nieuwe leïdsche courant van zaterdag 21 augustus 1926 Aan het eind&der week Sedert Augustus 1914, zoo lazen we dezer dagen ergens, hebben de bladen nog niet zoo'n komkommertijd meegemaakt als dit jaar. Er gebeurt bijna niets van beteekenis, vooral in het binnenland niet. Wijst dit er op, dat we thans weer in den normalen voor-oorlogsclien toe stand zijn teruggekeerd? Is de wereld crisis, door den grooten krijg in het leven geroepen, weer voorbij? Het ware te wenschen, doch het is helaas nog niet zoo, en het ziet er ook niet naar uit, dat 't spoedig zoo zijn zal. Toch zijn er enkele verheugende feiten, en wel in de voornaamste plaats de opleving, die de laatste we ken in de Rotterdamsche havens te bespeuren viel. Er heerschte een onge kende drukte, die gelukkig niet al leen een gevolg was van den bijzonde ren toestand, geschapen door de Brit sche mijnwerkersstaking. Doch, één zwaluw maakt nog geen zomer. Zwaar drukt de malaise nog op ons land, in de eerste' plaats op de arbeiders en de kleine winkeliers. De werkloosheid onder de arbeiders- blijft nog steeds groot; om slechts één groep te noemen, het aantal werk- looze kantoorbedienden in Nederland bedraagt 12 a 15000. En bij andere categorieën is het al niet veel beter. Het is wel uitgesloten, dat al deze menschen weer duurzaam aan den ar beid komen, veeleer dreigt de crisis permanent te worden. Buiten onze grenzen is 't al niet veel beter, jfa soms nog erger gesteld, denk slechts aan Duitschland, Engeland, Oostenrijk, Rusland. We hebben hier met een internationaal verschijnsel te doen, dat bovendien niet aau een bepaalden maatschappij vorm gebon den is, want in Rusland heeft men met het „kapitalisme'' afgerekend, maar aan de werkloosheid heeft men er geen einde kunnen maken. Andere landen, die geen werkloos heid van beteekenis kennen, zooals België, Frankrijk en Italië, hebben een financieele crisis, die vrij zeker een economische crisis na zich zal sleepen. Terecht vreest men in die landen voor een al te snelle stabilisa tie van den frank en de lire. Het voorbeeld van Denemarken, waar de stijging der Kroon het aantal werkloozen heeft verdrievoudigd, kan in dezen leerzaam zijn. 't Is daarom te hopen, dat het den regeeringen der betreffende drie lan den gelukken mag, zonder groote schokken de waardevermindering van het betaalmiddel tot stilstand te brengen. Het Britsche mijnconflict scheen in den loop dezer week tot een einde te komen, doch tegen veler ver wachting in werden de onderhan- deilngen tusschen de vertegenwoordi gers dev mijnwerkers en der mijneige naren weer spoedig afgebroken. Het wa9 onmogelijk tot een oplossing te komen. De patroons wenschen de vol komen capitulatie der arbeiders. Een capitulatie, die misschien wel komen zal, als de mijnwerkers door den honger gedwongen worden den strijd op te geven, doch clie dan niet 'tot een duurzamen vrede en tot be drijf srust zal leiden. De mijnwerkers hebben het recht aan hun zijde, dit is een overtuiging die ook in Engeland bij de onpartijdige toeschouwers heerscht al neemt dit niet weg, dat er ook door de arbeiders wel fouten begaan zijn, met name het avontuur der algemeene werkstaking. Ook op politiek gebied is het alles nog geen pais en vreê. Nu de volken- hondsvergadering weer in t zicht is, beginnen de verschillende staten, die in Mei j.l. aanspraak maakten op een permanenten raadszetel, hun „recht matige" verlangens nog weer eens uit te spreken. Duitschland daarentegen zal zich niet nogmaals leenen voor een spel als in het voorjaar gespeeld is. Vóór September zal dus deze kwes tie tot een oplossing moeten gebracht zijn. Op den Balkan schijnt de spanning tusschen Bulgarije en Joego-slavië met een sisser af te loopen. Bulgarije zal de collectieve nota zijner buurt- staten beantwoorden met een nota, waarin het zijn vredelievendheid uit spreekt en zich bereid verklaart, de zaak desnoods voor den Volkenbond te brengen. Ook zijn er de afgeloopen week weer heel wat ongelukken gebeurd, waar onder een zeer ernstig spoorwegon geluk in Duitschland. En het ergste is, dat dit aan misdaad te wijten i9. Uit het grijs verleden. HET MAATSCHAPPELIJK LEVEN DER FILISTIJNEN. Het gebied der Filistijnen viel in een tweetal stukken uiteen: de Nae- geb en de Sjefela. De Naegeb was het Zuidelijke ge deelte; het grensde aan de woestijn en was in hoofdzaak een steppenland. Doordat de bodem kalkhoudend was, was deze streek voor den landbouw minder geschikt Daarentegen vormde zij, vooral in den regentijd, een uitste kend weiland, waar de rondtrekken de kudden voedsel vonden. In de Naegeb deden de Amalekieten tijdens de afwezigheid van David een inval; zij verüiandden Ziklag en na men veel buit mee (1 Sam. 30). Ten tijde van koning Jo9afat waren de Arabieren in deze streek doorgedron gen en zij gaven een schatting in vëe. (2 Kron. 1711. Dit is wel een bewijs, dat de veeteelt daar het hoofdmiddel van bestaan vormde, want de Filistij nen, die in de Sjeféla woonden èn een handeldrijvend volk waren, brachten Josafat geschenken en een schatting in geld. Het eigenlijke Filistijnenland, de Sjeféla of laagvlakte, was zeer vrucht baar: het was de korenschuur van Kanaan. En dat de Filistijnen de Lunst verstonden, uit den bodem te halen wat er in zat, bewijst wel het groot aantal steden dat daar in zulk een beperkt gebied bestond. Ook verklaart dit, dat de Sjeféla langen tijd de twist appel tusschen Israël en de Filistijnen geweest is. Wanneer er in Kanaan hongersnood was, trok men naar Filistéa, omdat daar nog wel koren te vinden was. Zoo deed reeds de aartsvader Izak, die blijkens Gen. 26 1 naar Gerar ging, naar Abimelech, den koning der Fili9 tijnen. En in later tijd verliet, op raad van Elisa, de Sunamietische vrouw, het land Israels en verkeerde zeven jaar als vreemdeling in het land der Filistijnen (2 Kon. 8 1—3.). Behalve koren had men in het Fi- listijnsche land ook veel wijnstokken en olijfboomen, gelijk blijkt uit de ge schiedenis van Simson met de vossen (Richt 15 5). Ook vond men er in grooten getale sycomoren of moerbe- zieboomen.' Van Salomo wordt ge zegd, dat hij het zilver in Jeruzalem als steenen maakte, en de cederen zoo talrijk als de sycomoren in de Sjeféla (1 .Kon. 9 27). Om deze laatste tegenstelling goed te begrijpen moet men weten, dat de sycomoren het ge wone timmerhout leverden en de an deren het voorname. -v Van hoe groote beteekenis ook de landbouw was in het land der Filis tijnen, toch waren zij nog meer dan een landbouwend een handelsvolk. Voor den handel lag hun land bij uitstek geschikt; immers de groote handelsweg tusschen Egypte on Me- sopotamië liep langs Gaza, ook eindig de daar een andere weg, die uit Ara- bië kwam. Deze stad was dan ook reeds in zeer ouden tijd de groote stapel plaats van waren. Ook de nabijheid van de zee was voor den handel een factor van betee kenis. De Filistijnen waren, gelijk men weet, oorspronkelijk een volk van zee roovers; zij waren dan ook koene zee vaarders. Toch was de zeehandel bij hen niet van zooveel beteekenis als bij hun Noordelijke buren de Feniciërs. Een aanwijzing, dat de Filistijnen een handeldrijvend volk waren, is ook gelijk wij staks reeds opmerkten, de groote beteekenis, die het geld in hun economisch leven speelt. Bij een landbouwend volk is dit niet het ge-, val. Daar bestaan de geschenken meer in koren, vruchten of vee. De vijf vorsten der Filistijnen be loofden aan Delila, dat zij van elk hunner 1100 zilverlingen zou ontvan gen, indien zij Simson aan hen zou overleveren (Richt 165). En toen de list gelukt was betaalden zij haar dit bedrag uit (vs 18). Hier is van een ^eer groot bedrag sprake, n.l. ongeveer f 1760. Men ver gelijke daarmee, dat door Joab op Ab- saloms hoofd werd gestel! tien zil verlingen (f 16) en een gordel (2 Sam. 18 11). Ook betaalden, gelijk we za gen, de Filistijnen in tegenstelling met de Arabieren een schatting in geld aan koning Josafat. De Filistijnen waren al zoo een han deldrijvend volk, doch waarin dreven zij handel? Natuurlijk in de eerste plaats in de voortbrengselen van hun eigen land, in koren en wijn. Zoowel naar Syrië als naar Egypte werd veel wijn verzonden; ja zelfs waren op de keizerlijke tafels in Rome de Filistijn- sche wijnmerken in eere. Ook dreven de Filistijnen handel in de producten hunner industrie. Met name de metaalnijverheid stond bij hen op een hoogen trap van ontwik keling, vooral voor de vervaardiging van wapenrustingen, strijdwagens en landbouwwerktuigen. Ten tijde van Samuël werd er geen smid in het land IsraëU geduld en mocht dit beroep alleen door Filistij nen worden uitgeoefend (1 Sam. 13 19). De transito-handel der Filistijnen hield zich voornamelijk bezig met paarden, linnen, wierook, myrthe en andere specerijen. Van groote betee kenis was voorts de handel in men schen. De profeet Amos verwijt de Filistij nen, dat zij een geheele bevolking hebben weggevoerd, teneinde die aan Edom over té leveren (16); zij heb ben dat gedaan in bond met Tyrus. Ook Joël spreekt daarvan en voegt er aan toe, dat Juda's en Jeruzalem's zonen aan de zonen der Joniërs (de Grieken) zijn verkocht om ze ver van hun grondgebied te verwijderen (3 :6) In Gaza werd, althans in lateren tijd, op geregelde tijden slavenmarkt gehouden. Dit is natuurlijk niets on gewoons. De slaven waren een nood zakelijk bestanddeel van de antieke maatschappijen en vooral een goed georganiseerde handel als die der Fi listijnen had groote behoefte aan sla ven. SCHAAKRUBRIEK Correspondenitie-adres: 211 Valken- boschkade, Den Haag. Probleem no. 22. Van: O. Wurzburg. d e 1 g h Wit begint en geeft in 3 (drie) zet ten mat. Stand: Wit (4) Kg2, Dh5, Pb5. Zwart (2) PcT, Kc6, pion b7. Een consultatie-partij. Gespeeld in Discendo Discimas te Den Haag eenige jaren geleden. Slclilaansche Opening. Wit: R. J. Loman, M. F. S. Pajpe, P. van 't Veer. Zwart: Mr. Dr. W. Fick, Jhr. H'. Strick van Linscboten, J. Vijzelaar. 1 e2e4 c7c5 2 g2g3 Een goede voortzetting. 2 Pf3 geeft Wit echter een ruimer spel. 2 e7e6 3 Lf lg2 d7d5 Het beste antwoord. 4 e4 x d5 e6 x dö 5 d2—d4 Deze zet is noodzakelijk, daar Zw. anders met dfid4 een voortdurenden druk op het witte spel zou uitoefenen. 5 Pgg—f6 6 Lelgö Lf8—e7 7 Pgl—e2 'tls duidelijk, dat voorloopig pion d5 niet te veroveren is, noch door eerst Lf6: te spelen en daarvan dc5: (omdat bZ dan instaat) noch door eerst cdö :te spelen en daarvan Lf6: (daar f2 dan bescherming behoeft). 7 Pb8—c6 8 Pbl—c3 c4 is zeker niet beter, daar na 8 c4, cd4: Zwart zeer goed staat. 8c5 x d4 In verbinding met Lc5 de beste voort zetting. 9 Pe2 x d4 9—0 10 Ddld2? Vermoedelijk om lang te roeheeren. De zet is echter een gewichtig tempo verlies. 10 00 was de voortzetting. 10 Le7c5 Nu dreigt zoowel Te8t als verlies van het paard op d4. 11 Pd4e2! d5d4 'tls de vraag of deze zet hier juist is. De zwarte partij meende hem te moeten spelen, om Wit geen tijd te gunnen) tot verdere ontwikkeling. Pion d5 was nog wel te dekken, b.v. door Le6, doch Wit rocheert dan en staat veilig. 12 Pc3dó Op Pe4 zou Pe4: gevolgd zijn. 12 Lc8e6 13 Pe2—f4 -■WH* Een schijnbaar zeer sterke zet. Wit had echter beter gedaan 13 Pf6:t te spelen. Na 13gf6: 14 Lh6, TeS en 00 blijft Zwart wel iets in ontwik keling voor, doch zijn pionnen zijn zwak en zijn koningsstelling is niet zonder gevaar. 13 Le6 x dö 14 Pf4 x d5 Stelling na den 20sten Zet van Zwart. b- ld 21 Te8e6! 22 Dh5hS Op Dh4 volgt Td3f 23 Kg4l Le7, 24 Dh3, h5t, 25 Kf4, g5 mat. 22 Td8d3f 23 K13—f4 Wit speelt voortdurend de beste zetten, doch redding is er niet meer. 23 Kg4, h5t enz. 23 Lb4—d2f Nu zou h5 niet dengen wegens 24 Dc8f; Kh7, 25 Le4f. 24 Rf4g4 h7h5t 25 Kg4h4 Pc6e7! Dreigt mat door Pg6 en belet te vens Dc8f. 26 Lg2e4 Tef» x e4t j 27 f2f4 Pe7g6f 28 Kh4g5 28 Kh5: dan Pf4:f 29 gf4: Th3:t 28 Te4e5t Wit geeft op". Tot aan de lippen. Ds. iWdtteveen, destijds te Ermelo! woonachtig, bekend door zijn veler lei arbeid in Gods Koninkrijk, zat eens) in grooten gel'dnoot en zijn schuld- eiscners hadden de zaak reeds in ban, den gegeven van een kantoor te 'Har iderwijk. Hij' had wel uitstel gekregen) maar tenslotte was de vervaldag aanj gebroken. IWitteveen had' nog één hoop, dat n.1. met de morgenpost het benoodig- Ide geld zou komen. Voor het laatst) droeg hij nog eens in een vurig smeek) gebed zijn nooden op aan zijn hemel- scihien Vader 'en daarna wenschte hij! stil' af te wachten, wat 'de Heere zou) beschikken oVer hem. 'Bleef hij on machtig, om te betalen, dan zou hij in) gijseling worden gesteld. Toen hij van zijn gebed oprees, zag de predikant den postbode aankomen. [Wat bijna njooit gebeurde geschiedde! (dezen morgen de bode ging voor bij. Nu nam ds. iWj. een kloek be-, sluit. Hij nam afscheid van zijn huis-*; genooten, om zich naar H. te bege ven; God scheen het goed te keuren, dat Zijn dienstknecht den smaad droeg van als schuldenaar gegijseld te wor den. i Nog slechts een kort eind had. hijl' afgelegd, of de postbode kwam "hem; buiten adem achterop met een „ken-; nisgeving". Ds. (W). spoedde zich naar het postkantoor, ontving den aange- teekenden brief, en hoe verbaasd was hij, toen hij een gave vond door tweö hem onbekende Duitsc-he predikanten; ingezameld, welke gave in Hollandschi igteid omgezet het juiste bedrag was,, jdat hij noodigi had. .Leidsche Penkrassen. Amice, Als men verre reizen doet zegt het spreekwoord, dan kan men wat ver halen. Nu heb ik wel geen verre reis ge maakt, slechts een bescheiden uit stapje, maar toch meen ik goed te doen, daarvan iets te vertellen. Ik heb n.l. het genoegen gehad o.m. eer bezoek te mogen brengen aan het eerste Christelijk Tehnis voor blinden in Nederland te Ermelo, waarvoor pok tn deze omgeving nogal belang stelling blijkt te bestaan. Ik meen althans te weten dat in Sassenheim en- andere plaatsen mis schien ook wel te Leiden nogal ge ijverd is om den bouw van deze stich ting mogelijk te maken, terwij1 ik in (het bezoekboek dat in de bestuurska mer ter teekening ligt, meerdere na men uit deze omgeving, o.a. uit -lisse aantrof. Ermelo is zooals ge misschien weet, een centrum van Christelijke barm hartigheid. Men vindt hier de eerste stichting van de Vereen, voor de Chr. verzorging van krankzinnigen, alsme de een drietal inrichtingen voor de verpleging van idiote en achterlijke kinderen, in menig opzicht beklagens waardige schepselen, die hier een lief devolle en verstandige verzorging ge nieten. En hier op een half uur afstand van Ermelo, aan den straatweg naar Putten, op een mooi terrein in een heerlijke omgeving, is nu ook geves tigd het Christelijk Tehuis, voor vol wassen blinden „Sonneheerdt" waarin blinden van alle gezindten worden opgenomen, waar zij kunnen leven en werken en waar het Woord des Hee- ren heerschappij voert. De inrichting van „Sonneheerdt" zoo las ik in een circulaire, wijst er op, dat de bedoeling is, dat elke blin de daar zjjn eigen leven kan leven, maar dat allen tezamen ook hun krachten wijden zullen aan den wel stand van het tehuia - f- En zoo is het ook inderdaad. Ge vindt in deize inrichting geen zalen, waar het persoonlijk leven onmogelijk wordt. Voor elke blinde is er een ei gen kamertje eenvoudig ingericht, waarin hij geheel zichzelf kan zijnen waarin de persoonlijkheid tot haai* recht komt, en daarnaast zijn er de grootere lokaliteiten eet- en kof fiekamer, waar zich het gezelschaps leven kan ontwikkelen, alsmede loka len die gelegenheid bieden voor ge- zamenlijken arbeid. D© Directrice, Mej. Blanken, die zoo vriendelijk was ons rond te leiden, verklaarde dat er over gebrek aan be langstelling niet viel te klagen. Voor al in dezen vacantietijd is het aantal bezoekers niet gering. Hoewel daar door op bepaalde oogenJblikken wel eens wat al te veel tijd van de Direc trice wordt gevraagd, is het toch een gelukkig teeken. Want belangstelling moet vanzelf leiden tot waardeering en tot meeleven met het mooie werk dat hier verricht wordt. Allereerst werd een bezoek gebracht aan de bibliotheek, waarin reeds tal van werken een plaats vonden. Het blindenschrift, de geprikte letters op zwaar papier, dat door de blinden op het gevoel wordt gelezen, is van dien aard, dat de boeken veel ruimte in beslag nemen. De brief aan de Romei nen vormt op zichzelf reeds een dik boekdeel, zoo groot ongeveer als een gewone Bijbel, en de „Brieven aan den ouden Josias" zooals ge weet een betrekkelijk klein boekje, vormen hier twee dikke deelen. Deze boeken wor den gedeeltelijk met de hand. vervaar digd enj gedeeltelijk met een speciaal voor dit doel gemaakte schrijfmachi ne, waarvan de Directrice on9 de wer king demonstreerde. Het spreekt vanzelf dat zulk een boekerij voor een inrichting als deze een belangrijk bezit vertegenwoordigt. Geleerd door de ervaring door „Barti- meus" opgedaan, waar indertijd de geheele bibliotheek verbrandde', wat een schier onherstelbare ramp betee- kende, is hier de boekerij in een brand vrij lokaal ^adergebracbX de kans op vernietiging althans veel minder groot is. Evenals voor zienden zijn ook voor blinden, voorzoover ze althans de kunst van lezen verstaan, de boeken een kostbare schat. Verreweg de mees ten vooral zij die op jongeren leef tijd him gezicht verliezen hebben zich het blindenschrift eigengemaakt. Sommigen hebben het zoover gebracht in deze kunst dat zij even vlug als anderen van hun lectuur kunnen ge nieten en dat zij zonder eenige hape ring b.v. op het kransavondje dat in „Sonheheerdt" niet ontbreekt hunne medeverpleegden kunnen voorlezen, waardoor de gezelligheid en de saam- hoorigheid niet weinig- wordt aange wakkerd. Van de bibliotheek ging het naar de kamertjes, die hoewel eenvoudig, toch een prettigen indruk maken. Ditzelfde geldt ook van de eetzaal en de kof fiekamer, de ziekenzaal die geluk kig ongebruikt was en de arbeids- lokalen, die mede nog niet in gebruik zijn gesteld, maar waar straks, zoo de Heere wil, de mattenvlechterij, het mandenmaken enz. door de blinden zullen worden beoefend. Het geheel is zoo ingericht, dat de blinden zich niet afhankelijk gevoe len. Zij staan niet voortdurend onder toezicht, ze behoeven niet onder ge leide te gaan, maar zij kunnen, voor zoover zij dat wenschen hun eigen le ven leven. Óok bij het aanleggen van den tuin is hierop gerekend en men heeft dit zóó pr&ctisoh gedaan, dat toen de Di rectrice tot andere bezigheden werd geroepen, een der blinden aanbood ons door den tuin te geleiden. Langs de voetpaden in dezen tuin het geheele terrein beslaat 12 H.A. is een kleine verhooging aange bracht, die de blinden met hun stok gemakkelijk kunnen volgen. Op de hoeken der paden bevindt zich een klein hekwerk, hetwelk de wandelaars waarschuwt, dat ze een andere rich ting kunnen inslaan. Zonder eenige niocito vinden de blinden hier den weg en zoo goed was gdz«. blinde ge leider georiënteerd, dat hij ons gedu rende de wandeling op verschillende bijzonderheden opmerkzaam kon ma ken. Toen de gong waarschuwde, dat de theetijd daar was, kwamen de blin den van verschillende kanten aange wandeld. Zelf begaven ze zich naar de voor hen bestemde zaal, waar ze zon der hulp de thee gebruikten, die door vriendelijke handen werd binnenge bracht. Dat de blinden niet alleen kunnen lezen, maar dat ze ook sommigen althans in blindenschrift kunnen schrijven, bewees ons onze blinde ge leider die zoo vriendelijk was ons zijn schrijfkunst te demonstneeren. Gewapend met een schrijfraam, een ijzeren plaatje dat de afstanden aan geeft en een eist, worden in snel tem po de beschreven bladen vermenig vuldigd. Hiet papier wordt aan de ver keerde zijde beschreven; door middel van een eist worden de letters van het Brailleschrift in de bladen inge tikt, en aan de andere zijde voelbaar gemaakt. Een groot aantal bladen lag reeds genummerd en wel gereed om straks tot een nieuw boekwerk te wor den ingebonden. Het behoeft geen betoog, dat dit werk van groote beteekenis is. Welk een voorrecht voor zulk een man te kunnen werken en zich nuttig te we ten voor anderen, die door eenzelfde lijden' werden getroffen. Want een lij-den blijft het toch. Het is geen geringe zaak het £e- zicht te verliezen en het lijden wórdt te zwaarder naarmate men minder, met aardsche goederen werd geze gend. En daarom amice, is het zoo heer lijk, dat door personen met het 'ot der blinden begaan, niet alleen mede lijdend gepraat werd over 't droe vige van het bldndzijn, maar dat ook het Christelijk hulpbetoon tot open baring kwam en dat hier een Christe lijk Tehuis werd geopend, waar ook hen die niet zelf de verpleegkosten kunnen betalen, een hartelijk wordt toegeroepen. v' Met dat toe te stemmen, zijn we echter niet klaar. Hier moet gehol pen worden en gesteund. Hier moe ten worden gebracht offers der dank baarheid. De Christelijke liefde1 moet hier tot d a den prikkelen. j Van harte hoop ik amice, dat mijn briefje daartoe mag meewerken en dat velen zich gedrongen 'zullen ge voelen van hunne belangstelling blijk' te geven. Voor fl.50 per jaar kan men als lid dezer vereeniging toetreden. Ook bijdragen in anderen vorm zijn van harte welkom. Het ideaal van het bestuur van „Sonneheerdt" is, dat aan geen blin de om financieele redenen de toogang tot deze inrichting behoeft te worden' geweigerd. Laten allen die dit lezen er toe mee werken dit ideaal werkelijkheid te doen worden. Terecht werd in een door de Ver- eeniging verspreide circulaire opge merkt: „Mieer dan ooit zou het thans onverantwoordelijk zijn, indien door de nalatigheid der Christenen, aan de blindeni in Nederland geen Christelij ke huisvesting en verzorging zou kun nen worden geboden." Met een gevoel van dankbaarheid; heb ik het vriendelijke „Sonneheerdt", verlaten Dankbaarheid voor het hij-1 na niet uit te spreken voorrecht, dat ik mij nog in het bezit van mijn ge-' zicht mag verheugen. Dankbaarheid, ook hierover, dat ook op dit terrein: de Christelijke barmhartigheid tot uiting is gekomen en dat thans ook 't Christelijk hulpbetoon voor onze blin de medemenschen in toepassing ge bracht wordt. A!s die dankbaarheid door meerde re lezers wordt gedeeld met het ge-: volg dat velen zich ale lid of contri buant van deze Vereeniging doen in-j schrijven, dan zal ik mijn moeite voor' het schrijven van dit briefje al zeer riik beloond weten. VERITAS.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1926 | | pagina 6