Vreest geen examen! MIJNHARDT's NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN ZATERDAG 5 JUNI 1926 T WEEDE BLAD. Uit de Schriften. UIT HET HEILIGDOM. Daarin bracht hij mil weder tot dq deur van het huis, en ziet, er vloten wateren uit, van onder den dorpel des huizes naar het Oosten; en de wateren daalden af uit de rechterzijde des huizes, van het duiden des altaars. Ezech. 47:1. Het is het bekende gezicht van Ezechiël aangaande den stroom van levend water, die uit het Huis Gods ontsprong, en overal waar hij voort- fing leven wekte waaraan wij in e herdenkingsdagen van de uit storting des Heiligen Geestes onwil lekeurig herinnerd worden. Want dat hier de Ri..ksterstroom voorgesteld wordt, lijdt geen twijfel- Bezigt niet God bij Jesaja hetzelf de beeld? „Ik zal water gieten op den dorstige en stroomen op het droge. Ik zal Mijn Geest uitgieten op uw zaad, en Mijn zegen op uwe nakome lingen". En bij.- Zacharia? „Te dien dage zal het geschieden, dat er le vende wateren uit Jeruzalem vlieten zullen? £?n de Heere zal Koning zijn over de gansche aarde". En bij Joël ,ïk zal uitstorten van Mijnen Geest". Trouwens, de Schrift zelve geeft de verklaring van Ezechïëls woord als zij op haar laatste bladzij bijna met de zelfde uitdrukkingen nog éénmaal den stroom teekent, welken de profeet aan schouwt: „En hij toonde mil eene zui vere rivier van het' water cle"S levens, klaar als kristal, voormende uit den troon Gods en ae's Lams". ja, voortkomende uit den troon Gods en des Lams. Zóó zag ook Ezechiël den stroom des Heiligen Geestes. Hij zag slechts 111 Oudtestamentische vormen, wat Jo hannes beschrijft met Nieuwtestamen tische woorden. „Voortkomende uit den troon Gods en des Lams", dat is hetzelfde dat Ezechiël ziet: de wateren vloten uit het Huis Góds en ontsprongen bij het altaar. Hoe treffend wordt hier de Godde lijke oorsprong aangewezen van de uitstorting des Geestes. Het Huis Gods, - dat is onder Israël de woonstede des Heeren, waar Zijn troon staat opgericht, en Zijn luis ter wordt gezien. - Dóór ontspringen de wateren. Maar aiaus is de oorsprong niet ten voile verklaard. Want hoe kan een heilig God, die troont in Zijn Tempel, met dat dorre en doode daar beneden gemeenschap hebben? Hij moet Zich afwenden. En daarom is het zoo schoon, dat de profeet eraan toevoegt: bij het altaar. I11 het Heiligdom stond het altaar opgericht voor Gods aangezicht; het altaar der Verzoening; daar werd aan Gods recht voldaan;.daar werd Zijn toorn gestild; daar werd de heilige God een vergevend Vader. En dóór ontspringen nu de leven de wateren. Zij vlieten uit het Huis Gods, en ontspringen bij het altaar. Waar de troon Góds en het altaar der verzoening als saam verbanden zijn, dóór kan de stroom des gees telijken levens ontspringen om het cjorre te besproeien en het doode op te wecken. Het is hetzelfde dat Johannes zegt: „voortkomende uit den troon Gods en des Lams". Hoe heeft Ezechiël hier in profe- Ji^ch vergezicht het feit van den Pink sterdag aanschouwd. „Er geschiedde haastelijk uit den hemel een geluid"., U it den hemel, uit Gods hand stort zich de stroom des Geestes. N.et uit de óórde, niet uit den mensch, is het leven; daar is alles dor en dood. Maar uit God. Het is als vlieten de wateren van onder den dor pel des hemels, om uit te vloeien van boven naar de dorre vlakte hier bene den. - Uit den hemel geschiedde een ge luid. FFUiLLEïON. JONGE HELDEN. (Uit den tijd der Hervorming). U) Ds. Viret antwoordde met een me delijden den blik. Hij vermoedde wel, dat de jongen nog ijlen zou. Maar Ro bert herhaalde: „Ik zag haar. Een rij ke ziel die naar .God ging. Zeg het haar moeder." Op Viret's ernstig ge laat kwam een glimlach. „Zij is nog niet gestorven" sprak hij, „zij is nog bii ons." Had Robert reeds zijn volle bewust zijn gehad, hij zoü door vreugde over mand zijn geworden. Thans bad hij er slechts een dof begrip van. „Ik begrijp het niet" sprak hij murmelend. „Wij ook niet" zei de dankbare, maar nog hqlfongeloovige vader. „Het schijnt, dat de storm, waarvan wij verwacht hadden, dat hij haar zwakke levensvlam zou uitblusschen, haar nog aangewakkerd heeft. Het lieve kind dacht, dat al het tumult en ge- druisch, en het luiden der klokken be duidde, dat de Heere kwam op de wol ken, om al Zijn volk tot Zich te ne men En het luide trompetgeschal ver sterkte haar waan. De vreugde heeft haar zóó opgewekt, dat het ons toe schijnt, als "gaat ze nu nog niet van ons heen." Doch Gek hier ontbreekt niet de an dere trek uit Ezechiëls gezicht, de wateren ontsprongen bij het al taar. Is niet aan den Pinksterdag de he melvaart voorafgegaan? En staan die met met elkaar in onmiddellijk ver band Toen is de Hoogepnester met Zijn offer opgeld immen naar het Heilig dom, naar den troon Gods; en. Hij heeft daar den heiligen God de ver zoening aangeboden in Zijn bloed. Toen zijn daar m den hemel ver- eenigd de troon Gods en het altaar. En toen werd die troon Tlods een troon cïer genade; de troon Tlocfs en des Lams. En dan is het alsof de 'Heere Zich niet kan inhouden. Dan geschiedt er haastelijk uit den hemel* een gedruisch De vervulling gaat in van het woord: de wateren vloten uit het Huis, en ont sprongen bij het altaar. Uit troon- en altaar-saam vloeit de stroom des Gees tes- hij stort ziéh uit over cfe 'dorre aarde, en wekt leven in den dood. Wij mogen aan dezen Goddelijken oorsprong van het leven des Gees tes wel gedachtig zijn. Niet alleen opdat God de eere ont- vange van alle geestelijk leven, maar ook opdat niemand zich vergisse, en elk gewaarschuwd zij geen heil uit zichzelven of uit de wereld te ver wachten. Zie, de profeet mocht baden m de levende wateren; hij moc'ht Gods rijkp goedheid genieten. Maar vergeten wij niet wat aaaraafc was voorafgegaan; hij werd eerst gebracht aan het Heiligdom, waar de wateren ontspron gen; nij moest bij de brón zijn. Zietdaar de eenige weg om geeste lijk leven te genieten. Niemand zal van het genadeleven iets kunnen smaken, zelfs tot zijne enkelen daarin niet kunnen baden, in dien hij niet éérst gestaan heelt, ge lijk de profeet, aan de deur van het Huis Gods, en gezien en bekend heeft dat vandaar, van onder de dorpel van dat Huis, en vandaar alleen, de wa teren vloeien. En daar mag hij vrij komen. Hij behoeft niet weg te blijven om zijne zonden en onreinheid. Want er staat een altaar ui liet Hei ligdom. Er is verzoening der zond-en voor deii troon Gods. Ja, juist omdat er een altaar is, kan er voor eiken zondaar 1-evènd water vloeien. Gat hij dan kome gelijk hij is, met zijne zondé en schuld, zijne dorheid en onvruchtbaarheid. Dat hij sta aan de deur van het Huis, arm en schuld- gevoelend; dat hij bekenne vandaar alle leven te verwachten. En wie zóó komt to^ het Heilig dom, tot den troon Gods en des Lams die zal ervaren, dat ook voor hem de wateren van onder den dorpel uit vloeien, om in zijn dood at te dalen en daar leven te geven tot in eeuwig heid. En dezen weg moet Gods kind tek kens weer betreden. „Daarna bracht hij mij weder tot de deur van het Huis, en ziet er vloten wateren uit" Hoe wordt dit woord gedurig in het leven van Gods volk bevestigd.. Want met schaamte moeten zij be kennen, dat zij telkens van die wate ren afzwerven en hun ziel dan woont in het dorre. Door de influistering der zonde, de onachtzaamheid op Gods Woord, de verwaarloozing van.net ge bedsleven, de slortigheid van wandel, allerlei oorzaken binnen en buiten hen, kan het gebeuren, dat zij af zwerven van den stroom des Geestes. En als de Heere hen dan weer terugbrengt, en zij weer baden mo- en in de levende wateren, dan doet e Heere dat altijd in dézen weg: „daarna bracht hij mij weder tot de deur van het Huis, en ziet, er vloten wateren uit". Dat zij deze onderwijzing dan niet vergeten. Pinksterleven ontspringt altijd weer uit den troon Gods en des Lams. En wie zulk leven begeert, voor het eerst, of wil genieten opnieuw, die kome dóór, vanwaar het voortvloeit; die sta als smeekelirig voor Gods troon en als schuldige aan Zijin altaar, met ■de bede in het hart: „Zend uw licht en uwe waarheid, dat die mij; leiden". )rHoe wonderbaar," was al wat Ro bert zeggen kon. Maar hij dacht te meer na. „Zij en ikik dacht, dat wii samen zouden heengaanmaar nu.. God is goed.... zoo goed..,, zullen wij voor Zijn aange-ziclit wan delen in het licht des levens." Dat was zijn eerste gedachte. Men had hem al verteld, dat Genève gered was, maar hoe dat kon? Het was hem nog té veel, daarover door te denkon. Zijn pols klopte gejaagd, zijn wangen kleurden van overspanning zijn oogen schitterden koortsachtig. „Ik wil haar zien" zei hij eensklaps; zijn gedachten waren weer bij Theodora. „Zeker, mijn jongen, maar je moet eerst nog wat aansterken" sprak Ds. Viret kalnieerend. „0, ik zal heel spoedig weer sterk wezen. En ik heb nog meer te doen. Ik heb nog eer boodschap voor Jac ques Mercier, en een geschenk voor hem. Hij had het a! lang moeten heb ben." Zacht vervolgde hij. als verslap te hem het gevoe1 van uitputting nog: „Neen, ik kan nu nog niet naar hem toe. Maar wil u. Ds. Viret. hem hier heen zenden?" „Dat kan jk niet" sprak openhartig de predikant, die niet wist van ac hechte vriendschap tusschen Robert en Mercier, „Jacques Mevcier is onder degenen, die hvn leven hebben gege ven. om Genève te reddio „0, Jacques, Jacques!" 3tameldeRo b^rt; de aandoening was nog ta sterk GELIJKENISSEN CHRISTI. 0 Grote God, o goede Heer! Ick val voor uwe voeten neer, En roepe tot u nacht en dach, Want zonder u ick niet vermach; Verhoort en geeft mij mijn begeert,' Door die mij 't bidden heeft gel eert. Ik ben een schaep-ken, dat daer is Verbijstert in de wildernis, Ik ben een penninck, wech-geraeckt Een zoon, die 't lelijck heeft gemaeckt; 0 Vader! zoeckt mij wederom, Opdat ick blijf u eigendom. Leert mij belijden openbaer Te zijn een arrem tollenaer, Niet roemende voor u gezicht, Dat ick veel goets heb uitgericht, Opdat ick niet in sulcken waen Moet ongeholpen van u gaen. Steunt mijn gemoet, 0 Schepper! hou Dat ik niet op het sant en bouw Geeft dat "ick, op U bouw alleen Getimmert, als een vaste steen, En vreeze wint noch water noot, Noch geenerhande wederstoot. 0 Heere! vangt mij in het net, Van Uwe dienaers uitgezet. En als ghij 't treek et aen de strant, En werpt mij niet weer van het lant, Behout mij als een gave vis, En bruyekt mij daar 'tu eerlijck is. Laat mij niet zijn gelyck den man, Die lust en ryedom hier gewan; Maer liever als die voor sijn deur In honger lach, en swaer getreur, Dat ick hierna niet in de pijn, Maer in het Hemelryck mach sijn. Verhoort, o Vader! mijn geween, Ik bidd' uw broot, geeft mij geen steen; Ick soeke, laet mij vinden, och! Ick cloppe! doet mij geen doch. Laet mij door u behouden 'tvelt, Die op den hemel doe gewelt. JACOBUS REVIUS. KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK. Driefjal: Te Wommels en ïïy daard, E. P. Borgman, te Ter Apel; R. J. H. Brink, te Kimswerd; en A. van Ruytenberg te Oostburg. D riet alp Te Vlaardingen (vac. J. Kat), D. J. van de Graaf te Rid derkerk; K. J. van den Berg te Amers foort; G. Benes te Monster. Beroepen: Te Papendrecht, G. v. d. Zee te Hagestem. GEREF. KERKEN. Tweetal: Te Delft: Mr* W|. S. de Vries te Tzum en D. de Wit te Berlikuin; Te 's Gravenhage-Wiest, J. Wijmeinga, te CharloiS; en C. v. a. Woude te Gorredijk. Beroepen: Te Raamsdonk, H. Holtrop, cand te Scharren bij Joure. CHR. GEREF. KERK. Beroepen: Te 's-Gravenhage, A. H. Hilbers, te Enschede; Te Mep- pel, M. Holtrop te Ulrum. Bevestiging, Intrede, Afscheid. D s. A. H. J. G. v^ji Voort hui zen hoopt 10 Juli zijn intrede te doen, bij de N'ed. Herv. Gein. te Nijkerk, na bevestigd te zijn door Ds. C. J. Leenmans van Gemeren. Dr. A. Kuyper Jr. Omtrent den toestand van Dr. A. Kuyper Jr. pred. bij de Geref. Kerk te Rotterdam, deelt de „Heraut" het volgende mede: Een ongemak aan de linkeriüme, dat hem reeds eenigefa tijd kwelde en het loopen moeilijk maakte, zou volgens het oordeel der doctoren het beste verholpen kunnen worden door een operatie die van niet zeer enr stigen aard heette. Dr. A. Kuyper Jr. begaf zich tot het ondergaan dezer operatie naar Eudokia; de operatie zelf, al bracht ze niet het gewenschte resultaat, scheen overigens .toch goed te zijin verloopen en. na drie weken mocht hij weer naar huis terugkee- iren om verder herstel af te wachten. Thans echter deden zich zeer ern stige verschijnselen voor, hevige koort sen en benauwdheden, die er op we zen, dat tengevolge van de operatie zich een thrombose gevormd had, en de daardoor ontswme zoogenaamde embolieën zich door het bloed naai de longen hadden verspreid, waardoor longontsteking was ontstaan. Al geef? de sterke constitutie van den lijder voor zijn nog zwak gestel. „Maar dominee Viret' viel mevrouw Bernard veroatwaardigd in. „wat hebt u nu gedaan! Was u maar heenge gaan 1" „Neen, neen! smeekte Robert, „niet heengaan! verte) mij. ,Als ge hoort hoe het gekomen is, zult ge hem niet betreuren" zei Ds. Viret. „Ieder onzer zou er trotsch op geweest zijn, te sterven, als hij stierf. En toen verteide Viret. hoe Jacques Mercier de bevrijding van Genève had bewerkt; hij eindigde met de voorden. „De Nieuwe Poort is de sleutel der stad.... dan weet ge genoeg. En nu ga ik weg. Vaarwel." „Genoeg? Ja, en veel te veel ook" mopperde mevrouw Bernard, terwijl zij haastig den onvuor/Jchtigeii be zoeker uitliet. Zij had goed gezien. Een poosje nog volgden de gedachten in Robert's over spannen brein elkander geregeld en helder op. „Jacques Mercier stierf voor Genève.Jacques Mercier redde Ge nève. Hij, die altoos dacht, dat hij zoo weinig kon doen, die nooit van iets groots droomde, ja het- zelfs niet be geerde, die slechts zijn plicht volbren gen wilde, waar deze hem riep, zulk een had God nu dit groote als plicht opgelegd. En hij was bereid hij vol voerde zijn taak Terwijl ik zoo spon Robert in zijn denken voort die droomde van zooveel groote dingen, letterlijk niets gedaan heb! God wilde RECLAME. Want er is een middel dat U kalm maakt en kalm houdt, terwijl Uw geest helder blijft ZENUWTABLETTEN behoeden U voor zenuwachtigheid Buisje 75 ct. Bij Apoth. en Drogisten hoop, dat, onder Gods gunst, hij1 deze zware ziekte nog zal te boven ko men, toch mogen we onzen lezers niet ontveinzen, dat de toestand niet zon der gevaar is, zooals ieder, die met deze ziekteverschijnselen op de hoog te is, wel begrijpen zal. „Schijn van hiërarchie." De Classis Gouda der Geref. Ker ken heeft zich in haar jongste ver gadering bezig gehouden met het ver schijnsel, dat m vele classes bijna al toos dezelfde personen worden afge vaardigd naar de Particuliere Syno de. Zij sprak de wenschelijkheid uit dat dit anders zou worden, ook opdat alle schijn van hiërarchie worde vermeden, en ook de gaven die de Koning der kerk aan anderen heeft gegeven, tot haar recht komen". Chr. Gerei. Zendingsdag. De Zendingsdag, uitgaande van de classis Utrecht der Chr. Geref. Kerk, st^fc 'gehouden te worden op Donder dag 15 Juli in het Rjjsenburgsche bosch te Driebergen, aanvangende des moi- gens 10 uur. Als sprekers zullen optreden D. V.-. Ds. W. Hendriksen, te Epe: Opening» woord. Ds. J. Jongeleen, te Hilversum^ onderwerp: „Plaats en taak der Zen ding bg den arbeid voor het Koninkrijk Gods". Ds. W. Bjjleveld, Haarlem, on derwerp: „Wondervolle vischvangst Ds. L. H. va 1 der Mc.den te Dordrecht*, onderwerp: „üm die eene". Ds. D. Dries sen, 's Gravezande, onderwerp: „Een rijk gezegende heidenpreek van slechts 8 woorden". Ds. G. Wisse, Utrecht, on derwerp i ,T)e stad zonder muur". Ds. K. Groen, Baarn, slotwoord. Aan den vooravond 14 Juni te 7 uur hoopt Ds. Jongleen in het Chr. Geref. kerkgebouw te Zeist een biduur in te leiden. De Theol. School te Kampen. Verschenen is de agenda van den Theol. Schooldag, 24 Juni a.s. te Kam pen te houden. Des avonds tevoren te 7 uur zal in de Burgwal-kerk een bid. stond worden gehouden, waarin hoopt voor te gaan Ds. W. L. Milo, van Almelo, in a afioop zullen de bezoe kers van buiten worden ontvangen in de Aula der Theologiscne School. De vergaderingen van den 24sten zullen in de Burgwaikerk worden ge houden, en onder leiding staan van Prof. Dr. H. Bouwman. De morgenvergaueruig zal aanvan gen te kwart voor tien en omstreeks 12 uur worden gesloten. Het ope ningswoord zal worden gesproken, door den Rector Prof. Dr. T. Hoekstra, 'Daarna zal de heer J. Schouten, lid van de Tweede Kamer der Stat en- Generaal, spreken over „Kerk en Maatschappij". De middagvergadering zal aanvan gen te twee uur. Hier hopen als spre kers op te treden Ds. P. v. Dijk, van Zaamsiag; Ds. A. H. v. Minnen, van 's-Gravenliage; en Ds. IC v. Dijk, mis sionair Dienaar des Wioords te Keboe* men (Java), laatstgenoemde over het onderwerp „Kerk en Zending". De jaarvergadering van den ReiP nistenbond van F.Q.i. is bepaald op Woensdag 2b Juni te 2.30 uur n.m. in de kleine Auia van de Theo). Schoot te Kampen. .Voorzitter is prof. Hoek stra. Het agendum vermeldt: 1. Ope ning. 2. Notulen. 3. Verslag omtrent de financiën. 4. Voorstellen van' hen bestuur. 5. Mededeelingen omtrent den G.S.B., en bespreking daarvan. 0. Re feraat van Ds. L. Kuiper, te Kampen over „Studentenleven e Kampen, voor heen en thans". 7. Reünisten-Monitor (Ds. Oosten, Boerkoel, Schilder). 8. Rondvraag. 9. Sluiting. Vrije Universiteit. De jaai-vergadering van de Vereen, voor H. 0. op Geref. Grondslag zal Genève niet redden door mijn hand. Ik denk, dat Hij. wist, dat ik het niet waard was. Toch weet Hij, dat ik mijn leven aanbood.... ik heb bet zwaard gekozen boven het verraad. Maar Hij heeft mijn offer niet aangenomen. E11 toch weet Hij, dat,ik bereid was. Al les wel bezien, ben ik er toch me© ver- eenigd. Hij weet het! Maar niemand anders zal het ooit weten. Het zal m'n geheim blijven. Of liever," eèn geheim tusschen Hem en mij." Dit waren de laatste geregelde ge dachten, waarna dagenlang zijn denk wereld verward was. Uitputting, ge voegd bij de overspanning door het willen denken, deden een felle koorts opkomen. En al spoedig lag hij mach teloos neer, ten prooi aan da wildste droomen, waarin woeste gevechten, akelige avonturen te land en 'e water, vermengd met verwarde voorstellin gen van andere dingen, alles even vaag en onbelijnd, schrikaanjagend en afschuwelijk, het verhitte brein door kruisten. Éigenaardig echter, hoewel hij geen stuur had over de waanvoor stellingen, die hem doorflitsen, was er toch één zaak, die. hij, onbewust, in toom hield. Hij praatte veel en druk en naar hij waande - tegen veel menschen tegelijk; maar als een on verklaarbaar verschijnsel in deze ijl koortsen, behield hij toch een sterken indruk van de belofte, die hij zichzelf gedaan had. over dat ééne sprak bij geen woord. AAN HET ZOEKLICHT. Leiden, 5 Juni 1020. De Leidsche sociaal-democraten, die ten opzichte ran het aanvaarden van wethouderszerels jarenlang een uitzon deringspositie innamen en schijnbaar meer principieel dan hun roode broe ders in andere plaatsen waren, gaan nu hun koers wijzigen. De frontverandering is heel voor zichtig aangekondigd men moet ln zulke gevallen niet al te forsch ^optime- den maar de frontverandering is er dan toch. Ik ben benieuwd, zei een mijner kennissen* wie van de roode heeren straks naast den burgemeester plaats zal nemen om met hem de wet te houden. Dat laat mii echter betrekkelijk koud. Ik voor mij ben veel meer benieuw 1 welke argumenten Mr. van Eek, die nif wel mee zijn draai zal nemen, zal aanvoeren om deze frontverandering te verdedigen. Tot nu toe 'werd als bezwaar aan gevoerd, dat wethouders nu eenmaal geroepen, zijn de kapitalistische maat schappij- te steunen en dat men door meer verantwoorc^lijkheid op zich te nemen en dus zuiniger te zijn met de beloften, het contact met de massa zou verliezen. Is men evenals de collega's in an dere plaatsen tot de ontdekking geko men, dat deze kapitalistische maat schappij, nog zoo kwaad niet is? Ik acht het niet onmogelijk, want bii den 1 Mei optocht zag ik wel dames en heeren, maar het proletariaat ont brak. Intusschen, voor Dr. Knuttel, die zoo moeilijke dagen met zijn eigen partij beleefde is deze frontverandering een 'niet te versmaden buitenkansje. OBSERVATOR D. V. Donderdag 1 Juli gehouden woi den te Rotterdam. 's Avonds te voren hoopt Ds. Bui finga voor te gaan in den bidstond in de N. Westerkerk, waarna in de Doelen door de regelingscommissie aan leden en begunstigers een gezellig samen zqn wordt aangeboden. Op de jaarvergadering, die Donde» dag in de groote Doelenzaal gehouden wordt, zal des morgens na afdoening van huishoudelnke zaken Prof. Dr. u Gerritson van Utrecht, een rede hou den over: vGroen van Prinsterer". In de middagvergadering zullen spre ken Prof. Dr. .G Un. Aalders, van Hil versum, over: „De Gereformeerde we tenschap van het Gereformeerde volk" en Dr. J. Waterink van Amsterdam over .^Conservatisme en Cultuur taak". Bljjkens het binnenkort te verschgneü Jaarverslag is het leden-en begunstigers aantal hooger dan ooit te voren. De geruchten, alsof in de laatste da gen de bedankjes zouden ^binnenstro» men" zegt „De Heraut" zjjn gelukkig overdreven. Aan de beroering op ker kelijk terrein ontkomt de Vrpe univer siteit niet zonder eenige financieele schade, maar het aantal bedankjes ia niet groot. En opmerkelijk komen da laatste dagen verschillende belangrijke giften als „dankoffers" binnen. Stenhnis geoordeeld. Omtrent de door de hoofdbestuur»- vergadering van het N.V.V. aangeno men moties inzake het optreden van Stenhuis deelt „Ons Vakblad" het vol gende mede: Na zeer uitvoerige beraadslagingen werd de eerste resolutie aangenomen met algemeene stemmen, behalve die van één der aangesloten bonden. De tweede resolutie werd aangenomen met 127.616 stemmen vóór, 19.345 st. tegen en 40.233 stemmen blanco. Bij de discussie was duidelijk ge bleken, dat vrijwel niemand der aan wezigen de meening van Stenhuis on derschrijft, dat een volledige frontver andering van de tactiek der moderne arbeidersbeweging voorwaarde is voor een snellere vooruitgang der beweging De vertegenwoordigers der* Hoofdbe sturen, die bij de stemming over de tweede resolutie blanco of tegen stem den, deden dit meerendeels, omdat zij het overbodig achtten uit te spreken wat er in de resolutie staat. Langzaam minderden de koortsen; de visioenen verflauwden, en de stem men, die hij waande te hoor»n stier ven weg in onverstaanba e klanken. En weer strekte de groote toovenaar de slaap zijn hand uit over den vermoeiden, afgematten knaap on zijn afgetobd brein. Robert Musgrave her stelde! Eindelijk kwam er een dag, waarop hij met wijd-open, heldere oogen om zich heen keek; 'twas nog de blik van een zwakke? maar er blonk helder le venslicht en een ontwakende peest in. Bij zijn bed zat iemand, gekleed in een fijn lakensch costuum, echter niet het model, dat de welgestelde burgers van Genève droegen. Mijnheer Ber nard was het niet, en dominee Viret ook niet. Wie dan? In de kleeding was Iets wat heni onweerstaanbaar aan trok. wat hem bekend voorkwam. Maar 'twas hem nog te veel moeite, om zich in te spaopen voor een onder zoek. wie het toch wel wezen kon. Maar zie, de bezoeker was opgestaan, had een beker opgenomen, en boog zich over hem heen. Toen rees Robert Musgrave met groote - krachtsinspanning overeind, strekte zijn bleeke. magere handen uit. en riep in fclijde verukking: „Vader, O, vader." (Wordt vervolgd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1926 | | pagina 5