NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN ZATERDAG 3 JULI 1920
TWEEDE BLAD.
S it "deSchriïten!'
NIET BEDROEFD ALS DE ANDEREN
Doch brokers, ik wil niet,
dat gjj onwetehde zgt van de
gene^ die ontslapen zijn, op
dat gij niét bedroefd z(jt, ge
lijk als de anderen, die geene
hope hebben.
i Thess. 413.
Op de volle droefheid over het ver
lies van ooize lieve dooden volgt de
Leege pijn over ïiun gemis. Wje kent
niet, bn eigen ervaring en doorvyaar-
liieming bij anderen het onderscheid
tusschea1 dat verliezen en dat missen,
die toch ook weer zoo onlosmake
lijk met elkaar verbonden zijn?
H et verliezen, dat is de slag die valt,
vo'ïtzu- v c onvoorzien. Het is tiet Dre-
kei Ven do levensbanden, waarmua
op éé.i dag ons alles tegelijk ontvalt
wat we in hun leven aan hen hadden.
Maar het missen, dat is de ontleding
van ons verb cs in al zijn deel en en
ion cl erd telen. Het is de onrdek king van
al de groote en kleine rijkdommen,
die we dagelijks mochten genieten.
Het missen blijft duren en gaat met
voorbij zooals de eerste wreede pijn
van het verliezen.
Hoe verschillend is' ook de hou-
c ii g van de menschen. Als de slag
valt, dan schrikken ,ze op, ;en"7dak
komen ,ze [hun .dee.iieiningliiijuwjdroet-
heid toonen. Ze gevoelen het in meer
der of minder mate met u mee. aEni
die deelnemig verkwikt .uw ziel, j ook
al geeft ze u niet terug wat u ontviel'.
Maar dan gaan ze ook weer ~_van
u, elk zijiD eigen leven in.r Een en*
kele zoekt u nog eens op. Maar dè
moesten ontmoet ge nauwelijks meer.
En ge neemt het hun niet kwalijkj:
het is niet te vergen, dat zij altijd met
uw leed zullen bezig zijn.
En zoo komt dan de lange, lange
Itijd, de vele dagen van rouw, waarin
ge u zoo alleen gevoelen kunt. De
trouw, waarin de deelneming zoo
schaars is, soms wel overslaat in mee
dogenloosheid, en waarin maar een
zeer enkele opzet lelijk over uw ge*
mis u komt troosten.
Aan die rouw des harten, dacht de
Apostel Paulus, toen hij in zijp eer
sten Brief aan de fhessaionicenisen
die welbekende woorden schreef van
het niet bedroefd zijn gelijk ais de
(anderen, die geen hoop hebben. Hij
laat er toch aan voorafgaan: „Doch
broeders, ik wil niet, dat gij onweten
de zijt van degenen, die ontslapen
zijn". Die ontslapen zijn; niet die
sterven, maar die reeds korter of lan
ger tijd rusten in het stof.
Dan toch gaat het denken aan on
ze afgestorvenen niet alleen naar het
Verleden tbrug, maar strekken onze
f edachten ook naar de toekomst uit.
iet eerst voor onszelf; we zien dan
vóór ons dat lange leven want ge
mis valt altijd lang waarin we
hen niet mees zullen hebben.
Maar wie gelooft aan een- toekomst
ma dit leven, wekt de liefde tot wie
werden weggenomen, ook een denken
aan hun lot. En dit wordt juist ge
vonden bij de Christenen.
Met betrekking tot de toekomst van
onze ontslapenen geeft nu de Apos
tel hier een onderrichting, die ten aoel
heeft, dat gij niet bedroefd zijt, ge
lijk als 'de anderen, die geen hope
hebben.
Droefheid, en rouw is er in elk men-
echeaiiiart, dat liefheeft. Bij' geloovi-
gen en ongeloovigen, bij; Christenen
en niet-Ghxistenen. Daar hi verschillen
ze niet.
Maar bij de laatsten is het een droef
heid zonder hope, zonder beter uitj-
zicht. Hoogstens ait, dat men met zijn
dooden in liet graf vereen!gd zal wor
den. Bitter schrale -troost.
En nu wil de Apostel voor de ChrisP
tenen daar in Thessalonica, en Go a
de Heilige Geest wii door hem voor de
eloovigen van alle tijden -r- een licht
e hope in die toekomst van hun af
gestorvenen ontsteken.
De bekommernis over de ontslape-
nen betrof niet de zaligheid hunner
ziel bij den Heere, maai' richtte zichi
op wat er geschieden zou bij' de weder
komst des Iieeren. Als "de Heere
kwam, dan zou het voor de nog le
venden een dag van verlossing enblijdi
schap zijn. Maar, zoo vroeg men zich]
af, hoe zal het dan zijn met onze ontr
slapenen? Blijven die dan achter r Zui
len die den>Heere niet zien?
Hierop nu geeft de Apostel voert
eerst in 't algemeen een antwoord, dat
God degenen, die ontslapen zijn in
Jezus, weder brengen, zal met Hem.
Maar dan ook, dat de Heere zal ne
derdalen van den hemel met de stem
der archangels. Dan zullen, die in
Christus gestorven zijn, eerst opstaan.
En daarna zullen die nog leven met
hen opgenomen worden den Heere
tegemoet.
Zoo zal de dag der hereeniging- met
Christus tegelijk def hereeniging met
onze in Jezus ontslapenen brengen.
Aldus is de droefheid en rouw over
de ontslapenen slechts van tijdelij'ken
en voorbij gaanden aard. Hét duurt niet
eeuwig. Het is niet meer dan een tij
delijke scheiding, die straks wordt op-
fcgeheven. Niet om het aardsche be
staan voort te zetten, maar om te zal
men met hen altoos met den Heere
er wezen.
Zoo gaat voor den Christen de weg
door gemis en rouw niet naar beneden
om te eindigen in het graf en den
hoop-loozen dood, maar naar boven
om te bereiken het eeuwige leven, de
eeuwige vreugde en de eeuwige heer
lijkheid.
De bedroefdheid over het tijdellijk
gemis blijft ons met de anderen, die
geen hope hebben, gemeen. Maar ze
is slechts een doorgang na^r eeuwige
vertroosting, blijdschap.
Waarlijk, de Apostel mocht wel be
sluiten: Zoo dan, vertroost elkandei;
met deze woorden.
En hierin is dan ook juist voor dat
lange gemis, dat na de droefheid over
het verlies aan de blijdschap van ons
hart knaagt, de bijzondere troost, door
den .Heere ons bereid.
O, in die eerste dagen, waarin de
droefheid het hart bestormt, kan God
zoo wonder krachtig ons op een rots
steen zetten, waar de stormen wel ons
aangezicht met tranen besproeien,
maar onze ziel niet schaden kunnen.
Dan is het, alsof God met zijn h<3-
melsche vertroostingen ons nabij komt,
en ons al in voorsmaak wil laten deei-
len in dal* wat onze lieve in Jezus ointp
slapen dooden nu volkomen ervaren,
dat God alle tranen van hunne oogen
zal afwisschen.
Maar daarna moeten we weer van
den berg der vertroosting at het don
kere levenspad op. Dan komt het
schier troostelooze missen. En hier nu
troost uw God u met dat zalig en heei>
lijk uitzicht, dat alles goed maakt: We
zullen straks te zamen aituos met den
Heere wezen.
GEEN HOPE HEBBENDE.
Als tegenhanger van wat de Apostel
Paulus schreef aan de Thessalonicen-
sen, laten wij hier volgen een door
vorm en inhoud ontroerend gedicht
van den socialistischen dichter Adama
van Scheltema, over „De keerende
kudde" waarin het leven buiten Jezus
wordt geteekend:
De dag vergaat, de peinzende avond
stond,
Hangt zwijgend naar de wijde hei ge
bogen
De grijze kudde komt te kooi getogen,
Een zacht getrappel op den doffen
grond.
En met den droomenden avond in zijn
oogen,
Maar zonder woorden in zijn stillen
mond,
Volgt ben de herder met den moeden
hond,
Hij die hen leidde en die, door hem be
wogen.
Gij gaat als zij, illussies van dit leven,
Van hoop, geloof en liefde en roem en
maent,
Gestalten die mij zachtkens gaat be
geven.
Gij gaat als zij, want spoedig komt de
nacht,
Die al wat ik gedacht heb en bedreven,
Heenvaagt als één hulpelooze klacntl
KERK EN SCHOOL.
NED. HERV. KERK.
Drietal. Te Den Haag (officieel),
J. W. Groot Enzerink te Leiden, C. Fer
guson te Durgerdam en L. C. W. Eke-
ring te Amsterdam.
Beroepen: Te Hedel, H. Ewold, te
Raamsdonk. Te Dwingelo, J. Homan
te Beerta. Te Zetten—Andelst, J.
Kievit, te Baarn.
GEREF. KERKEN.
Beroepen: Te Nieuwendam en
te Mijdrecht A. K. Krabbe, cand. te
Meppel.
Bedankt: Voor Delft, mr. W. S.
de Vries te Tzum.
Beroepbaar.
De heer H. J. Jager te Appingedam
is door de classis Appingedam beroep
baar verklaard in de Geref. Kerken.
De schorsing van Ds. Smelik.
Donderdagavond heeft er ecu samen
spreking plaats gehad tusschen een
commissie uit de classis Breukelen en
den kerkeraad der Geref. kerk van
Tienhoven (U.) over de schorsing van
Ds. Smelik, predikant dier gemeente.
Naar gemeld wordt, zal Ds. S. Zon
dag niet preeken, hoewel hij daarme
de allerminst de wettigheid van lift
schorsingsbesluit der classis erkeut,
terwijl het verder ook nog absoluut
niet zeker is, dat hij de verdere Zon
dagen gedurende zijn schorsingstijd
niet zal optreden.
De gemeente van Tienhoven staat
voor een groot deel achter haai predi
kant.
De Synode van Assen opnieuw bijeen.
Wij gaven dezer dagen het oordeel
van prof. Hepp in „De Reformatie die
meende, dat aan het verzoek der clas
sis Zaandam aan de Synode, om bin
nen drie maanden bijeen te komen ten
einde een bezwaarschrift van Dr. Kop
penaal te behandelen, moet worden
voldaan.
In „De Bazuin" denkt Prof. Bouw
man er anders over. Hij schrijft:
„Wij kunnen over het gravamen van
Dr. Koppenaal niet oordeelen omdat
bet niet gepubliceerd is. Doch he.t
moet al van bijzonder ernstigen aard
zijn, dat dé ben. Synode alleen om de
ze reden zou samenkomen. In Augus
tus 1927 komt 'de gewone Synode sa
men, en deze zal wel over vele andere
gravamina een oordeel moeten uitspre
ken. Bovendien komt het ons voor, dat
men niet teveel haasten moet in de af
wikkeling van de huidige kwestie. De
tijd geneest ook heel wat wonden.
Het is evenwel mogelijk, dat de com
missie van advies zelve nog andere
redehen heeft, waarom het bijeenko
men der Synode noodig zou kunnen
zijn. Misschien' acht zij het ook wel
noodig haar mandaat neer te leggen.
Het zou ook kunnen zijn dat het Mode-
ramen wenschelijk achtte ddt de Sy
node definitief gesloten werd. Wij zul
len dus moeten wachten".
De N. R. Crt. verneemt intusschen,
dat het voornemen bestaat, de Synode
tegen 31 Augustus weer bijeen te roe
pen.
Prof. Buytendijk en de Geref. Kerk.
Prof. F. J. J. Buytendijk, de Gerefor
meerde hoogleeraar te Groningen,
heeft zich in een brief tot zijn kerke
raad gericht, waarin hij mededeelde,
dat hij zich met zijn gezin aan de Ge
ref. Kerk aldaar onttrekt. Daarin zegt
Prof. B., dat de Geref. Kerk op de As
ser Synode een beslissing heeft geno
men, dié de diepste grondslagen van
haar bestaan heeft geopenbaard en
door de veroordeeling van het stand
punt van dr. Geelkerken blijk heeft ge
geven van een principe, dat onvereenig
baar is met het Gereformeerde protes
tantisme. Dit principe kenschetst Je
hoogleeraar als „slecht-Roomsch"
Roomsch, omdat het de nabootsing is
van de formeele grondstructuur der
Roomsche kerk en slecht, omdat zoo
wel fijne tact als Christelijke liefde ten
eenen male ontbreekt.
Prof^B. acht alle discussies otcv dit
onderwerp, gezien ook de gedachten-
wisseling tusschen Dr. Geelkerken en
zijn tegenstanders, ten eenenmale
vruchteloos. Bovendien gaat het hier
niet over meeningen, maar over inzich
ten van een evidentie, die aan eiken
twijfel onttrokken zijn. Voorts schrijft
de professor, dat hij zich niet gelijk
andere bezwaarden bepalen wil tot
protesten. Dit is hem onmogelijk, want
z.i. is de kerk niet een vereenlging,
maar een gemeenschap, die rusten
moet op één denken, gevoelen en wil
len en waarbij verschillen slechts toe
laatbaar zijn, voorzoover zij bijkomstig
heden aangaan.
De Gereformeerde Kerk heeft echter
door haar veroordeeling van Dr. Geel
kerken meer dan menschelijke tekort
komingen en dwalingen geopenbaard
en heeft zich daardoor vervreemd van
den levenden band met Christus. Hier
door kan deze kerk, hoeveel oprechte
Christenen er onder haar leden ook
mogen zijn, toch als geheel geen aan
spraak meer maken op den naam van
Christelijke kerk. Prof. B. besluit met
er zijn leed over uit te spreken, dat hij
zich moet onttrekken aan een kerk,
waaraan hij zich zoo vol verwachting
en idealen had verbonden.
Geen socialistisch predikant
,,In Leeuwarden, aldus de „Waar
heidsvriend", geldt in de Herv. Kerk
zoo iets als Evenredige Vertegenwoor
diging over de breedste linie van links
tot rechts.
Nu was er een vacature door het ver
trek van Dr. Oberman naar Utrecht.
Wat het kerkbezoek aangaat, zjjn de or
thodoxen waarlijk niet de minsten.
Maar wat de verhouding in het kies
college aangaat, staat het voor de ortho
doxen treurig. De niet-kerkgangers schij
nen in deze over de kerkgangers te
heerschen door middel van het stembil
jet. Althans in het Kiescollege zitten
53 Evangelischen, 39 vrijzinnigen, en
13 orthodoxen. Of het 's, Zondags ook
zoo is, dat bij den orthodoxen dominee
13 menschen in de kerk zitten tegen
39 bjj den moderne en 53 bg den evan
gelische melden de kronieken niet.
Maar in elk geval zijn de verhoudin
gen in het kiescollege zoo.
Nu was er een verzoek ingekomen om
in de vacature Dr. Oberman een socia
listisch predikant te .beroepen.
Men moet maar durven.
Naast de vijf predikanten, die links
slaan, tegenover den éénen, die rechts
staat (Ds. Beerekamp, confessioneel)
moet nog maar weer een zesde predikant
komen, üie links staat.- En dan nog wel
iemand, die als „socialist" liet woord
genomen, zooals het door het gebruik
onder ons, geworden is en nu beteekent
bekend staat.
Zeldzaam brutaal natuurlijk.
Maar de vrijzinnigen zijn niet voor
een klein geruchtje vervaard.
Bij de stemming in het kiescollege
waren echter maai' 19 Vrijzinnigen
volgens opgave van „Kerk en Volk"
yoor een socialistisch predikant, waar
bij nog enkele EvangeiischeiL
Een inzender in „Kerk en Volk" is
hierover verontwaardigd.
En de redactie zelve wil ook wel
gaarne nadere inlichtingen omtrent deze
taak, „dat slechts 19 vrijzinnigen en
enkele evangeiischen voor een socia-
lisiioCü preuiaant waren".
is het niet teekenend weer in zake
onze. kerkelijke verhoudingen?
BINNENLAND.
Prof. Dr. W. H. Keesom naar Parijs.
Naar wij vernemen heeft Prof. dr.
W. H. Keesom, hoogleeraar in de Na
tuurkunde aan de Rijks-Universiteit
alhier, van de Regeering opdracht ont
vangen om de Nederlandsche en de
Ned.-Indische regeering te vertegen
woordigen-op de van 8 tot 10 Juli a.s.
te Parijs te houden jaarlijksche verga
dering van hel „Institut international
du Froid." Prof. Keesom zal daar o.m.
rnededeelingen doen over zijn ontdek
king met betrekking tot het ln vasten
toestand brengen van het helium.
Oud-minister Golijn.
Naar de „Telegraaf" verneemt, be
staan er plannen om oud-Min5ster Co-
lijn candidaat te stellen voor het lid
maatschap der Eerste Kamer.
De dank onzer Koningin.
De Duitsche Rijkspresident ontving
het volgende telegram van de Konin
gin: „Ik betuig Uwe ExcelHntie mijn
oprechten dank voor uw vriendelijk
telegram. Het heeft mij ten zeerste
verheugd dat mijn eskader gedurende
zijn oefeningstijd Kiel heeft bezocht
en gaarne dank ik evenzeer voor de
AAN HET ZOEKLICHT.
Leiden. 8 ïuU 1928.
Onaangenaam werd ik getroffen
door een passage in het raadsverslag
van Bodegraven.
Ik las daar n.l. dat van Leiden bij
B. en W. van Bodegraven een verzoek
was ingekomen geen varkensmarkt
op Dinsdag te houden, omdat.dan
de Leidsche markt hopeloos in 't ge
drang komt.
Een mededeeling, die natuurlijk veel
hilariteit verwekte omdat eruit blijkt,
dat de zaken goed gaan in Bode
graven.
Ik hoop nu maar, dat B. en W. van
Leiden het niet bij het schrijven van
dergelijke brieven, die natuurlijk niet
den minsten invloed hebben, zullen
laten, maar dat zij andere en krach
tige maatregelen zullen nemen om
onze markten te behouden.
Geheel gerust ben ik daarop niet.
Jarenlang wordt nu al over de ver
plaatsing van de Kaasmarkt gepraat.
De zaak is in de pen. Maar 't duurt
zoo lang eer 't Verder komt.
En intusschen is Bodegraven,, dat
zoo goed als al onze lichte varkens
wegsnoepte, met Alphen druk ln de
weer om ook de kaas van ons brood
te eten.
En naar ik vrees, met goed sue ces I
OBSERVATOR.
hartelijke ontvangst, welke het ten
deel viel. Wilhelmlna."
Wegenverbetering in Zuid-HollandL
Ged. Staten van Zuid-Holland dee-
len het volgende mede:
Bij besluit der Prov. Staten van 20
Juli 1922 is in beginsel besloten tot ver,
betering van een aantal wegen, waar
van de gezamenlijke lengte is rond 100
K.M., terwijl de kosten van verbetering
zijn geraamd op f 11.500.000.
Van deze wegen zijn de weg Rijswijk
de Vink, de Barendrechtsche weg, de
Boonsweg, de weg RijswijkHoek van
Holland en de weg DelftZegwaart
reeds in beheer en onderhoud door de
provincie overgenomen; De Baren
drechtsche weg en de Boonsweg zijn
verbeterd. Met de verbetering van den
weg Rijswijkde Vink is men aan den
gang, terwijl de verbetering van don
weg Delft—-Zegwaart en van den weg
Rijswijk-Hoek van Holland spoedig
ter h and zal worden genomen.
Wat betreft de uitgaven, welke noo
dig zullen zijn voor de verbetering van
niet op het wegenplan van 1922 voor
komende wegen van meer dan locaal
belang wordt opgemerkt, dat daarme
de,, volgens een zeer globale raming,
ongeveer 12 millioen gulden gemoeid
zullen zijn.
Chr. Nat. Werkmansbond.
Donderdag hield het Prov. Comité
Zuid-Holland van den Chr. Nat. Werk
mansbond een buitengewone zomer
vergadering in het gebouw der C. J. M.
V. in de Keizerstraat te Scheveningen.
De voorzitter, de heer Stok, opende
»de samenkomst op de gebruikelijke
wijze en heette de aanwezigen op har
telijke wijze welkom.
Na de vaststelling der presentielijst
en afhandeling der huishoudelijke za
ken, sprak dr. J. van Bruggen, voor
zitter van den Raad van Arbeid te
Dordrecht, over: „Toekomstwenschen
op het gebied der Sociale Verzekering"
Braat beleedigd; Hans gesommeerd.
De heer Braat is boos op den journa
list D. Hans. De laatste heeft in de In
dische Post minder vriendelijk en wei
nig vleiend over het Kamerlid geschre
ven naar aanleiding van diens domme
obstructie welke hij eenigen tijd gele
den voerde.
Daarover schreef de heer Hans on
geveer: 't Is jammer, dat zoon man,
nog dommer dan(och, waarom
zullen we een onschuldig dier beleedi-
gen?) op deze wijze de parlementaire
werkzaamheden in de war kan sturen.
Hierdoor voelt de heer Braat zich
beleedigd en hij sommeerde den schrij
ver om de beleediging vóór 15 Juli a.s.
in te trekken.
Nu, dat gebeurt niet. En dan gaat de
heer Braat zeker naar den rechter.
Een mooi zaakje voor een paar poli
tieke advocaten. En voor de kranten in
den komenden komkommertijd!
FEUILLETON.
Uit spannende dagen.
(Een Vlaamsch verhaal).
14)
Onderweg deed hij niets dan grom
melen, klagen en verwenschen; meer
dan eens nog viel hij over hinderpa
len, in putten of grachten, totdat hij
eindelijk in de verte een licht zag
blikkeren.
„Ah!" riep hij uit, „een licht in dit
akelig land van wildemannenI" Die
lieden daar zullen mij bij het huis van
den notaris brengen, en ik zal ze'met
ae hand aan den kraag en met 'de
punt van de sabel in de rug voort-
stooten, totdat ik ben waar ik moet
zijn."
Hij ging dwars over de velden naar
een eenzame pachthoeve, aan welker
venster bet lichtje blikkerde.
Jan de knecht was intusschentijd
langs andere wegen naar het dorp ge-
loöpen, en klopte nu aan het huis vau
zijn meester.
Na eenige vragen, van binnen ge
daan om zich te verzekeren, dat hij
het was en dat niemand met 'm kwam,
schoof men voorzichtiglijk de grendels
weg en, de deur slechts op een vierde
openende, liet men hem binnen.
De notaris zat bij een tafel met zjjn
vrouw en met zijn zoon Bruno. In al-
Ittr haast zeide de knecht:
„Gauw! Bruno, verberg u! Een San-
kulot komt naar hier om wijn; ik
moest hem brengen. Om u te kunnen
verwittigen, heb ik hem achter het
Moerbosch in de beek geleid. Hij zal
toch komen; dit volk laat zich door
niets weerhouden. Ik mag hier ook
niet blijven; hij zou mij zeker dooden
Gauw, ga weg. Ik loop en ver
steek mij in het elzenbosoh.
Bruno ging tot zijn bevende moeder,
kuste haar, drukte zijn vader de hand
en verdween met den knecht.
De notaris ging de deur grendelen,
kwam weder bij zijn vrouw zitten en
zuchtte:
„Ontstel u zoozeer niet, Maria; liet
is wijn, dien zij willen, ik zal hun al
geven, wat zij begeeren, Bruno is nu
toch verborgen; die enkele soldaat kan
niet komen om hem te zoeken, en zou
hem toch niet vindenGij moogt
hier niet blijven, Maria; ga hoven en
wees niet bevreesd: met den soldaat
den wijn te geven, dien hij verlangt,
zal hij tevreden zijn. Het zal niet ver
der gaan dan eenige ruwe woorden en
wat gerucht, dat u niet mag bekom
meren,"
De vrouw antwoordde niet en bleef
met het hoofd in de handen zitten.
„Indien gij nu nóg niet naar uw pa
nier wilt gaan, Maria, blijf eenigen
tijd; maar zoo haast er geklopt wordt,
vertrek dan ten minste zonder uitstel."
Ofschoon de notaris zijn echtgenoote
poogde te troosten, hem was hot ins
gelijks bang om het hart.
Beiden 'bleven onder het uitspreken
van eenige zeldzame woorden zitten
wachten op de komst van den aange-
kondigden soldaat.
Reeds was er een geruimeu tijd ver-
loopen, en zij begonnen te liopon, dat
het gevreesde bezoek niet zou geschie
den, toen een zware slag op de deur
en de klank van een sabel hen sidde
rend deden opspringen.
De vrouw liep1 bevend de trap op.
Tot de deur naderende, vroeg ie no
taris in de Fransche taal:
„'Wie is daar?"
„Korporaal der Fransche Republiek"
word er geantwoord.
De notaris schoof de grendels weg
en opende de deur.
Een soldaat met de bloote sabel in
de vuist sprong binnen, zwaaide zijn
wapen hoven het hoofd, liep rond de
karne^ zonder op den notaris acht te
geven, en riep:
„Waar is d£ schelm?" dat ik hem in
tweeën klove, den verrader. Wat! een
soldaat der Fransche, Republiek een
uur van zijn weg leiden, hem in een
afgrond met stinkend water ;doen val
len! Waar is hij, de roover, de Bri
gands?"
„Wat verlangt gij, mijnheer?" vroeg
hem de ontstelde notaris.
„Mijnheer! Mijnheer!" schreeuwde
de korporaal, „wilt gij geen kennis
met mijn sabel maken, noem mij dan
Gitoyen. geliik het vrijen mannen be
taamt!"
„Welnu, Citoyen, mag ik weten wat
gij verlangt? Ik ben ten uwen dienste.',
„Dit is er een, die ten minste Fransch
spreekt" morde de soldaat, nog immer
rondblikkende met opgespalkte oogen
en geslotene tanden, als wilde hij ie
mand verscheuren.
Dan keerde hij zich tot den notaris
en zeide:
„Wat ik verlang? Ik wil weten waar
uw knecht gebleven is: een soort van
schildpad, die de rpenschen in de bos'
scheu verloren leidt en den soldaten
der Fransche Republiek wil leeren
zwemmen. Waar is hij? Spreek gauw!
Het bloed kookt mij in het lijf; ik
moet hem dooden; er is geen genade!"
„Die knecht is niet hier" antwoordde
de notaris, „hij is" uit de kerk op de
vlucht gegaan. Sedert dezen morgen
heb ik hem nóg niet gezien."
„Ah, zoo gij mij durfdet bedriegen!"
riep de soldaat, zijn sabel zwaaiende,
„ik zou mij kunnen herinneren, dat
zekere wetten der Republiek de mees
ters verantwoordelijk maken voor de
misdaden hunner dienaars. Alzoo,
pas op!"
„Was het opzoeken van mijn knecht
de eenige reden uwer komst?"
„Gelooft gij, Citoyen, dat een sol
daat der Fransche Republiek zijn tijd
verkwisten zou met achter zulk stuk
mensch te loopen? Neen, neen, ik kom
hier om wat anders. Gil hebt zeker
wiin in uw kelder?"
„Inderdaad, Citoyen" antwoordde
de notaris.
„Veel?"
„Genoeg, denk ik."
De korporaal stak.de hand in zijn
kleed, zocht eenigen tijd te vergeef»
en zeide dan:
„Ik had een requisitie-brief, maar
hij is in het water blijven liggen. Zoo
gij uw knecht nog levend terugziet,
hij weet waar het is en kan hem gaan
zoeken."
„Een requisitie-brief is er niet noo
dig" bemerkte de notaris; „is het wijn
dien gij wilt, ik zal hem u geven.
Deze woorden, op 9tillen en dienst-
willigen toon gesproken, schenen den
korporaal te bedaren; hij stak zijn sa
bel in de scheede. vatte de hand van
den notaris, schudde ze hevig en zei:
„Gij ziet er als 'een braaf man uit en
daarbij, gij spreekt Fransch; er is ten
middel om elkander te verstaan. Kom
aan, geef mij een twintigtal flesschen
wijn: goeden, die wat baard heeft-
Franschen wijn.en alles Is gezegd!
Gij ziet wel, dat de Republikeinen zoo
schrikkelijk niet zijn: een soort van
getemde leeuwen, die maar bijten, al»
men ze tergt.
De notaris had intusschen de. lamp
van de tafel genomen om de kamer te
verlaten. Ziende, dat de soldaat volgen
wilde, zeide hij:
„Blijf, Citoyen, lk zal den wiin r-ön
halen"
[Wordt vervolgd).