WflT DE BLADEN ZEGGEN.
NÏË UWE LEIDSCHE COURANT VAN VRIJDAO
1 OCTOBER 1296
standen en de eigenaardige Zeeuw-
sche behoeften zijn minder© ben.
Alleen, in liefde voor onze beginse
len en in ijver om die beginselen door
middel van „De Zeeuwte verbreiden,
hoop ik voor hem niet onder te doen.
Mijn ideaal zal zijn en moge God
van Wien wij in alles afhankelijk zijn,
mij in staat stellen dat ideaal te ver
wezenlijken ons blad groot te ma
ken, zijn lezerskling uit tö'breiden en
zijn invloed te versterken.
„De Zeeuw" vooruit!
En door middel van „De Zeeuw" Zee
land vooruit!
En in Zeeland de Anti revolutionaire
Christelijk-Historische beginselen tot
toepassing gebracht!
Geestelijke verwording.
Amsterdam zal Zondags dansen!
zietdaar de bezielende strijdkreet, zegt
De Rotterdammer, waarmee dag
aan dag de „Telegraaf" haar lezers tot
hooger niveau zoekt op te voeren.
Om aan dezen rechtseisch kracht bij
te zetten schroomt het blad niet boven
het dans-artikel cursief gedrukt deze
uitspraak te plaatsen: „Het dansver-
bod op Zondag is een even groote wil
lekeur als wanneer een socialistisch of
communistisch burgemeester aan ge-
loovigen, «van wege een meerderheid,
die er zich aan ergerde het recht ont
nam op Zondag ter kerke te gaan. En
ze naar de werkdagen verwees".
Bij .dergelijke verbluffende bewering
duizelt het ons.
Daartegen protesteert men niet.
Daarover debatteert men niet.
Daarvoor past slechts één bescheid:
geestelijke verwording!
KERK EN SCHOOL.
NED. HERV ICRRK.
Beroep en: Te Sommelsdijk, J. J.
Timmer te Ermelo. Te Asten (.toez.), J.
W. Biankert te St. Oedenrode.
Te Ngehaske, J. A. Steenbeek te Dan
tumawoude. Te Wommels, H. Sterrin-
ga te Herwen en Aerdt
GEREF. KERKEN.
Tweetal: Te Heemstede, W. Steu
nenberg, te Heerenveen en C. v. d.
Woude te Gorredqk.
Beroepen: Te Amsterdam-Zuid bin
nen het Kerkverband, H. S. Bouma te
Leeuwarden. Te Epè, F. Bos te Stads
kanaal.
Bevestiging, Afscheid en Intrede.
Ds. C. A. Snoep hoopt Zondag
24 Oct. afscheid te nemen van de Ned.
Herv. Gem. te Giethoorn en Zondag
31 Oct. d.a.v. intrede te doen bij de
Ned. Herv. Gem. te Vierhuizen o.a„ na.
bevestigd te zijn door zijn broeder, Ds.
Joh. P. Snoep van Gaast c.a.
Ds. W. van Dooren te Oost en
West-Plokken, hoopt Zondag 31. Oct.
afscheid te nemen van de Ned. Herv.
Gem. aldaar om Zondag 7 Nov. d.a.v.
zijn intrede te doen te Nïeuwveen, na be
vestigd te zijn door Ds. D. Boer, em.
pred. te 's Gravenhage.
Ds. A.'Wijngaard en is voor
nemens 31 Oct. a.s. afscheid te nemen
van de Geref. Kerk van Baarland en
14 Nov. intrede te doen të Bedum.
Ds. Sxnelik afgezet?
Volgens de „Tel." zou de classis Breu-
kelen der Geref. Kerken hebben beslo
ten tot de_ afzetting van Ds. E. L.
Smelik te Tienhoven, maar zou de ker-
k&raad den predikant a.s. Zondag toch
te Tienhoven doen optreden.
Dieper geestelijk leven.
Te Beverwijk wordt van 46 October
een conferentie tot verdieping van gees
teljjk leven gehouden. De conferentie
wordt 4 October des avonds geopend
met eendrede van Dr. J. »G. GeeLker
ken van Amsterdam in de Ned. Herv.
kerk en gesloten met een samenkomst
op 6 October in hét vereenigingsgebouw
der Ned. Herv. Gemeente, waarin Dr.
A. H. de Hartog van Amsterdam zal
spreken ov§r: „De Ster in het Oosten
en de nieuwe wereldleeraar", met ge
legenheid tot gedachtenwisseling.
Vrije Universiteit.
Voor het admissie-examen in (ie the-
.ol'ogische faculteit aan de Vrije Uni-
versiteit,* hetw,elk gehouden werd op
22, 23, 24, 27 en 28 dezer, hadden
zich 27 candiidaten aangemeld, waarvan
zich 2 terug trokken en 12 werden af
gewezen.
Geslaagd zijn de heeren M. J. van
Dijken, Groningen. N. J. A. v. Exel,
Utrecht. J. Knoppersen, Pu.ten. E. C.
B. Kok, Schiedam. G. J. de Leeuw, Arn
hem. H. M. Matter. Amsterdam. B. A.
van Lummel, Zuidland. H. Post, Hoi
landscheveld. L. J. Schalekamp, 's Gra
venhage. T. Siebesma, Hillegora. H. Fran
sen, Meppel. JH. 'J. Heersink, Oude Pe-
kela en D. U. Bergsma, Boornbergum.
RICHTLIJNEN GETROKKEN.
Woensdagavond heeft de oud-minis
ter Z. Exc. Colijn te Leeuwarden ©en
rede gehouden voor de A.R. Kiesver-
eeniging, die wij van zooveel gewicht
rekenen, dat wij meenen het Stan-
daard vers lag onverkort te moeten
overnemen.
Temeer is daartoe aanleiding omdat
de heer Colijn zelf zeide, dat hij hoop
te over de hoofden der Friezen heen
het geiheele A. R. volk te bereiken.
Tot onze) spijt he let de ruimte ons
de geheel© rede vandaag te geven.
Daarom heden het gedeelte dat han
delt over het verleden. Morgen dat,
wat spreekt over de'toekomst.
De heer Colijn ving aan, metv te
zeggen, dat hij nu weer vrij is, d.i.'nu
hij niet langer door ambtelijke ban
den gevangen gehouden wordt, zijn
eerste reis is naar- Frieslands hoofd
stad om van hieruit een enkel woord
te zeggen, in de eerste plaats tot de
aanwezigen, maar over hun hoofd
heen tot de andere Anti-Revolutionai
ren in ons lahd. Spr. heeft het raad
zaam geacht, na zijn uittreden als Mi
nister niet dadelijk zijn stem te doen
hooren. Spr. achtte het goed, ook voor
zichzelf eerst in de landen van Europa
rond te zien, maar meent, dat nu de
tijd gekomen is, om zijn inzichten over
den politieken toestand bpkend te ma
ken. Ook om e*en andere reden. Im
mers, de A.R. partij verkeert in een
positie, waarin zij de laatste 25 jaar
niet verkeerd heeft. Den laatsten tijd
trokken wij steeds op in bondgenoot
schap en nu staan wij op onszelf. Dat
moet; er ons toe leiden, de richtlijnen
voor dén komenden tijd af te bakenen
Daarom is het noodig, terug te gaan
in het verleden, om te overzien de pe
riode van samenwerking, daarna te
bezien het heden en dan iets te zeuren
over wat naar spr. inzicht de toekomst
1 zal brengen.
Terugblik in het verleden-
Met dat verleden bedoelt spr. niet
het allerlaatste verleden, waarbij hij
zelf betrokken is geweest. De geschie
denis zal over zijn opt noden, waaraan
dat der A.R/nauw verbonden was, ob
jectief uitspraak doen Spr gaat dan
ook niet terug naar het alleroudste
verleden, van Bilderdijk, Schotsman,
Da Costa en Elout, zelfs niet van Groen
Spr. wijst er alleen op, dat wij, A.R.
op het stuk van jubilea blijkbaar ver
geetachtig zijn. Anders hadden we in
1924 het feit moeten herdenken, dat
Dr. A. Kuyper voor 50 jaar, in 1874
zijn intree deed in het parlement. Met
dat jaar begint het actieve leven van
de A.R. partij. Van daaruit moeten we
beginnen. Nu hebben we 1874 vergeten
maar we krijgen over 2 jaar gelegen
heid, het jubileum van het Volkspéti-
tionnement en van de vaststelling van
„Ons Program" in 1878 te herdenken.
1878 is ook het jaar, waarin het ge
denkwaardig woord werd gesproken
door Dr. A. Kuyper tot Mackay: „Over
10 jaar zit gij in het Torentje." Deze
profetische uitspraak is vervuld en
omdat we daarna weer gekregen heb
ben eiikele jaren, waarbij de samen
werking verstoord was, kan men zeg
gen, dat van 1901 af tot heden de sa
menwerking er is geweest. De jaren
1901heden^ vallen in verschillende
deelen uiteen. Het voornaamste gedeel
te is 1901—1905, de tijd van het Minis-
terie-Kuyper. Die jaren waren voor
ons het glanspunt. Nimmer hebben in
de Staten-Generaal de beraadslagin
gen op zoo hoog peil gestaan als toen.
De groote geestelijke vragen stonden
nog geheel op den voorgrond. Het wa
ren in die jarenberaadslagingen, die
door duizenden in den lande m-ot
voortdurende belangstelling gevolgd
werden en waarvan rijke zegen is uit
gegaan voor ons volksleven.
TWEEDE BLAD.
De wisseling aan De Ze9uw.
Gisteren heeft de heer J. Büijse af
scheid genomen van „De Zeeuw heeft
het Bestuur der Persvereeniging van
hem afscheid genomen en den heer R.
Zuidema ingeluid, terwijl eindelijk de
heer Zuidema officieel zijn werk heeft
a anvaard.
Dé heer Buijse zegt o.in. van zich
zelf:
De ouden van lagen worden gewoon
te-menschen, die het nieuwe afwijzen,
tegen alle wijzigingen van hun regel
matige dagverdeeling gekant, veria n-
gend naar rust.
Er is in deze teekening wel een en an
der, waarvan ik, althans wanneer ik
op mijzelven zie, de juistheid moet toe
geven.
Dooh over het algemeen ben ik, na
ernstig zelfonderzoek, tot de gevolg
trekking gekomen, dat de photo meer
past bij het beold va'n mijn buurman
dan bij het mijne
Ofschoon ik hierovef niet wensch
te twisten.
Hij getuigt van' steun en liefde. De
Almachtige heeft zijii geloof niet be
schaamd maar den zwakken arbeid
gezegend.
Hij beveelt zijn opvolger aldus aan:
„Ik beveel mijn opvolger in (uwe)
achting aan. Zijn rijke eVi rijp© erva
ring, zijn ernstige levens- en wereldbe
schouwing, zijn vriendelijk karakter
zijn ons borg dat ,de zaak op denzelf
den voet (zal) worden voortgezet.
Wel zal 't hem aan teleurstellingen
niet ontbreken, gelijk die ook aan mij
niet werden gespaard. Doch ik lioop cn
vertrouw, dat wanneer ook bij een
maal zij het spade! zijn pen zal
neerleggen, hij,' gelijk ik, zal ervaren,
wat eenmaal door een onzer voorman
nen zoo juist werd vertolkt-
In den wisselenden rijkdom der le
vensbewogenheid kan ceh vergoeding
liggen voor teleurstellingen Zelfs in
het stille lichtsprankelen dat in den
glimlach werkt, kan een genot liggen
dat oude smart doet vergeten, zoodat
men ook zelfs in de avondkoelte van
het leven de naglansing ondergaat van
het licht van den voorbijen dag".
Het Bestuur richt zich als volgt tot
den aftredenden en optredenden Hoofd
redacteur:
„Waarde heer Buijse. het is ons een
ware behoefte U Hartelijk dank te
zeggen, dat gij op zoo degelijke princi-
pieelè wijze door „De Zeeuw" leiding
gaaft aan ons politiek leven, en óók
een behoefte U te verzekeren, dat Uwe
lezers Uw persarbeid ten zeerste heb
ben gwaardeerd. Gij waart velen tot
een zegen.
De Heere blijve met U en de Uwen
en sterke U nog tal van jaren om blij
moedig te getuigen van de goedertie
renheid en het recht des Heren!
Geachte Heer Zuidema, wij heeten
U hartelijk welkom als Hoofdredac
teur van ons blad. Wij verhelen het
niet, U te zeggen, dat wij goede ver
wachting van U hebben. Gij hebt reeds
een journalistieken arbeid van veie
jaren achter TJ en ook daaromtrent
zijn de beste getuigen Uw komst voor
afgegaan. Uw taak is groot, is zwaar.
Dag;aan dag onze schoone beginselen
te propageeren, te putten nit Gods
Woord, ons volk voor tè lichten, is in
derdaad moeilijk. Maar gij hebt een
rijke levenservaring en Hij, die U tot
hiertoe bekwaamde, wil U ook verder
leiden.
Anti-revolutionair Zeeland treedt U
met vertrouwen tegemoet en wil zich
door U laten voorlichten 1
Mogen bij de stembus in 1927 reed3
vruchten geplukt worden van Uw
arbeid!
De heer Zuidema zegt in zijn per
soonlijk woord o.m. het vogehde:
Het is niet gemakkelijk een man als
den heer Buijse, met zoo rijke levens
ervaring en met zoo grondige kennis,
op te volgen.
Ik ben mij bewust, dait ik in vele opzich
ten, en met name wat betreft de ken
nis van Zeeland, de Zeeuwsche toe-
FEUILLETON.
Door leed en strijd.
17)
"in het volle p-evoel hunner zegepraal
stapten de/Starosta Okhrim en zijn
kleinzoon met onbe6chaamden trots
door de dorpsstraat. Vader Cyrillus
daarentegen bracht den dag der ge
vangenneming onder gebed en vasten
door in de afzondering der sacristie.
De winter had zijn intrede gedaan
en het gansche landschap met een wit
kleed bedekt. De huizen en schuren
teekenden zich als reusachtige sneeuw
hoopen af tegen de donkere lucht,
lederen morgen waren de sporen van
den vorigen dag op de wegen uitge-
wischt door de sneeuw, die des (nachts
gevallen was, en iederen avond ver
toonde l.'t witte pad de versche in
drukken van voetstappen en wagen
sporen. Al het vee, zoowel koeien als
schapen, was nu onder dak gebracht
en meest tweemaal daags gevoederd
en gedrenkt worden. Michael had dei
handen vol, al kwam Sergius hem ie
deren avond helpen, zoodra zijn eigen
werk afgeloopen was.
Het dorp was van eiken omgang
met de buitenwereld afgesneden, tot
dat de sneeuw hard genoeg zou zijn
om de sleden te kunnen dragen. Er
waren slechts twee sleden te Knishi;
de een was het eigendom van Okhrim,
ide andere behoorde aan den herber
gier. Dus bestond er niet de minste
kans om tijdingen van de gevangenen
te Kovylsk tè krijgen.
Vader Cyrillus maakte nu niet lan
ger bezwaar, wanneer Michael en Ser
gius hun zusjes in zijn woning wilden
bezoeken. Integendeel, hij moedigde
hen daartoe aan, en de jongens von-
,den telkens het een of ancj-ere voor
wendsel om zich naar het huis van
den priester te begeven.
Het jeugdig gemoed van Velia was
vervuld met groote zorg en bittere*
droefheid voor haar vader in de ^ge
vangenis, maar de kleine Clava was
zoo vroolijk en gelukkig als een kind
maar zijn kan.
De Matoushka behandelde de beide
meisjes als haar eigen kinderen; ter
wijl Vader Cyril lus, als het kon, nog
zachter en toegevender was dan voor
zijn beide dochtertjes. Hij kon haai'
niet aanzien zonder een gevoel van In
nig medelijden. Als een trouw dienanrr
van zijne Kerk deed hij zijn best om
Michaël en Sergius hare leeringen dui
delijk te maken, in de meening, dat
zij deze niet kenden of verkeerd be
grepen. De knapen luisterden eerbie
dig naar hetgeen hij tot hen sprak.
„Vader Cyrillus" zeide Michaël op
zekeren dag, „wanneer er een stérke
man in uw huis kwam en uw zuster
van u wegsleurde en uw vader naar
een afschuwelijke, schrikkelijke gevan
genis bracht ,zoudt gij dan meenen,
dat die man een dienaar van God
was?"
„Neen" antwoordde Vader Cyrillus,
met moeite een glimlach kunnende
bedwingen.
„En dat heeft de aartsbisschop ons
aangedaan; ons beiden, Sergius en mij
Gij gelooft, dat hij hooger bij God aan
geschreven staat, dan gij, maar dat
gelooven wij niet. Wij zullen nimmer,
neen, nimmer kunnen gelooven, dat
hij God naar waarheid dient, want
God is liefde."
Vader Cyrillus gaf hierop geen ant
woord. Hij kon moeilijk zeggen, dat de
aartsbisschop onwetend was zijne
gewone verontschuldiging voor de boe
ren. Met oprecht medelijden beschouw
de hij de twee ernstige, flinke knapen
tegenover hem.
„Weest slechts braaf, beste jongens"
sprak hij eindelik, „weest braaf en
uw geweten zal u wel waarschuwen,
wanneer gij God ongehoorzaam zijt."
Michaël en Sergius waren veel te za-
men. Sergius behoefde slechts voor
eene koe en enkele schapen te zorgen;
Michaël daarentegen had verscheidene
paarden en koeien en een talrijke
kudde schapen voor zijn rekening. De
knanen gftigen dagelijks heen en weer
tusschen elkanders woningen, maar
.vermeden daarbij zorgvuldig de dorps
straat, die door hun vijanden onveilig
gemaakt werd. Zij waren daardoor ge
noodzaakt een groote n omweg te ma
ken en moesten dikwijls tot de knieën
door de mulle sneeuw door de onge-
De kerngedachte der AJt. politiek.
Als wij nu de vraag stellen, wat
in die periode de kerngedachte is ge
weest, waarom de A.R. politiek zich
kristalliseerde, dan is het altijd weer
deze, dat het ook in het leven van den
Staat en Maatschappij gaat om de er
kenning van de volstrekte souvereini-
teit Gods over alles wat leeft en zich
beweegt. Gods ordinantiën weer te
doen erkennen was de gedachte, die
Dr. Kuyper dreef en die hij weergaf
in zijn éénige gedicht, dat wij van
hem hebben en dat de titel draagt:
„Levensdoel."
Voor mij, één zucht beheerscht mijn
leven,
Eén hooger drang drijft zin en ziel,
En moog' mij d' adem eer begeven,
Eer 'k aan dien heil'gen drang ontviel,
't Is om Gods heiige ordinantiën,
In huis en Kerk, in School en Staat,
Ten spijt van 's werelds remonstran-
tiën
Weer vast te zetten, 'tvolk ten baat.
't I3 om de ord'ningen des Heeren
Waar Woord en Schepping van ge
tuigt,
In 't volk zóó helder te graveeren
Tot weer dat volk voor God zich buigt.
In deze weinige woorden is de kris
tallisatie van ons A.R. program de
drijvende kracht van onze A.R. poli
tiek in het verleden weergegeven.
Christendom en wereld.
Hoe zet zich die grondgedachte van
de praktijk om in staatkundige ge
dachten? Daartoe moeten we eerst
zien, hoe die Souvereiniteit finds in
reformatorischen zin moet worden op
gevat. Spr. zegt dat, omdat naast de
opvatting der hervormers hieromtrent
.andere staan en altijd gestaan hebben.
Bij de eerste Christengemeente was
die vraag geen vraag. Zij. maakten al-
zoo een absolute scheiding tusschen
het leven der na'tuur en der genade.
Men kende twee levenssferen, die zoo
ver uiteen lagen, dat er door 't Chris
tendom op het wereldsche' leven geen
invloed behoorde te worden uitgeoe
fend. Van de wereld hadden ze alleen
afkeer, ze wenschten er geen bemoei
enis mee. De wereld zag de eerste
Christenen als het uitvaagsel, en de
Christengemeente zag de wereld als
gansch vervallen in het booze.
Zij leefden in voortdurende verwach
ting van de spoedige wederkomst des
Heeren.
Zoo is het niet gebleven. Nadat het
Christendom niet meer was een ver
achte secte, doch de wereld overwon
nen had, kón het zich niet meer terug
trekken, maar kwam dc vraag naar
voren,c hoe dit Christelijk beginsel in
het wereldleven 'behoort te worden
ingedragen. De ontwikkeling loopt
dan parellel aan de ontwikkeling v^in
het Roomsclie kerkbegrip. Naarmate
de invloed der bisschoppen grooter
/werd, drong de gedachte dat het het
beste was, dat de staat kerkstaat werd
meer door.. Paus Gregorius VII heeft
die verhouding tusschen Christendom
en de wereld wel vergeleken bij zon
en maan. Het aardsche leven" ontvangt
iegenlijk al zijn licht van de Kerk, en
is daarom aan de Kerk ondergeschikt.
Het was dus niet z<5ó', dat Evangelisa
tie en natuurlijk leven zich in hooger
synthese vereenigen mtoesten. Er ble
ven twee levenssferen, nu echter niet
naast, maar ondei* elkaar.
Hoe dachten de hervormers, n.n.
CaJvijn over dit vraagstuk? Zij hebben
ellereerst, zoowel Luther als Zwingli
als Calvijn met die gedachte van on
dergeschiktheid van het natuurlijke
aan het kerkelijke leven gebroken.
Dat natuurlijk leven is door de zon
de wel ontheiligd, het is in menig op
zicht wel verdorven, maar in zichzelf
niet van lager orde dan het leven der
kerk.
Souvereiniteit in eigen kring.
Het is door Calvijn vooral zeer sterk
naar voren gebracht. De tucht en "de
eisch van het Woord bestrijken bij
Calvijn het geheel e leven en wel recht
streeks, zoodat het natuurlijk leven,
het wereldleven zijn licht ontvangt
rechtstreeks van God zeiven. Dat geldt
voor staat en maatschappij^ voor
school en huisgezin. Rome huldigde
ook .die leer wel, maar dan zóó, dat
de eisch van het Evangelie in verschil-
«baande voetpaden waden. Do on den
gestadigen arbeid en den voortduren-
den invloed van de buitengewone kou
de werden hunne lichamen gestaald.
„Zoo hard als ijzer" verklaarde Ser
gius. Marfa en hare moeder Tatiania
daarentegen werden zwak en bleek
van het aanhoudend in huis zitten en
hun blijvend verdriet over Kharitou en
de kleine Clava.
Door een smachtend verlangen ge
dreven, verliet de arme Tatiania al
leen des Zondagsmorgens hare wo
ning, om zich langs de wit besneeuw-
'de dorpsstraat te spoeden en geduren
de de mis de kerk binnen te sluipen,
opdat zij ten minste uit de verte met
eigen oog'en liaar kleine lieveling zou
kunnen aanschouwen, die naast de
dochtertjes van den Batoushka was
gezeten.
Omstreeks Nieuwjaar was de sneeuw
zoo hard geworden als de wegen in
den zomer, en aangenamer om te rei
zen, want zij was veel minder onef
fen, en men had nu geen hinder van
de stofwolken, die in het wanne jaar
getijde zulk een ondragelijken last ver
oorzaakten. De hemel was eveneens
helder en van een diep blauwe kleur,
die heerlijk afstak bij het schitterend
wit der onbezoedelde sneeuw. De weg
naar Kovylsk was duidelijk gebaand
door de sleden der kooplieden, die
daarmee bun waren naar de winkels
in de verschillende dorpen brachten.
Maar er waren nog geen brieven van
lende levenssferen werken zou door
middel van de' heerschappij der kerk.
Was er dus bij Rome een subordinatie
van de eene levenssfeer aan de andere
in het Calvinisme is er coördinatie.
Naar Calvijns opvatting heeft ieder
van die eigen levenskringen een eigen
wet van God ontvangen, waarnaar de
ontwikkeling zal plaats hebben. Dat
sluit uit de heerschappij van den
éénen levenskring over den anderen,
bijv. dat de kerk zou herschen over
den Staat en evenzeer het omgekeer
de. Daarom pleit de Calvinist vooreen
vrije kerk in een vrijen staat. Dat is
het, wat wij verstaan onder souverei
niteit in eigen kring,'Dat wordt wel
eens misverstaan. Men verstaat er on-
der baas zijn in eigen kring, zonder
zich aan 'n autoriteit te onderwerpen.
Dat is onjuist, 't Beteekent, dat iedere
levenssfeer het recht heeft, zich naar
de eigen van God-zelven ontvangen
levenswet te ontwikkelen. Dat was
ook de kerngedachte, die Dr. Kuyper
in de glansperiode met zooveel nadruk
heeft naar voren gebracht.
Die gedachte sluit uit, dat ooit van
uiterlijke nlachtsmiddelen gebruik zou
mogen worden «gemaakt, om te doen
zegevieren de eene levenskring over
den anderen. Rome heeft in de mid
deleeuwen van de staatsmacht ge
bruik gemaakt. Ook onze Gereformeer
de vaderen waren in dat opzicht niet
altijd op het rechte pad. En in de 19e
eeuw zijn er talrijke voorbeelden ge
weest. Spr. herinnert er aan, hoe tij
dens de afscheiding de edstijns heer-
schende kerk van de staatsmacht ge
bruik maakte, om den afgescheidenen
het leven zuur te maken. Hoe is in
den liberalen tijd niet de staatsmacht
voor het neutralisme te hulp geroe
pen! Het.was geen vrije strijd tus
schen Christendom en neutralisme.
Zoo moet men onzen schoolstrijd
zien. Men kan hem zien van de zijde
der ouders. Dan is het een worsteling
om d© ziel van het kind. Maar in de
sfeer van het staatsrecht was het een
worsteling om de staatsmacht terug
te drijven van een terrein, waarop zij
niet thuis hoorde.
Het beginsel vastgehouden en bepleit.
Dat de souvereiniteit Gods voor ver
schillende levenssferen onmiddellijk
werkt en die gelegenheid moeton heb
ben zich te ontwikkelen, is na Kuy
per s heengaan naar vermogen vast
gehouden en bepleit. *Niet altijd met
succes. Spr. denkt aan Talma, die op
sociaal terrein een enorm zeeenrijken
arbeid heeft verricht, maar dat, waar
in het A.R. beginsel op het terrein van
den arbeid hetzuiverst tot zijn recht
kwam en waar de grondslagen had
den kunnen gelegd worden voor uit
bouw, is hem onthouden, niet omdat
hij tekort schoot, maar omdat in zijn
tijd de diepte van dat inzicht nog te
weinig gedeald werd.
Naar vermogen is dat gedaan, niet
altijd in overeenstemming met onze
wenschen. Spr. denkt aan de L.O.-wet
1920. Wij zijn dankbaar voor wat die
wet heeft geschonken, maar metter
daad kent de Overheid zich op het
terrein van het L.O. nog een grooter
macht toe, dan het A.R. beginsel toe
laat.
Geen algeheels voldoening;
geen reden tot ontevredenheid.
Er kan geen algeheele voldoening
zijn. Maar toch ook geen reden om on
tevreden te zijn. Men mag niet Verge
ten, dat wij'onder het districtenstelsel
het op zijn allermeest gebracht hebben
tot 22 leden en onder de evenre.iige
vertegenwoordiging in 1918 13, in 1922
t6t 16 en in 1925 weer tot 13. We heb
ben dus altijd moeten samenwerken
met anderen. Wanneer we op die sa
menwerking terugzien en ons niet te
zeer verontrusten door kleinere din
gen, dan gelooft spr. dat de vruchten
van de 25-jarige samenwerking over
het geheel gezien, mogen worden ge
roemd.
De vruchten der samenwerking
Wij hebben gekregen vrijheid van
onderwijs. Er zijn sociale voorzienin
gen getroffen, die niet volmaakt zijn,
maar die, als wij ze vergelijken, met
die van .landen om ons heen spr.
had nog pas gelegenheid dat te con-
stateeren mogen doen zeggen: Ne
derland marcheert aan de spits.
de gevangenen te Kovylsk gekomen,
en in de huizen der ketters werd met
smachtend verlangen naar de tijding
uitgezien. In de schuur van Alexis
Ivanoff stond een soort van ruwe sle
de, somtijds door hem gebruikt om
riet van den oever der rivier te halen.
Michaël en Sergius maakten het plan
0111 zich in bet geheim met dit oud©
voertuig naar Kovylsk te begeven.
Nieman^ dan Marfa en Paraska
mocht bier iets van weten. Men kon
het voor haar niet verzwijgen, daar zij
gedurende de afwezigheid voor net
vee moesten zorgen. Aan Paraska durf
de men er echter niets van zeggen,
uit vrees, dat zij zich iets van hex
voornemen der iongens tegen haar
Stundistische buren zou laten ontval
len. In het holle van den nacht trok
ken Michaëlen Sergius de oude slede
met de grootste behoedzaamheid door
de dorpsstraat in voort'durenden angst
dat het minste geluid iemand zou
doen ontwaken. Zij verborgen haar
achter een heuveltje aan het begin van
de steppe, want-tot him geluk.was de
tolboom niet gesloten. Toen de dag
aangebroken was, leidden zij de oude
merrie, die mefl zakken beladen was,
door het dorp, zoodat het den schijn
had alsof zij zich voor de een of an
dere boodschap naar het huis van Ya-
rina aan da andere zijde van Knishi
begaven.
(Wordt vervolgd).