NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN ZATERDAG 19 JUNI 1926 Aan het einde der week Het aanzien en de invloed der par lementen in de verschillende landen van ons werelddeel we hebben daar reeds meermalen op gewezen wor den met den dag geringer. In som mige staten, vooral in Zuid-Europa zijn de parlementen eenvoudig aan kant gezet en berust alle politieke macht bij een dictator of directorium. weer andere zijn de ambtenaren degenen, die het heft in handen heb ben; zij stellen salaris-eischen en de regeering haast zich ze in te willigen met het gevolg dat de klove tusschcn deze en de overige burgers steeds grooter wordt. Via de partijpoli tiek is het parlement de dienstwilige dienaar 0111 het groeps-egoïsme van dezen stand kracht bij te zetten, doch het houdt in dezelfde mate op v o 1 k s- vertegenwoordigïng te zijn. In nog weer andere landen is het parlement practiseh- aan kant gezet en is de invloed daarvan door de haute fi nance aan zich getrokken. Wat dit laatste betreft denken we met name aan België en Frankrijk. In België is voor eenige weken de „democratische" regeering-Poullet vei vangen door het nationale" kabinet- Jaspar. De reden daarvan was niet, dat het in het parlement niet over een meerderheid kon beschikken, doch dat de bankiers deze regeering weg wilden hebben. Iets dergelijks is de afgeloopen week in Frankrijk geschied. De minister van financiën Péret heeft eerst ont slag geheimen, naar hij zelf verklaar de, omdat de Banque de France eischcn gesteld had, waaraan hij kon noch wil de voldoen. En Briand, geen kans zien de dezen minister door een anderen functionaris te vervangen, heeft daar op het ontslag van het geheele kabinet aangeboden. Het merkwaardige van het'geval is, dat het ministerie op denzelfdendag waarop het heenging met groote-meer derheid een votum van vertrouwen van de Kamer had gekregen, want als zoodanig moeten we de aanneming van het voorstel om alle interpellaties over den financieelen toestand te ver dagen beschouwen. Niet het parlement beslist dus over de vraag, hoe en door wie het land geregeerd zal worden, doch een macht buiten het parlement: de bankiers. Het is een specifiek verschijnsel, aan de huidige maatschappij in haar na- oorlogsche phase eigen, dat niet slechts het kapitaal in den zin van de produc tie-middelen, maar dat het geld daar. in de voornaamste rol speelt. De macht der bankiers is wassende, daar door raakt het politieke leven op den achtergrond. Hiermee hangt samen cle steeds grooter-wordende invloed van Amerika in de oude wereld. Amerika is het land van den dollar. Het heeft het onfeilbaar middel voor alle kwalen, waaraan Europa lijdende is: dollarleeningen. Bijna geen land of het is daarmee „gelukkig" gemaakt. Doch tot dusver zien we nog niet veel anders dan dat er een telken jar.e groo ter wordende goudstroom uit Europa naar Amerika vloeitDe Nieuwe wereld schijnt dus meer baat bij het middel te hebben dan de Oude. Nu is Briand in Frankrijk weer be zig het tiende kabinet-Briand in el kaar te timmeren. De voornaamste portefeuille is uiteraard die van financ. Wie zal haar krijgen? Men spreekt van Poincaré, want men wil in elk ge val dezen zetel bezet zien door een „sterken" man. En ook wordt ver klaard, dat de nieuwe regeering nu eens een poosje moet kunnen werken zonder de controle van het parlement, want daarvan vreest men maar weer nieuwe vertraging. Frankrijk heeft im mers sedert April van verleden jaar 7 ministers van financiën versleten en Volgens de nieuwste berichten is hij niet geslaagd en is thans Herriot tot kabinetsformateur benoemd. al dien tijd is de frank maar blijven zakken, zoodat hij thans zelfs het laag tepunt van minder dan 7 cent heeft bereikt. De vraag komt in dezen tijd meer malen op: zal het nog mogelijk zijn de daling van den Belgischen en den Franschen frank tot stilstand te bren gen of zal het er net mee gaan als met de Mark? Dit is een kwestie van groote betee- kenis, natuurlijk in de eerste plaats voor de betreffende landen, doch in meer dan één opzicht ook voor ons land, welks belangen zoo nauw met die zijner buren verbonden zijn. Uit het grijs verleden. SCIPIO EN CATO. Tot in de 2de eeuw voor onze' jaai- telling waren de Romeinen een volk van boeren, kooplieden en soldaten. Zij leefden zeer eenvoudig en hadden nog geen deel aan de gaven def cul tuur; litteratuur en wetenschap, kunst en philosophie waren onbekende zaken voor hen. Later werd dit anders, en deze om mekeer was een gevolg van de aanra king met de Grieken, die destijds over al verspreid woonden en met wie zij kennis maakten door hun veroverings tochten in het Oosten. Duizenden Grieken kwamen naar Rome, hetzij meegebracht als slaven, hetzij vrijwillig omdat zij zich daar een positie hoopten te verwerven ais geneesheeren, tooneelspelers of leera ren. Aan de andere zijde waren er ook duizenden Romeinen die als soldaten of kooplieden naar het Oosten waren vertrokken en daar temidden der vreemdelingen leefden. Zoo maakten de Romeinen kennis met andere gebruiken en ideeën dan de hunne, en langzamerhand begonnen zij hun eigen zeden in te'ruilen voor die der Grieken. Deze geleidelijke door dringing van het Romeinsch'e leven met Grieksche gewoonten noemt men het Hellenisme: de invloed van de Hal lenen (Grieken). Wat Grieksch was, begon te Rome tot den bonton te behooren. Toch waren er tal van Romeinen voor wie het niet gemakkelijk ging zich aan dien nieuwen geest aan te passen. De Romeinen zijn zulk een ge heel ander volk dan de Grieken. Was de wijsbegeerte -bij de laats ton de het hoogst gewaardeerde van aiie weten schappen, de Romeinen waren een bij uitstek practisch volk en hadden in 't geheel geen aanleg voor philosophie. Zij hebben op dit gebied dan ook hoege naamd niets gepresteerd; hun wijsgee- ren, zooals b.v. Cicero en Seneca, wa ren eclectici, die hun denkbeelden aan dé Grieken ontleend hadden Ook waren er velen die met leede oogen dien wassend en invloed van het Hellenisme in Rome zagen, omdat zij vasthielden aan de voor-vaderlijke zeden en den oud-Romeinscheii een voud. Daardoor was Rome groot ge worden, daarom weg met di,a. nieuwe invloeden, die toch nergens anders toe dienden dan om verweekelijkte meii- schen te maken. De invoering van de Grieksche cul tuur in Rome ging niet zonder strijd. Elk der beide richtingen, zoowel die de oud-Romeinsche zeden wilde hand haven als de andere die voor de nieu we en meer verfijnde gebruiken der Grieken voelde, had haar aanhangers. In 't bijzonder een tweetal mannen, die als de vertegenwoordigers' dezer beide stroomingen kunnen beschouwd worden, stonden in dezen scherp te genover elkander: Scipio Africanus en Cato de oude. Scipio, of zooals zijn volledige naam luidt Publius Cornelius Scipio, was zijn loopbaan in Spanje begonnen, waar hij cle Carthagers verjoeg. Op jeugdigen leeftijd tot consul gekozen, vertrok hij met een leger naar Sicilië. RECLAME. a 1.- p. pont!, per halve en heeie plaat im voordeelig. LAGE PRIJSNOTEERING oak vsof H.il. Scftseraaksrs. L. VAN ESCH Wzn., DONKERSTEEG 5. Op dit door Grieken bewoonde eiland begon hij belangstelling en' waardee ring te krijgen voor de Grieksche kunsten en wetenschappen. Zijn tegen standers begonnen reeds in dien tijd stemming tegen hem te maken om zijn zucht voor weelde en zijn manieren, die beschaafder waren dan die der Ro meinen. Van Sicilië vertrok Scipio naar Afri ka, teneinde Carthago aan te vallen. Bij Zama, op vijf dagreizen van Cartha-? go gelegen, werd de beslissende slag met Hannibal uitgevochten, die ten gunste van cle Romeinen beslist werd (202 v. Chr.). Naar deze in Afrika be vochten zege ontving Scipio den bij naam Africanus. Hij liet schitterende spelen houden die zeer veel geld kost ten en werd de lieveling des volks. Ook had hij zeer veel invloed bij den Senaat, terwijl de edelen hem als een voorbeeld beschouwden, dat zij wensch ten na te volgen. Geen wonder daarom, dat Cato te gen hem en de door hém aangeprezen zeden zich verzette. Marcüs Porcius Cato, de tijdge noot van Scipio Africanus, was in ve le opzichten diens tegenbeeld. Hij werd omstreeks 232 te Tuscula- num, een klein stadje in Latium, uit een familie van landeigenaars gebo renen begon met op het land te wer ken. Op 17-jarigen leeftijd werd hij zooals - destijds de gewoonte was soldaat en maakte een veldtocht tegen Hannibal mee. Hij onderscheidde zich zeer door zijn moed. Op zijn landgoed, teruggekeerd leefde hij weer het leven van een eenvoudigen boer. Omdat hij goed sprak, werd hij er nog al eens mee belast te Rome het woord te voeren in een rechtzaak, waarin een zijner buren gewikkeld was. Op die wijze trok hij de aandacht en al spoedig werden hem ambten aan geboden: hij werd eerst volkstribuun en daarna quaestor. In laatstgenoemde functie behoorde het tot zijn taak cle wijze waarop Sci pio, die in Afrika het bevel voerde, met het staatsgeld omging te contro leeren en het spreekt wel vanzelf, dat hij daarop nogal wat aan te merken hacl. Dat ging daar in Afrika heele- maal niet volgens oud-Romeinsche zeden. Scipio antwoordde, dat hij zoon 'bekrompen quaestor niet gebruiken kdn en Cato van zijn kant vertelde bij zijn terugkeer te Rome, dat Scipio het geld verkwiste en zijn tijd misbruikte om zich,te amuseeren. Het sprak vanzelf dat Cato op die wijze en dit is maar een staaltje zich tal van vijanden maakte, vooral ook uit de hoogere kringen. Want de zen dweepten met de Grieksche litte ratuur en kunst, doch Cato haatte de ze. Hij'vreesde daarvan den ondergang van Rome. Bij het volk was Cato om zijn ge strengheid meer gezien dan bij de edelen; ondanks de tegenwerking der laatsten werd hij tot censor gekozen. 'Toen had hij eerst recht de gelegen heid om zich uit te leven; zonder oor deel des persoons ging hij te werk om alle luxe te weren en te straffen ten einde den oud-vaderlijken eenvoud te herstellen. Zijn censuur werd beroemd en hij ontving den bijnaam „de censor". Hoe dankbaar het volk Cato was bleek wel daaruit, dat het een stand beeld voor hem oprichtte, dat het vol gende opschrift droeg: „omdat hij ge durende zijn censuur de Romeinsche republiek, die door de verandering der zeden dreigde te gronde te gaan, weer heeft opgericht". Laad- en Tuinbouw. De zetel van Bloembollencultuur. B. en W. van Haarlem hebben aan het hoofdbestuur van de Alg. Ver. voor Bloembollencultuur een brief gezon den, waarin erop gewezen wordt, dat de gemeente Haarlem wel f 100.000 wenscht te geven als bijdrage in de kosten van een nieuw gebouw voor de vereeniging, maar dat de gemeente niet boven dit bedrag wil uitgaan. Voorts wijzen B. en W. op de moei lijkheden welke de grensregeling zal medebrengen, doordat de schade-ver goeding zal moeten gegeven worden aan de gemeente Heemstede, welke ge meente dan een groote vergoeding zou krijgen voor „Spaar en Hout", waar dan eventueel de zetel van bloembol lencultuur gevestigd zal worden. Op die manier zou het geschenk van f 100.000 toch nog belangrijk over schreden worden. „Bloembollencultuur" heeft dit sehrijven doorgezonden naar B. en W. van Heemstede, en dit college heeft gistermiddag hierover beraadslaagd. Men vond het schrijven van Haarlem echter onduidelijk, waarom geen be slissing genomen kon worde o. De on derhandelingen zullen echter worden voortgezet, zoodat binnen ehkele da gen wel een beslissing zal zijn te ver wachten. SCHAAKRUBRIEK Redacteur: J. Verstoep Jan. Poort- landlaan 40, Delft. Probleem no. 17 (driezet). Auteur: M. Feigl, ta Weenen. ie prijs le internationale toumooi „Dresdener Anzeiger." Zwart 13 stukken. 4 Ü.7—d5 5 d2d4 Beter is 5 e3. 5 Dd8—a5f 6 Pfolc3 Pf6e4 7 Ddld3 c5 x d4 8 Dd3 x d4 Lf8—c5! De inleidingszet tot een combinatie van buitengewone schoonheid, die de „onsterfelijke partij" tot pendant dient 9 Dd4 x g7 Lc5 x f2f 10 Kei—dl d5d4ü 11 Dg7 x b8 Ke8e7 12 Dth8 x c8 d4 x c3 13 Lb2—cl Pb8d7l 14 Dc8 x a8 Op 14 Dc4 volgt Td8 en dan op 15 Db4f, Pcöf, 16 Ld2, Td2:f 17 Kcl, Dd8, 18 Kbl, Tdlf 19 Ka2, Dd5f enz. Of op 14 Dh7; evenzeer Td8 met winst. 14 Da5 x b5 15 Lel—f4 Evenmin is het witte spel te redden met Pf3. Er kan volgen 15Dd5f 16 Ld2, cd2. 17 c4, Pc3f 18 Kc2, dlDf 19 Tdl: Ddl:t 20 Kc3 en Wit raakt mat 15 Db5—dof 16 Kdl—cl Lf2e3f 17 Lf4 x e3 Pe4—f2 Wit geeft op. Na Lf2: volgt mat in 3 zetten. Eindspelstudie v. Duras. Wit7 stukken. Oplossing probleem no. 16 (driezet van Healy: 1. Lh7, resp. 2 Dg6, resp. 3 De4f resp. Dd3f Een probleem van zeer ouden datum, maar schitterend van con structie. En ook geen „zacht eitje." Onregelmatige opening. Gespeeld te Weenen Mei 1895. Wit: B. Fleissig. Zwart: C. Schliohter. 1 b2b4 Deze zet werd bij voorkeur door den Oostenrijks clien Schaakmeester B. En- glisük gespeeld. Hij opende op deze wijze o.a. in zijn match met Pillsbury. OVerigens werd vreoger de zet hier to lande, dikwerf in praktijk gebracht 'door den heer Deelman, die uit de opening dikwijls met uitstekend spel te voorschijn kwam. 1 e7e6 Zwart kan ook spelen 1©5, waar op zou kunnen volgen 2 Lb2, Lb4: 3 Le5: Pf6, 4 ©3, 0—0, 5 Pf3, d5 enz. 2 Lelb2 Pg8—f6 3 a2—a3 c7c5 4 b4b5 Op c3 laat zwart coc4 volgen. Toch is de zet beter als de tekstzet, waar door Wit's pionnenstelling op den damewleugel geruineerd wordt. Wit aan zet en wint. Een zeer interessante stelling. Men zou gelooven, dat- Zwart de partij on mogelijk verliezen kan. Wel is waar kan Wit door b7b8 den looper ver-' overen, maar dan kan pion f4 onge hinderd 'dame loopen. Het voortruk ken van deze pion kan slechts op één manier verhinderd worden, namelijk door: 1 Lel—a3 Kd3c4 Hiermede is de sterke voortzetting La3c5 verhinderd en Wit heeft schijnbaar niets beters, als met La3 cl op remise te spelen. 2 La3©7! Een verrassende zet, waaraan eên fijn idee ten grondslag ligt. 2 f4—f3 3 Le7d8 Lc7 x h2 Het beste antwoord. In aanmerking komt nog 3f3f2, maar daarop forceert Wit door. 4 Ld8 x c7, f2fl D. 5 b7b8D, Dfl—f2f, 6 Db8—b6 een winststelling. 4 Ld8b6 Kc4b5! Op 4g5—g4 beslist 5 Lb6—f2, g4—g3, 6 b7^b8D, g3 x f2, 7 Ka7—a6 met de dreiging Db8b6f De tekstzet verhindert b7b8D, daar Zwart dan door Lh2 x b8 naast f3f2 remise be reiken zou. 5 a5a6 g5g4 6 Lb6—f2 Lb2c7 7 b7—b8D+ Lc7 x b8 8 Ka7b7 De stelling van Duras culmineert in een zeer gunstige slotwending. 8 Kböa5 Het ligt voor de band, dat Zwart geen andere zet heeft: op g4g3 volgt 9 Lf2 x g3, *Lb8 x g3, 10 a6a7, f3 —f2, 11 a7a8P, f2—flD, 12 Da8—a6+ en de zwarte Dame gaat verloren. 9 Lf2h41 Een welberekende afwachtingszet. 9 Ka5toö 10 Lh4el! g4g3 11 Lel x g3 Lb8 x b3 12 a6a7 f3—f2 13 a7a8D f2—flD 14 Da8a6f en Wit wint. Leidsche Penkrassem. Amice, Zooals ge waarschijnlijk gelezen zult hebben, mag de Gemeente Leiden zich sinds enkele weken verheugen in het bezit- van een Comité voor open baar onderwijs, welk comité tot stand is gekomen door de samenwerking van den Centraleri Ouderraad, het Neder 1. Onderw. Genootschap en den Bond van Ned. Onderwijzers. Dat zulk een comité tot stand is gekomen behoeft niet al te zeer te verwonderen. Er is een tijd geweest dat het openbaar onderwijs hier ter stede een overheerschende positie in nam en dat 't aantal bijzondere scho len betrekkelijk gering was. Maar zoo- als overal bijna, zijn ook hier de rollen omgekeerd. Het bijzonder onderwijs is tot bloei gekomen en de belangstel ling voor de openbare school is zoo stefk verminderd, dat zij slechts door de kleinste helft van de schoolgaande kinderen wordt bezocht. Dat dit den vrienden van het open baar onderwijs ter harte gaat ligt voor de hand en het is dan ook alleszins verklaarbaar dat pogingen worden aangewend om de openbare school weer tot bloei te brengen. Dat men in de middelen om dit doel te bereiken bijster gelukkig is, zou ik niet durven zeggen. Ge herinnert u misschien hoe enkele maanden gele den een geschrift verspreid werd waar in getracht werd aan te toonen, dat de openbare school goed bezien de Christelijke school is bij uitnemend heid en dat wie waarlijk Christelijk onderwijs voor zijne kinderen begeert, zijne kinderen naar de neutrale school behoort te zenden. Ik denk amice, dat we hier te doen hadden met een speculatie op de dom heid en de onnadenkendheid van de massa, maar als dat het geval was, dan kan zeker wel worden geconsta teerd, dat deze speculatie mislukt is. Want zóó naief en onnadenkend zijn cle menschen niet of ze begrijpen op perbest dat in een school waar de naam van Christus zelfs niet genoemd mag worden, onmogelijk Christelijk onderwijs kan worden gegeven. Er mogen dan onderwijzers zijn wier onderwijs een Christelijken geest ademt, omdat zij in hun persoonlijk leven den Christus belijden, in hun onderwijs moeten zij toch zorgvuldig de neutraliteit betrachtén. En naast dergelijke onderwijzers zijn er anderen die er geen geheim van maken dat zij vijandig staan tegenover de Chris telijke beginselen en die alleen ter- wille van de geëisohte neutraliteit aan die vijandschap geen uiting geven Men behoeft nog niet zoo heel ern stig na te denken amice, om tot de ontdekking te komen dat het onmo gelijk is op zulk een school Christe lijk onderwijs te geven en dat wie Christelijk onderwijs voor zijae kin deren begeert, ze ook heeft te zendeiï naar een Christelijke school. Maar nu is er 'n speciaal comité dat zich de behartiging van de belangen van het openbaar onderwijs ten doel stelt. Ik weet niet of het ooit zal trach ten de openbare school principieel te verdedigen, maar 't is daarmee in elk geval niet begonnen, 't Eerste wat men gedaan heeft is zoo mogelijk het bij zonder onderwijs te benadeelen.. Ge zult u allicht herinneren amice, dat onze Gemeenteraad onlangs na eenigen strijd besloten heeft de ge vraagde medewerking te verleen en voor het bouwen van een school der Geref. Sohoolvereeniging in het Kooi- park. Tegen dat besluit nu wilde men bij Ged. Staten in booger beroep, gaan, maar toen dat niet mogelijk bleek, werd besloten dat de voorzitter als persoon beroep in zou stellen. Zakelijk maakt dat natuurlijk geen verschil. Het is 't bedoelde comité dat wil trachten den bouw van deze bijzon dere school te verhinderen. Nu vind ik dat opzichzelf niet zoo erg amice. Men kan van die zijde nu eenmaal niets anders verwachten. De openfrar© school heeft altijd op staats- en gemeenteikrukken rondgesprongen. Ze heeft zchzelf nooit op de been kun nen houden en ook nu nog moeten al lerlei kunstmatige middelen worden aangewend om de zaak op gang te hou den. En zoo zal dan nu een poging worden gedaan om den bouw van een bijzondere school tegen te houden, niet in 't belang van 't onderwijs daar spreekt men althans niet van maar z.g. omdat daarbij met te groo ter vrijmoedigheid met de gemeente- financiën wordt omgesprongen. Zooals gezegd, ik vind dit optreden, het moge dan dwaas zijn en onver standig, toch wel eenigszins verklaar baar. Het onaangename zit bij deze zaak voor mij hierin, dat het feitelijk B. en W. zijn geweest, het rechtsche col lege van B. en W. dat den stok heeft gesneden waarmee men nu het bijzon der onderwijs tracht te slaan Toen het adres van de Geref. Sohool vereeniging in den Rdad aan de orde kwaniecn daarover al een geruim en tijd was gesproken, maakte d? burge meester een zeer juiste opmerking.- Al dat gepraat, zoo zei hij, had ach terwege kunnen blijven* Re aanvrage van de Sohoolvereeniging voldoet aan de wettelijke eisc'hen en dus heeft de Raad niets anders te doen, dan de gevraagde medewerking te verleen en. Dat was heel juist opgemerkt amice. Alleen vergat de burgemeester daar aan toe te voegen dat het debat door het optreden en het advies van B. en W. ontketend was, en dat B. en W. inplaats van het verzoek aan de wet telijke bepalingen te toetsen, allerlei bezwaren hadden aangevoerd die na tuurlijk hun uitwerking op cle raads leden niet hebben gemist. Welke bedoeling B. en W. hiermede hebben gehad is mij nog steeds niet duidelijk. De bezwaren werden breed uitgemeten, maar toen een der Chr. Hist, raadsleden onder den indruk daarvan verklaarde dan tegen de aan vrage te zullen stemmen, haastte zich de wethouder hem duidelijk te maken dat hij zulks niet doen mocht, daar aan alle wettelijke formaliteiten was voldaan. Maar waarom dan al die bezwaren aangevoerd? Waarom dan een breed betoog opgezet over het aantal hand- teekeningen, die tenslotte toch vol doende bleken te zijn? Waarom dan al die tegenwerking? Ik kan op deze vragen geen ant woord geven, amice, maar 't is nu wel duidelijk, dat tegenstanders van dit optreden van B. en W. om handig ge bruik hebben gemaakt om althans met een sch ij n van recht de toestand koming van deze school te verhinde ren. De kans dat dit gelukken zal, schijnt me al heel gering, maar men bereikt toch allicht dit, dank zij mede het talmen van B. en W. dat de school niet meer tijdig gereed zal kunnen zijn en dat, als straks de kinderen zich aanmelden, de noodiige ruimte omt- breekt. Ik hoop niet amice, dat het zoover zal komen, maar geheel gerust ben ik er toch niet op. Zoowel in het be lang van de school als in dat van on zen wethouder van onderwijs, die voor al die vertraging aansprakelijk gesteld zou kunnen worden, hoop ik echter, dat ondanks alle tegenactie de school, waarvan gebleken is, dat ze noodzakelijk is, tijdig gereed zal zijn. Mocht dat onverhoopt niet het ge val zijn, dan is 't mogelijk dat het co mité van Actie voor openhaar onder wijs in de meening gaat verkecren, dat 't dan toch ipaar een mooi resul taat heeft bereikt, maar dan vergist het zich toch. Heuscli, met dergelijke kleine mid delen is de openbare school niet te redden. Daarvoor is wat anders noo- dig. Intussohen mag de oprichting en het optreden van dit comité voor de voorstanders van het bijzonder onder-; wijs een spoorslag zijn om niet in te; dutten, maar te blijven ijveren voor den bloei van bet bijzonder onderwijs. Zoo gemakkelijk kan de meening, gaan heersdben, dat nu de gelijkstel- ling verkregen is, de belangstelling kan verminderen. En dat is toch niet het geval. Alleen als er bij ons volk is warme liefde en hartelijke belangstel ling voor de Christelijke school, dan zal die school bloeien en haar zegen-; rfjken arbeid kunnen voortzetten. Waken we dan, amice, voor ver slapping en zij er bij ons dezelfde lief-j de die onze oipiers in staat stelde on-1 der de meest moeilijke omstandighe^ den het christelijk onderwijs tot bloei te brengen. VERITAS.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1926 | | pagina 6