Vreest geen
examen!
MIJNHARDT's
NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN ZATERDAG 5 JUNI 1926
T WEEDE BLAD.
Uit de Schriften.
UIT HET HEILIGDOM.
Daarin bracht hij mil weder
tot dq deur van het huis, en
ziet, er vloten wateren uit, van
onder den dorpel des huizes
naar het Oosten; en de wateren
daalden af uit de rechterzijde
des huizes, van het duiden des
altaars.
Ezech. 47:1.
Het is het bekende gezicht van
Ezechiël aangaande den stroom van
levend water, die uit het Huis Gods
ontsprong, en overal waar hij voort-
fing leven wekte waaraan wij in
e herdenkingsdagen van de uit
storting des Heiligen Geestes onwil
lekeurig herinnerd worden.
Want dat hier de Ri..ksterstroom
voorgesteld wordt, lijdt geen twijfel-
Bezigt niet God bij Jesaja hetzelf
de beeld? „Ik zal water gieten op den
dorstige en stroomen op het droge.
Ik zal Mijn Geest uitgieten op uw
zaad, en Mijn zegen op uwe nakome
lingen". En bij.- Zacharia? „Te dien
dage zal het geschieden, dat er le
vende wateren uit Jeruzalem vlieten
zullen? £?n de Heere zal Koning zijn
over de gansche aarde". En bij Joël
,ïk zal uitstorten van Mijnen Geest".
Trouwens, de Schrift zelve geeft de
verklaring van Ezechïëls woord als zij
op haar laatste bladzij bijna met de
zelfde uitdrukkingen nog éénmaal den
stroom teekent, welken de profeet aan
schouwt: „En hij toonde mil eene zui
vere rivier van het' water cle"S levens,
klaar als kristal, voormende uit den
troon Gods en ae's Lams".
ja, voortkomende uit den troon
Gods en des Lams.
Zóó zag ook Ezechiël den stroom
des Heiligen Geestes. Hij zag slechts
111 Oudtestamentische vormen, wat Jo
hannes beschrijft met Nieuwtestamen
tische woorden.
„Voortkomende uit den troon Gods
en des Lams", dat is hetzelfde
dat Ezechiël ziet: de wateren vloten uit
het Huis Góds en ontsprongen bij het
altaar.
Hoe treffend wordt hier de Godde
lijke oorsprong aangewezen van de
uitstorting des Geestes.
Het Huis Gods, - dat is onder
Israël de woonstede des Heeren, waar
Zijn troon staat opgericht, en Zijn luis
ter wordt gezien. -
Dóór ontspringen de wateren.
Maar aiaus is de oorsprong niet
ten voile verklaard.
Want hoe kan een heilig God, die
troont in Zijn Tempel, met dat dorre
en doode daar beneden gemeenschap
hebben? Hij moet Zich afwenden.
En daarom is het zoo schoon, dat
de profeet eraan toevoegt: bij het
altaar.
I11 het Heiligdom stond het altaar
opgericht voor Gods aangezicht; het
altaar der Verzoening; daar werd aan
Gods recht voldaan;.daar werd Zijn
toorn gestild; daar werd de heilige
God een vergevend Vader.
En dóór ontspringen nu de leven
de wateren. Zij vlieten uit het Huis
Gods, en ontspringen bij het altaar.
Waar de troon Góds en het altaar
der verzoening als saam verbanden
zijn, dóór kan de stroom des gees
telijken levens ontspringen om het
cjorre te besproeien en het doode op
te wecken.
Het is hetzelfde dat Johannes zegt:
„voortkomende uit den troon Gods
en des Lams".
Hoe heeft Ezechiël hier in profe-
Ji^ch vergezicht het feit van den Pink
sterdag aanschouwd.
„Er geschiedde haastelijk uit den
hemel een geluid".,
U it den hemel, uit Gods hand stort
zich de stroom des Geestes.
N.et uit de óórde, niet uit den
mensch, is het leven; daar is alles dor
en dood. Maar uit God. Het is als
vlieten de wateren van onder den dor
pel des hemels, om uit te vloeien van
boven naar de dorre vlakte hier bene
den. -
Uit den hemel geschiedde een ge
luid.
FFUiLLEïON.
JONGE HELDEN.
(Uit den tijd der Hervorming).
U)
Ds. Viret antwoordde met een me
delijden den blik. Hij vermoedde wel,
dat de jongen nog ijlen zou. Maar Ro
bert herhaalde: „Ik zag haar. Een rij
ke ziel die naar .God ging. Zeg het
haar moeder." Op Viret's ernstig ge
laat kwam een glimlach. „Zij is nog
niet gestorven" sprak hij, „zij is nog
bii ons."
Had Robert reeds zijn volle bewust
zijn gehad, hij zoü door vreugde over
mand zijn geworden. Thans bad hij er
slechts een dof begrip van. „Ik begrijp
het niet" sprak hij murmelend.
„Wij ook niet" zei de dankbare,
maar nog hqlfongeloovige vader. „Het
schijnt, dat de storm, waarvan wij
verwacht hadden, dat hij haar zwakke
levensvlam zou uitblusschen, haar
nog aangewakkerd heeft. Het lieve
kind dacht, dat al het tumult en ge-
druisch, en het luiden der klokken be
duidde, dat de Heere kwam op de wol
ken, om al Zijn volk tot Zich te ne
men En het luide trompetgeschal ver
sterkte haar waan. De vreugde heeft
haar zóó opgewekt, dat het ons toe
schijnt, als "gaat ze nu nog niet van
ons heen."
Doch Gek hier ontbreekt niet de an
dere trek uit Ezechiëls gezicht,
de wateren ontsprongen bij het al
taar.
Is niet aan den Pinksterdag de he
melvaart voorafgegaan? En staan die
met met elkaar in onmiddellijk ver
band
Toen is de Hoogepnester met Zijn
offer opgeld immen naar het Heilig
dom, naar den troon Gods; en. Hij
heeft daar den heiligen God de ver
zoening aangeboden in Zijn bloed.
Toen zijn daar m den hemel ver-
eenigd de troon Gods en het altaar.
En toen werd die troon Tlods een
troon cïer genade; de troon Tlocfs
en des Lams.
En dan is het alsof de 'Heere Zich
niet kan inhouden. Dan geschiedt er
haastelijk uit den hemel* een gedruisch
De vervulling gaat in van het woord:
de wateren vloten uit het Huis, en ont
sprongen bij het altaar. Uit troon- en
altaar-saam vloeit de stroom des Gees
tes- hij stort ziéh uit over cfe 'dorre
aarde, en wekt leven in den dood.
Wij mogen aan dezen Goddelijken
oorsprong van het leven des Gees
tes wel gedachtig zijn.
Niet alleen opdat God de eere ont-
vange van alle geestelijk leven, maar
ook opdat niemand zich vergisse, en
elk gewaarschuwd zij geen heil uit
zichzelven of uit de wereld te ver
wachten.
Zie, de profeet mocht baden m de
levende wateren; hij moc'ht Gods rijkp
goedheid genieten. Maar vergeten wij
niet wat aaaraafc was voorafgegaan;
hij werd eerst gebracht aan het
Heiligdom, waar de wateren ontspron
gen; nij moest bij de brón zijn.
Zietdaar de eenige weg om geeste
lijk leven te genieten.
Niemand zal van het genadeleven
iets kunnen smaken, zelfs tot zijne
enkelen daarin niet kunnen baden, in
dien hij niet éérst gestaan heelt, ge
lijk de profeet, aan de deur van het
Huis Gods, en gezien en bekend heeft
dat vandaar, van onder de dorpel van
dat Huis, en vandaar alleen, de wa
teren vloeien.
En daar mag hij vrij komen.
Hij behoeft niet weg te blijven om
zijne zonden en onreinheid.
Want er staat een altaar ui liet Hei
ligdom.
Er is verzoening der zond-en voor
deii troon Gods.
Ja, juist omdat er een altaar is, kan
er voor eiken zondaar 1-evènd water
vloeien.
Gat hij dan kome gelijk hij is, met
zijne zondé en schuld, zijne dorheid
en onvruchtbaarheid. Dat hij sta aan
de deur van het Huis, arm en schuld-
gevoelend; dat hij bekenne vandaar
alle leven te verwachten.
En wie zóó komt to^ het Heilig
dom, tot den troon Gods en des Lams
die zal ervaren, dat ook voor hem
de wateren van onder den dorpel uit
vloeien, om in zijn dood at te dalen
en daar leven te geven tot in eeuwig
heid.
En dezen weg moet Gods kind tek
kens weer betreden.
„Daarna bracht hij mij weder tot de
deur van het Huis, en ziet er vloten
wateren uit"
Hoe wordt dit woord gedurig in
het leven van Gods volk bevestigd..
Want met schaamte moeten zij be
kennen, dat zij telkens van die wate
ren afzwerven en hun ziel dan woont
in het dorre. Door de influistering
der zonde, de onachtzaamheid op Gods
Woord, de verwaarloozing van.net ge
bedsleven, de slortigheid van wandel,
allerlei oorzaken binnen en buiten
hen, kan het gebeuren, dat zij af
zwerven van den stroom des Geestes.
En als de Heere hen dan weer
terugbrengt, en zij weer baden mo-
en in de levende wateren, dan doet
e Heere dat altijd in dézen weg:
„daarna bracht hij mij weder tot de
deur van het Huis, en ziet, er vloten
wateren uit".
Dat zij deze onderwijzing dan niet
vergeten.
Pinksterleven ontspringt altijd weer
uit den troon Gods en des Lams.
En wie zulk leven begeert, voor het
eerst, of wil genieten opnieuw, die
kome dóór, vanwaar het voortvloeit;
die sta als smeekelirig voor Gods troon
en als schuldige aan Zijin altaar, met
■de bede in het hart: „Zend uw licht
en uwe waarheid, dat die mij; leiden".
)rHoe wonderbaar," was al wat Ro
bert zeggen kon. Maar hij dacht te
meer na. „Zij en ikik dacht, dat
wii samen zouden heengaanmaar
nu.. God is goed.... zoo goed..,,
zullen wij voor Zijn aange-ziclit wan
delen in het licht des levens."
Dat was zijn eerste gedachte. Men
had hem al verteld, dat Genève gered
was, maar hoe dat kon? Het was hem
nog té veel, daarover door te denkon.
Zijn pols klopte gejaagd, zijn wangen
kleurden van overspanning zijn oogen
schitterden koortsachtig. „Ik wil haar
zien" zei hij eensklaps; zijn gedachten
waren weer bij Theodora.
„Zeker, mijn jongen, maar je moet
eerst nog wat aansterken" sprak Ds.
Viret kalnieerend.
„0, ik zal heel spoedig weer sterk
wezen. En ik heb nog meer te doen.
Ik heb nog eer boodschap voor Jac
ques Mercier, en een geschenk voor
hem. Hij had het a! lang moeten heb
ben." Zacht vervolgde hij. als verslap
te hem het gevoe1 van uitputting nog:
„Neen, ik kan nu nog niet naar hem
toe. Maar wil u. Ds. Viret. hem hier
heen zenden?"
„Dat kan jk niet" sprak openhartig
de predikant, die niet wist van ac
hechte vriendschap tusschen Robert
en Mercier, „Jacques Mevcier is onder
degenen, die hvn leven hebben gege
ven. om Genève te reddio
„0, Jacques, Jacques!" 3tameldeRo
b^rt; de aandoening was nog ta sterk
GELIJKENISSEN CHRISTI.
0 Grote God, o goede Heer!
Ick val voor uwe voeten neer,
En roepe tot u nacht en dach,
Want zonder u ick niet vermach;
Verhoort en geeft mij mijn begeert,'
Door die mij 't bidden heeft gel eert.
Ik ben een schaep-ken, dat daer is
Verbijstert in de wildernis,
Ik ben een penninck, wech-geraeckt
Een zoon, die 't lelijck heeft gemaeckt;
0 Vader! zoeckt mij wederom,
Opdat ick blijf u eigendom.
Leert mij belijden openbaer
Te zijn een arrem tollenaer,
Niet roemende voor u gezicht,
Dat ick veel goets heb uitgericht,
Opdat ick niet in sulcken waen
Moet ongeholpen van u gaen.
Steunt mijn gemoet, 0 Schepper! hou
Dat ik niet op het sant en bouw
Geeft dat "ick, op U bouw alleen
Getimmert, als een vaste steen,
En vreeze wint noch water noot,
Noch geenerhande wederstoot.
0 Heere! vangt mij in het net,
Van Uwe dienaers uitgezet.
En als ghij 't treek et aen de strant,
En werpt mij niet weer van het lant,
Behout mij als een gave vis,
En bruyekt mij daar 'tu eerlijck is.
Laat mij niet zijn gelyck den man,
Die lust en ryedom hier gewan;
Maer liever als die voor sijn deur
In honger lach, en swaer getreur,
Dat ick hierna niet in de pijn,
Maer in het Hemelryck mach sijn.
Verhoort, o Vader! mijn geween,
Ik bidd' uw broot, geeft mij geen
steen;
Ick soeke, laet mij vinden, och!
Ick cloppe! doet mij geen doch.
Laet mij door u behouden 'tvelt,
Die op den hemel doe gewelt.
JACOBUS REVIUS.
KERK EN SCHOOL.
NED. HERV. KERK.
Driefjal: Te Wommels en ïïy
daard, E. P. Borgman, te Ter Apel;
R. J. H. Brink, te Kimswerd; en A.
van Ruytenberg te Oostburg.
D riet alp Te Vlaardingen (vac. J.
Kat), D. J. van de Graaf te Rid
derkerk; K. J. van den Berg te Amers
foort; G. Benes te Monster.
Beroepen: Te Papendrecht, G.
v. d. Zee te Hagestem.
GEREF. KERKEN.
Tweetal: Te Delft: Mr* W|. S.
de Vries te Tzum en D. de Wit te
Berlikuin; Te 's Gravenhage-Wiest, J.
Wijmeinga, te CharloiS; en C. v. a.
Woude te Gorredijk.
Beroepen: Te Raamsdonk, H.
Holtrop, cand te Scharren bij Joure.
CHR. GEREF. KERK.
Beroepen: Te 's-Gravenhage, A.
H. Hilbers, te Enschede; Te Mep-
pel, M. Holtrop te Ulrum.
Bevestiging, Intrede, Afscheid.
D s. A. H. J. G. v^ji Voort hui
zen hoopt 10 Juli zijn intrede te doen,
bij de N'ed. Herv. Gein. te Nijkerk,
na bevestigd te zijn door Ds. C. J.
Leenmans van Gemeren.
Dr. A. Kuyper Jr.
Omtrent den toestand van Dr. A.
Kuyper Jr. pred. bij de Geref. Kerk
te Rotterdam, deelt de „Heraut" het
volgende mede:
Een ongemak aan de linkeriüme,
dat hem reeds eenigefa tijd kwelde
en het loopen moeilijk maakte, zou
volgens het oordeel der doctoren het
beste verholpen kunnen worden door
een operatie die van niet zeer enr
stigen aard heette. Dr. A. Kuyper
Jr. begaf zich tot het ondergaan dezer
operatie naar Eudokia; de operatie
zelf, al bracht ze niet het gewenschte
resultaat, scheen overigens .toch goed
te zijin verloopen en. na drie weken
mocht hij weer naar huis terugkee-
iren om verder herstel af te wachten.
Thans echter deden zich zeer ern
stige verschijnselen voor, hevige koort
sen en benauwdheden, die er op we
zen, dat tengevolge van de operatie
zich een thrombose gevormd had, en
de daardoor ontswme zoogenaamde
embolieën zich door het bloed naai
de longen hadden verspreid, waardoor
longontsteking was ontstaan. Al geef?
de sterke constitutie van den lijder
voor zijn nog zwak gestel.
„Maar dominee Viret' viel mevrouw
Bernard veroatwaardigd in. „wat hebt
u nu gedaan! Was u maar heenge
gaan 1"
„Neen, neen! smeekte Robert, „niet
heengaan! verte) mij.
,Als ge hoort hoe het gekomen is,
zult ge hem niet betreuren" zei Ds.
Viret. „Ieder onzer zou er trotsch op
geweest zijn, te sterven, als hij stierf.
En toen verteide Viret. hoe Jacques
Mercier de bevrijding van Genève had
bewerkt; hij eindigde met de voorden.
„De Nieuwe Poort is de sleutel der
stad.... dan weet ge genoeg. En nu
ga ik weg. Vaarwel."
„Genoeg? Ja, en veel te veel ook"
mopperde mevrouw Bernard, terwijl
zij haastig den onvuor/Jchtigeii be
zoeker uitliet.
Zij had goed gezien. Een poosje nog
volgden de gedachten in Robert's over
spannen brein elkander geregeld en
helder op. „Jacques Mercier stierf voor
Genève.Jacques Mercier redde Ge
nève. Hij, die altoos dacht, dat hij zoo
weinig kon doen, die nooit van iets
groots droomde, ja het- zelfs niet be
geerde, die slechts zijn plicht volbren
gen wilde, waar deze hem riep, zulk
een had God nu dit groote als plicht
opgelegd. En hij was bereid hij vol
voerde zijn taak Terwijl ik zoo spon
Robert in zijn denken voort die
droomde van zooveel groote dingen,
letterlijk niets gedaan heb! God wilde
RECLAME.
Want er is een middel dat U
kalm maakt en kalm houdt,
terwijl Uw geest helder blijft
ZENUWTABLETTEN
behoeden U voor zenuwachtigheid
Buisje 75 ct. Bij Apoth. en Drogisten
hoop, dat, onder Gods gunst, hij1 deze
zware ziekte nog zal te boven ko
men, toch mogen we onzen lezers niet
ontveinzen, dat de toestand niet zon
der gevaar is, zooals ieder, die met
deze ziekteverschijnselen op de hoog
te is, wel begrijpen zal.
„Schijn van hiërarchie."
De Classis Gouda der Geref. Ker
ken heeft zich in haar jongste ver
gadering bezig gehouden met het ver
schijnsel, dat m vele classes bijna al
toos dezelfde personen worden afge
vaardigd naar de Particuliere Syno
de. Zij sprak de wenschelijkheid uit dat
dit anders zou worden, ook opdat alle
schijn van hiërarchie worde vermeden,
en ook de gaven die de Koning der
kerk aan anderen heeft gegeven, tot
haar recht komen".
Chr. Gerei. Zendingsdag.
De Zendingsdag, uitgaande van de
classis Utrecht der Chr. Geref. Kerk,
st^fc 'gehouden te worden op Donder
dag 15 Juli in het Rjjsenburgsche bosch
te Driebergen, aanvangende des moi-
gens 10 uur.
Als sprekers zullen optreden D. V.-.
Ds. W. Hendriksen, te Epe: Opening»
woord. Ds. J. Jongeleen, te Hilversum^
onderwerp: „Plaats en taak der Zen
ding bg den arbeid voor het Koninkrijk
Gods". Ds. W. Bjjleveld, Haarlem, on
derwerp: „Wondervolle vischvangst
Ds. L. H. va 1 der Mc.den te Dordrecht*,
onderwerp: „üm die eene". Ds. D. Dries
sen, 's Gravezande, onderwerp: „Een
rijk gezegende heidenpreek van slechts
8 woorden". Ds. G. Wisse, Utrecht, on
derwerp i ,T)e stad zonder muur". Ds.
K. Groen, Baarn, slotwoord.
Aan den vooravond 14 Juni
te 7 uur hoopt Ds. Jongleen in het
Chr. Geref. kerkgebouw te Zeist een
biduur in te leiden.
De Theol. School te Kampen.
Verschenen is de agenda van den
Theol. Schooldag, 24 Juni a.s. te Kam
pen te houden. Des avonds tevoren te
7 uur zal in de Burgwal-kerk een bid.
stond worden gehouden, waarin hoopt
voor te gaan Ds. W. L. Milo, van
Almelo, in a afioop zullen de bezoe
kers van buiten worden ontvangen in
de Aula der Theologiscne School.
De vergaderingen van den 24sten
zullen in de Burgwaikerk worden ge
houden, en onder leiding staan van
Prof. Dr. H. Bouwman.
De morgenvergaueruig zal aanvan
gen te kwart voor tien en omstreeks
12 uur worden gesloten. Het ope
ningswoord zal worden gesproken, door
den Rector Prof. Dr. T. Hoekstra,
'Daarna zal de heer J. Schouten, lid
van de Tweede Kamer der Stat en-
Generaal, spreken over „Kerk en
Maatschappij".
De middagvergadering zal aanvan
gen te twee uur. Hier hopen als spre
kers op te treden Ds. P. v. Dijk, van
Zaamsiag; Ds. A. H. v. Minnen, van
's-Gravenliage; en Ds. IC v. Dijk, mis
sionair Dienaar des Wioords te Keboe*
men (Java), laatstgenoemde over het
onderwerp „Kerk en Zending".
De jaarvergadering van den ReiP
nistenbond van F.Q.i. is bepaald op
Woensdag 2b Juni te 2.30 uur n.m.
in de kleine Auia van de Theo). Schoot
te Kampen. .Voorzitter is prof. Hoek
stra. Het agendum vermeldt: 1. Ope
ning. 2. Notulen. 3. Verslag omtrent
de financiën. 4. Voorstellen van' hen
bestuur. 5. Mededeelingen omtrent den
G.S.B., en bespreking daarvan. 0. Re
feraat van Ds. L. Kuiper, te Kampen
over „Studentenleven e Kampen, voor
heen en thans". 7. Reünisten-Monitor
(Ds. Oosten, Boerkoel, Schilder). 8.
Rondvraag. 9. Sluiting.
Vrije Universiteit.
De jaai-vergadering van de Vereen,
voor H. 0. op Geref. Grondslag zal
Genève niet redden door mijn hand.
Ik denk, dat Hij. wist, dat ik het niet
waard was. Toch weet Hij, dat ik mijn
leven aanbood.... ik heb bet zwaard
gekozen boven het verraad. Maar Hij
heeft mijn offer niet aangenomen. E11
toch weet Hij, dat,ik bereid was. Al
les wel bezien, ben ik er toch me© ver-
eenigd. Hij weet het! Maar niemand
anders zal het ooit weten. Het zal m'n
geheim blijven. Of liever," eèn geheim
tusschen Hem en mij."
Dit waren de laatste geregelde ge
dachten, waarna dagenlang zijn denk
wereld verward was. Uitputting, ge
voegd bij de overspanning door het
willen denken, deden een felle koorts
opkomen. En al spoedig lag hij mach
teloos neer, ten prooi aan da wildste
droomen, waarin woeste gevechten,
akelige avonturen te land en 'e water,
vermengd met verwarde voorstellin
gen van andere dingen, alles even
vaag en onbelijnd, schrikaanjagend en
afschuwelijk, het verhitte brein door
kruisten. Éigenaardig echter, hoewel
hij geen stuur had over de waanvoor
stellingen, die hem doorflitsen, was er
toch één zaak, die. hij, onbewust, in
toom hield. Hij praatte veel en druk
en naar hij waande - tegen veel
menschen tegelijk; maar als een on
verklaarbaar verschijnsel in deze ijl
koortsen, behield hij toch een sterken
indruk van de belofte, die hij zichzelf
gedaan had. over dat ééne sprak bij
geen woord.
AAN HET ZOEKLICHT.
Leiden, 5 Juni 1020.
De Leidsche sociaal-democraten, die
ten opzichte ran het aanvaarden van
wethouderszerels jarenlang een uitzon
deringspositie innamen en schijnbaar
meer principieel dan hun roode broe
ders in andere plaatsen waren, gaan
nu hun koers wijzigen.
De frontverandering is heel voor
zichtig aangekondigd men moet ln
zulke gevallen niet al te forsch ^optime-
den maar de frontverandering is
er dan toch.
Ik ben benieuwd, zei een mijner
kennissen* wie van de roode heeren
straks naast den burgemeester plaats
zal nemen om met hem de wet te
houden.
Dat laat mii echter betrekkelijk
koud.
Ik voor mij ben veel meer benieuw 1
welke argumenten Mr. van Eek, die
nif wel mee zijn draai zal nemen, zal
aanvoeren om deze frontverandering
te verdedigen.
Tot nu toe 'werd als bezwaar aan
gevoerd, dat wethouders nu eenmaal
geroepen, zijn de kapitalistische maat
schappij- te steunen en dat men
door meer verantwoorc^lijkheid op
zich te nemen en dus zuiniger te
zijn met de beloften, het contact met
de massa zou verliezen.
Is men evenals de collega's in an
dere plaatsen tot de ontdekking geko
men, dat deze kapitalistische maat
schappij, nog zoo kwaad niet is? Ik
acht het niet onmogelijk, want bii den
1 Mei optocht zag ik wel dames en
heeren, maar het proletariaat ont
brak.
Intusschen, voor Dr. Knuttel, die zoo
moeilijke dagen met zijn eigen partij
beleefde is deze frontverandering een
'niet te versmaden buitenkansje.
OBSERVATOR
D. V. Donderdag 1 Juli gehouden woi
den te Rotterdam.
's Avonds te voren hoopt Ds. Bui
finga voor te gaan in den bidstond in
de N. Westerkerk, waarna in de Doelen
door de regelingscommissie aan leden
en begunstigers een gezellig samen
zqn wordt aangeboden.
Op de jaarvergadering, die Donde»
dag in de groote Doelenzaal gehouden
wordt, zal des morgens na afdoening
van huishoudelnke zaken Prof. Dr. u
Gerritson van Utrecht, een rede hou
den over: vGroen van Prinsterer".
In de middagvergadering zullen spre
ken Prof. Dr. .G Un. Aalders, van Hil
versum, over: „De Gereformeerde we
tenschap van het Gereformeerde volk"
en Dr. J. Waterink van Amsterdam over
.^Conservatisme en Cultuur taak".
Bljjkens het binnenkort te verschgneü
Jaarverslag is het leden-en begunstigers
aantal hooger dan ooit te voren.
De geruchten, alsof in de laatste da
gen de bedankjes zouden ^binnenstro»
men" zegt „De Heraut" zjjn gelukkig
overdreven. Aan de beroering op ker
kelijk terrein ontkomt de Vrpe univer
siteit niet zonder eenige financieele
schade, maar het aantal bedankjes ia
niet groot. En opmerkelijk komen da
laatste dagen verschillende belangrijke
giften als „dankoffers" binnen.
Stenhnis geoordeeld.
Omtrent de door de hoofdbestuur»-
vergadering van het N.V.V. aangeno
men moties inzake het optreden van
Stenhuis deelt „Ons Vakblad" het vol
gende mede:
Na zeer uitvoerige beraadslagingen
werd de eerste resolutie aangenomen
met algemeene stemmen, behalve die
van één der aangesloten bonden. De
tweede resolutie werd aangenomen
met 127.616 stemmen vóór, 19.345 st.
tegen en 40.233 stemmen blanco.
Bij de discussie was duidelijk ge
bleken, dat vrijwel niemand der aan
wezigen de meening van Stenhuis on
derschrijft, dat een volledige frontver
andering van de tactiek der moderne
arbeidersbeweging voorwaarde is voor
een snellere vooruitgang der beweging
De vertegenwoordigers der* Hoofdbe
sturen, die bij de stemming over de
tweede resolutie blanco of tegen stem
den, deden dit meerendeels, omdat zij
het overbodig achtten uit te spreken
wat er in de resolutie staat.
Langzaam minderden de koortsen;
de visioenen verflauwden, en de stem
men, die hij waande te hoor»n stier
ven weg in onverstaanba e klanken.
En weer strekte de groote toovenaar
de slaap zijn hand uit over den
vermoeiden, afgematten knaap on zijn
afgetobd brein. Robert Musgrave her
stelde!
Eindelijk kwam er een dag, waarop
hij met wijd-open, heldere oogen om
zich heen keek; 'twas nog de blik van
een zwakke? maar er blonk helder le
venslicht en een ontwakende peest in.
Bij zijn bed zat iemand, gekleed in
een fijn lakensch costuum, echter niet
het model, dat de welgestelde burgers
van Genève droegen. Mijnheer Ber
nard was het niet, en dominee Viret
ook niet. Wie dan? In de kleeding was
Iets wat heni onweerstaanbaar aan
trok. wat hem bekend voorkwam.
Maar 'twas hem nog te veel moeite,
om zich in te spaopen voor een onder
zoek. wie het toch wel wezen kon.
Maar zie, de bezoeker was opgestaan,
had een beker opgenomen, en boog
zich over hem heen.
Toen rees Robert Musgrave met
groote - krachtsinspanning overeind,
strekte zijn bleeke. magere handen uit.
en riep in fclijde verukking: „Vader,
O, vader."
(Wordt vervolgd