NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN DONDERDAG 10 JUNI 1926 TWEEDE BLAD, CTF.NLUCHTMEETING JONGELINGS- EN MEISJESVEREENIGINGEN OP GEREF. GRONDSLAG IN DE RIJNSTREEK. De eerste meeting, die de Gerefor meerde Jongelings- en Meisjesvereeni- gïngen in de Rijnstreek AlphenLei den gistermiddag te Koudekerk heb ben gehouden, mag geslaagd worden genoemd Zij het minder speciaal als openlucht-samenkomst dan wei als meeting. Maar een meeting was het dan toch en wel een die nog lang in herinnering zal blijven. Aan de organisatoren was het niet te wijten, dat de meeting in enkele op zichten de onvolmaaktheid toonde van het ondermaansche. Een der beste sprekers, Ds. K. Schilder van Oegst- geest moest op het laatste oogenbiik wegens een verkoudheid van zijn voor nemen afzien. Gelukkig slaagden de leiders erin iemand te vinden, die in zijn plaats kon optreden, n.l. Dr. D. K. Wielenga, Was evenwel in dit dreigend hiaat nog op gelukkige wijze voorzien, dit was niet zoo goed mogelijk toen ter wijl allen juist in gespannen aandacht onder de rede van Dr. Wielenga met Parsifal bezig waren de natuur niet verder mocht meewerken, en de open lucht-meeting onvermijdelijk een in- de-kerk-meeting moest worden. Maar nogeens, aan de organisatie was genoeg zorg besteed, en het stond er met de openlucht-meeting de dreigende wolken daargelaten onverdacht goed voor, toen tegen twee uur een flink getal jongens en meisjes uit verschillende plaatsen, neverts een verheugend aantal ouderen, liet gun stig gelegen terrein van den heer J. W. Reyneveld aan het begin yan de Lage Waard ging bezetten. De jongens lie ten zien, dat organiseeren hun niet vreemd was. De fietsenberging en kaartverkoop verliep vlot en ook op het feestterrein vonden de bezoekers alle dingen gereed. Een podium voor het Rijnsburgsche muziekkorps, een met een driekleur omkleed spreekge stoelte, een bestuurstafel voor spre kers en organisatoren en voor de vrouwelijke bezoekers een Hink aantal zitplaatsen. Zelfs ontbrak liet open luchtbuffet niet. De samenkomst werd geopend door den heer J. B .v. d. Sijs, tlieol. eand. te Leiderdorp, die liet zingen Ps. 138 1, in gebed voorging en daar na een kort openingswoord uitsprak. Een aangename taak noemde spr. het, de vriendinnen en vrienden te kun nen verwelkomen op deze openlucht- meeting, de eerste die in dc Rijn streek gehouden wordt. Onze ring- en kringvergaderplaatsen beperkten zich tot min of meer officieele gebouwen, Kerken, Scholen, enz., en de zomer zag ons bijna nooit hijeen. Dan scheen het wel alsof we onze jongens' en meis jes kwijt waren. Deze meeting is daaiv om van zoo groote beteekenis, omdat zij een nieuwe gelegenheid biedt el kaar te ontmoeten en den band te ver sterken. De meeting moet ons weer dichter brengen bij het doel van ons vereenigingswerk. Onze sinds jaren druk bezochte bondsdagen toonen welke machtige invloed er uitgaai van onze groote vergaderingen. En ai moet gewaakt tegen onecht enthousiasme, dat daarbij licht oprijst, wij mogen en moeten van tijd tot tijd met elkaar bij eenkomen. Wanneer ons vereenigings- leven plaatselijk goed in orde is, zul len we dat ook van harte zoeken en be lijden we niet slechts onze eenheid, maar zullen we die ook in het open baar zoeken te toonen. En btehalve, dat deze meeting be doelt de vereenigingsleden zelf op te wekken, wil zij ook den band verster ken met de ouderen. Dat is noodig, want nooit mogen de ouderen, die een maal hetzelfde werk hebben gedaan, vervreemden van het tegenwoordige geslacht. Spr. wekte de ouderen dan ook op, voortdurend hun belangstel ling in het werk der Jongelingsver- eenigïngen te toonen, niet het minst door zelf de vergadering te bezoeken. Met den wensch, dat de meeting in alle opzichten aan haar doel zou be antwoorden, besloot spr. zijn openings woord, na ook de verschillende spre kers te hebben verwelkomd. Gezongen werd nu Psalm 84G, waarna Dr. D. K. Wielenga het woord nam om te spreken over „Pai- sifal, den graalridder, waarin dc vrome middeleeuwsche kunst het sym bool heeft uitgedrukt van den jongen menseh, die vóór alles God zoekt, cn Hem alleen wenscht te dienen. De spreker maakte vooraf in een korte uiteenzetting zijn gehoor bekend met de strekking van het stuk. Parsifal is een der Graalridders, die tot levenstaak hebben de Graal te be waren, een juweelenbeker, volgens ue legende door de goede engelen gesle pen uit een juweel, gevallen uit den kroon van Lucifer, toen deze na den val den hemel verliet, den beker die langen tijd in Palestina bewaard bleef, waaruit Christus heeft gedronken, waarin later ook Zijn bloed is opgevan gen, en die na den val van Jeruzalem naar Europa zou zijn overgebracht, waar hij op een schitterend gelegen burcht in Duitschland, den Graal burcht, werd bewaard. De Middeleeuwsche kunst heeft ue Graal beschouwd als het symbool van Gods genade in Christus, Zij bezat n.l. genezende kracht voor alle gebrekki- gen, die geloovig tot hem opzagen, "en nu- hadden de ridders tot taak, do Graal ongeschonden te bewaren in reinheid des levens. De Koning der Graalridders, Amfor- tas, evenwel, valt in zonde, en nu wordt Parsifal, na een zeer moeilijke vorming en wonderlijke levensloop de Graalridder, die den Graalburcht weer in eer herstelt, en de door Amfortas' zonde ingetreden krachteloosheid van de Graal opheft. Wij geven hier slechts de toepas sing, die de spreker maakte op de in „Parsifal" voorkomende feiten. Evenals Parsifal trekken wij reeds met schuld beladen de wereld in, schoon onbewust. Wij moeten den moed hebben om als hij, dwaa,s te zijn, tot we de hoosheden recht in het vizier krijgen en wij ze kunnen bestrijden. Evenals hij moeten we de pracfljk lee- ren van het riddervak, moeten we als Calvinisten op elk terrein de practijk leeren aanvatten. Maar daarnaast moe ten we bereid zijn om zoo noodig dat alles achter te stellen hij ons persoon lijk contact met God, zooals Parsifal die in een moeilijken weg moest lee ren dat het Koninkrijk Gods niet met het zwaard wordt veroverd en van den kluizenaar vernam hoe God wordt ge vonden door zelfkennis en verootmoe diging. Toen hij dit had geleerd kon Parsifal den burcht weer terugvinden. Er moet hij ons zijn de naïvieteit waarmede Parsifal de aanwijzingen van zijn moeder opvolgde. En evenals hij moeten we, hoe graag we ook spre ken, weten te zwijgen wanneer we staan voor een mysterie, en moeten we dat willen erkennen. Als God spreekt, moeten wij zwijgen. Parsifal, de ernstige zoeker naar God, werd bekoord door de schoone koningin Kwoudirauwir. Laten wij er tegen waken, dat de zinnelijke liefde een al te groote plaats in ons leven zou gaan innemen. Slechts wanneer ons geloof daarboven uitgaat zullen wij het goede vinden: de reinheid. De zonde moeten we leeren kennen als de oorzaak van alle leed; de per soonlijke bekeering als vie eenige weg om het kwaad te kunnen overwinnen. Wij moeten tegelijk weten te zijn: kind en held, dwaas en ridderlijk. De rede van Ds. Wielenga had zicht baar ingeslagen, al was dan, zooals de spreker het uitdrukte, Parsifal voor den regen moeten vluchten en per mo tor naar de kerk gekomen. Wat ge van mijn rede moogt zeggen, aldus spr., een droge rede kunt ge het moei lijk npemen (vroolijkheid). Nadat dhr. v. d. Sijs den spreker had bedankt/en onder het geestdriftig zingen van de jongelings- en meisjes bondsliederen gecollecteerd was, kwam Mr. H. B ij 1 e v e 1 d uit Den Haag aan het woord, die een alleszins opwekkende en als gewoonlijk met zorg gestyleerde rede hield onder het motto: „Offers die des avonds b r a n d e n". Hoofdmotief van de gloedvol uitge sproken rede was, dat heel het leven, ook en vooral het jonge leven moet zijn een voortdurend offer der dank baarheid aan God Die er alleen recht op heeft. Hoofdzaak is. zoo begon spr., dat we goud hebben als het eenige, dat reëels waarde heeft en houdt. Voor ons gees telijk leven het goud van Gods Woord. Maar wij moeten ook die waarde we ten om te zetten in pasmunt, teneinde met de schatten van dat Woord de be hoeften van het dagelijksehe leven te kunnen vervullen. Hij Die onszelf een roeping heeft gegeverf weet wat wij noodig hebben om die te vervullen en zal het ons schenken z.oo wij liet in den weg' der middelen zoeken. Onze taak vindt haar beeld in die van den mijnwerker, die diep in de schacht de schatten opdelft, maar om ze dan naar boven te brengen, naar het licht om er God mede te verheer lijken. Ouders, zoo richtte spr. zicht tot de ouderen, weet wat noodig is om uw kinderen te bekwamen voor hun le venstaak. Het baat niet of we den mond vol hebben ovet den bijbei als Gods Woord, indien we op practiscbe levensvragen geen antwoord kunnen geven. Het is zelfs nadeelig, want èn het kind èn de wereld krijgen den in druk dat Gods Woord practj^cli geen beteekenis heeft. Daarom vlijtig gestudeerd. Hei 's niet „bij geval", dat wij zulke prachtig ingerichte en snel groeiende jougens- en meisjesbonden hebben. Ook daar van zullen we eens rekenschap moeten afleggen. We moeten ons indenken waarop God recht heeft, waar hij ons zulke kostelijke middelen biedt en wij deel uitmaken van een natie, die nog in zöo menig opzicht in bijzondere ma te deelt in Zijn genade. Heel ons leven zal dan één groote toewijding worden. En hoe meer het d eopenbaring wordt van het offer van eeuwigen dank aan God, Den Eenigen Die er recht op heeft, des te meer zullen wij zegen zien uitstroomen over het leven onzer vereenigingen en van heel ons Vaderland. Ds. H. Has'pers sprak een kort slotwoord, waarin hij terecht consta teerde, dat de meeting als meeting was geslaagd. Hartelijk dank bracht Z.Eerw. aan de sprekers, aan Dr. Wielenga en vooral aan Mr. Bijie- veld voor diens bezielende rede. Be zieling is het jutèt die onze jonge men schen zoo noodig hebben. Na te hebben opgewekt tot toetre ding als lid eener J. V. of M. V. en de ouders tot veel steun aan en belang stelling voor dit werk herdacht spr. nog allen ,die toe het welslagen had den mdeegewerkt, in het bijzonder den heer Reyneveld. Nadat met begeleiding van het mu ziekkorps Psalm 68 10 gezongen was eindigde Ds. Haspers met dankgebed. Na afloop bleven velen nog even ge zellig bijeen, terwijl thee werd aange boden, en het korps nog eenige goed gespeelde muzieknummers ten gehoo- re bracht. KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK. Drietal: Te Feijenoord, J. H. Bui nink te Meppel. J. Nauta te Katwijk aan Zee en G. W. C. Vunderink te Haarlem. Beroepen: Te Bijperkerk, W. G G. Beerekamp te Leeuwarden. Te Mij drecht (toez.-), J. D. van Hof te Wilnis Aaneenomen: Naai' Buren, P. V. van Stein Callenfele te Nieuwland. CHR. GEBEF. KERK. Beroepen: Te Zeist, A. Zwiep te Hillegom. Nieuwe kerk. Het nieuwe kerkgebouw der Geref. Gemeente van Maastricht, op het Sterre- plein aldaar, zal op Woensdag 30 dezer des avonds worden ingewijd. N; C. S. V. De Zomerconferentie der Ned. Chr.- Studenten-vereeniging jal van 1217 Juli gehouden worden. Onder anderen spreken overDe roep stem van God, Ds. J. J. Buskes. Eerbied en critiek, Prof. Th. Spoerri. Schuld besef, Ds. J. J. Stam. Natuurweten schappelijke studie en geestelijke ver rijking. Prof. Dr. H. R. Kruvt. Moreel conflict bjj litteratuur onderwijs, P. Min- deraa. De Christelijke houding tegen over sociale, internationale en rassen* vraagstukken, Prof. Dr. Ph. Kohnstamm Predikanten gezoclit. Het Protestantsch Duitsche deel van Folen. dat vroeger tot Duitschland be hoorde. worstelt met theologengebrek Duitsche theologen namelijk worden in Polen niet toegelaten. En zoo hebben op het oogenbiik de 404^ gemeenten slechts 267 krachten, van wie slechts 225 volle theologen zijn. De aanwas uit Poleu zelf is uiterst gering, sleehls 24 per jaax. Daarom doen tlians de Duitsche ge meenten in Polen een beroep op Zwit serland, en allicht ook op goed Duitsch sprekende Nederlandsche theologen, om „over te komen en te helpen". Voor niet-Duitschers moet het in Po len vrij dragelijk zijn. En het salaris heei toereikend. Kerk en politiek. Honderd en tien bisschoppen der Bis schoppelijke kerk in Amerika hebben aan den Senaat een protest gericht te- £en de ratificatie van het Verdrag ran ausanne met Turkije. Zij verklaren daarin „Wij zijn overtuigd, dat het christe lijke gevoelen van Amerika de ratifi catie van het Verdrag van Lausanne moet afwijzen. Wij worden hier gedwon gen, vriendschappelijke betrekkingen aan te knoopen met een uitgesproken anti christelijke regeering, welke een millioen onschuldige christelijke man nen, vrouwen en kinderen uitgeroeid, meer dan anderhalf millioen menschen uit hun voorvaderlijke woonplaatsen ver dreven en tienduizenden christelijke vrouwen en kinderen als slaven in Turk sche harems gesleept heeft. Wij kunnen niet vergeten, dat ook thans nog een millioen Arameescbp vluchtelingen zon der vaderland zijn, omdat hun land on der het Turksche regiem is verwoest; dat duizenden Armeniërs onze gemeen schappelijke zaak op het slagveld ver dedigd hebben en dat de presidenten Wilson en Harding voor Armenië heb ben borg gestaan. Wij gevoelen, dat, wanneer wij onze moreeie verplichtin gen ten opzichte" van Armenië niet na komen, dit een verontschuldiging der Turksche misdaden zal beteekenen en een sanctioneering van de methoden en* handelingen, die verafschuwd worden door allen, die de rechtschapenheid en gerechtigheid lief hebben. STATEN-GENERAAL. EERSTE KAMER. Vergadering van gisteren. Ontwerp-veidragen van Genève. Aan de orde zijn tie ontwerpen: goeü keuring van de ontwerp-ver dragen van Genève betreffende: het recht van vereeniging en vergadering van land arbeiders; de schadeloosstelling voor ongevallen in den landbouw; den mi nimum-leeftijd, waarop jeugdige per sonen mogen worden toegelaten tot het verrichten van arbeid als tremmer of stoker; het verplicht geneeskundig onderzoek van kinderen en jeugdige personen, werkzaam aan boord van schepen; voorbehoud der bevoegdheid tot toetreding tot de ontwerpverdra gen van Genève betreffende: het ge bruik van loodwit in verfstoffen; en de toepassing van den wekelijkschen rust dag in de industrie (6 wetsontwerpen). Deze ontwerpen worden zonder be raadslaging of stemming goedgekeurd Alcoholbelasting. Bij het ontwerp tot heffing va be lasting op propyl-alcohol en iso-pro- pylalcohol, deelt de minister van Fi nanciën «mede, dat deze alcohol te koop wordt aangeboden aan handela ren in chemicaliën. Eén dezer heeft den minister hierop attent gemaakt en is daarmede den belastingambtenaar .vóór geweest. Ook dit ontwerp wordt zonder be raadslaging of stemming aangenomen evenals dit geschiedt met de ontwer pen: nieuwe wettelijke regeling van de zeebrieven; Wijziging van verschillen de wetsbepalingen in verband met de wet van 22 December 1924 en eenige naturalisatie-ontwerpen. Bij de laatste wetsontwerpen waar schuwde de heer Jhr. de GIJSELAAR (C.H.) den minister wat voorzichtiger te zijn met het toelaten van vreemde lingen tot het Nederlanderschap. Bij het voorlaatste wetsontwerp is sprake van de naturalisatie van M. L. Bé- trix, weduwe van B. L. Gerard, en 19 anderen I Is het nu wel noodig, dat een dame "die 19 echtgenoot en heeft gehad, ook genaturaliseerd wordt. (Groote vroolijkheid). Laat de vreem delingen liever flOOO betalen voor het Nederlanderschap voor ze toegelaten worden. De heer HERMANS (S.D.): En dan geen weduwen. (Vreugde). De heer DE GIJSELAAR: Vooral niet met 19 echtgenooten. (Gelach). In zijn antwoord zeide de minister van Justitie, Mr. DONNER, id&t de be zwaren van den heer De Gijselaar niet juist waren. Hij achtte het wel van belang dat vreemdelingen die hier wo nen het Nederlanderschap kunnen krij gen, ook met het oog op hun nakome lingschap. Ieder naturalisatieverzoek wordt voorts nauwkeurig onderzocht. Wat verder de vrouw met de 19 echt genooten betreft, in de titulatuur staat duidelijk een komma, wat het nut der komma's bewijst. (Vreugde). De betreffende wetsontwerpen wer den z.h.s. aangenomen en de vergade ring tot Dinsdag 22 dezer 's avonds halfnegen verdaagd. Uit het Sociale Leven. SIMPLE COMME BONJOUR. Wij hebben de eerste 50 jaar geen schuld gemaakt en wat we deden neb ben we betaald. We mochten ook een en ander doen. Wje mogen zelfs \-an genade en eere spreken als we de geschiedenis van het Verbond nagaan, 'e strijd voor het christelijk onder wijs, de actie tot uitbreiding der kies bevoegdheid, de propaganda voor de sociale wetgeving is daar om te be wijzen dat er heel wat is gepresteerd,, en dat de vergane halve eeuw met kan beschreven worden zonder Patri* monium te noemen. Maarer moet in den nu komen den tijd toch nog wat anders gebeu ren. Nu heeft men ons gezegd, ge moet één concreet ding noemen waarvoor fe het geld noodig hebt, want anders omt het er niet. Doch is de naam van Patrimonium zelf niet een zéér concreet ding? Patrimonium, vaderlijk erfdeel, Gods fWioord en de traditiën van ons volk, het heil van ons volk en onze werk lieden in het bijzonder, het bewaren en versterken van de christelijke grond slagen van onze maatschappij, de strijd tegen ongeloot en. revolutie. Zouden „onze menschen" daar met eens wat voor willen doen? Ook al zijn zij op dit oogenbiik, misschien nog. geen lid. Ge krijgt nooit zooveel gela bij elkaar zegt een pessimist. Er wordt zooveel gevraagd. Het eene is niet' feweest ot het andere komt. En de erk vraagt zooveel. En is het geen plaatselijke zaak, dan klopt een lands belang aan, en terwijl dit nog niet is behartigd, roept de nood der chris* tenheid van over de grens om leni" ging. „Ik weet het ook wel, zwijg gij stil." Er wordt veel gevraagd. En er wordt veel gegeven. En dit is onze hope er wordt véél gevraagd, omdat er veei wordt gegeven. Ons volk is milddadig en „onze menschen" beschamen met dikwijls. Het blijkt nu al reeds aan de ingekomen giften en toezeggingen voor ons jubiïeum-fonds. Toen het Kuyper-fonds moest wor den opgehaald, heeft de heer Colijn gezegdhet geld is er, het ligt klaar. En nu, kunnen wij nog bij anderen aankloppen als de millioenverzamelaar Als ze maar weten dat het om de zaak van Gods koninkrijk gaat, om de geestelijke goederen, die Christus voor ons verwierf door zijn lijden en ster ven. Dan is het zoo„simple comme bon jour". Zoo eenvoudig als dat je iemand goeien dag zegt. Met het organiseeren de. zaak, zie het zoo, u moogt het (strikt vertrou welijk) wel weten 1 We zijn begonnen met de ,afd. van Patrimonium te vragen, "hoe zij_ over de organisatie dachten. Ook wonnen FEUILLETON. JONGE HELDEN. (Uit den tijd der Hervorming). 15) „'t Hindert onze heeren niet, hoor" zei er een, „ga maar verder." „De kapitein wilde hem onmiddel lijk laten dooden. Maar de geestelijke, die hen vergezelde, de Schotsche mon nik Alexander, verzocht, hem in het leven te laten, daar hij nog van dienst kon zijn als gids naar de zwakke pun ten der stad. Juist op dat oogenbiik werd Jozef, die ons dit alles vertelde, met een boodschap voor zijn .meester naar den kapitein gezonden, zoodat hij alles zag gebeuren. De monnik ver zocht den kapitein, hem met den jon gen te laten spreken. Toen zei de mon nik hem, wat men van hem verlangde. Maar hij weigerde onmiddellijk, en be slist. Toen zei de monnik tegen hem, dat ze hem zouden dooden. En daar scheen hij in te berusten." 'tWas even doodstil in de zaal. Sir John keek zijn zoon aan, met een blik van uiterste nieuwsgierigheid. En Jean vervolgde weer: „Om hem heen slopen de soldaten, stil als mui zen, en druk in de weer met het ge reedmaken der ladders, het vullen der springbussen en nog veel meer; alles ging geheimzinnig en stil toe, opdat geen geluid^ xou doordringen tot de slapende stad. De duisternis noodzaak te heft echter lantaarns hij hun werk te gebruiken. Z 'i hoorden den jongen wel prat in, maar verstonden er geen woord van. Maar de monnik beduidde hen, wat gebeuren ging. „De jongen zal ons den weg wijzen" zei hij. Toen zagen ze, dat pater Alexander een witten doek uit zijn pij haalde, waarmee hij den knaap wilde knevelen. Maar mijnheer Ro bert duwde hem verontwaardigd van zich af. De monnik keek hem eens aan en lachte met een duivelschen lach. Zij hadden elkaar wonderbest begre pen. Mijnheer Robert was van plan, om, zoodra hij bij de stad was, alarm te maken, en zoo zijn stad té redden. En zeker zou hij het gedaan hebben, al had hij onmiddellijk daarna mceten sterven." Er ging een gemompel door de zaal; slechts één man sprak hardop. Hoi was Sir John Musgrave. „Wat kon hij anders doen?" vroeg hij, met een wei nig minachting in zijn stem. „De monnik vertelde later, dat hij den knaap beslist voor de vraag ge steld had: te worden gekneveld, of het zwaard. „Ik kies het zwaard" heeft mijnheer Robert toen gezegd, met den blik van iemand, die een onwrikbaar besluit heeft genomen. Zij zouden hem toen afgemaakt hebben, als pater Alex ander het niet weer had tegengehou den. Hij zei, dat de knaap een Brit was, en te oordeelen naar zijn klee- diag, van hooge afkomst. Hij 9telde hun dus voor, den knaap vast te hin den, om dan in den morgen, als zij in triumf terugkeerden na de plundering der stad, hem als gevangene mee te voeren en te houden, totdat zijn vrin den een flink losgeld zouden geven. Maar toen de morgen kwam, hadden de Savoyaards wel andere zaken, om zich mee te bemoeien. Het ging toen om het losgeld van hun eigen leven, dat ze duur genoeg te betalen hadden, en waarvoor ze slechts hun beenen hadden, om het te redden. U kunt he grijpen, Edelachtbare heeren, dat toen Jozef ons dat alles vertelde, wij veel te doen hadden met den armen knaap, die daar aan den boom vastgebonden was, en door niemand zou worden op gemerkt, totdat hij ten 9lotte van kou de en honger zou omkomen. Vooral Madeion, mijn zuster, was begaan met hem, en zij hield niet op met ons te smeeken, dat»een van ons zou gaan onderzoeken, wat van hem geworden was. Zie, Edelachtbare heeren, natuurlijk waren wij er ons van bewust, dat wij, Savoyaards in deze dagen voor u wei nig welkom zijn. Wij hadden er daar om weinig zin in, en trachtten het zoo lang mogelijk uit te stellen. Doch Ma deion hield niet-op, en ten slotte be sloot ik, hierheen te gaan. Ik meende aan de poort naar Jacques Mercier te vragen, die wel voor mij zou instaan en verklaren, dat ik geen kwaad in den zin had, en die mij bovendien al les zou vertellen, wat ik weten wilde. De mensck wikthier hield hij weer even stil, maar zijn ontroering spoedig weer meester geworden, ver volgde hij: „En zoo ontmoette ik mijn heer Robert, die mij vertelde, dat Jac ques reeds lang dood was. En nu.... daar zit hij, wiens lot ons zoo ter harte ging." Allen keken in de richting, waar heen Jean's uitgestrekte hand wees. Het werd even stil ih de zaal. Toen stond de Syndicus Michel Roset van zijn zetel op en sprak met een stem die trilde van ontroering. „Robert Mus grave!" De knaap tond eerbiedig op, terwijl over zijn bleek gelaat een zacht-roode tint trok, van verrassing en bedeesd heid. „Robert Musgrave" hervatte de Syn dicus, „gij hebt u een dapper jongeling betoond. Gij hebt zoowel 't land nwer geboorte als de stad uwer inwoning grootelijks aan u verplicht. Gij hebt bewezen, uw leven te willen offeren voor Genève, en Genève vergeet niet degenen die haar weldoen. Genève zegt u dank. En ik verzeker u, uit haar naam sprekend, dat, wanneer gij den vereischten leeftijd zult bereikt hebbei', uw naam met eere zal prijken dn de lijst harer burgers. En ook wensch ik uw hooggeachten vader, hier tegenwoordig, geluk met zulk oen veelbelovenden, heldhaftigen ztfon." Te oordeelen naar wat hij er later van vertelde, scheen Robert'9 herinne ring van wat op deze toespraak was gevolgd, niet heel beet te zijn geweest. Hij vertelde, dat de Syndicussen zijn vader en hem de hand gedrukt had den en „allerlei dingen" tegen hen ge zegd hadden, en dat daarna de Raads leden evenzoo hadden geaan. Vervol gons verlieten zij met Jean de zitting, en ontvingen een vriendelijke uitnoo- diging van Mercier's patroon. Een van de mannen die hen naar het Raadhuis gebracht hadden, bood aan, hun den weg te wijzen. Na het bezoek vroeg Robert, den goudsmid, ook eens bij hem te komen, als hij weer in Genève terug was; voorts verzocht hij hem, aan Madeion terug te zenden, wat zij hem voor haar verloofde als aandenken had meege geven. Daarna wilde Robert de verschillen de bezoeken gaan afleggen, die hij nog te doen had en waarvan het laatste de familie Viret gold. Maar zijn vader zorgde ervoor, dat hij spoedig naar zijn kamer, en. om het nog juister te zeggen, naar zijn bed ging. De gedach te dat hij, die, ofschoon hij gemeend had. iets groots te zullen verrichten, letterlijk niets gedaan had, en nu met zooveel eer en roem heiaden was, maakte hem eerst vroolijk en zelfs op gewonden, zoodat hij zich gevoelde, als waren vermoeienis en uitputting raken, waar hij allang niet meer vat baar voor was. Doch al te spoedig kwam de na-werking. (Wordt vervolgd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1926 | | pagina 5