im kinkhoest. Akker s Abdijsiroop NfEUWE LEIDSCHÈ COURANT VAN ZATERDAG 14 AUGUSTUS 1929 TWEEDE BLAD. Uit de Schriften. WETENSCHAP. Dit weet ik, dat Grod met m\j is.- Ts. 56: 10R David is in zeer grootem noodJ. Del .Filistijnen hebben hem. gegrepiejn in Gath. Het is in de dagen, dat liiji vluchten moet voor Saul. Nergens is| deman naar Gods hart meeir veilig., Diè doorleden nood zingt David uiti in dit smarue- en vertrouwenslied. iHiji grijpt naar de harp, en hij klaagt en jubelt, hij weent en juicht. Te pniddea van al de vervolging, temidden vain( den angst voor de vele bestrijders,, is als een zon dit ééne voor David:a de beloften Gods. Daar ligt' in het verleden heit Wpordl zijns Gods, het kleinood van Zijn be loften en het schittert voor David naar, verre toekomst. Daarom weet David, dat de Heere, zijn God met hem is. •Onómstootelijk staat dit voor hem vast. Daaraan klemt hij zich.. Dat #is zijn vastheid. Dat is zij'n rots in 'tl veelbewogen leven. Dat is het onwan kelbare in al het wankele van zijnj tegenwoordige leven. Dat is zijn sten in den nacht. Zijn hoop voor de toe komst. Zijn uitkomst als hem de moed dreigt te ontzinken. Dit weet ik, ja dit weet ik, dat God met mij is. Het is een oogenblik de moeite [waard op te merken, dat deze uitjubel,, dit gulden© woord in Ps. 56 staat alsi in een cirkel van licht. Dan zullen mijn vijanden achter waarts keeren, ten dage als ik roepen, zal. Deze woorden gaan als herau ten aan dit sterke woord vooraf. Als ;ik roepen zaldat is h et ge b e d. Het! smeek en van heel z'n ziel. naar God. IHet worstelen uit de diepte. ,Dat is da halve lichtcirkel. En daarna: In God zal ik hetwöordl prijzen;1 in den Heere' zal ik het woord) prijzen. Dat is het woord der beloften Gods, het rotsvaste woord des Hoe ren'. Dat zijn de beloften. De an dere halve 'lichtcirkel. En tusschen die beide in, omgoten door licht, door een stralenkrans vani> gaven Gods gloeit dit eenige mooie' woordDit weet ik, dat God met Imij is. Zoo zie ik dit woord in dé ziel vanj -Gods kind geboren worden. Zoo zie ik o'-ok alleen de mogelijkheid, dftti we 't kunnen blijven zeggen. Gods gave: 'tgebed als we dat! niet hadden. Zoo Gods Geest niet tel kenmale in ons uitstortte dat roepen, naar boven, die noodkreet, dat nieft anders meer kunnen dan schreeuwen naar God. Dat echtebidden, waar heel onze ziel inzit. Als we niet bidden konden, hoei zou den we dan weten Als Gods Geest niet i'n ons fluistert, hoe zouden we dan weten? Als God® genade ons niet greêp, hoe zouden we dan weten? 'Omdat we weten: God is met ons, hidden we. Omdat we bidden, weten we dat' God met ons is. Gods beloften hoe houden ze in ions de zekerheid dat God onze God is. Hij maakt aan ons, kleine men schen, Zijn Woord waar. Hij is ge trouw, Goddelijk getrouw. Wij kunnen op Hem aan. Gods belofte och dat 'is alles. Daarom houden we 't nog uit. Daarom blijven we nog boven wa ter, Daarom geven we den moed' niet op. Daarom strijden we voort, banen we ons den weg, blijven we pelgrims. Als we prijzen, prijzen we Zijn !Wdord 'Omdat Hij 't beloofd heeft, weten) we dat Hij met ons is. -Hoe eenvoudig staat er dat: Dit weet ik, 'dat God met mij Is. Och, zoo- veel weten wij niet. Hoelang we nogt zullén moeten strijden we weten 't niet. Of' de tunnel, de donkere tun nel nog lang is, ik weet het niet. Wat God voor mij op mijn levensweg heeft beschikt en wat me overkomen zal, ik weet het t niet. 't Ligt alles verborgen achter 't don kere gordijn deir toekomst. 'tLigt al les versoholen in den raad Gods. Maar dit weet ik, dit is mij vast,, dat God meit mij is. Hoe hoog de| no oh ook stiige, hoe diep de weg- ook zij, hoe donker ooit Gons weg moog) (wezen God is met mij. Dit weet ik. Dat is wetenschap. De wetenschap des geloofs. IHet is ook iet6 geweldigs, zooals al les in 't geloof geweldig is. God spreek dien naam uit met eerbied. [Hij is de Groote, de Schepper aller dingen, de Almachtige, Hij werpt «dei eilanden heen als dun stof. iWiat zijn| 'de volkeren voor Hem? Hij regeert' deze rumoerige wereld, Hij houdt dd onmetelijke ruimte in stand. Hij) ver vult alle dingen. Die God, die almachtige God is met mij. Wordt ge daar niet klein onder? Zijt ge daar niet getroost onder? Is n dat niet een blijdschap Durft ge 't zeggen Wel ge moet het zeiggen, als gel ziet op de beweging uwer vijanden, als! de wereld u benauwt, de duivel' u be angst, het zondige vleesch u prikkelt: '0, dit weet ik, dat de Almachtige met. 'mij is. Met mij nietig schepsel. Met mij afhankelijk mensch. Met mij' 1 stof en asCh. Maar nu wordt dit woord nog groo- ter. Nu is 't nog meer gelQof&woord. God is de Heilige, de .Waarachtige^ Hij kan het kwade niet gedoogen. Int tHem is geen onrecht. ITij too2l.it tegen; de zonde. Hij vloekt de r ongerechtig heid. I-lij is een verterend vuur. Is die God met mij.? Met mij, die zondaar ben? Die hiel schuldig maak aan overtreding van alle geboden Gods? Die dagelijks Gods wet overtreed? En nu kan ik niet veel meer zeggen. Maar nu He ik Jezus Christus eni in dien Christus zijn me Gods beloften! ja en amen, in dien PI eiland zie ik de. stralende liefde, het offer des Vaders, in dien Jezus zie ik de goedertieren-, des Heer en, die geweldig is over dege nen, die Hem vreezen. Nu zie ik de onbegrijpelijke genade; Gods. Nu zie ik, wat ik niet versta. Wat ik nooit begrijp, Nu zie ik heit kruis van Jezus Christus, ik hoor zijn smar testem en ik zie Zijn overwinning - en ik durf zeggen: Dit weet ik, dat God met mij is. Ik mag het niet anders zeggen. Ik kan het niet anders zeggen. Ik geloof Heere. '0, kom mijn ongeloovigheid te hulp Dit weet ik, dat God met mij is. Ook met mij. MORITURA TE SALUTAT. Dit zijn Uwe wegen, Ook de mijne? 'kWeet het niet mijn God, Al mijn wenschen en begeerten zwe gen. Toen Gij tot mij spraakt, ik sprak niet tegen, Ik aanvaardde Uw gebod. Of mijn hart dit wilde? 'k Heb niet naar het schreien van mijn hart gewaagd; Toen Uw glimlach mijne ziel door trilde En mijn glimlach gloren deed, ver stilde 'tAl in mij, dat schreit of klaagt. Dit zijn Uw gedachten, Ave, Heer, U groet die sterven gaat. Dat het ja van hare stille nachten En het amen har er dagen door geen klachten Worde ontheiligd en geschaad. JACQ. v d WAALS, KERK EN SCHOOL. NED. HERV." KERK. Beroepen; Te Kollum, J. M. Doorn bos te Miawolde en Leek. Te Zegveld, J. A. van Nie te Moercapelle. Aangenomen: Naar Ouderkerk a d. IJssel, J. Enkelaar te Rijssen. Bedankt: Voor Elburg, J. Enkelhar te Rassen. Voor Domburg, J. A. Steen beek fe Dantumawoude. GEREF. KERKEN. Tweetal: Te Bedum, J. J. Bouw man te Urk en A. Wijngaarden te Baar land. Beroepen: Te Borssele, cand. G v. Schie te Voorschoten. GEREF. GEMEENTEN. Tweetal: Te Leiden, H. Kievit te Veenèndaal en J. Overduin te Werken dam. Te Borssele, H. A. Minderman te Lisse en B. van Neerbos te Ter- tneuzen. Beroepen: Te Sliedrecht, R. J. v. Öordt, te Opheusden. Bevestiging? Intrede, Afscheid. Het afscheid van Ds. W. L. Muidei van de Ned. Herv. Gem. te Enter, is bepaald op 12 September. Da. J. G. v. Apeldoorn van Bennekom zal1 als be vestiger optreden. Ds. W. Do or en bos hoopt Zon dag 20 Sept. a.s. afscheid te nemen van de Gerei Kerk van Midwolda om 3 Oct. d.a.v. zjjn intrede te doen bp de Gerei Kerk van Gerkesklooster-Stroe bos. Ds. J. v. d. Spek hoopt Zondag 31 Oct. a.s. van de Ned. Herv. Gem te Schoonhoven afscheid te nemen. Ambtsjubileum. Ds. J. Bol na te Schettens hoopt 25 Aug. zijn 25-jarige ambtsbediening in de Uerel Kerken te herdenken. Voor Schettens diende Ds. Bolman de Geref. Kerk wan Oostwold (Gr.) 18 jaar. Algem. Synode der Ned. Herv. Kerk. Besloten -wordt dan heer .Van'der! Veen at te vaardigen, naar bet vier del congres dat-door de vcireeniging „Eïiu krateia" te Amsterdam zal worden gehouden. 1 Do vice-president deelt media, dat tij dens de zittingen zijn; ingekomen 83< en uitgegaan 545stukken. Aan den secretaris wordt voor zijnen arbeid dank betuigd'. De heer Eilerts: dé Haan geeft |dej eind-redactie van de voorstellen wel ke door de commissie voor de buurt- gemeenten zijn ingediend, en welke" aan de consideratiën der kerk zullJem! worden onderworpen. Daarna komt .het laatste deel van] de verrichtingen der alg. synodale commissie in bespreking'. Aan die oom missie wordt hulde gébracht voor al' den arbeid waarvan het „blauwboek" (de Bijlagen; getuigt. Kennis wordt genomen van het ver slag over de Valleien der Waldenzen,, Ook van bet Overzicht van den staat dor Nederlandsohè Hervormde kerk. Daarna volgen de bijzondere voor stellen der leden en de resumptie den notulen. De president richt afscheidswoorden tot de prae-adviseuis, den secretaris: en den vice-president. Hij herinnert' aan bet woord dat Goethe, in het laatst van zijn leven sprak„Jede Hoffl nung ist eine gute That". Laat onsl dan bet werk eindigen met deze goe de daad1, dat wij goede verwachtingen; koesteren, welke berusten op de belofl tenissen Gods. Nadat de hoogleeraar en de vice- president hebben geantwoord, wordt de honderd en-elfde vergadering der Al' gemeene Synode gesloten. Het met-optreden van Ds. v. d. Brink Het pomité tot Herstel van de een heid in de Geref. Kerken, Amsterdam- Groot, verzoekt te willen mededeeleiy dat het in geen enkel verband staat wiet het z.g. comité van voorlichting, hetwelk op 11 dezer Ds. van den BrinK in „Salvatori" had willen doen op« treden. Gelijk bekend, kon het doorgaan de zer vergadering nog tijdig verhinderu worden. Inmiddels staat het vast, dat Ds. d. Brink begin September voor het of ficieele comité hoopt op te treden. In verband met het bovenstaande, laten wij ter verduidelijking volgen een schrijven van Ds. v. d. Brink, dat we vinden in d& Overtoomsöhe Kerkbouc van deze week. In het vorig nummer van dit blad, RECLAME. Laat üw lieveling wet kwellen r Kom de natuur te hulp de taaie kleverige slijm los te maken en te verwijderen. De telkens terugkee- rende krampachtige, benauwde hoestaanvallen maken licht van Uw stevige kleine een zwak poppetje. Geef het dadelijk aldus Ds. v. d. B., kwam een advertea. tie voor, wrfke zeker menip rezei niet zonder verwondering zal hebben gelezen. Zoo ging bet ook mij. Dat ik zou optreden in een openbare vergadering, waarvoor toegangskaarten a 25 cents waren beschikbaar gestel^ was m^j t^n eenenmale onbekend. Ik wist niet beter, of bet bekende Comité van bezwaarden had, gelijk in den laatsten tijd gebruikelijk is, een vergadering van belijdende leden van Gereformeerde kerken belegd, natuur lijk zonder toegangskaarten van een kwartje, maar met vrijen toegang. JTei elfder ure, maar gelukkig nog bijtijds genoeg, om deze vergadering niet te doen doorgaan, kwam ik tot de ontdekking, dat ik over mijn spreken te Amsterdam had gecorrespondeerd niet met het bekende Comité van be zwaarden, maar met een Comité(?) dat zich noemde „Comité van Voorlich ting" en welks bestaan en bedoelen voo; mü nog steeds in het duister liggen k Hoop dat niet velen door dezen gang van zaken zijn teleurgesteld. Ter vergoeding moge ik hun mede? deeleu, dat ik in September op uitno> diging van ons Comité over mijn „schor sing" en „afzetting" hoop te komen spreken. Geref. Kerk van Amsterdam-Zuid. Naar men aan het Handelsblad mede deelt, zal binnenkort door de Gerei kerk van Amsterdam-Zuid binnen bet Kerkverband, de kleine zaal van het Concertgebouw des Zondags in gebruik worden genomen. De bedoeling is om daar geregeld predikanten von Groot Amsterdam te laten optreden, teneinde (zoodoende tevens tegemoet te komen nan het bezwaar, dat verschillende Am Sterdammers zich in de randgemeenten vestigen, waardoor zij, door in Amster dam te gaan kerken, groote afstanden moeten afleggen. ZendingsconierenHe te Lunteren. In de plaats van Ds. K. van Dijk, die verhinderd werd te spreken, sprak zen deling F. J. F. v. Hasselt over: „De geestelijke ontwikkeling van Nieuw-Gui nea", terwijl het eerste gedeelte van den avond gewijd was aan een causerie van Br. D. H. Krijger over znn arbeid op Soemba. Hij gaf een aanschouwelijke bo schrijving van zijn woonplaats rajevi; met kerK, ziekenhuis eu polikliniek. De medische dienst der Zending op Soemba, waaraan zoo groote behoefte ia kon eerst langzamerhand beter worden -iit-.. 1 .1. - 1 - ir AAN HET ZOEKLICHT. Leiden, 14 Aug. 1920. De Rector Magnificus onzer Acade mie, Prof. De Sitter, heeft gisteren bij de ontvangst van de Amerikaansche professoren o.m. aangehaald 't woord van een Engelschman, dat men met het aanleeren van een vreemde taal als het ware een nieuwe ziel er bij krijgt. Maar, zoo voegde hij er bij, voor den Hollander, die zooveel vreemde talen moet leeren ,i9 de groote moeilijkheid om het juiste verband te leggen tus schen die zielen. Ja, Professor u hebt gelijk, het is moeilijk om die zielen van het buiten land te kennen! De ziel van de Duitscbers is inha lig. want met dat land moeeten wij een onvoordeebg handelsverdrag slui ten'. De ziel van de Belgen tracht van ons gedaan te krijgen dat we mede om internationale overwegingen 'n niet minder bezwarend accoord zullen aangaan. De ziel van Engelschen en Ameri kanen, wil ons liefst van de Engelsche en Amerikaansche markten verdrin gen. Onder dat alles raken wij wen juis- ten kijk op onze eigen nationale ziel kwijt. Ja heuech, bet verband ie moeilijk, OBSERVATOR ingericht, terwijl nu ook een zendeling arts rich on het eiland vestigde. Het werk, dat Br. K. als ziekenver pleger verricht, is moeiiftk door gebrek aan geschoold^ personeel en dikwijls ook door_ de houding der bevolking, die de zendingsarbeiders niet spoedig in hun bedoelingen begrijpt Maar Gods zegen, aldus spr., rustte steeds op onzen arbeid. In antwoord op allerlei vragen, die ge steld werden, vertelde spr. nog menigte interessante bijzonderheid uit znn prao- tjjk. Door de dagelrjksche Godsdienst oefening in het ziekenhuis worden véle Soembaneezen met het evangelie be kend gemaakt Ook het persoonlijk ge sprek met de patiënten is daartoe een middel. Zendeling v. Hasselt wil den Zendinga arbeid op N. Guinea beschouwen in het licht van Rom. 8:17- welk vers spreekt van Inden met Christus en ook van een met Hem verheerlijkt worden. Op een terrein, acht keer zoo groot als geheel Nederland, werken thans 14 zendelingen. In 1855 begon de zending op het groo te eiland, doordat De. Gossner van Ber lijn, twee ionge mannen uitzond. -De zendingsmethoue van die dagen was ge brekkig. Toch was nu de aandacht dei Christenheid op N. Guinea gevestigd De zendings arbeiders, die er in den loop der jaren kwamen, hebben het „lijden met Christus" gekend. De fa- poea's waren beruchte roovere en men- scheneters. Ze stonden jarenlang vpandig 5tegen over de blanke mannen. Ook ae eerste zendelingen der U. Z. V., die in 1862 kwamen, ondervonden dat. Men dacht dacht er zelfs over, den arbeid weer op te heffen. Toch werkte die arbeid door, meer nog tengevolge van het te ven, dan van de prediking der zeiyie* lingr.n. Zij ontfermden rich b.v. over ver waarloosüe slaven, oude lieden en kin deren. Het feit, dat de blanken blijk baar zooveel van de zwarte menschen hielden, nam hen voor de zendelingen in. Het duurde echter nog jaren lang; voordat de eerste Papoea's Christenen werden. Al die jaren moesben de Evangelie predikers lijden onder hun heidendom en zedelijk bederf. In 1894, toen spr. zelf aankwam, wa ren er wel Christenen, maar aan stand vastigheid ontbrak het hun. De vol gende jaren gaven reden tot ontmoedi- ging. In 1906- openbaarde zich een groote verandering 111 de gezindheid. De heen- ljjkheid van Christus vertoonde zich aan de zendelingen. Zeeroovers en menschen eters veranderden in beladers van Christus. De Nieuw Guineesche Zending zag schoone vruchten' op haar werk. FEUILLETON. Uit spannende dagen. (Een Vlaamsch verbaal). 50) Met een akeligen noodkreet stortte de verpletterde* moeder op den vloer der kamer. Terwijl Genoveva en de non tot haar sprongen om haar hulp te brengen, ontsloot Simon-Brutus 'n cleur en verdween uit het vertrek. Op de hulpkreten der rion trad de (korporaal, die reeds was terugge keerd en voor het huis in (Je straat stond, de kamer binnen en haalde .water en azijn, of leende den vrou wen eenigen iDijstand. Nauwelijk had de, moeder weder de oogen geopend, óf bij de deur, langs- waar Simon-Brutus was heengegaan, e: clieeneen an dei krijgsman, die bevel bracht, om de vrouwen onrhid- dtdliik 7 :;nder eenig uitstel te doen ver tra' ken. Er wa« geen middel om dit gebod te wédorstaan; de korporaal onder steunde de halfdood© rroe ter tot bij de poort, des huizes en wenschte haar met medelijdende woorden een deel nemend vaarwel. Gansch vernietigd scheen de ramp zalige moeder; zij hing sprakcToos en slap op de armen van Genoveva en op den schouder der non, die van we derzijde haar ondersteunden. De lij dende vrouwen sukkelden weenend voort door de straten, die hen tot het Begijnenhof moesten terugleiden. Zij had den bijna dit gesticht be reikt, toen Genoveva voor de eerste maal eenige woorden sprak. Zij zei de met ingehouden stem hij het oor der moeder: - „'Wanhoop nog niet. De booswicht heeft gezegd, dat God de macht niet heeft om ons te helpen; hij lastert: wij zullen het zien! Mocht Jan onzp vrienden ontdekken én m'tiids terug- keerenMocht 'hij geliik'ken in zijn po ging! Alles is nog niet verloren, moe der. Misschien zal ik het wonderwerk doen, dat de beul ten prijze van eer en leven ons wilde v-ërkoope'n. De he-' mei verlichte mijn geest. Hij versterk e mijn liaxt.Misschien zal een zwak ke maagd den armen martelaar nog redden!" De droeve moeder wierp en sterven den oogslag op Genoveva, en liet zich als gevoelloos en zonder te antwoor den binnen het Begijnenhof leiden. IX. Bij een der poorten van Herenthals, die men de Koepoort heette en welke nu verdwenen is, hadden de Fran- 9'Chen' een burgerwoning ingenomen. De voorkamer er van had men een dertigtal soldaten tot wachthuis gege ven, om den ingang der stad te bewa ken. Ten einde de wachten te sparen, of misschien bij gebrek aan doelma tigere vertrekken, had men de ge kwetste hoeren in de achterzaal dezes huizes op stroo nedergelegd. De mid del deur der zaal kwam in de wacht kamer uit, zoödat de soldaten de ge vangenen onophoudend konden zien. Het wasnacht en zoo uitnemend donker in de straten, dat men op ee nige stappon verre zelfs Je huizen mei kon zien. De meeste soldaten der wacht slie pen op stoelen, of lagen met den ran- selzak onder het hoofd ten gronde. Vijf of zes-zaten hij dë 'tafel en speel den met de kaart. De sergeant stond recht en wandelde .met stille treden over en weder door de kamer, van tijd tot tijd buitengaande, om den schildwacht tot waakzaamheid aan te manen, of tot dé-slaapstede cler ge vangenen naderenas, om te zien of alles daar nog stil en veilig bleef. In de zaal, waar dë gekwetste boe ren lagen, brandde geen licht; maar de lamp der Wachtkamer vervulde haar middelste, gedeelte met een flau- wen schemer, die toeliet de gevange nen in tvvijfelachtigen; omtrek te'.on derscheiden. Een twaalftal msenchen met hoofd, arm of heen in bebloede doeken ge wonden, lagen er op 9.troo gelegerd. Eenigen staan half rechtop met de lianden voor de oogen, anderen blik ten strak en dwaas in de donkere ruimte. Een doodsche stilte heerschte tus schen deze ongelukkigen; men zou ge waand hebben, een hoop lijken te zien, had de brandende pijn hunner wonden aan twee of drie dezer arme lieden niet bij poozen eenige grieven de klachten ontrukt en de stilte ge broken, om ze nog akeliger te maken. Bruno zat in den versten hoek met den rug tegen den muur; het hoofd hing hem loodzwaar op de borst, zijn armen lagen ontspannen op zijn knie- en. Men zou niet hebben kunnen zien, of hij waakte of sliep, want zijn oogen waren half geopend, doch zoo beweeg- loos en zoo stijf in het stroo geves tigd, dat niets in hem een overblijf sel van aandacht of van leven kwam verraden. Zoo zat de rampzalige jongeling reeds uren en uren lang, zonder de minste beweging te hebben gedaan. Op al wat hepi wks gezegd gewordm. op troostende woorden of op hoonen- de bedreigingen, had hij niet geant woord. of slechts door een lijdzamen blik zijn onverschilligheid betuigii. Al de gevangenen, zoowei de ge kwetsten, die zich hier in het wacht huis bevonden, als de anderen, die omtrent de Markt opgesloten zaten, wisten, dat zij veroordeeld waren om bij het opstaan der zon voor den kop te worden geschoten. Het vounis was hun met zijn woeste beweegredenen voorgelezen geworden. Misschien dat velen der gevangenen dien nacht in angst en in groote be nauwdheid doorbrachten, en treurond droomden van het jonge leven, van het geboortedorp, v^jl ouders, vrieiv- «den en vriendinnen, die zij voor al tijd gingen verlaten. De vrees des doods, wanneer hij langzaam en zicht baar nadert, is den mensch zoo na tuurlijk, dat de allermoedigste deze ingeboren zucht tot zelfbehoud niet gansch onderdrukken kan. De zekerheid des aanstaanden Joods was echter de reden van Bruno's ver slagenheid niet. Zijn eigen vonnis had hij vergeten; ergere slangen wcellen hem om het hartZijn vader ver moord, zijn moeder en zijn vriendin tot asch verbrand, zijn geboorteland in slavernij gedompeld, ongeloof en. goddeloosheid zegevierend! Alles was dus voor hem verloren en hij mocht sterven; want op aarde had men alles vernietigd, wat hij beminde; bij zag niets ter wereld meer, dan wat bij haatte en verfoeide In zijn overmatig ongeluk dronk, hij met spottenden wellust aan den keik des lijdens. Hij had zich afgezonderd van al wat hem omringde, en men mocht wanen, dat hij met zinneloos heid was geslagen. Maar, terwijl hfj daar zwijgend en beweegloos tegen den muur zat en starend in het stroo blikte, bleef zijne ziel wakend en schetste hem opnieuw de ijselijke ram pen voor, die hem en de zijnen hadden getroffen. Dit alles dreef hem in le vende tafereelen voor de oogen, zoo klaar en zoo helder, alsof het nog maals metterdaad geschiedde. fWordi vervolgd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1926 | | pagina 5