziel, En moog' mij d' adem eer begeven, Eer 'k aan dien heil'gen drang ontviel, 't Is om Gods heiige ordinantiën, In huis en Kerk, in School en Staat, Ten spijt van 's werelds remonstran- tiën Weer vast te zetten, 'tvolk ten baat. 't I3 om de ord'ningen des Heeren Waar Woord en Schepping van ge tuigt, In 't volk zóó helder te graveeren Tot weer dat volk voor God zich buigt. In deze weinige woorden is de kris tallisatie van ons A.R. program de drijvende kracht van onze A.R. poli tiek in het verleden weergegeven. Christendom en wereld. Hoe zet zich die grondgedachte van de praktijk om in staatkundige ge dachten? Daartoe moeten we eerst zien, hoe die Souvereiniteit finds in reformatorischen zin moet worden op gevat. Spr. zegt dat, omdat naast de opvatting der hervormers hieromtrent .andere staan en altijd gestaan hebben. Bij de eerste Christengemeente was die vraag geen vraag. Zij. maakten al- zoo een absolute scheiding tusschen het leven der na'tuur en der genade. Men kende twee levenssferen, die zoo ver uiteen lagen, dat er door 't Chris tendom op het wereldsche' leven geen invloed behoorde te worden uitgeoe fend. Van de wereld hadden ze alleen afkeer, ze wenschten er geen bemoei enis mee. De wereld zag de eerste Christenen als het uitvaagsel, en de Christengemeente zag de wereld als gansch vervallen in het booze. Zij leefden in voortdurende verwach ting van de spoedige wederkomst des Heeren. Zoo is het niet gebleven. Nadat het Christendom niet meer was een ver achte secte, doch de wereld overwon nen had, kón het zich niet meer terug trekken, maar kwam dc vraag naar voren,c hoe dit Christelijk beginsel in het wereldleven 'behoort te worden ingedragen. De ontwikkeling loopt dan parellel aan de ontwikkeling v^in het Roomsclie kerkbegrip. Naarmate de invloed der bisschoppen grooter /werd, drong de gedachte dat het het beste was, dat de staat kerkstaat werd meer door.. Paus Gregorius VII heeft die verhouding tusschen Christendom en de wereld wel vergeleken bij zon en maan. Het aardsche leven" ontvangt iegenlijk al zijn licht van de Kerk, en is daarom aan de Kerk ondergeschikt. Het was dus niet z<5ó', dat Evangelisa tie en natuurlijk leven zich in hooger synthese vereenigen mtoesten. Er ble ven twee levenssferen, nu echter niet naast, maar ondei* elkaar. Hoe dachten de hervormers, n.n. CaJvijn over dit vraagstuk? Zij hebben ellereerst, zoowel Luther als Zwingli als Calvijn met die gedachte van on dergeschiktheid van het natuurlijke aan het kerkelijke leven gebroken. Dat natuurlijk leven is door de zon de wel ontheiligd, het is in menig op zicht wel verdorven, maar in zichzelf niet van lager orde dan het leven der kerk. Souvereiniteit in eigen kring. Het is door Calvijn vooral zeer sterk naar voren gebracht. De tucht en "de eisch van het Woord bestrijken bij Calvijn het geheel e leven en wel recht streeks, zoodat het natuurlijk leven, het wereldleven zijn licht ontvangt rechtstreeks van God zeiven. Dat geldt voor staat en maatschappij^ voor school en huisgezin. Rome huldigde ook .die leer wel, maar dan zóó, dat de eisch van het Evangelie in verschil- «baande voetpaden waden. Do on den gestadigen arbeid en den voortduren- den invloed van de buitengewone kou de werden hunne lichamen gestaald. „Zoo hard als ijzer" verklaarde Ser gius. Marfa en hare moeder Tatiania daarentegen werden zwak en bleek van het aanhoudend in huis zitten en hun blijvend verdriet over Kharitou en de kleine Clava. Door een smachtend verlangen ge dreven, verliet de arme Tatiania al leen des Zondagsmorgens hare wo ning, om zich langs de wit besneeuw- 'de dorpsstraat te spoeden en geduren de de mis de kerk binnen te sluipen, opdat zij ten minste uit de verte met eigen oog'en liaar kleine lieveling zou kunnen aanschouwen, die naast de dochtertjes van den Batoushka was gezeten. Omstreeks Nieuwjaar was de sneeuw zoo hard geworden als de wegen in den zomer, en aangenamer om te rei zen, want zij was veel minder onef fen, en men had nu geen hinder van de stofwolken, die in het wanne jaar getijde zulk een ondragelijken last ver oorzaakten. De hemel was eveneens helder en van een diep blauwe kleur, die heerlijk afstak bij het schitterend wit der onbezoedelde sneeuw. De weg naar Kovylsk was duidelijk gebaand door de sleden der kooplieden, die daarmee bun waren naar de winkels in de verschillende dorpen brachten. Maar er waren nog geen brieven van lende levenssferen werken zou door middel van de' heerschappij der kerk. Was er dus bij Rome een subordinatie van de eene levenssfeer aan de andere in het Calvinisme is er coördinatie. Naar Calvijns opvatting heeft ieder van die eigen levenskringen een eigen wet van God ontvangen, waarnaar de ontwikkeling zal plaats hebben. Dat sluit uit de heerschappij van den éénen levenskring over den anderen, bijv. dat de kerk zou herschen over den Staat en evenzeer het omgekeer de. Daarom pleit de Calvinist vooreen vrije kerk in een vrijen staat. Dat is het, wat wij verstaan onder souverei niteit in eigen kring,'Dat wordt wel eens misverstaan. Men verstaat er on- der baas zijn in eigen kring, zonder zich aan 'n autoriteit te onderwerpen. Dat is onjuist, 't Beteekent, dat iedere levenssfeer het recht heeft, zich naar de eigen van God-zelven ontvangen levenswet te ontwikkelen. Dat was ook de kerngedachte, die Dr. Kuyper in de glansperiode met zooveel nadruk heeft naar voren gebracht. Die gedachte sluit uit, dat ooit van uiterlijke nlachtsmiddelen gebruik zou mogen worden «gemaakt, om te doen zegevieren de eene levenskring over den anderen. Rome heeft in de mid deleeuwen van de staatsmacht ge bruik gemaakt. Ook onze Gereformeer de vaderen waren in dat opzicht niet altijd op het rechte pad. En in de 19e eeuw zijn er talrijke voorbeelden ge weest. Spr. herinnert er aan, hoe tij dens de afscheiding de edstijns heer- schende kerk van de staatsmacht ge bruik maakte, om den afgescheidenen het leven zuur te maken. Hoe is in den liberalen tijd niet de staatsmacht voor het neutralisme te hulp geroe pen! Het.was geen vrije strijd tus schen Christendom en neutralisme. Zoo moet men onzen schoolstrijd zien. Men kan hem zien van de zijde der ouders. Dan is het een worsteling om d© ziel van het kind. Maar in de sfeer van het staatsrecht was het een worsteling om de staatsmacht terug te drijven van een terrein, waarop zij niet thuis hoorde. Het beginsel vastgehouden en bepleit. Dat de souvereiniteit Gods voor ver schillende levenssferen onmiddellijk werkt en die gelegenheid moeton heb ben zich te ontwikkelen, is na Kuy per s heengaan naar vermogen vast gehouden en bepleit. *Niet altijd met succes. Spr. denkt aan Talma, die op sociaal terrein een enorm zeeenrijken arbeid heeft verricht, maar dat, waar in het A.R. beginsel op het terrein van den arbeid hetzuiverst tot zijn recht kwam en waar de grondslagen had den kunnen gelegd worden voor uit bouw, is hem onthouden, niet omdat hij tekort schoot, maar omdat in zijn tijd de diepte van dat inzicht nog te weinig gedeald werd. Naar vermogen is dat gedaan, niet altijd in overeenstemming met onze wenschen. Spr. denkt aan de L.O.-wet 1920. Wij zijn dankbaar voor wat die wet heeft geschonken, maar metter daad kent de Overheid zich op het terrein van het L.O. nog een grooter macht toe, dan het A.R. beginsel toe laat. Geen algeheels voldoening; geen reden tot ontevredenheid. Er kan geen algeheele voldoening zijn. Maar toch ook geen reden om on tevreden te zijn. Men mag niet Verge ten, dat wij'onder het districtenstelsel het op zijn allermeest gebracht hebben tot 22 leden en onder de evenre.iige vertegenwoordiging in 1918 13, in 1922 t6t 16 en in 1925 weer tot 13. We heb ben dus altijd moeten samenwerken met anderen. Wanneer we op die sa menwerking terugzien en ons niet te zeer verontrusten door kleinere din gen, dan gelooft spr. dat de vruchten van de 25-jarige samenwerking over het geheel gezien, mogen worden ge roemd. De vruchten der samenwerking Wij hebben gekregen vrijheid van onderwijs. Er zijn sociale voorzienin gen getroffen, die niet volmaakt zijn, maar die, als wij ze vergelijken, met die van .landen om ons heen spr. had nog pas gelegenheid dat te con- stateeren mogen doen zeggen: Ne derland marcheert aan de spits. de gevangenen te Kovylsk gekomen, en in de huizen der ketters werd met smachtend verlangen naar de tijding uitgezien. In de schuur van Alexis Ivanoff stond een soort van ruwe sle de, somtijds door hem gebruikt om riet van den oever der rivier te halen. Michaël en Sergius maakten het plan 0111 zich in bet geheim met dit oud© voertuig naar Kovylsk te begeven. Nieman^ dan Marfa en Paraska mocht bier iets van weten. Men kon het voor haar niet verzwijgen, daar zij gedurende de afwezigheid voor net vee moesten zorgen. Aan Paraska durf de men er echter niets van zeggen, uit vrees, dat zij zich iets van hex voornemen der iongens tegen haar Stundistische buren zou laten ontval len. In het holle van den nacht trok ken Michaëlen Sergius de oude slede met de grootste behoedzaamheid door de dorpsstraat in voort'durenden angst dat het minste geluid iemand zou doen ontwaken. Zij verborgen haar achter een heuveltje aan het begin van de steppe, want-tot him geluk.was de tolboom niet gesloten. Toen de dag aangebroken was, leidden zij de oude merrie, die mefl zakken beladen was, door het dorp, zoodat het den schijn had alsof zij zich voor de een of an dere boodschap naar het huis van Ya- rina aan da andere zijde van Knishi begaven. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1926 | | pagina 5