nieuwe leïdsche courant van zaterdag 21 augustus 1926
Aan het eind&der week
Sedert Augustus 1914, zoo lazen
we dezer dagen ergens, hebben de
bladen nog niet zoo'n komkommertijd
meegemaakt als dit jaar. Er gebeurt
bijna niets van beteekenis, vooral in
het binnenland niet.
Wijst dit er op, dat we thans weer
in den normalen voor-oorlogsclien toe
stand zijn teruggekeerd? Is de wereld
crisis, door den grooten krijg in het
leven geroepen, weer voorbij?
Het ware te wenschen, doch het is
helaas nog niet zoo, en het ziet er ook
niet naar uit, dat 't spoedig zoo zijn
zal.
Toch zijn er enkele verheugende
feiten, en wel in de voornaamste
plaats de opleving, die de laatste we
ken in de Rotterdamsche havens te
bespeuren viel. Er heerschte een onge
kende drukte, die gelukkig niet al
leen een gevolg was van den bijzonde
ren toestand, geschapen door de Brit
sche mijnwerkersstaking.
Doch, één zwaluw maakt nog geen
zomer. Zwaar drukt de malaise nog
op ons land, in de eerste' plaats op de
arbeiders en de kleine winkeliers.
De werkloosheid onder de arbeiders-
blijft nog steeds groot; om slechts één
groep te noemen, het aantal werk-
looze kantoorbedienden in Nederland
bedraagt 12 a 15000. En bij andere
categorieën is het al niet veel beter.
Het is wel uitgesloten, dat al deze
menschen weer duurzaam aan den ar
beid komen, veeleer dreigt de crisis
permanent te worden.
Buiten onze grenzen is 't al niet veel
beter, jfa soms nog erger gesteld, denk
slechts aan Duitschland, Engeland,
Oostenrijk, Rusland. We hebben hier
met een internationaal verschijnsel
te doen, dat bovendien niet aau een
bepaalden maatschappij vorm gebon
den is, want in Rusland heeft men
met het „kapitalisme'' afgerekend,
maar aan de werkloosheid heeft men
er geen einde kunnen maken.
Andere landen, die geen werkloos
heid van beteekenis kennen, zooals
België, Frankrijk en Italië, hebben
een financieele crisis, die vrij zeker
een economische crisis na zich zal
sleepen. Terecht vreest men in die
landen voor een al te snelle stabilisa
tie van den frank en de lire.
Het voorbeeld van Denemarken,
waar de stijging der Kroon het aantal
werkloozen heeft verdrievoudigd, kan
in dezen leerzaam zijn.
't Is daarom te hopen, dat het den
regeeringen der betreffende drie lan
den gelukken mag, zonder groote
schokken de waardevermindering
van het betaalmiddel tot stilstand te
brengen.
Het Britsche mijnconflict scheen
in den loop dezer week tot een einde
te komen, doch tegen veler ver
wachting in werden de onderhan-
deilngen tusschen de vertegenwoordi
gers dev mijnwerkers en der mijneige
naren weer spoedig afgebroken. Het
wa9 onmogelijk tot een oplossing te
komen. De patroons wenschen de vol
komen capitulatie der arbeiders.
Een capitulatie, die misschien wel
komen zal, als de mijnwerkers door
den honger gedwongen worden den
strijd op te geven, doch clie dan niet
'tot een duurzamen vrede en tot be
drijf srust zal leiden. De mijnwerkers
hebben het recht aan hun zijde, dit is
een overtuiging die ook in Engeland
bij de onpartijdige toeschouwers
heerscht al neemt dit niet weg, dat
er ook door de arbeiders wel fouten
begaan zijn, met name het avontuur
der algemeene werkstaking.
Ook op politiek gebied is het alles
nog geen pais en vreê. Nu de volken-
hondsvergadering weer in t zicht is,
beginnen de verschillende staten, die
in Mei j.l. aanspraak maakten op een
permanenten raadszetel, hun „recht
matige" verlangens nog weer eens uit
te spreken. Duitschland daarentegen
zal zich niet nogmaals leenen voor
een spel als in het voorjaar gespeeld
is. Vóór September zal dus deze kwes
tie tot een oplossing moeten gebracht
zijn.
Op den Balkan schijnt de spanning
tusschen Bulgarije en Joego-slavië
met een sisser af te loopen. Bulgarije
zal de collectieve nota zijner buurt-
staten beantwoorden met een nota,
waarin het zijn vredelievendheid uit
spreekt en zich bereid verklaart, de
zaak desnoods voor den Volkenbond
te brengen.
Ook zijn er de afgeloopen week weer
heel wat ongelukken gebeurd, waar
onder een zeer ernstig spoorwegon
geluk in Duitschland. En het ergste
is, dat dit aan misdaad te wijten i9.
Uit het grijs verleden.
HET MAATSCHAPPELIJK LEVEN
DER FILISTIJNEN.
Het gebied der Filistijnen viel in
een tweetal stukken uiteen: de Nae-
geb en de Sjefela.
De Naegeb was het Zuidelijke ge
deelte; het grensde aan de woestijn
en was in hoofdzaak een steppenland.
Doordat de bodem kalkhoudend was,
was deze streek voor den landbouw
minder geschikt Daarentegen vormde
zij, vooral in den regentijd, een uitste
kend weiland, waar de rondtrekken
de kudden voedsel vonden.
In de Naegeb deden de Amalekieten
tijdens de afwezigheid van David een
inval; zij verüiandden Ziklag en na
men veel buit mee (1 Sam. 30). Ten
tijde van koning Jo9afat waren de
Arabieren in deze streek doorgedron
gen en zij gaven een schatting in vëe.
(2 Kron. 1711. Dit is wel een bewijs,
dat de veeteelt daar het hoofdmiddel
van bestaan vormde, want de Filistij
nen, die in de Sjeféla woonden èn een
handeldrijvend volk waren, brachten
Josafat geschenken en een schatting
in geld.
Het eigenlijke Filistijnenland, de
Sjeféla of laagvlakte, was zeer vrucht
baar: het was de korenschuur van
Kanaan. En dat de Filistijnen de Lunst
verstonden, uit den bodem te halen
wat er in zat, bewijst wel het groot
aantal steden dat daar in zulk een
beperkt gebied bestond. Ook verklaart
dit, dat de Sjeféla langen tijd de twist
appel tusschen Israël en de Filistijnen
geweest is.
Wanneer er in Kanaan hongersnood
was, trok men naar Filistéa, omdat
daar nog wel koren te vinden was. Zoo
deed reeds de aartsvader Izak, die
blijkens Gen. 26 1 naar Gerar ging,
naar Abimelech, den koning der Fili9
tijnen. En in later tijd verliet, op raad
van Elisa, de Sunamietische vrouw,
het land Israels en verkeerde zeven
jaar als vreemdeling in het land der
Filistijnen (2 Kon. 8 1—3.).
Behalve koren had men in het Fi-
listijnsche land ook veel wijnstokken
en olijfboomen, gelijk blijkt uit de ge
schiedenis van Simson met de vossen
(Richt 15 5). Ook vond men er in
grooten getale sycomoren of moerbe-
zieboomen.' Van Salomo wordt ge
zegd, dat hij het zilver in Jeruzalem
als steenen maakte, en de cederen
zoo talrijk als de sycomoren in de
Sjeféla (1 .Kon. 9 27). Om deze laatste
tegenstelling goed te begrijpen moet
men weten, dat de sycomoren het ge
wone timmerhout leverden en de an
deren het voorname. -v
Van hoe groote beteekenis ook de
landbouw was in het land der Filis
tijnen, toch waren zij nog meer dan
een landbouwend een handelsvolk.
Voor den handel lag hun land bij
uitstek geschikt; immers de groote
handelsweg tusschen Egypte on Me-
sopotamië liep langs Gaza, ook eindig
de daar een andere weg, die uit Ara-
bië kwam. Deze stad was dan ook reeds
in zeer ouden tijd de groote stapel
plaats van waren.
Ook de nabijheid van de zee was
voor den handel een factor van betee
kenis. De Filistijnen waren, gelijk men
weet, oorspronkelijk een volk van zee
roovers; zij waren dan ook koene zee
vaarders. Toch was de zeehandel bij
hen niet van zooveel beteekenis als bij
hun Noordelijke buren de Feniciërs.
Een aanwijzing, dat de Filistijnen
een handeldrijvend volk waren, is ook
gelijk wij staks reeds opmerkten,
de groote beteekenis, die het geld in
hun economisch leven speelt. Bij een
landbouwend volk is dit niet het ge-,
val. Daar bestaan de geschenken meer
in koren, vruchten of vee.
De vijf vorsten der Filistijnen be
loofden aan Delila, dat zij van elk
hunner 1100 zilverlingen zou ontvan
gen, indien zij Simson aan hen zou
overleveren (Richt 165). En toen de
list gelukt was betaalden zij haar dit
bedrag uit (vs 18).
Hier is van een ^eer groot bedrag
sprake, n.l. ongeveer f 1760. Men ver
gelijke daarmee, dat door Joab op Ab-
saloms hoofd werd gestel! tien zil
verlingen (f 16) en een gordel (2 Sam.
18 11). Ook betaalden, gelijk we za
gen, de Filistijnen in tegenstelling
met de Arabieren een schatting in
geld aan koning Josafat.
De Filistijnen waren al zoo een han
deldrijvend volk, doch waarin dreven
zij handel? Natuurlijk in de eerste
plaats in de voortbrengselen van hun
eigen land, in koren en wijn. Zoowel
naar Syrië als naar Egypte werd veel
wijn verzonden; ja zelfs waren op de
keizerlijke tafels in Rome de Filistijn-
sche wijnmerken in eere.
Ook dreven de Filistijnen handel in
de producten hunner industrie. Met
name de metaalnijverheid stond bij
hen op een hoogen trap van ontwik
keling, vooral voor de vervaardiging
van wapenrustingen, strijdwagens en
landbouwwerktuigen.
Ten tijde van Samuël werd er geen
smid in het land IsraëU geduld en
mocht dit beroep alleen door Filistij
nen worden uitgeoefend (1 Sam. 13 19).
De transito-handel der Filistijnen
hield zich voornamelijk bezig met
paarden, linnen, wierook, myrthe en
andere specerijen. Van groote betee
kenis was voorts de handel in men
schen.
De profeet Amos verwijt de Filistij
nen, dat zij een geheele bevolking
hebben weggevoerd, teneinde die aan
Edom over té leveren (16); zij heb
ben dat gedaan in bond met Tyrus.
Ook Joël spreekt daarvan en voegt er
aan toe, dat Juda's en Jeruzalem's
zonen aan de zonen der Joniërs (de
Grieken) zijn verkocht om ze ver van
hun grondgebied te verwijderen (3 :6)
In Gaza werd, althans in lateren
tijd, op geregelde tijden slavenmarkt
gehouden. Dit is natuurlijk niets on
gewoons. De slaven waren een nood
zakelijk bestanddeel van de antieke
maatschappijen en vooral een goed
georganiseerde handel als die der Fi
listijnen had groote behoefte aan sla
ven.
SCHAAKRUBRIEK
Correspondenitie-adres: 211 Valken-
boschkade, Den Haag.
Probleem no. 22.
Van: O. Wurzburg.
d e 1 g h
Wit begint en geeft in 3 (drie) zet
ten mat.
Stand: Wit (4) Kg2, Dh5, Pb5.
Zwart (2) PcT, Kc6, pion b7.
Een consultatie-partij.
Gespeeld in Discendo Discimas te
Den Haag eenige jaren geleden.
Slclilaansche Opening.
Wit: R. J. Loman, M. F. S. Pajpe, P.
van 't Veer.
Zwart: Mr. Dr. W. Fick, Jhr. H'.
Strick van Linscboten, J. Vijzelaar.
1 e2e4 c7c5
2 g2g3
Een goede voortzetting. 2 Pf3 geeft
Wit echter een ruimer spel.
2 e7e6
3 Lf lg2 d7d5
Het beste antwoord.
4 e4 x d5 e6 x dö
5 d2—d4
Deze zet is noodzakelijk, daar Zw.
anders met dfid4 een voortdurenden
druk op het witte spel zou uitoefenen.
5 Pgg—f6
6 Lelgö Lf8—e7
7 Pgl—e2
'tls duidelijk, dat voorloopig pion
d5 niet te veroveren is, noch door
eerst Lf6: te spelen en daarvan dc5:
(omdat bZ dan instaat) noch door
eerst cdö :te spelen en daarvan Lf6:
(daar f2 dan bescherming behoeft).
7 Pb8—c6
8 Pbl—c3
c4 is zeker niet beter, daar na 8 c4,
cd4: Zwart zeer goed staat.
8c5 x d4
In verbinding met Lc5 de beste voort
zetting.
9 Pe2 x d4 9—0
10 Ddld2?
Vermoedelijk om lang te roeheeren.
De zet is echter een gewichtig tempo
verlies. 10 00 was de voortzetting.
10 Le7c5
Nu dreigt zoowel Te8t als verlies
van het paard op d4.
11 Pd4e2! d5d4
'tls de vraag of deze zet hier juist
is. De zwarte partij meende hem te
moeten spelen, om Wit geen tijd te
gunnen) tot verdere ontwikkeling.
Pion d5 was nog wel te dekken, b.v.
door Le6, doch Wit rocheert dan en
staat veilig.
12 Pc3dó
Op Pe4 zou Pe4: gevolgd zijn.
12 Lc8e6
13 Pe2—f4
-■WH*
Een schijnbaar zeer sterke zet. Wit
had echter beter gedaan 13 Pf6:t te
spelen. Na 13gf6: 14 Lh6, TeS en
00 blijft Zwart wel iets in ontwik
keling voor, doch zijn pionnen zijn
zwak en zijn koningsstelling is niet
zonder gevaar.
13 Le6 x dö
14 Pf4 x d5
Stelling na den 20sten Zet van Zwart.
b- ld
21 Te8e6!
22 Dh5hS
Op Dh4 volgt Td3f 23 Kg4l Le7, 24
Dh3, h5t, 25 Kf4, g5 mat.
22 Td8d3f
23 K13—f4
Wit speelt voortdurend de beste
zetten, doch redding is er niet meer.
23 Kg4, h5t enz.
23 Lb4—d2f
Nu zou h5 niet dengen wegens 24
Dc8f; Kh7, 25 Le4f.
24 Rf4g4 h7h5t
25 Kg4h4 Pc6e7!
Dreigt mat door Pg6 en belet te
vens Dc8f.
26 Lg2e4 Tef» x e4t j
27 f2f4 Pe7g6f
28 Kh4g5
28 Kh5: dan Pf4:f 29 gf4: Th3:t
28 Te4e5t
Wit geeft op".
Tot aan de lippen.
Ds. iWdtteveen, destijds te Ermelo!
woonachtig, bekend door zijn veler
lei arbeid in Gods Koninkrijk, zat eens)
in grooten gel'dnoot en zijn schuld-
eiscners hadden de zaak reeds in ban,
den gegeven van een kantoor te 'Har
iderwijk. Hij' had wel uitstel gekregen)
maar tenslotte was de vervaldag aanj
gebroken.
IWitteveen had' nog één hoop, dat
n.1. met de morgenpost het benoodig-
Ide geld zou komen. Voor het laatst)
droeg hij nog eens in een vurig smeek)
gebed zijn nooden op aan zijn hemel-
scihien Vader 'en daarna wenschte hij!
stil' af te wachten, wat 'de Heere zou)
beschikken oVer hem. 'Bleef hij on
machtig, om te betalen, dan zou hij in)
gijseling worden gesteld.
Toen hij van zijn gebed oprees, zag
de predikant den postbode aankomen.
[Wat bijna njooit gebeurde geschiedde!
(dezen morgen de bode ging voor
bij. Nu nam ds. iWj. een kloek be-,
sluit. Hij nam afscheid van zijn huis-*;
genooten, om zich naar H. te bege
ven; God scheen het goed te keuren,
dat Zijn dienstknecht den smaad droeg
van als schuldenaar gegijseld te wor
den. i
Nog slechts een kort eind had. hijl'
afgelegd, of de postbode kwam "hem;
buiten adem achterop met een „ken-;
nisgeving". Ds. (W). spoedde zich naar
het postkantoor, ontving den aange-
teekenden brief, en hoe verbaasd was
hij, toen hij een gave vond door tweö
hem onbekende Duitsc-he predikanten;
ingezameld, welke gave in Hollandschi
igteid omgezet het juiste bedrag was,,
jdat hij noodigi had.
.Leidsche Penkrassen.
Amice,
Als men verre reizen doet zegt het
spreekwoord, dan kan men wat ver
halen.
Nu heb ik wel geen verre reis ge
maakt, slechts een bescheiden uit
stapje, maar toch meen ik goed te
doen, daarvan iets te vertellen.
Ik heb n.l. het genoegen gehad o.m.
eer bezoek te mogen brengen aan het
eerste Christelijk Tehnis voor blinden
in Nederland te Ermelo, waarvoor
pok tn deze omgeving nogal belang
stelling blijkt te bestaan.
Ik meen althans te weten dat in
Sassenheim en- andere plaatsen mis
schien ook wel te Leiden nogal ge
ijverd is om den bouw van deze stich
ting mogelijk te maken, terwij1 ik in
(het bezoekboek dat in de bestuurska
mer ter teekening ligt, meerdere na
men uit deze omgeving, o.a. uit -lisse
aantrof.
Ermelo is zooals ge misschien weet,
een centrum van Christelijke barm
hartigheid. Men vindt hier de eerste
stichting van de Vereen, voor de Chr.
verzorging van krankzinnigen, alsme
de een drietal inrichtingen voor de
verpleging van idiote en achterlijke
kinderen, in menig opzicht beklagens
waardige schepselen, die hier een lief
devolle en verstandige verzorging ge
nieten.
En hier op een half uur afstand
van Ermelo, aan den straatweg naar
Putten, op een mooi terrein in een
heerlijke omgeving, is nu ook geves
tigd het Christelijk Tehuis, voor vol
wassen blinden „Sonneheerdt" waarin
blinden van alle gezindten worden
opgenomen, waar zij kunnen leven en
werken en waar het Woord des Hee-
ren heerschappij voert.
De inrichting van „Sonneheerdt"
zoo las ik in een circulaire, wijst er
op, dat de bedoeling is, dat elke blin
de daar zjjn eigen leven kan leven,
maar dat allen tezamen ook hun
krachten wijden zullen aan den wel
stand van het tehuia -
f-
En zoo is het ook inderdaad. Ge
vindt in deize inrichting geen zalen,
waar het persoonlijk leven onmogelijk
wordt. Voor elke blinde is er een ei
gen kamertje eenvoudig ingericht,
waarin hij geheel zichzelf kan zijnen
waarin de persoonlijkheid tot haai*
recht komt, en daarnaast zijn er
de grootere lokaliteiten eet- en kof
fiekamer, waar zich het gezelschaps
leven kan ontwikkelen, alsmede loka
len die gelegenheid bieden voor ge-
zamenlijken arbeid.
D© Directrice, Mej. Blanken, die zoo
vriendelijk was ons rond te leiden,
verklaarde dat er over gebrek aan be
langstelling niet viel te klagen. Voor
al in dezen vacantietijd is het aantal
bezoekers niet gering. Hoewel daar
door op bepaalde oogenJblikken wel
eens wat al te veel tijd van de Direc
trice wordt gevraagd, is het toch een
gelukkig teeken. Want belangstelling
moet vanzelf leiden tot waardeering
en tot meeleven met het mooie werk
dat hier verricht wordt.
Allereerst werd een bezoek gebracht
aan de bibliotheek, waarin reeds tal
van werken een plaats vonden. Het
blindenschrift, de geprikte letters op
zwaar papier, dat door de blinden op
het gevoel wordt gelezen, is van dien
aard, dat de boeken veel ruimte in
beslag nemen. De brief aan de Romei
nen vormt op zichzelf reeds een dik
boekdeel, zoo groot ongeveer als een
gewone Bijbel, en de „Brieven aan
den ouden Josias" zooals ge weet een
betrekkelijk klein boekje, vormen hier
twee dikke deelen. Deze boeken wor
den gedeeltelijk met de hand. vervaar
digd enj gedeeltelijk met een speciaal
voor dit doel gemaakte schrijfmachi
ne, waarvan de Directrice on9 de wer
king demonstreerde.
Het spreekt vanzelf dat zulk een
boekerij voor een inrichting als deze
een belangrijk bezit vertegenwoordigt.
Geleerd door de ervaring door „Barti-
meus" opgedaan, waar indertijd de
geheele bibliotheek verbrandde', wat
een schier onherstelbare ramp betee-
kende, is hier de boekerij in een brand
vrij lokaal ^adergebracbX
de kans op vernietiging althans veel
minder groot is.
Evenals voor zienden zijn ook voor
blinden, voorzoover ze althans de
kunst van lezen verstaan, de boeken
een kostbare schat. Verreweg de mees
ten vooral zij die op jongeren leef
tijd him gezicht verliezen hebben
zich het blindenschrift eigengemaakt.
Sommigen hebben het zoover gebracht
in deze kunst dat zij even vlug als
anderen van hun lectuur kunnen ge
nieten en dat zij zonder eenige hape
ring b.v. op het kransavondje dat in
„Sonheheerdt" niet ontbreekt hunne
medeverpleegden kunnen voorlezen,
waardoor de gezelligheid en de saam-
hoorigheid niet weinig- wordt aange
wakkerd.
Van de bibliotheek ging het naar de
kamertjes, die hoewel eenvoudig, toch
een prettigen indruk maken. Ditzelfde
geldt ook van de eetzaal en de kof
fiekamer, de ziekenzaal die geluk
kig ongebruikt was en de arbeids-
lokalen, die mede nog niet in gebruik
zijn gesteld, maar waar straks, zoo de
Heere wil, de mattenvlechterij, het
mandenmaken enz. door de blinden
zullen worden beoefend.
Het geheel is zoo ingericht, dat de
blinden zich niet afhankelijk gevoe
len. Zij staan niet voortdurend onder
toezicht, ze behoeven niet onder ge
leide te gaan, maar zij kunnen, voor
zoover zij dat wenschen hun eigen le
ven leven.
Óok bij het aanleggen van den tuin
is hierop gerekend en men heeft dit
zóó pr&ctisoh gedaan, dat toen de Di
rectrice tot andere bezigheden werd
geroepen, een der blinden aanbood ons
door den tuin te geleiden.
Langs de voetpaden in dezen tuin
het geheele terrein beslaat 12 H.A.
is een kleine verhooging aange
bracht, die de blinden met hun stok
gemakkelijk kunnen volgen. Op de
hoeken der paden bevindt zich een
klein hekwerk, hetwelk de wandelaars
waarschuwt, dat ze een andere rich
ting kunnen inslaan. Zonder eenige
niocito vinden de blinden hier den
weg en zoo goed was gdz«. blinde ge
leider georiënteerd, dat hij ons gedu
rende de wandeling op verschillende
bijzonderheden opmerkzaam kon ma
ken.
Toen de gong waarschuwde, dat de
theetijd daar was, kwamen de blin
den van verschillende kanten aange
wandeld. Zelf begaven ze zich naar de
voor hen bestemde zaal, waar ze zon
der hulp de thee gebruikten, die door
vriendelijke handen werd binnenge
bracht.
Dat de blinden niet alleen kunnen
lezen, maar dat ze ook sommigen
althans in blindenschrift kunnen
schrijven, bewees ons onze blinde ge
leider die zoo vriendelijk was ons zijn
schrijfkunst te demonstneeren.
Gewapend met een schrijfraam, een
ijzeren plaatje dat de afstanden aan
geeft en een eist, worden in snel tem
po de beschreven bladen vermenig
vuldigd. Hiet papier wordt aan de ver
keerde zijde beschreven; door middel
van een eist worden de letters van
het Brailleschrift in de bladen inge
tikt, en aan de andere zijde voelbaar
gemaakt. Een groot aantal bladen lag
reeds genummerd en wel gereed om
straks tot een nieuw boekwerk te wor
den ingebonden.
Het behoeft geen betoog, dat dit
werk van groote beteekenis is. Welk
een voorrecht voor zulk een man te
kunnen werken en zich nuttig te we
ten voor anderen, die door eenzelfde
lijden' werden getroffen.
Want een lij-den blijft het toch.
Het is geen geringe zaak het £e-
zicht te verliezen en het lijden wórdt
te zwaarder naarmate men minder,
met aardsche goederen werd geze
gend.
En daarom amice, is het zoo heer
lijk, dat door personen met het 'ot
der blinden begaan, niet alleen mede
lijdend gepraat werd over 't droe
vige van het bldndzijn, maar dat ook
het Christelijk hulpbetoon tot open
baring kwam en dat hier een Christe
lijk Tehuis werd geopend, waar ook
hen die niet zelf de verpleegkosten
kunnen betalen, een hartelijk
wordt toegeroepen. v'
Met dat toe te stemmen, zijn we
echter niet klaar. Hier moet gehol
pen worden en gesteund. Hier moe
ten worden gebracht offers der dank
baarheid. De Christelijke liefde1
moet hier tot d a den prikkelen. j
Van harte hoop ik amice, dat mijn
briefje daartoe mag meewerken en
dat velen zich gedrongen 'zullen ge
voelen van hunne belangstelling blijk'
te geven.
Voor fl.50 per jaar kan men als
lid dezer vereeniging toetreden. Ook
bijdragen in anderen vorm zijn van
harte welkom.
Het ideaal van het bestuur van
„Sonneheerdt" is, dat aan geen blin
de om financieele redenen de toogang
tot deze inrichting behoeft te worden'
geweigerd.
Laten allen die dit lezen er toe mee
werken dit ideaal werkelijkheid te
doen worden.
Terecht werd in een door de Ver-
eeniging verspreide circulaire opge
merkt: „Mieer dan ooit zou het thans
onverantwoordelijk zijn, indien door
de nalatigheid der Christenen, aan de
blindeni in Nederland geen Christelij
ke huisvesting en verzorging zou kun
nen worden geboden."
Met een gevoel van dankbaarheid;
heb ik het vriendelijke „Sonneheerdt",
verlaten Dankbaarheid voor het hij-1
na niet uit te spreken voorrecht, dat
ik mij nog in het bezit van mijn ge-'
zicht mag verheugen. Dankbaarheid,
ook hierover, dat ook op dit terrein:
de Christelijke barmhartigheid tot
uiting is gekomen en dat thans ook 't
Christelijk hulpbetoon voor onze blin
de medemenschen in toepassing ge
bracht wordt.
A!s die dankbaarheid door meerde
re lezers wordt gedeeld met het ge-:
volg dat velen zich ale lid of contri
buant van deze Vereeniging doen in-j
schrijven, dan zal ik mijn moeite voor'
het schrijven van dit briefje al zeer
riik beloond weten.
VERITAS.