NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN ZATERDAG 24 APRIL 1926 zen voor dood en oordeel en voor de majestueuze eeuwigheid. Maar die vrees der kinderen Gods is in beginsel toch een andere dan die der wereld. Het wereldkind wordt door het oor deel verlamd, niet verootmoedigd. Het is hem in zijn angst niet om God, maar om zichzelf te doen. Daarom zoekt hij in zijn vrees niet met God verzoend te worden, maar van Hem verlost te worden. Bij Gods kinderen is het anders. Bij hen is de vrees een kracht, die neer werpt, maar ook opricht. Die doodt, maar ook levend maakt. Die voor God doet beven, maar Hem ook doet aan roepen. Die doet gevoelen Gods macht en recht, maar tevens uitdrijft tot Zijn liefde en genade. Die doet verstom men, maar ook spreken: Ik weet, o Heer! dat Uw gerichten zijn Gerechtigheid en Gij mij liet verdruk ken Uit enkel trouw. Och dat Uw gunst verschijn' Om mij uit angst en nijpend leed te rukken. In het oordeel komt uit het geloof van Gods volk. Het zegt, als Habakuk: Zijt Gij niet van ouds af de Heere, mijn God? Mijn Heilige, wij zuilen niet sterven. De rechtvaardige zal door zijn ge loof leven. HEER, UW DISCH STAAT WEER BEREID. Heer, Uw disch staat weer bereid, Weer noodt Gij zoo vriend'lijk teeder, „Kom nu, zondaar, zet u neder, Kom, hier wacht u zaligheid. Maar der zonden sterke maolit, Hield mij in haar strik gevangen, In mijn ziel is het zoo bange, En het is er zwarte nacht. Zie mij dan van verre staan. Met verlangen in het harte En met diepgevoelde smarte, Over 't geen ik heb mis.laan. Leid mij Zelf dan tot Uw 'disch, Ik beveel mij in Uw hoed 3, Want mijn ziel is 't dolen moede, Heer, vervul mijn droef gemis. Wil o Heer den nacht verdrijven, Vat mij Heiland, bij de hand, Reik ook mij Uw liefdepand, Laat m'in Uw nabijheid blijven. Wil Gij Zelf mijn Leidsman wezen, Doe mij toeven in het licht, Van uw vriend'lijk aangezicht, Daar daar heb ik niets te vreezen. KERK EN SCHOOL. NED HERV KERK. Bedankt: Voor Ouderkerk ad. IJssel, D. Th. Keek te Gardereiï. GEREF. KERKEN. Beroepen: Te Raara (bij Dokkum) 0. J. Haartsen, cand. te Souburg. Te Rhoan, J. A. Schep, te Dronrqp (Fr.). CHR. GEREF. KERK. Beroepen: Te Ni-euwendam, als voorganger, L. Holtrigter, hulppredikant bti ae Belgische Chr. Zendingskerk te Gent. Ds. P. H. Hugenholtz f In den ouderdom van 76 jaar is in "Den Dolder overleden Ds. P. H. Hugenholtz, em. Ned. Herv. predi kant. De overledene, die vrij laat pre dikant werd (candidaat in 1897), dien de de gemeente van Zoelmond en werd in 1910 emeritus. Ds. K. Habecker. Naar het „Friesch Dagblad" verneemt ,t Ds. K. Habecker, Baptisfceiipredi- it te Haulerwtjk zijn gemeente ver laten wegens afwijkende gevoelens. Radio-Kerkdienst. Vanwege het Geref. Comité zullen Radio-kerkdiensten plaats vinden op 2 Mei v.m. te Delf shaven, voorganger Ds. P. Nomes en op Zondag 9 Mei, n.m. te Utrecht, voorganger Ds. J. C. Kuilman. Frappeerend. In de „Qvertoomscne Kerkbode" komt een „open brief" voor aan Dr. G. Wisse, van een „medelevend 'lid van de Geestelijke kerk van Christus", waarin deze den Utrechtschen predi kant onderhanden neemt over diens approbatie van de Asser besluiten, en /o.m. vraagt: „Is het niet frappeerend, dat men dezelfde menschen, die men aantreft onder 't gehoor van Dr. Wisse cn Dr, de Hartog, ook vindt onder 't gehoor van Dr. Geelkerken? Zelfs vel,en, die De Hartog huldigden, huldigden kort daarop Wisse en Geelkerken. Zou het niet daarom zijn, dat men bij alle drie het zuivere Gereformeerde Be ginsel weet te vinden, de verkond i ging van het levende Woord Gods, terwijl men het in Assen, zoowel als elders, maar steeds vpn den mensch verwacht Inderdaad, zegt de „Heraut", het is frappeerend, dat velen wien het blijkbaar ten eenemale een oordeel des onderscheids ontbreekt, zoodat ze Wis se en De Hartog op één lijn stellen en ook den laatste zuiver Gereformeerd noemen, zoo hoogen toon aanslaan, en de Synode van Assen durveji beschul digen van zonde en dwaling. Critiek van zulk een kant is almee het beste bewijsmateriaal, dat de Sy node den reohten weg heeft ingeslagen Studentenoordeel. „Fraternitas", het Groot Geref. stu dentenblad, schrfift over „De Asser be slissing''. Het is (daarom ook) zeer te bejam meren, dat de Synode niet ingegaan is op het compromisvoorstel, om den strijd over het punt in kwestie te staken, tot de uitbouw der Belijdenis zijn be slag had gekregen. Nu heert ze velen in 't lanjd van de rechtmatigheid harer beslissing niet kunnen overtuigen. Immers de vraag in dit geding is deze: valt Dr. G.'s opinie binnen de wer kingssfeer van het in onze kerken gel dend recht? En deze vraag kan o.i. niet bevesti gend beantwoord worden. Van Jood tot Christen. Als een bewijs, met hoe groote moei lijkheden de Zending onder de Joden heeft te worstelen, maar ook hoezeer op den Zendingsaroeid onder het oude volk Gods zegen rust, kan de „Rott." het volgende mededeelen: In de Geref. Kerk van Amsterdam- West vestigde zich verleden jaar een Israëliet, herkomstig uit Palestina, die te Amsterdam het onderwijs zocht van Ds. W: J. J. Velders. Deze Israëliet, een jonge man van 24 jaar, was in Jeruzalem tot het in zicht gekomen, dat het Jodendom hem niet bevredigde en vrede voor zijn hart alleen te vinden was in 't geloof in den Messias. Deze gedachte liet hem geen rust en vandaar zijn. begeeren om door Ds. jVelders te worden ingeleid in de schriften van Oud- en Nieuw-Testament. Het kwam nu onlangs zoover, dat niets hem meer verhinderde den Chris- telijken Doop te ontvangen. Wel had de jonge man zeer veel tegenstand uit den kring zijner volksgenooten te verduren Zelfs war er 'n oom van hem uit Jeru zalem hierheen gekomen, om hem van zijn stap terug te brengen. Toen het den Joden bekend werd, dat hij in de Geref. Kerk van Amster dam-West zou worden gedoopt, hebben zij bovendien dit door posten bjj het kerkgebouw pogen te verhinderen. De jonge man was door al deze din gen evenwel niet van zijn voornemen af te brengen en Zondagmorgen j.L is hij in hét wqklokaal van West 'nu toch gedoopt door Ds. Velders. Het was een aangrijpende plechtig heid, die de gemeente ontroerde, toen deze jonge man, verstooten door zijn fanatieke familie en veracht door zjjn verblind volk, door den doop verbonden werd aan de Gemeente van Christus, naar Wien hij met zooveel verlangen had gezocht. De Vrije Universiteit. De ring-Haring vliet der Vrije Uni versiteit heeft bij 'het Provinciaal Co mité Z.-Holland-Zuid der V. U., in verband met art. 2 der statuten van de vereeniging voor Hcoger Onderwijs op Geref. grondslag, bezwaar gemaakt tegen het optreden van een der pro fessoren (prof. dr. H. Woltjer) in de zaak-dr. Geelkerken. Art. 2 der statuten luidt: De ver eeniging staat voor alle onderwijs dat in haai- scholen gegeven wordt, ge heel en uitsluitend op den grondslag der Gereformeerde beginselen en er kent mitsdien als „grondslag" voor het onderwijs in de Godgeleerdheid de drie Formulieren van eenigheid, ge lijk die in den jare 1619 door de Nat. Synode van Dordrecht voor de Ned. Gereformeerde kerken zijn vastgesteld, een zoodanig gezag daaraan hechten de, als genoemde Synode, blijkens hare eigene handelwijze en hare acten, aan de belijdenisschriften der Ned. Gere formeerde Kerken heeft toegekend". J. J. Leys, f In den ouderdom van 58 jaren is te Amsterdam overleden de heer J. T. Leys, oud-directeur der Groen van Prinstererkweekschool en oud-hoofd van het Landbouwonderwijs in Suri name. Gangmaker voor de Openbare SchooL Eenige weken geleden heeft de Utrechtsdie Hoogleeraar in de theolo gie, prof. dr. Cramer, te Zwolle ge sproken over: „De Bijbelsche. Geschiei aenis op de Christelijke School", wel ke redevoering heel wat stóf heeft op» fejaagd, zoowel in de kringen van e christelijke onderwijzers als 'daar buiten. Niet in het minst ging het verzet te gen deze woorden van den profes sor: „Ik ben een tegenstander van het christelijk onderwijs, omdat het Bij- belsch onderwijs niet goed wordt gege ven". „De christelijke onderwijzers", zoo heette het verder, „weten van het Bijbelsch onderwijs „geen lor" af". Op een samenkomst, kort daarna te Utrecht vanwege de af deeling Utrecht en Omstreken der Vereeniging van Christelijke Onderwijzers en Onderwij zeressen uitgeschreven, heeft dr. Cra mer, speciaal daartoe uitgenoodigd, z'n standpunt nader uiteengezet. Echter zonder de volaoening te ge ven, welke de christelijke onderwij zers daar hoopten te verkrijgen De verduidelijking, welke de Utrecht sche hocgleeraar gaf, kwam hierop neer: „Om het Oude en Nieuwe Tes- tement te begrijpen, zoo zeide hij, moet men kennen den religieusen achter grond van den Bijbel, van welken ach tergrond de .christelijke onderwijzers niets weten, omdat zij geen Grieksch en Hebreeuwsch verstaan". Dat een dergelijke uitspraak bij de onderwijzers protesten uitlokte, is te begrijpen. Immers, zoo werd van ver schillende zijden opgemerkt, ook zon der kennis van Griekscn en He breeuwsch is het zeer goed mogelijk, tot de bronnen te gaan, welke' de on derwijzer voor de studie van 't Bij belsch onderwijs noodig heeft. Bij' de repliek maakte dr. Cramer het niet beter, toen hij zijn rede nog aanvulde met de verklaring, dat hij niet gelooft aan een geïnspireerde (in gegeven) Schrift, terwijl de Schrift geen heilig Woord is, waar we van af moeten blijven. Ook kwam het bijl het debat duidelijk uit, dat de professor het beginsel is toegedaan van de Christianiseering van de Openbare School. Wij zouden van het bovenstaande geen nader gewag hebben gemaakt, wanneer „De Bode", het orgaan van den „Bond van Nederlandsche On derwijzers" of wel van den „rooden Bond", zich in het nummer van 16 April niet verkneukelde over den trap, welken de Utrechtsche professor aan het Christelijk onderwijs in zijn uitge sproken meening, dat de christelijke onderwijzers praten over dingen, waar van zij geen lor verstand hebben, ge geven heeft. En de redactie van het orgaan daar aan dan als koren op den molen der roode onderwijzers dit toevoegt: „Dat veel van hetgeen prof. Cra mer over het Bijbelsch onderwijs 011 de christelijke school heeft gehoord, „verkrachting is van den godsdienst en verderfelijk voor alle geloof". Dat de professor zou willen, dat dit geheele onderwijs aan den kant werd gezet en de kinderen leerden in de sfeer van Christus." Om dan tot deze conclusie te ko: ien: „Overal waar men van christelijke zijde tracht leerlingen van de open bare school naar de christelijke school over te hevelen, kunnen dus de voorstanders van het openbaar onderwijs voortgaan met het gebrui ken van prof. Cramer's afkeurend AAN HET ZOEKUCHT. Lelden, 24 April 1920. Er loopen heel wat politieke weer. profeten rond, die maar steeds den indruk trachten te wekken, dat de internationale politieke barometer op mooi weer staat. De groote wereldoorlog heeft een zoo diepen indruk gemaakt, dat her haling vrijwel uitgesloten is. zoodat men dan ook zonder bezwaar kon gaan ontwapenen. Maar nu trof mij wat dezer dagen een volbloed socialist, een lid van de familie der „vrede, vrede, en geen ge vaar' roepers, te Brussel vertelde. De houding van Italië, zoo zei hij, had bij alle regeeringen groote onge rustheid veroorzaakt. Het fiasco van Genève stelde het ge heele werk van Locarno op losse schroeven. Het Duitsch-Russisoh verdrag maak te over geheel Europa een ongunsti ge n indruk. En dan werd nog gewezen op het ontwaken der gekleurde rassen en de daarmee parallel loopende penetratie van het bolsjewisme. Wat de heer Vandervelde vertelde is niet bepaald nieuw. Wie meeleeft weet, dat het aan alle kanten broeit. Maar zijn oordeel ts merkwaar dig omdat hij daarmede ver oor* deelt het dwaze geroep om eenzij dige ontwapening, waarvoor men hior te lande de „bewuste" meeloopers pe riodiek laat demonstreeren. OBSERVATOR. oordeel over het meest essentiëele deel van het christelijk onderwijs". Dr. ^Cramer, merkt de „Waarheids vriend" hierbij op, kan tevreden zijn! met de instemming van de geestver wanten van „De Bode" en met het nieuwe ambt, waartoe hij van die zijde is gepromoveerd: „gangmaker voor dfl openbare school". Het ware beter geweest, dat de hoog leeraar die het christelijk onderwijs zoo goed wil'maken als 'tkan, maar gezwegen had. Intusschen voorspellen wij den on derwijzers, die ter versterking van de positie der openbare school gebruik zullen maken van prof. Cramer's af keurend oordeel, niet veel succes. De voorstanders van de christelijke school en zij, die christelijk onder wijs voor hun kinderen begeeren, ken nen prof. Cramer genoegzaam en zul len zioh door hem niet laten gezeggen, welken weg zij! voor de opvoeding en het onderwijs hunner kinderen neb ben in te slaan. Het blijft inmiddels te betreuren, dat wat te Zwolle werd uitgesproken, niet op een tegenspraak te Utrecht is uitgeloopen. Uit het Sociale Leven. Werklooze zeevisschers. Wegens de slechte uitkomsten met de Noordzee-visscherij hebben ver schillende reeders te IJmuiden het voornemen hunne stoomtrawlers gé- durende de zomermaanden uit de vaart te nemen en op te leggen, waar door zeer vele zeevisschers werkloos zullen worden. Door het raadslid Van dor Steen, die tevens voorzitter van Jen Chr. Zeeliedenbond is, werd aan den bur gemeester van Velsen verzocht reeds thans plannen te willen ontwerpen teneinde de werkloozen aan produc tief werk te kunnen helpen. De IJmuider stoomtreilervloot. De Algemeene Visscherij Maatschap pij te IJmuiden, welke onlangs hare vier stoomtreilers IJM. 133 (Catharina Duyvis); IJM. 134 (Gerberdina Johan na); IJM. 135 (M. R. Ommering) en IJM. 136 (Clasina Luther) aan andere aldaar gevestigde reederijen onder hands heeft verkocht zal deze vaar tuigen binnenkort vervangen door stoomtreilers van een grootere type. Naar we vernemen zouden deze sche pen in het buitenland worden aange kocht. A vVFüDE ÜLAD. Uit de Schriften. GERICHT. Maar de H-cere is in Ztjnem heiligen tempel; zwjjff voor Zijn aangezicht, gfj ganscne aarde. Hab. 2 20. Wat mag toch wel de bedoeling zijn van dit zonderling einde van Haba- kuks profetieën, eer hij in het gebed zich wendt tot God? Wat is die tem pel en wat beteekent Gods verkeeren in dien tempel en waarom wordt op grond daarvan de aarde vermaand, voor Zijn aangezicht te zwijgen? De beteekenis van dit alles laat zich samenvatten in het woord: gericht. l.2t eens op bet verband. Wij zien hier in de nadere verklaring, van het ta felinschrift uit vers4: „Zie, zijn ziel verheft zich, zij is niet recht in hem; maar de rechtvaardige zal door zijn geloof leven." Wat dién rechtvaardige betreft, hij zal leven op een aarde, die vervuld is van de kennis der heerlijkheid des Heeren (vs. 14). Maar de hoogmoedige goddelooze over hem komt een vijf voudig wee (vs. 6, 9, 12, 15, 19). En in dat wee is alle kwaad besloten, dat God over den boozen vijand-mensch zal doen komen. Zijn rijkdom zal van hem genomen zijn geweld zal verbro ken worden, waar hij op steunde het zal hem begeven. Het rijk der Chaldeeën, het type van de anti-chris telijke macht, zal door den wrekenden God vernietigd worden. En in die oordeelen ziet Habakuk naderen het eindgericht,. Dan zal de Heere Zich vanuit Zijn heiligen tem pel het hemelsch heiligdom, opmaken om de aarde te richten. De gansche aarde moet geoordeeld. Niemand kan het'gericht ontloopen. En dan heeft de aarde te zwijgen. God gaat spreken. Dat de aarde hoore. En dan bedoelt Habakuk hier niet een luisteren, een zwijgend hooren in diep ontzag. Neen, hij wil hier zeggen, dat de aarde zioh voor den komenden heiligen rechter heeft te buigen, in vreeze en schuld. De profeet voorzegt want wij heb ben hier profetie dat de gansche wereld verstomt, dat ze zwijgend en bevend, weerjoos en hulpeloos daar zal staan, als God verschijnt ten gericht. Ze zal niets hebben te zeggen en kel te vreezen, als de Rechter der gan sche aarde komt, om recht te doen. Als God komt in den laatsten dag om de wereld te oordeelen in gerech tigheid dan is er vrees en groote angst. Maar ook als God komt mei zijn oordeelen éér die groote dag daar is, ook dan: vrees en angst bij de we reld. Zonder oordeel: trotsch en hoog, uitgelaten soms; in het oordeel: angstig en benauwd. De wereld heeft gevreesd tijdens den grooten ramp van den wereldoor log, ze vreest bij natuurrampen, als de orkaan loeit en het wassende water het menschenleven bedreigt. Dan wordt ze stil angstig stil. Maar die vrees is geen benauwdheid die verlost. Heeft de wereld zich bekeerd? Wie siddert voor God in gedachten aan levensgevaar, aan oordeel, aan den dood, aan het toekomend oordeel wie niet meer heeft dan bange vrees, zal vergaan. De droefheid der wereld werkt den dood. En nu het volk des Heeren? Vreest het ook? Zeker, ook de geloovigen kennen tij den, waarin de geloofsmoed inzinkt en zij uitroepen: mijn God, waar i9 mijn hoop, mijn moed gebleven! Gods kinderen vreezen ook, want ze zijn zwak en zij kunnen uit zichzelf niet één oogenblik bestaan. Als zij evenals Petrus zien op de omstandig heden, op den sterken wind en de gol ven, dan kunnen zij schreeuwen van vreeze. Zij kunnen ook beven voor ramp en gevaar, zij kunnen ook vree FEUILLETON. Oe lofgevaiieii van John Fox 21) „Hier is geen vergissing mogelijk, zeide hij; hier behoeft men niet te aar zelen in zijn keuze; de vraag, of wij ijverige of zorgelooze geestelijken moe ten hebben; of een ernstige, tevredene en geloovige gemeente verkieslijk is boven domme onwetendheid, en een welvarende herberg boven leegstaan de winkels, is niet moeilijk te beant woorden." Weldra zagen de dorpelin gen op zekeren Zondag tot hunne groote verbazing Mr. Henry Flam- stead met zijn huisgezin naar de schuur gaan en tegenover den leeraar plaat* nemén. Sedert dien dag kwamen zij gere geld ter kerke in de schuur, en geen drie maanden later werden de invloed rijkste en bekwaamste leider der Methodistische Kerk uitgenoodigd zich op zekeren avond bij Mr Henry Flam- stead op het kasteel te bevinden, en daar hood hij hun een stuk gronds aan, ten einde er een kapel te bouwen, bonevens twee honderd vijftig pond als bijdrage in de kosten der stichting. Wij kunnen ons voorstellen welke be weging dit nieuws, dat spoedig door liet gansche dorp bekend werd. ver oorzaakte Wij behoeven er slechts bij te voegen, dat binnen den tijd van één jaar een nette kapel in liet midden van Dainsby stond, en dat de familie- bank der Flamsteads in de kerk ledig bleef, terwijl die, welke voor hen in gericht was in de kapel, getrduw door lien werd bezet. Men behoeft zijn verbeelding niet bijzonder in te spannen, om zich de veranderingen voor te stellen in het leven en de betrekkingen van Mr. Flamstead, welke deze omkeering na zich sleepten. Overal werd hij verme den en ais met den vinger nagewezen. Hij werd aangemerkt als een verra der der gevestigde Kerk, als een dwa ze geestdrijver en onnoozele dweeper; als een ijdel, eerzuchtig mensch, die liever het hoofd een er partij wilde zijn dan een rustige, sterke en eerbied waardige steunpilaar van een groot nationaal gebouw. Al deze beschuldi gingen en verwijten had hij vroeger voorzien en wist ze thans ook te dra gen. Hij was uit hun gezelschap verban nen en gedwongen te verkeeren met de inwoners van zijn eigen dorp, een klasse van menschen, die in bescha ving verre beneden diegenen stonden, waarmede hij gewoon was*om te gaan. Van de andere zijde werd hij ijverig bozig gehouden door een menigte ge heel nieuwe belangen Hij stond thans aan het hoofd der nieuwe godsdien stige beweging in zijn buurtschap. Ziju voorbeeld gaf een nieuw ge wicht eu aanzien aan de zaak. Veel van hetgeen hij geloofd had alleen van de Voorzienigheid af te hangen, zag hij nu in dat vooral aan hem zeiven afhing. Hij kwaift in aanraking en briefwisseling met de werkzame voor standers van een nieuw en groot stel sel, en had zelfs in deze afgelegene streek een gewichtig deel aan de voornaamste gebeurtenissen van zijn tijd. De zendingen van zijn eigen volk, de ontwikkeling die er plaats greep, zoowel voor de aanhoudende komst van nieuwe predikers als door de uit gave en verspreiding van het Metho dist-Magazine, openden een veld, uit gebreid en onberekenbaar in zijn in vloed op elkeen, en gaf nieuwe kracht en waarde aan zijn leven. De tijd vloog voorbij. Henry Flam stead had, bij de werkzaamheid vor derende plichten die op hem rustten, bij de noodzakelijkheid om voor ande ren te handelen en te denken, een practischer, beziger, overlegzamer karakter gekregen: niemand ontging dat. Hij dacht en handelde niet alleen voor de maatschappij, maar ook voor zijn hulsgezin. Weinige jaren na zijn aansluiting aan de Methodisten, zag hij niet min- dor dan vijf kinderen om zijn disch geschaard, en er bestond alle waar schijnlijkheid, dat er nog meer zou den volgen; dit was ook al een afwij king van hetgeen bij het geslacht der Flamsteads placht te gebeuren, en hij kon niet, evenals zijn voorvaders, met onverschilligheid denken aan de toe komst van zijn kroost. De gebeurtenissen wijzigden niet al leen zijn geest, maar ook dien des tijds. De Fransche omwenteling had geheel Europa in rep en roer gebracht. Napoleon, de verpersoonlijking van den ouden geest eener algemeene heer schappij, en wien de ontzettende macht van het inderdaad meer we tenschappelijk dan beschaafd Europa genoegzaam geheel ter dienste stond, onderwierp de volken van het vaste land en maakte de machtigste vor sten gedWee als slaven. De prijzen der levensmiddelen, vooral die van den landbouw, stegen in het nog vrije en ijverige Engeland tot een hoogte, die het land in waarde met geld gelijk deed stellen, en hetwelk men slechts behoefde om te spitten. Van alle zijden was men gretig om land te koopen. Hoe hooger de prij zen stegen, hoe meer de zucht om het te verkrijgen toenam. Mr. Flamstead bleef niet vrij van deze besmettelijke koopziekte. Zijn koren bleek hem een zoo rijke goudmijn te zijn, dat het natuurlijk was, dat hij nog meer land wenschte te verkrijgen, niet slechts om daarin zijn toenemend kapitaal te beleggen, maar ook als de bron van aanzienlijke winsten. Hij kocht derhalve belangrijke lan derijen, en toen men van jaar tot jaar ziin zucht om te koopen bespeurde, werd hem hoe langer zoo meer bajoaa- boden door slimme, geheel anders re kenende lieden, en zulks tegen prijzen die niet onredelijk schenen, ofschoon zij inderdaad dolzinnig hoog waren. Toen sommige zijner oudste kinde ren den huwbaren leeftijd bereikt had den, bezat hij vijf malen meer land dan ooit het eigendom van ziin fami lie geweest tvas. Konden wij nogmaals een blik wer- pen in het oude kasteel te Dainsby en op de Flamsteads, wii zouden zulk een bekoorlijk en liefelijk tooneel van inenschelijk geluk aanschouwen, als de groene dreven van Engeland er gens konden aanbieden. Negen kinderen .omringden daar hun ouders Het oudste, een dochter, was een aanvallig meisje, haar vader in uiterlijk en karakter zeer gelijken de: in het doopboek was zingeschre ven onder den naam van Elisabeth, maar werd gewoonlijk Betsy genoemd De volgende was een zoon. George geheeten. een levendige, vroolijke, krachtige jongeling, in wien 71'in va der met blijdschap een opmerkelijke gelijkenis bespeurde met ziin oom den klokkenmaker; de derde was weder een dochter, kleiner'en levendiger dan haar zuster een meisle met ai de lieftalligheid en opgeruimdheid van haar moeder do kleine huiselijke Anne. Niemand noemde haar echter zoo: zij was voor allen de goedhar tige, vroolijke Nancy 'Wordt vervol ff dl

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1926 | | pagina 5