NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN ZATERDAG 24 APRIL 1926
zen voor dood en oordeel en voor de
majestueuze eeuwigheid.
Maar die vrees der kinderen Gods
is in beginsel toch een andere dan die
der wereld.
Het wereldkind wordt door het oor
deel verlamd, niet verootmoedigd. Het
is hem in zijn angst niet om God,
maar om zichzelf te doen. Daarom
zoekt hij in zijn vrees niet met God
verzoend te worden, maar van Hem
verlost te worden.
Bij Gods kinderen is het anders. Bij
hen is de vrees een kracht, die neer
werpt, maar ook opricht. Die doodt,
maar ook levend maakt. Die voor God
doet beven, maar Hem ook doet aan
roepen. Die doet gevoelen Gods macht
en recht, maar tevens uitdrijft tot Zijn
liefde en genade. Die doet verstom
men, maar ook spreken:
Ik weet, o Heer! dat Uw gerichten
zijn
Gerechtigheid en Gij mij liet verdruk
ken
Uit enkel trouw. Och dat Uw gunst
verschijn'
Om mij uit angst en nijpend leed te
rukken.
In het oordeel komt uit het geloof
van Gods volk. Het zegt, als Habakuk:
Zijt Gij niet van ouds af de Heere,
mijn God? Mijn Heilige, wij zuilen niet
sterven.
De rechtvaardige zal door zijn ge
loof leven.
HEER, UW DISCH STAAT WEER
BEREID.
Heer, Uw disch staat weer bereid,
Weer noodt Gij zoo vriend'lijk teeder,
„Kom nu, zondaar, zet u neder,
Kom, hier wacht u zaligheid.
Maar der zonden sterke maolit,
Hield mij in haar strik gevangen,
In mijn ziel is het zoo bange,
En het is er zwarte nacht.
Zie mij dan van verre staan.
Met verlangen in het harte
En met diepgevoelde smarte,
Over 't geen ik heb mis.laan.
Leid mij Zelf dan tot Uw 'disch,
Ik beveel mij in Uw hoed 3,
Want mijn ziel is 't dolen moede,
Heer, vervul mijn droef gemis.
Wil o Heer den nacht verdrijven,
Vat mij Heiland, bij de hand,
Reik ook mij Uw liefdepand,
Laat m'in Uw nabijheid blijven.
Wil Gij Zelf mijn Leidsman wezen,
Doe mij toeven in het licht,
Van uw vriend'lijk aangezicht,
Daar daar heb ik niets te vreezen.
KERK EN SCHOOL.
NED HERV KERK.
Bedankt: Voor Ouderkerk ad.
IJssel, D. Th. Keek te Gardereiï.
GEREF. KERKEN.
Beroepen: Te Raara (bij Dokkum)
0. J. Haartsen, cand. te Souburg. Te
Rhoan, J. A. Schep, te Dronrqp (Fr.).
CHR. GEREF. KERK.
Beroepen: Te Ni-euwendam, als
voorganger, L. Holtrigter, hulppredikant
bti ae Belgische Chr. Zendingskerk te
Gent.
Ds. P. H. Hugenholtz f
In den ouderdom van 76 jaar is
in "Den Dolder overleden Ds. P. H.
Hugenholtz, em. Ned. Herv. predi
kant. De overledene, die vrij laat pre
dikant werd (candidaat in 1897), dien
de de gemeente van Zoelmond en werd
in 1910 emeritus.
Ds. K. Habecker.
Naar het „Friesch Dagblad" verneemt
,t Ds. K. Habecker, Baptisfceiipredi-
it te Haulerwtjk zijn gemeente ver
laten wegens afwijkende gevoelens.
Radio-Kerkdienst.
Vanwege het Geref. Comité zullen
Radio-kerkdiensten plaats vinden op 2
Mei v.m. te Delf shaven, voorganger Ds.
P. Nomes en op Zondag 9 Mei, n.m. te
Utrecht, voorganger Ds. J. C. Kuilman.
Frappeerend.
In de „Qvertoomscne Kerkbode"
komt een „open brief" voor aan Dr.
G. Wisse, van een „medelevend 'lid
van de Geestelijke kerk van Christus",
waarin deze den Utrechtschen predi
kant onderhanden neemt over diens
approbatie van de Asser besluiten, en
/o.m. vraagt:
„Is het niet frappeerend, dat men
dezelfde menschen, die men aantreft
onder 't gehoor van Dr. Wisse cn Dr,
de Hartog, ook vindt onder 't gehoor
van Dr. Geelkerken? Zelfs vel,en, die
De Hartog huldigden, huldigden kort
daarop Wisse en Geelkerken. Zou het
niet daarom zijn, dat men bij alle
drie het zuivere Gereformeerde Be
ginsel weet te vinden, de verkond i
ging van het levende Woord Gods,
terwijl men het in Assen, zoowel als
elders, maar steeds vpn den mensch
verwacht
Inderdaad, zegt de „Heraut", het
is frappeerend, dat velen wien het
blijkbaar ten eenemale een oordeel des
onderscheids ontbreekt, zoodat ze Wis
se en De Hartog op één lijn stellen
en ook den laatste zuiver Gereformeerd
noemen, zoo hoogen toon aanslaan, en
de Synode van Assen durveji beschul
digen van zonde en dwaling.
Critiek van zulk een kant is almee
het beste bewijsmateriaal, dat de Sy
node den reohten weg heeft ingeslagen
Studentenoordeel.
„Fraternitas", het Groot Geref. stu
dentenblad, schrfift over „De Asser be
slissing''.
Het is (daarom ook) zeer te bejam
meren, dat de Synode niet ingegaan is
op het compromisvoorstel, om den strijd
over het punt in kwestie te staken,
tot de uitbouw der Belijdenis zijn be
slag had gekregen.
Nu heert ze velen in 't lanjd van de
rechtmatigheid harer beslissing niet
kunnen overtuigen.
Immers de vraag in dit geding is
deze: valt Dr. G.'s opinie binnen de wer
kingssfeer van het in onze kerken gel
dend recht?
En deze vraag kan o.i. niet bevesti
gend beantwoord worden.
Van Jood tot Christen.
Als een bewijs, met hoe groote moei
lijkheden de Zending onder de Joden
heeft te worstelen, maar ook hoezeer
op den Zendingsaroeid onder het oude
volk Gods zegen rust, kan de „Rott."
het volgende mededeelen:
In de Geref. Kerk van Amsterdam-
West vestigde zich verleden jaar een
Israëliet, herkomstig uit Palestina, die
te Amsterdam het onderwijs zocht van
Ds. W: J. J. Velders.
Deze Israëliet, een jonge man van
24 jaar, was in Jeruzalem tot het in
zicht gekomen, dat het Jodendom hem
niet bevredigde en vrede voor zijn hart
alleen te vinden was in 't geloof in den
Messias. Deze gedachte liet hem geen
rust en vandaar zijn. begeeren om door
Ds. jVelders te worden ingeleid in de
schriften van Oud- en Nieuw-Testament.
Het kwam nu onlangs zoover, dat
niets hem meer verhinderde den Chris-
telijken Doop te ontvangen. Wel had de
jonge man zeer veel tegenstand uit den
kring zijner volksgenooten te verduren
Zelfs war er 'n oom van hem uit Jeru
zalem hierheen gekomen, om hem van
zijn stap terug te brengen.
Toen het den Joden bekend werd,
dat hij in de Geref. Kerk van Amster
dam-West zou worden gedoopt, hebben
zij bovendien dit door posten bjj het
kerkgebouw pogen te verhinderen.
De jonge man was door al deze din
gen evenwel niet van zijn voornemen
af te brengen en Zondagmorgen j.L
is hij in hét wqklokaal van West 'nu
toch gedoopt door Ds. Velders.
Het was een aangrijpende plechtig
heid, die de gemeente ontroerde, toen
deze jonge man, verstooten door zijn
fanatieke familie en veracht door zjjn
verblind volk, door den doop verbonden
werd aan de Gemeente van Christus,
naar Wien hij met zooveel verlangen
had gezocht.
De Vrije Universiteit.
De ring-Haring vliet der Vrije Uni
versiteit heeft bij 'het Provinciaal Co
mité Z.-Holland-Zuid der V. U., in
verband met art. 2 der statuten van de
vereeniging voor Hcoger Onderwijs
op Geref. grondslag, bezwaar gemaakt
tegen het optreden van een der pro
fessoren (prof. dr. H. Woltjer) in de
zaak-dr. Geelkerken.
Art. 2 der statuten luidt: De ver
eeniging staat voor alle onderwijs dat
in haai- scholen gegeven wordt, ge
heel en uitsluitend op den grondslag
der Gereformeerde beginselen en er
kent mitsdien als „grondslag" voor het
onderwijs in de Godgeleerdheid de
drie Formulieren van eenigheid, ge
lijk die in den jare 1619 door de Nat.
Synode van Dordrecht voor de Ned.
Gereformeerde kerken zijn vastgesteld,
een zoodanig gezag daaraan hechten
de, als genoemde Synode, blijkens hare
eigene handelwijze en hare acten, aan
de belijdenisschriften der Ned. Gere
formeerde Kerken heeft toegekend".
J. J. Leys, f
In den ouderdom van 58 jaren is
te Amsterdam overleden de heer J.
T. Leys, oud-directeur der Groen van
Prinstererkweekschool en oud-hoofd
van het Landbouwonderwijs in Suri
name.
Gangmaker voor de Openbare SchooL
Eenige weken geleden heeft de
Utrechtsdie Hoogleeraar in de theolo
gie, prof. dr. Cramer, te Zwolle ge
sproken over: „De Bijbelsche. Geschiei
aenis op de Christelijke School", wel
ke redevoering heel wat stóf heeft op»
fejaagd, zoowel in de kringen van
e christelijke onderwijzers als 'daar
buiten.
Niet in het minst ging het verzet te
gen deze woorden van den profes
sor: „Ik ben een tegenstander van het
christelijk onderwijs, omdat het Bij-
belsch onderwijs niet goed wordt gege
ven". „De christelijke onderwijzers",
zoo heette het verder, „weten van het
Bijbelsch onderwijs „geen lor" af".
Op een samenkomst, kort daarna te
Utrecht vanwege de af deeling Utrecht
en Omstreken der Vereeniging van
Christelijke Onderwijzers en Onderwij
zeressen uitgeschreven, heeft dr. Cra
mer, speciaal daartoe uitgenoodigd, z'n
standpunt nader uiteengezet.
Echter zonder de volaoening te ge
ven, welke de christelijke onderwij
zers daar hoopten te verkrijgen
De verduidelijking, welke de Utrecht
sche hocgleeraar gaf, kwam hierop
neer: „Om het Oude en Nieuwe Tes-
tement te begrijpen, zoo zeide hij, moet
men kennen den religieusen achter
grond van den Bijbel, van welken ach
tergrond de .christelijke onderwijzers
niets weten, omdat zij geen Grieksch
en Hebreeuwsch verstaan".
Dat een dergelijke uitspraak bij de
onderwijzers protesten uitlokte, is te
begrijpen. Immers, zoo werd van ver
schillende zijden opgemerkt, ook zon
der kennis van Griekscn en He
breeuwsch is het zeer goed mogelijk,
tot de bronnen te gaan, welke' de on
derwijzer voor de studie van 't Bij
belsch onderwijs noodig heeft.
Bij' de repliek maakte dr. Cramer
het niet beter, toen hij zijn rede nog
aanvulde met de verklaring, dat hij
niet gelooft aan een geïnspireerde (in
gegeven) Schrift, terwijl de Schrift
geen heilig Woord is, waar we van af
moeten blijven.
Ook kwam het bijl het debat duidelijk
uit, dat de professor het beginsel is
toegedaan van de Christianiseering
van de Openbare School.
Wij zouden van het bovenstaande
geen nader gewag hebben gemaakt,
wanneer „De Bode", het orgaan van
den „Bond van Nederlandsche On
derwijzers" of wel van den „rooden
Bond", zich in het nummer van 16
April niet verkneukelde over den trap,
welken de Utrechtsche professor aan
het Christelijk onderwijs in zijn uitge
sproken meening, dat de christelijke
onderwijzers praten over dingen, waar
van zij geen lor verstand hebben, ge
geven heeft.
En de redactie van het orgaan daar
aan dan als koren op den molen der
roode onderwijzers dit toevoegt:
„Dat veel van hetgeen prof. Cra
mer over het Bijbelsch onderwijs 011
de christelijke school heeft gehoord,
„verkrachting is van den godsdienst
en verderfelijk voor alle geloof".
Dat de professor zou willen, dat
dit geheele onderwijs aan den kant
werd gezet en de kinderen leerden in
de sfeer van Christus."
Om dan tot deze conclusie te ko:
ien:
„Overal waar men van christelijke
zijde tracht leerlingen van de open
bare school naar de christelijke
school over te hevelen, kunnen dus
de voorstanders van het openbaar
onderwijs voortgaan met het gebrui
ken van prof. Cramer's afkeurend
AAN HET ZOEKUCHT.
Lelden, 24 April 1920.
Er loopen heel wat politieke weer.
profeten rond, die maar steeds den
indruk trachten te wekken, dat de
internationale politieke barometer op
mooi weer staat.
De groote wereldoorlog heeft een
zoo diepen indruk gemaakt, dat her
haling vrijwel uitgesloten is. zoodat
men dan ook zonder bezwaar kon
gaan ontwapenen.
Maar nu trof mij wat dezer dagen
een volbloed socialist, een lid van de
familie der „vrede, vrede, en geen ge
vaar' roepers, te Brussel vertelde.
De houding van Italië, zoo zei hij,
had bij alle regeeringen groote onge
rustheid veroorzaakt.
Het fiasco van Genève stelde het ge
heele werk van Locarno op losse
schroeven.
Het Duitsch-Russisoh verdrag maak
te over geheel Europa een ongunsti
ge n indruk.
En dan werd nog gewezen op het
ontwaken der gekleurde rassen en de
daarmee parallel loopende penetratie
van het bolsjewisme.
Wat de heer Vandervelde vertelde
is niet bepaald nieuw.
Wie meeleeft weet, dat het aan alle
kanten broeit.
Maar zijn oordeel ts merkwaar
dig omdat hij daarmede ver oor*
deelt het dwaze geroep om eenzij
dige ontwapening, waarvoor men hior
te lande de „bewuste" meeloopers pe
riodiek laat demonstreeren.
OBSERVATOR.
oordeel over het meest essentiëele
deel van het christelijk onderwijs".
Dr. ^Cramer, merkt de „Waarheids
vriend" hierbij op, kan tevreden zijn!
met de instemming van de geestver
wanten van „De Bode" en met het
nieuwe ambt, waartoe hij van die zijde
is gepromoveerd: „gangmaker voor dfl
openbare school".
Het ware beter geweest, dat de hoog
leeraar die het christelijk onderwijs
zoo goed wil'maken als 'tkan, maar
gezwegen had.
Intusschen voorspellen wij den on
derwijzers, die ter versterking van de
positie der openbare school gebruik
zullen maken van prof. Cramer's af
keurend oordeel, niet veel succes.
De voorstanders van de christelijke
school en zij, die christelijk onder
wijs voor hun kinderen begeeren, ken
nen prof. Cramer genoegzaam en zul
len zioh door hem niet laten gezeggen,
welken weg zij! voor de opvoeding en
het onderwijs hunner kinderen neb
ben in te slaan.
Het blijft inmiddels te betreuren,
dat wat te Zwolle werd uitgesproken,
niet op een tegenspraak te Utrecht is
uitgeloopen.
Uit het Sociale Leven.
Werklooze zeevisschers.
Wegens de slechte uitkomsten met
de Noordzee-visscherij hebben ver
schillende reeders te IJmuiden het
voornemen hunne stoomtrawlers gé-
durende de zomermaanden uit de
vaart te nemen en op te leggen, waar
door zeer vele zeevisschers werkloos
zullen worden.
Door het raadslid Van dor Steen,
die tevens voorzitter van Jen Chr.
Zeeliedenbond is, werd aan den bur
gemeester van Velsen verzocht reeds
thans plannen te willen ontwerpen
teneinde de werkloozen aan produc
tief werk te kunnen helpen.
De IJmuider stoomtreilervloot.
De Algemeene Visscherij Maatschap
pij te IJmuiden, welke onlangs hare
vier stoomtreilers IJM. 133 (Catharina
Duyvis); IJM. 134 (Gerberdina Johan
na); IJM. 135 (M. R. Ommering) en
IJM. 136 (Clasina Luther) aan andere
aldaar gevestigde reederijen onder
hands heeft verkocht zal deze vaar
tuigen binnenkort vervangen door
stoomtreilers van een grootere type.
Naar we vernemen zouden deze sche
pen in het buitenland worden aange
kocht.
A vVFüDE ÜLAD.
Uit de Schriften.
GERICHT.
Maar de H-cere is in Ztjnem
heiligen tempel; zwjjff voor Zijn
aangezicht, gfj ganscne aarde.
Hab. 2 20.
Wat mag toch wel de bedoeling zijn
van dit zonderling einde van Haba-
kuks profetieën, eer hij in het gebed
zich wendt tot God? Wat is die tem
pel en wat beteekent Gods verkeeren
in dien tempel en waarom wordt op
grond daarvan de aarde vermaand,
voor Zijn aangezicht te zwijgen?
De beteekenis van dit alles laat zich
samenvatten in het woord: gericht.
l.2t eens op bet verband. Wij zien hier
in de nadere verklaring, van het ta
felinschrift uit vers4: „Zie, zijn ziel
verheft zich, zij is niet recht in hem;
maar de rechtvaardige zal door zijn
geloof leven."
Wat dién rechtvaardige betreft, hij
zal leven op een aarde, die vervuld is
van de kennis der heerlijkheid des
Heeren (vs. 14). Maar de hoogmoedige
goddelooze over hem komt een vijf
voudig wee (vs. 6, 9, 12, 15, 19). En in
dat wee is alle kwaad besloten, dat
God over den boozen vijand-mensch
zal doen komen. Zijn rijkdom zal van
hem genomen zijn geweld zal verbro
ken worden, waar hij op steunde
het zal hem begeven. Het rijk der
Chaldeeën, het type van de anti-chris
telijke macht, zal door den wrekenden
God vernietigd worden.
En in die oordeelen ziet Habakuk
naderen het eindgericht,. Dan zal de
Heere Zich vanuit Zijn heiligen tem
pel het hemelsch heiligdom, opmaken
om de aarde te richten. De gansche
aarde moet geoordeeld. Niemand kan
het'gericht ontloopen. En dan heeft de
aarde te zwijgen. God gaat spreken.
Dat de aarde hoore. En dan bedoelt
Habakuk hier niet een luisteren, een
zwijgend hooren in diep ontzag. Neen,
hij wil hier zeggen, dat de aarde zioh
voor den komenden heiligen rechter
heeft te buigen, in vreeze en schuld.
De profeet voorzegt want wij heb
ben hier profetie dat de gansche
wereld verstomt, dat ze zwijgend en
bevend, weerjoos en hulpeloos daar zal
staan, als God verschijnt ten gericht.
Ze zal niets hebben te zeggen en
kel te vreezen, als de Rechter der gan
sche aarde komt, om recht te doen.
Als God komt in den laatsten dag
om de wereld te oordeelen in gerech
tigheid dan is er vrees en groote
angst. Maar ook als God komt mei
zijn oordeelen éér die groote dag daar
is, ook dan: vrees en angst bij de we
reld. Zonder oordeel: trotsch en
hoog, uitgelaten soms; in het oordeel:
angstig en benauwd.
De wereld heeft gevreesd tijdens
den grooten ramp van den wereldoor
log, ze vreest bij natuurrampen, als de
orkaan loeit en het wassende water
het menschenleven bedreigt. Dan
wordt ze stil angstig stil.
Maar die vrees is geen benauwdheid
die verlost.
Heeft de wereld zich bekeerd?
Wie siddert voor God in gedachten
aan levensgevaar, aan oordeel, aan
den dood, aan het toekomend oordeel
wie niet meer heeft dan bange
vrees, zal vergaan.
De droefheid der wereld werkt den
dood.
En nu het volk des Heeren? Vreest
het ook?
Zeker, ook de geloovigen kennen tij
den, waarin de geloofsmoed inzinkt
en zij uitroepen: mijn God, waar i9
mijn hoop, mijn moed gebleven!
Gods kinderen vreezen ook, want
ze zijn zwak en zij kunnen uit zichzelf
niet één oogenblik bestaan. Als zij
evenals Petrus zien op de omstandig
heden, op den sterken wind en de gol
ven, dan kunnen zij schreeuwen van
vreeze. Zij kunnen ook beven voor
ramp en gevaar, zij kunnen ook vree
FEUILLETON.
Oe lofgevaiieii van John Fox
21)
„Hier is geen vergissing mogelijk,
zeide hij; hier behoeft men niet te aar
zelen in zijn keuze; de vraag, of wij
ijverige of zorgelooze geestelijken moe
ten hebben; of een ernstige, tevredene
en geloovige gemeente verkieslijk is
boven domme onwetendheid, en een
welvarende herberg boven leegstaan
de winkels, is niet moeilijk te beant
woorden." Weldra zagen de dorpelin
gen op zekeren Zondag tot hunne
groote verbazing Mr. Henry Flam-
stead met zijn huisgezin naar de
schuur gaan en tegenover den leeraar
plaat* nemén.
Sedert dien dag kwamen zij gere
geld ter kerke in de schuur, en geen
drie maanden later werden de invloed
rijkste en bekwaamste leider der
Methodistische Kerk uitgenoodigd zich
op zekeren avond bij Mr Henry Flam-
stead op het kasteel te bevinden, en
daar hood hij hun een stuk gronds
aan, ten einde er een kapel te bouwen,
bonevens twee honderd vijftig pond
als bijdrage in de kosten der stichting.
Wij kunnen ons voorstellen welke be
weging dit nieuws, dat spoedig door
liet gansche dorp bekend werd. ver
oorzaakte Wij behoeven er slechts bij
te voegen, dat binnen den tijd van
één jaar een nette kapel in liet midden
van Dainsby stond, en dat de familie-
bank der Flamsteads in de kerk ledig
bleef, terwijl die, welke voor hen in
gericht was in de kapel, getrduw door
lien werd bezet.
Men behoeft zijn verbeelding niet
bijzonder in te spannen, om zich de
veranderingen voor te stellen in het
leven en de betrekkingen van Mr.
Flamstead, welke deze omkeering na
zich sleepten. Overal werd hij verme
den en ais met den vinger nagewezen.
Hij werd aangemerkt als een verra
der der gevestigde Kerk, als een dwa
ze geestdrijver en onnoozele dweeper;
als een ijdel, eerzuchtig mensch, die
liever het hoofd een er partij wilde zijn
dan een rustige, sterke en eerbied
waardige steunpilaar van een groot
nationaal gebouw. Al deze beschuldi
gingen en verwijten had hij vroeger
voorzien en wist ze thans ook te dra
gen.
Hij was uit hun gezelschap verban
nen en gedwongen te verkeeren met
de inwoners van zijn eigen dorp, een
klasse van menschen, die in bescha
ving verre beneden diegenen stonden,
waarmede hij gewoon was*om te gaan.
Van de andere zijde werd hij ijverig
bozig gehouden door een menigte ge
heel nieuwe belangen Hij stond thans
aan het hoofd der nieuwe godsdien
stige beweging in zijn buurtschap.
Ziju voorbeeld gaf een nieuw ge
wicht eu aanzien aan de zaak. Veel
van hetgeen hij geloofd had alleen van
de Voorzienigheid af te hangen, zag
hij nu in dat vooral aan hem zeiven
afhing. Hij kwaift in aanraking en
briefwisseling met de werkzame voor
standers van een nieuw en groot stel
sel, en had zelfs in deze afgelegene
streek een gewichtig deel aan de
voornaamste gebeurtenissen van zijn
tijd. De zendingen van zijn eigen volk,
de ontwikkeling die er plaats greep,
zoowel voor de aanhoudende komst
van nieuwe predikers als door de uit
gave en verspreiding van het Metho
dist-Magazine, openden een veld, uit
gebreid en onberekenbaar in zijn in
vloed op elkeen, en gaf nieuwe kracht
en waarde aan zijn leven.
De tijd vloog voorbij. Henry Flam
stead had, bij de werkzaamheid vor
derende plichten die op hem rustten,
bij de noodzakelijkheid om voor ande
ren te handelen en te denken, een
practischer, beziger, overlegzamer
karakter gekregen: niemand ontging
dat. Hij dacht en handelde niet alleen
voor de maatschappij, maar ook voor
zijn hulsgezin.
Weinige jaren na zijn aansluiting
aan de Methodisten, zag hij niet min-
dor dan vijf kinderen om zijn disch
geschaard, en er bestond alle waar
schijnlijkheid, dat er nog meer zou
den volgen; dit was ook al een afwij
king van hetgeen bij het geslacht der
Flamsteads placht te gebeuren, en hij
kon niet, evenals zijn voorvaders, met
onverschilligheid denken aan de toe
komst van zijn kroost.
De gebeurtenissen wijzigden niet al
leen zijn geest, maar ook dien des
tijds. De Fransche omwenteling had
geheel Europa in rep en roer gebracht.
Napoleon, de verpersoonlijking van
den ouden geest eener algemeene heer
schappij, en wien de ontzettende
macht van het inderdaad meer we
tenschappelijk dan beschaafd Europa
genoegzaam geheel ter dienste stond,
onderwierp de volken van het vaste
land en maakte de machtigste vor
sten gedWee als slaven. De prijzen der
levensmiddelen, vooral die van den
landbouw, stegen in het nog vrije en
ijverige Engeland tot een hoogte, die
het land in waarde met geld gelijk
deed stellen, en hetwelk men slechts
behoefde om te spitten.
Van alle zijden was men gretig om
land te koopen. Hoe hooger de prij
zen stegen, hoe meer de zucht om het
te verkrijgen toenam. Mr. Flamstead
bleef niet vrij van deze besmettelijke
koopziekte. Zijn koren bleek hem een
zoo rijke goudmijn te zijn, dat het
natuurlijk was, dat hij nog meer land
wenschte te verkrijgen, niet slechts
om daarin zijn toenemend kapitaal te
beleggen, maar ook als de bron van
aanzienlijke winsten.
Hij kocht derhalve belangrijke lan
derijen, en toen men van jaar tot jaar
ziin zucht om te koopen bespeurde,
werd hem hoe langer zoo meer bajoaa-
boden door slimme, geheel anders re
kenende lieden, en zulks tegen prijzen
die niet onredelijk schenen, ofschoon
zij inderdaad dolzinnig hoog waren.
Toen sommige zijner oudste kinde
ren den huwbaren leeftijd bereikt had
den, bezat hij vijf malen meer land
dan ooit het eigendom van ziin fami
lie geweest tvas.
Konden wij nogmaals een blik wer-
pen in het oude kasteel te Dainsby en
op de Flamsteads, wii zouden zulk
een bekoorlijk en liefelijk tooneel van
inenschelijk geluk aanschouwen, als
de groene dreven van Engeland er
gens konden aanbieden.
Negen kinderen .omringden daar
hun ouders Het oudste, een dochter,
was een aanvallig meisje, haar vader
in uiterlijk en karakter zeer gelijken
de: in het doopboek was zingeschre
ven onder den naam van Elisabeth,
maar werd gewoonlijk Betsy genoemd
De volgende was een zoon. George
geheeten. een levendige, vroolijke,
krachtige jongeling, in wien 71'in va
der met blijdschap een opmerkelijke
gelijkenis bespeurde met ziin oom den
klokkenmaker; de derde was weder
een dochter, kleiner'en levendiger dan
haar zuster een meisle met ai de
lieftalligheid en opgeruimdheid van
haar moeder do kleine huiselijke
Anne. Niemand noemde haar echter
zoo: zij was voor allen de goedhar
tige, vroolijke Nancy
'Wordt vervol ff dl