NIEUWE LhlDSCHE COURANT VAN VRIJDAG 27 AUGUSTUS 1926 TWEEDE BLAD. Wsiï OE BLADEN ZEGGEN. Een oorvijg. Zoo en niet anders, zegt de „Stan daard", moet men noemen wat de „Nieuwe Plattelander" schrijft naar aanleiding van de houding der Vrij hei,«bondsche fractie in Zuid-Holland bij de jongste verkiezingen voor de Eeiste Kamer. De Vrijheidsbond zoo schrijft het blad, „alle vernedering gewend, heeft dat gedaan en heeft terwille van ons Plattelanders hun lijst naar ons ge noegen moeten wijzigen. Dat is nu die partij, die eenmaal ons overheerschte, die nu alle zeilen naar den wind hangt om nog hangende te blijven". ««Het moet .al niet bijzonder aange naam zijn geweest om den eisch van Draat in te willigen, maar voor die serviele houding nu nog met een draai om de ooren beloond te worden, dat., ja, dat moet den verdienstelijken Dr. Lely toch wel eenige genoegdoening verschaffen. Deze oud-Minister, man van grooten stijl, moest, op Braats eisch, plaats maken voor een onbekende grootheid. Dat de Vrijheidsbond zulk een eisch inwilligde, was erger voor den Bond dan voor Dr. Lely. Deze laatste was daar geen haar minder om. Hij bleef wie hij was. Maar hij zou geen mensch zijn, indien hij niet eenige voldoening gevoelde over het feit, dat de manneD van Braat thans de hondenzweep ter hand namen om den Bond eens af te rossen. Men kon van deze nieuwe vrienden wellicht geen andere houding als uiting hunner dankbaarheid, ver wachten; maar de openbaring van de waardeering der plattelanders voor de hun betoonde tegemoetkoming zal misschien zelfs den Vrijheidsbond nog wel iets te zeggen hebben. Allicht is hij, onder den invloed dezer kastijding, thans al zoover ge vorderd, dat men zucht: hadden wij het toch liever maar met Dr. Lely ge waagd- Bezuiniging bedenkelijk. „Men behoeft zich nog niet op het standpunt te stellen, dat alles, wat riekt naar bezuiniging, „mir nichts rdin nichts" moet worden veroordeeld". Dit zinnetje, aldus het „Hbld.", knip ten wii uit een bespreking van het rap port der zoogenaamde Scheepvaart- ocmmissie. Het vloeide uit de pent van een der leden van die commis- eio, de bespreking was in algemee- nen zin verdediging van het werk de zer commissie. Dit lid was door zijn onJdetrzoek van de zaken der scheepvaartoommissie tot' de slotsom gekomen, dat bezuiniging niet klakkeloos mogworden veroor deeld. Maar de geestesgesteldheid, diei uit dit zinnetje spreekt, bewijst neergeschreven door een sociaal-demo craat, in een soc.-dem. blad, de Voor waart^ dat in die kringen ten aan zien van de versobering een singuliere opvatting heerscht, of beter, is ge wekt. In den regel is bezuiniging uit den booze, zegt dit lid eener bezuini- gingsoo mmissie, die dus met een voor oordeel tegen den arbeid van de com missie, wier werk hij mee aanvatte, be toon. Of dat de meest gewenschte perso- non zijn voor een dergelijke opdracht;,, die heeren, die vinden, dat bezuiniging in den regel veroordeelenswaard is em idie stellig niet veel vertrouwen hebben in den uitslag van hun eigen arbeid? Of moet men anders redeneeren, moet men van deze Saulussen Paulus- sen der versobering maken, door hem te laten ervaren, dat degeen, die denj «taat wat weet te besparen aan dei gemeenschap een'dienst bewijst? Niet alleen in soc.-dem. kring vindti men de overtuiging, dat besparing een| sociaal kwaad is. In een der 'demo icnatósche R. K. bladen vonden wiji dezer dage.i het denkbeeld bestre en, door de Standaard" bepleit, omwerk dat noch kennis noch bedrijfservaring eischt bij de post en andere publie ke diensten niet tot een levenspositie te maken. Neem voor het verkoop er* van postzegels en als typisten voor ejeiï voiyaïg werk tijdelijke krachten in dienst, had het blad van den heer Col lijn betoogd, „jonge vrijlsters, die bij vader en moeder inwonen en wat* spa ren willen voor haar uitzet; fiksöhe knapen, die de maanjdelijksche toéla- igle van 40 of '50 gulden gebruiken1 om) lessen te bekostigjen en zich verderf voor het leven te bekwamen". Ja maar, zegt het „Huisgezin", dan) komen er weer zooveel minder „le vensposities" en daaraan hebben wijt bij ae toeneming der bevolking toch! reeds een tekort. M.a.w. de staat moet op zijn dien sten maar liever niet bezuinigen, maat moet zooveel mogelijk overcomplete! werkkrachten bezig houden. Of dan| de dienst door den staat bewezen, als' scheepvaartbeveiliger, of brievenver- der noodeloos duur wordt betaal wat) doet het er toe. In den regel is immers bezuiniging uit den booze en slechtö in enkele gevallen mag die niet kllakke loos worden veroordeeld. KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK. Drietal te Womimels en Hijdaard P. G. Dijkema te Englum, C. v. Nieu- wenhuizen te Hekelingen en H. Ster- ringa te Herwen en Aerdt; te Hooge- zand: B. J. Aris te Nieweschans; te Pesse, G. S. Pijlgrims, cand. te Sneek. ALG. DOOPSGEZ. SOC. Beroepen: Te Oudejbildtzijl, L. Knipscheer, cand. te Knollendam. GEREF. KERKEN Tweetal: Te Diernen, P. Bos te Stadskanaal en D. K. Wielenga te IJlst. Bevestiging, Afscheid en Intrede. Ds. Joh. A. Raams te Rijswijk (Gld.) hoopt Zondag 10 Oct. a.s. af scheid te nemen van de Ned. Herv. gemeente te Rijswijk (Geld.) en Zon dag 17 Oct. d.a.v. zijn intrede te doen te Kloetinge, na .bevestigd te zijn door ds. E. Raams van Hoek (Z.V1.) De Utrechtsche pi edik an ten ver gadering. Naar aanleiding van het persbericht omtrent een te Utrecht gehouden ver gadering van Geref. predikanten, bij eengeroepen door Ds. Bouwman en Ds. Thomas te Leiden en Dr. Ruys te Lisse, maakt Ds. K. Schilder in „De Bazuin" de volgende opmerkingen: Het blijkt om maar iets te noe men dat aan enkele honderd tallen predikanten gevraagd is uit te spreken, dat zij bezwaren hebben tegen tuchtmaatregelen, welke „in de consciëntie geen voldoenden weer klank hebben gevonden"; dat evenwel slechts enkele tientallen predi kanten an.n deze uitnoodiging gevolg hebben gegeven; dat dus de overgroo- te meerderheid te kennen heeft gege ven, dat de gewraakte tuchtmaatrege len tot nu toe in de consciëntie w e 1 voldoenden weerkank hebben gevon den; dat dus in hoofdzaak de opvat ting van bezwaarden weersproken is en tenzij men die overgroote meer derheid incompetent achten mocht met de feiten bewezen is, dat bet uitgangspunt der actie van bezwaar den onjuist is; waarover evenwel ge zwegen wordt. Voorts blijkt dat enkele tientallen predikanten van dezen wind lier- en derwaarts bewogen werden. Hun is gevraagd: wilt gij bij deze synode een consciëntiebezwaar uitspreken? Toen antwoordden deze enkele tien tallen nog wel met hun hand teek e- ning: ja, wij willen. Vervolgens zijn ze door wie hen vroegen bijeengeroe pen tot een vergadering en daar her roepen zij stuk voor stuk hun handteekening, want ze zeggen: wat wij eerst wel wilden, dat willen we nu niet. Het eenige. dat als be sluit blijft staan is, dat men publiek zal meedeelen. dat men op niet-pu- blieke besluiten teruggekomen is en besloten heeft, niet te doen, wat con fidentieel gevraagd is, En dit is het eenige niet, dat ver wondert. Als men in 1926 in zijn c o ns cientie bezwaard is, (zelfs zóó erg, dat men zich als enkele person'en inlaat met kwesties van kerkelijke vergaderingen, waarvan men geen deel uitmaakt), moet men dan tot 1927 met eventueele publicatie wachten? En als men vreest, dat deze synode onjuist© maatregelen oplegt, moet men dan eerst deze synode maar verder laten zondigen en ongelukken laten begaan en de eventueele slacht offers in het water laten werpen om daarna eerst in 1927 een andere synode te verzoeken, den drenkelin gen een touw toe te werpen? En dan als men onmiddellijk tot de conclu sie komt, dat het maar het beste is, af te wachten, wat de synode doen zal in kwesties die bij haar in geding ge bracht zijn, was het dan niet zeer ge- wensóht geweest dat deze epiloog de proloog geweest was, en dat men daar na heelemaal nists gedaan had? Men zal wel zeggen, dat Ik me be moei met dingen, die me niet aan gaan. Ik zal me niet verdedigen met het argument, dat mijns inziens deze vergadering dat deed en daarin voorging. Ik zou wil len zeggen: dit communiqué als pu bliek zoodanig gaat ons allen aan en alle vriendschappelijke overwegingen bij elkaar kunnen niet verhinderen, dat men terwille van de ruat in do kerken daar even op wijst. Wat be reikt men in vredesnaam op deze ma nier? Het eenige resultaat is, dat de menschen binnen de kerken weer on rustig gemaakt worden en dat de kwaadsprekers buiten de kerken weer eens geïnfecteerd worden met anti- synodaliteit. Terwijl tenslotte ie hee- le zaak toch niets anders beteekont, dan da,t 3 broeders, wier namen be kend zijn, niet hebben gekregen wat zij wilden en schriftelijk vroegen (zie het communiqué), dat minstens 20 3 17 ongenoemde broeders op hun besluit tot conscientie^bezwaar-publi- catie teruggekomen zijn, en dat zij al len te zamen niets hebben gezegd, geen enkele kwestie hebben aange raakt, geen enkel geval genoemd, geen enkele consciëntie hebben ont last, doch alleen den moed hebben gehad om tegen een synode, die haar leden voor het front van heel Je natie wekenlang heeft laten zwoegen, stem ming te maken, door een volmaakt inhoudloos communiqué, ook al werd dit niet zoo bedoeld. Het zou me spijten, als iemand boos werd. Maar ik zie 'tniet anders en ge loof niet, dat de vriendschap verbie den mag, over zulke handelwijze de critiek uit te spreken van deze be zwaarde broeders zelf: dat zij door niets anders te doen datdit de on rust niet verminderen, maar vermeer deren. Nederl. Tenizending. De tent der Nederlandsche Tentzen ding, die geruimen tijd te Groningen verblijf hield en thans naar Winscho ten is vertrokken, heeft te Groningen een zeer druk bezoek getrokken. De groote tent, die ongeveer 2000 men schen kan bevatten, was bijkans ie- deren avond overvol. Predikanten van onderscheidene kerkgenootschappen voerden het woord. Zang en muziek- vereenigingen liusterden de bijeen komsten op. Intern. Zendingsraad. Voor de vergadering van den Intern Zendingsraad, welke in 1928 in Jeru zalem gehouden zal worden, zullen circa tweehonderd afgevaardigden bestaan uit ingeboren leiders der ker ken in de zendingsgebieden. Hun wor den uitdrukkelijk dezelfde rechten toe gekend als den blanken afgevaardig den. Een merkwaardige enquête. Een Japansche courant heeft een vragenlijst gezonden aan leerlingen van middelbare scholen 9864 antwoor den kwamen binnen. De eerste vraag betrof den godsdienst van het gezin van den inzender. Daarvan waren 7973 Boedhistisch, 287 Shintoistisch, 39 Christelijk en 190 behoorden tot '11 anderen of geen godsdienst. Op de vraag: „Gelooft ge in een God" ant woordden 6604 ja en 1276 neen, ter wijl 104 die vraag niet beantwoord den. De tweede vraag, die luidde: Welken godsdienst zoudt ge het meest vertrouwen? werd door 3157 beant woord ten gunste van Boedhisme, door 1513 ten gunste van het Christen dom; dat wil zeggen dat van de leer lingen uit Boeddhistische kringen slechts 40 pet. stemde voor den gods dienst der familie. De derde vraag luidde: „Leest ge ook godsdienstige litteratuur? Waarop 5516 leerlingen ontkennend antwoordden. 1975 ver klaarden het N.T. te lezen, terwijl 503 andere Christelijke boeken lazen en 640 Boeddhistische litteratuur verko zen. Men kan hieruit concludeeren tot de goede kans, die het Christen dom in Japan heeft. De niet-leerplichtige Jeugd. Woensdag 25 Augustus j.l. hadden de heeren Klaas de Vries en J. J. La- mers resp. als voorzitter en secretaris van het uitvoerend Comité van het Congres voor het Onderwijs aan de niet-leerplichtige jeugd een onder houd met den minister van Onder wijs, Kunsten en Wetenschappen ter toelichting van het adres door bedoeld comité in opdracht van het Congres aan den minister gezonden. Bij dit onderhoud dat tot uitvoerige bespre kingen leidde, bleek de minister sympathiek te staan tegenover ver schillende wenschen van het comité, alsook dat het niet is uitgesloten, dat de minister binnen niet al te langen tijd komt met wetsvoorstellen tot be tere regeling van het onderwijs aan de niet-leerplichtige jeugd. BINNENLAND. Enka tr eia-cong ras. Het vierde Christelijk congres tegen het alcoholisme uitgaande van „Enka- teia", den bond van protestant chr. drankbestrijdersvereenigingen is gis teravond geopend met eer- wijdingssa men komst in de Nieuwe Kerk te Am sterdam. Deze bijeenkomst, welke zeer druk bezocht was, werd geopend door Ds. J. S. Ledeboer, die mededeelde, dat de minister, prof. dr. J. R. Slotemaker de Bruine, die het openingswoord zou spieken, verhinderd was aanwezig te zijn. Nadat het zangkoor „Emmanuel" der Evangelische gemeente psalm 145 had gezongen, betrad Ds. W. H. Gis pen uit Scheveningen, voorzitter van de Geref. Ver. voor Drankbesti'. en vice-voorzitter van Enkrateia, den kansel. Ds. Gispen sprak naar aanleiding van Coloss. 3 17 over het: „In den Naam van den Heere Jezus". Voor ons, zeide spr., ligt er een groote nadruk op het „Christelijke" van bet Congres tegen het alcoholisme, dat we gaan houden. Dat mag niet een uithangbord zijn, ook niet zijn een stempel dat we zetten op iets, dat niet waarlijk Christelijk is. Ons congres moet zijn gelijk ons gansche leven in woorden en werken in den naam van den Heere Jezus. Dat is niet zoo nu en dan eens dien Naam te noemen, het is, meer. Het is te spreken en te hande len naar het bevel en in den geest van den Heere Jezus. Er zijn er die ontkennen, dat de drankbestrijding is in den Naam van Jezus. Maar voor ons staat het vast, dat ons werk ge schiedt door het geloof in Hem, uit de liefde lot Hem. Moge in dien zin het Congres waarlijk Christelijk zijn en al wat we met woorden en werken doen in den strijd tegen het alcoholisme, gedaan worden in den Naam van Christus! Daarna sprak Ds. J. C. Koningsber ger uit Amsterdam over: „De Clir. Gemeente en de Drankbestrijding"; hij bepaalde zijn gehoor bij den wenseh van Paulus, uitgesproken in 1 Thess. 3 12. Bij overdenking van dit woord zien wij voor ons het beeld van drieër lei soort van Christenen: Ten eerste de Christen, die slechts liefde gevoelt voor het Ego: hij is gees telijk in zichzelf gekeerd, heeft slechts belangstelling voor eigen zieleleven. Spreek hem niet van drankbestrij ding; ten tweede de Christen, die zijn liefde uitstrekt tot de Kerk waartoe hij behoort. Hij is offervaardig in eigen kring. Hij gevoelt niets voor ge organiseerde drankbestrijding; ten derde de Christen, die naast de zorg voor eigen zieleleven, liefde koestert voor allen. Hij heeft een open oog voor de noodzakelijkheid der drankbestrij ding. Hij gevoelt het best hoe deze moet geschieden, n.l. in den Geest van Christus zelf. Wij gaan naast den door den alcohol bedreigde staan, ate, of ook wij gevoelen ons één met beta»' Spr. wekte zijn gehoor op tot ht aanvaarden van deze Chris tenia ak. Met gemeenschappelijken zang wen de samenkomst besloten. Gistermiddag werd in drie secties vergaderd. Behandeld werden de volgende on derwerpen: drankbestrijders werk dooi en voor de vrouw christelijke littera tuur en alcoholisme, en d rank bes trij ding in Ned.-Indië. Daarna hebben de congressisten een boottocht door de havens gemaakt," aangeboden door de Amsterdamsche afdeelingen der Enkrateia-vereenigin gen. De avondvergadering. Des avonds is een bijeenkomst va. het volledige congres gehouden in* cL», groote zaal van het gebouw der Maat schappij voor den Werkenden Stand. Prof. Dr. A. van Veldhuizen, ui Groningen, hield een referaat met al» onderwerp: Folkloristische bezwaren bij onzen strijd. Zijn stellingen luid den: I. De climax loopt van gewoontei tot volksgewoonten en vandaar to, volksdrinkgewoonten. II. Onze volksziel is gedrenkt in de. alcohol. III. Beter is het te vragen: Hoe komt men eraf, dan: Hoe komt het. IV. Om de kwaal te bestrijden leer*» men de symptomen wel verstaan. No dig zijn: een helder hoofd, een stale* wil, een beslist voorbeeld, christelijke liefde, goede moed en vereende krach ten. Nadat over dit referaat van gedach ten was gewisseld en er eenige oogen bliken was gepauzeerd, behandelde het congres nog het onderwerp: Evan gelisatie en alcoholisme. De heer E. A. Keuchenius, arts t. Scheveningen, behandelde het theo retische gedeelte en verdedigde in zijk referaat de volgende stellingen: 1. De grens tusschen „alcoholism als zonde" en „alcoholisme als ziekte is in vele gevallen niet te trekken. 2. Bij het alcoholisme als „ziekte speelt de erfelijkheid een groote ro* Hierbij echter wordt de zucht to drinken niet als zoodanig overgeërfd De drankzucht bij erfelijk belaste kin deren van alcoholisten wordt veroors zaakt door een algemeen degeneratie- verschijnsel, dat zich openbaart in to tale verzwakking van den wil en daarmee gepaard gaand verlies van zelfbeheersching, die een verslaafd*, overgave aan den invloed van alle mogelijke schadelijke prikkels in de hand werkt. 3. Een hartgrondige bekeering staat van alle middelen ter genezing va* het alcoholisme in beide genoemde vormen op den voorgrond. 4. In de behandeling van de(n) alco holist moet de gestichtsbehandeling in de laatste pftiats ter hand genomen worden. Tot deze mag eerst overge gaan worden, wanneer de behandeling in eigen omgeving gefaald heeft. 5. Voor de behandeling van de(n) alcoholist in eigen omgeving i9 onmis baar een goed ingericht christelijk con sulatie-bureau, dat zich tevens aan den evangelisatie-arbeid moet aanslui ten en dus voor een deel tot de inwen dige zenidng gerekend moet worden De heer N. Baas uit Amsterdam be handelde het practische gedeelte en hield een referaat aan de hand van de volgende stellingen: 1 Hcewel het, te v>r gaat de drank bestrijding in haar geheel als een tak der inwendige zending te beschou wen, hebben toch Evangelisatie en drankbestrijding talrijke punten van aanraking. 2. Hoe meer als doel der Evangelisa tie gezien zal worden de voorbereiding van de volksziel en het doordringen vas het volksleven, des te sterker zal dit verband worden beseft. 3. Practisch zal dit verband zich openbaren: a. in de personen, die in het werk der evangelisatie arbeiden; b. in het werk der z.g. Daad-zending; c. in de prediking die uitgaan moet te gen de volkszonden; d. in de evangeli- FEUILLETON. Uit spannende dagen. (Een Vlaamsch verhaal). 61) De stad Diest wilde hij behouden, welke opofferingen ook daartoe moe ten worden gedaan. Hij twijfelde niet, of het bezit dezer vesting zou in het land een hevige geestdrift verwekken en een groot getal lieden overhalen om de wapens tegen de Franschen op te vatten; hij hoopte insgelijks, dat het nieuws der overwinning en zijn verblijf binnen een vesting al de ver spreide vluchtelingen onder zijn bevel zouden doen samenstroomen. Daarenboven, de houding der Fran schen scheen hem onuitlegbaar: hij meende te mogen denken, dat de vij and hem met zijn leger in het open veld wilde lokken, om aldus bij ver rassing in de stad te dringen. Wat sommige Oversten hem zeiden, hoezeer zijn mannen ook morden, de Generaal bleef bij zijn eerste oesluit Men deed eenige geringe uitvallen; maar dewijl Belgen en Franschen evenzeer een ernstig gevecht schenen te ontwijken, bleef het meest bij af zonderlijke schermutselingen zonder veel aanbelang. Bruno had dien ganschen nacht als kapitein met de hejft zijner mannen de wacht bij een der poorten gehou den. De andere helft moe9t deelnemen in een uitval, die in den morgen zou worden gedaan; maar dewiil de kapi tein te zeer vermoeid was. had men het bevel over dit halve vendel aan Karei uit „de Leeuw" toevertrouwd. Bruno, van de wacht afgelost, was naar zijn herberg gekeerd en had. zich in een leunstoel neergezet om te rus ten. In de zaal eener voorname bur gerwoning lag hij met het hoofd op een tafel en scheen te sluimeren. Niet verre van hem, bij een andere tafel, zaten zijn moeder en Genoveva, in stilte tot elkander sprekend. Men kon in de gebaren en op bet gelaat der beide vrouwen zien dat blijdschap en hoop hunne harten streelden. Zij stuurden somwijlen een liefde vollen blik op Bruno; doch stoorden zijn rust niet. Nevens hen, op een paar stappen af- stands, zat de oude leeraar van Wal- deghem, gansoh eenzaam in een stich telijk boek lezend. Jan de knecht stond aan het ander einde der zaal zijns meesters zwaard en pistolen te kuischen. Eensklaps liet een zonderling mis baar aan de deur zich vernemen. Elk een werd met angst en verrassing ge slagen; Bruno zelf sprong recht.. De deur opende zich; de oude brou wer, Simons vader, stormde ter ka mer in en viel kermend neder voor Bruno's voeten. Tranen stroomden over des grijsaards wangen; hij hief de handen biddend tot Bruno op en meende te spreken, doch al wat hii stamelen kon, was het woord „hulp! hulp!" De jongeling, verbaasd over de hou ding des brouwers en diep ontroerd bij het gezicht fijner smart, hief hem van den grond, en hem troostend bij de hand nemende, vroeg hii: „Arme vriend Meulemans, welk .schrikkelijk ongeluk heeft u getroffen dat u zoo lijden doet?" ,.0, Bruno" klaagde de brouwer, „gij alleen kunt mij helpen, mij redden! Maar gij zult mijn bede verwerpen, niet waar? Hij heeft u zooveel kwaad gedaan „Wat wilt gij zeggen? O. hemel van wien spreekt gil?" riep Bruno meteen angstig voorgevoel. „Mijn zoon" hernam de brouwer, „mijn zoon is gevangen; Karei heeft hem binnen de stad gebracht. De Ge neraal heeft hem verwezen tot den dood. Twee uren, twee uren nog, en de kogel moet hem treffenO ge nade, genade voor het eenig kind, dat God mij gafl" Bruno sprong bevend achteruit .Er verscheen op zijn gelaat een blijde grimlach, die het hart des brouwers doorboorde en hem een pijnlijken schreeuw ontrukte. Jan de knecht, die intusschen was genaderd, lachte insgelijks zoo en zei juichend: „Eindelijk, de slang is gevangen! Men gaat haar den kop verpletten; zij zal niemand meer bijten andere personen, die in de ka mer zich bevonden, waren tegelijker tijd opgestaan en staarden met diepe ontsteltenis op dit treurig tooneel. ,.Ach, Bruno," smeekte de brouwer weder, „ach, vergiffenis, genade; ver geet het kwaad, dat hij u deed!" „Maar wat begeert gij van mij?" vroeg Bruno op spijtigen toon. „Een enkel woord, een enkel goed woord" antwoordde de brouwer. „Ka- rel eischt Simons dood: hii is onver biddelijk als een mensch zonder hart! De Generaal heeft mijn ongelukkigen zoon tot den kogel veroordeeld. En, Bruno, zie, hoezeer ik op de goedheid uwer ziel betrouw, u heeft hij meest gehaat en vervolgd; en toch, voor uw voeten ligt zijn arme vader, van u smeekt hii zijn verlossing af. Wees barmhartig; o verstoot mijne bede niet!" „Hoe?" riep Bruno met een soort van afprijzen, „gij eischt van mij, dat ik Simon-Brutus, den boozen dwinge land, den vuigen moordenaar, verlos sen ga? Dat ik het leven redde van een wangedrocht, dat zijn vaderland heeft verraden en het bloed zijner broederen met hatelijke vreugde ver.- goten heeft? Maar hoe is het mogelijk baas Meulemans, dat gij tot dusverre op mijn zwakheid, op mijn lafheid re kenen durft?" „Ach* ik ben zijn vaderl" gilde de brouwer op akeligen toon. „Het ie mijn bloed, dat vlieten gaat!" Die schreeuw ontroerde Bruno diep; twee tranen rolden bean over de wan gen terwijl hi1* met dorre stem zei: „Arme vriend, uw lijden rukt mij de tranen uit het oog, maar het nood lot dwingt mij onverbiddelijk te blij ven. Voor Simon-Brutus doe ik geen stap; integendeel, kon een woord van mij zijn dood verhaasten, ik zou het spreken, ik zou het moeten sprekfenP De ongelukkige vader wendde zich om en kroop met de armen in de hoog te tot voor Bruno's moeder. „O, gij zijt moeder!" klaagde hij. „Gij hebt mij gezegd wat gij te He renthals hebt geleden, toen uw kind veroordeeld was. Ik heb tranen ge stort bij uw verbaal; want ik gevoel de, wat wreede degen u door den moe derboezem was gegaan. Ach, ik door sta dezelfde martelpijn: ik ook ver- keer in stervensnood. Oh, bij de ge- heugenis van uw bitter lijden, help, help mij!" De leeraar was reeds tot bii Bruno gegaan en poogde hem door vaderlijke woorden tot barmhartigheid over te halen; maar de jongeling stond met den strakken blik ten gronde en ant woordde anders niet dan een onver biddelijk: ,Het kan niet, het mag niet zijnP De moeder en Genoveva, door de smart des brouwers ten uiterste ge troffen. waren Insgelijks tot Bruno genaderd. Wordt perwlgiljL

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1926 | | pagina 5