NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN DONDERDAG 1 APRIL 1920
Dr. Meulenbelt werd cand. in 1881,
werd 12 Juli 1885 bevestgd te Houten
en stond daarna van 1890 tot 1523 te
Baarn. Op 1 April 1923 deed lurj zijn
intrede te Oosterhout.
Ds. W. M. Ie Cointre.
De vrijzinnige pers bevatte een be
richt, dat ook Ds. W. M. Ie Cointre,
pred. der Gerei. Kerk te Bergen op
Zoom, de meening van Dr. Geelkerken
was toegedaan.
In het B. 0. Z. Kerkblad schrijft Ds.
ie Cointre nu:
„Wjj betreuren, dat Amsterdam-Zuid
gemeend heelt, dat niet te moeten doen
het schorsingsbesluit uitvoeren
waardoor de treuk een feit werd. In
dat opzicnt kan ik dan ook een bericht
weerspreken, als zouden wij een lijn
vrekken met den Kerkeraad van Am-
steruam-Zuid.
Wg beginnen de besluiten van Assen
ie aanvaarden, zij het niet onbezwaard.
En zuilen ook, na ernstig overleg, en
daar, waar het past, uiting ge/en aan
onze bezvv aren die bij meerderen leven.
Geiyk ook wij van moeniug z.jn, dat het
woord van opwekking, dat de Synode
gemeend heeft tot de Kerken te moe
ten doen uitgaan, van een eeuzojdigneid
is, die, bij bepaalde geesten, zelifl ge
vaar .ya worden kan, en he. vertxouwen
111 de Dienaren des vVoords scnokken
kan.
Kén ding is boven alles te hopen,
dat er, hoe dan ook, nog hoeing kome
van de nu ontstane breuk en ook, door
een eventueel© nadere verklaring van
den kant der synode, verder voortgaan
de breuk kan worden "verhoed en be
zwaarden kunnen worden behouden
voor onze Kerken".
Het oordeel van Dr. Kolihaus.
Dr. Kolihaus van Vlotho in West-
falen, die inzonderiigicL bekend gewor
den is door zijn voor Duitschland be
werkte bibliografie van Dr. A. Kuyper,
en die den 7de,1 April voor de Geref.
predikantenvereeniging te Utrecht zal
spreken, heeft in de „Reformirt© Kir
ch en-Zeitung" een artikel gewijd aan
het geval Geelkerken.
Na eerst een uiteenzetting van de
kwestie te hebben gegeven, vervolgt de
schrijver:
„De oud-Nederlandsche Kerk omvat
te eens zonder schade een Voetius naast
een Cocejus, ofschoon beider Schrift
beschouwing merkbaar u.te n.iep.
Beiden waren vrome mannen én leef
den uit het geloof in Christus. Moet een
Geref. Kerk niet ook ruimte hebben
feoowel voor predikers van den levenden
Christus gekjk Dr. Geelkerken alsook
voor zijn scherpste zakelijke tegenstan
ders?
Gok als de Synode in haar besluiten
zich op Calvin beroeepn kan, is het
voor mij toch niet zeker, of Calvjjn haar
niet vermaand zou hebben, om met het
oog op de klaarblijkelijke eenheid in de
artikelen van hooger goddelijke maje
steit, niet al te streng te zijn in dingen,
die niet onmiddellijk tot de hoofdzaken
van het Christelijk geloof be.100.en.
Eerst toen de scholastiek z.ch van de
Geref. Theologie meester maakte, begon
men met afwijkingen, die, vergeleken
met het centrum, slechts bijzaken wa
ren, hoofdzaken te maken en alles op
één vlak te zien en te vergetp.i, dat ten
slotte ook de orthodoxe leer nog maar
een stamelen is over onuitsprekelijke
werkelijkheden.
Ware ik medelid der Synode geweest,
zoo zou ik eiken regel der besluiten on
derschreven hebben, en toch ontevre
den met geheel mijn werk naar huis
gereisd zijn, wnl de groot© vraag mij
achterna zou klinken, „of een steeds
groote specialiseering aer geloofsbelij
denis, gelijk deze in Assen werd be
oefend, wel werkelijk daartoe dienen
zou, om de kerk bij het geloof te hou
den".
Merkwaardig is, dat Dr. Kolfhaus
meent, dat hier niet de hoofdzaken in
het geding zijn, terwijl zoowel Dr. Geel
kerken als de Synode van oordeel wa
ren, dat het bjj deze kwestie ging om
de diepste proolemen.
Kerkelijk examina.
De onderscneidene classes van Ger.
Kerken hebben van de Generale Sy
node te Assen een schrijven ontvangen,
waarin een aansporing gegeven wordt,
„dat de Classes, inzonderheid bij de
examina zuLen toezien, dat geenerici lee
ring in de, kerken binnendringt, die
met de letter of met den geest van de
bovengenoemde beslissing der Synode
in strijd is en düs, hétzij öp'het hier ge
noemde, hetzij op eenig ander punt,
door een willekeurige Schriftuitlegging
aan het gezag van 's Heeren Woord
te kort doet".
«Ned. Herv. Gem. te Rotterdam.
De afdeeling Rotterdam van de Ver
eeniging van Vrijz. Herv. in Nederland
heeft aan den Kerkeraad der Ned.
Herv. Gem. aldaar een adres gezonden,
waarin zij haar verzoekt des Zondags
een der kerkgebouwen af te staan, voor
het houden van godsdienstoefeningen.
Zij deelt verder nog mede, dat de zaal,
waar zij thans haar godsdienstoefenin
gen houdt, meermalen te klein blijkt,
wegens de voortdurend stijgende belang
stelling en dat zij het gemis van een
kerkgebouw gevoelt als een groote on
billijkheid jegens haar leden, die door
'doop en belijdenis in de Ned. Herv.
Kerk meenm toch rechten te kunnen
doen gelden.
Een ontslag-kwestie.
Het vroegere hoofd der Chr. U.L.O.-
school te Murmerwoude, de heer E.,
thans elders werkzaam, kon het niet
vinden met het schoolbestuur.
Dat liep tenslotte zoover, dat het be
stuur het schoolgebouw voor hem sloot
waartegen het hoofd zich verzette.
Het bestuur riep de hulp dor politie
in, om het schoolhoofd uit zijn dienst
woning te venvijderen. De pol tie achtte
zich echter daartoe niet gerechtigd.
Het schoolbestuur erkende tonslot&e
het schoolhoofd niet meer, die in be
roep ging bij de daarvoor aangewezen
commissie.
Deze commissie stelde het school
hoofd in het gelijk. De kwestie werd
daarna voor den kantonrechter ge
bracht, terwijl het schoolhoofd intus
schan elders benoemd werd, en daar
heen vertrok.
De kantonrechter heeft thans von
nis gewezen. Deze heeft de vordering
van het hoofd tot betaling van f 600
achterstallig salaris toegewezen en te
vens aan dat bestuur opgedragen te be
wijzen, dat het schoolhoofd 13 Juni j.l.
door dit college ontslagen is. Aan het
bestuur is opgedragen dit bewijs voor
7 April te leveren.
Het Paedagogisch congres.
Gemeld wordt, dat de deelneming aan
het Eerste Ned. raed. Congres zeer
groot is. Reeds werden ongeveer 1600
officieel© programma's verzenden. De
plenaire zittingen worden gehouden in
net gebouw der Hersteld Evangelisch
Luthersche Gemeente (Kloveniersburg
wal 50, te Amsterdam.
In verband met de ruim gekozen lo
kaliteiten, blij it de aanmelding voor het
lidmaatschap open tot en met 5 April.
Christelijke scholen voor meisjes uit
den Javaanschen adelstand.
Twintig jaar gebeden werd reeds te
Djokjakarta de eerste Chr. school voor
meisjes uit den Javaanschen adelstand
opgericht, de Kon. Wilhelmina school,
waaraan sedert 2 internaten, ieder van
40 meisjes, werden verbonden. Eerst
in 1922 opende ook Solo zijn eeuwen
lang voor net Evangelie gespten poort
en kon daar de Kon. Emma-school wor
den opgericht. Beide scholen, onder
leiding resp. van mej. H. J. Wellensiek
en mej. 'H. M. Hemmes, blijken in een
groote behoefte te voorzien.
Zij worden echter in hun bestaan be
dreigd, geiijk wij aan een, door de Ver-
eèniging voor Javaansche Meisjesscho
len te 's Gravenhage uitgegeven rond
schrijven ontleenen.
„De minister van koloniën heeft n.1.
besloten aan de ^tollandsch-Javaansch©
scholen voor sléchts twee Ho landsche
onderwijskrachten subsidie te geven.
Het verdere personeel moet Javaansch
zjjn, ontvangt subsidie voor Javaansche
onderwijskrachten, d.w;z. veel minder
salaris.
Toch is het van 't hoogste belang,
dat aan onze meisjesscholen HoLand-
sche onderwijzeressen leiding geven. De
Javaansche vrouw is nog niet rjjp om
Christelijk onderwas en Christelijke op
voeding te geven".
In het rondschrijven wordt nu een be
roep gedaan op de Nederlandsche (Jnas
tenen, oói door hun geidelrjken steun
het voorubestaan der genoemde scho.en
overeenkomstig de daaraan te steken
eischen, mogelijk te. maken.
Nu naar Indië.
In. het „Correspondentieblad" schrijft
de heer H. C. v. a. Velden, onderwijzer
met verlof:
i vVEEDh. ÖLAD.
Alles volbracht.
Zoo was dan het sterfbed van den
Heere Jezus een houten kruis, waarop
u;en Hem uitstrekte, de armen vaneen,
alsot Hij de geheele wereld in die ar
men Wilde sluiten en ontblootend zijn
borst, waarin een hart vol liefde voor
den zondaar klopte.
Altijd wijzen zijn Handen naar Oost
en West, naar Noord en Zuid, waar
ook een zondaar woont die behoefte
heeft aau Hem.
Wat in die vreeselijke uren den Hei
land bezig hield, was de Schrift die
Hij liefhad
Van tevoren gesterkt, wist Jezus dai
Hem hier nieis vreemds overkwam.
Daar, beneden Hem, waren de sol
daten, gelijk voorzegd, was, deelenile
zijne k(cederen en het lot werpende
over zijn gewaad, van welk gewaad
we verder nooit meer hooren
Met de hoogste wijsheid iieeft de
Heere het in vergetelheid gebracht.
Wam indien de apostelen het hadden
bewaard, zoo zou daarvan het gevolg
zijn geweest, dat er al heel spoedig een
reliquie-vereering zou zijn ontstaan
Van zijn kruis is ook niets overgeble
ven, evenmin als van de doornen
kroon. Niets van Hem is in ons bezit,
behalve Hijzelf
Toen Jezus aan het kruis sprak, deed
Hij het met de woorden van den psal
mist: „Eloi, Eloi, Lama Sabachtani?"
Omdat de menigte op Golgotha de
Schrift niet kende, verstonden ze het
verkeerd. Geen profeet, patriarch noch
heilige, hoe hoog ze misschien ook
mogen staan, kan het menschdom red
den.
En zoo weinig was Elia in staat om
Hem (of ons) te verlossen, dat Jezus
Elia's Heiland moest zijn, gelijk deze
profeet heeft getuigd."
„Mijn God, mijn God" was het woord
da< Hij sprak, „waarom hebt Gij Mij
verlaten?'
Diep als deze woorden zijn, weet ik
ze niet beter te verklaren, dan door ze
te roemen de klacht van een zoon, die
wel onschuldig is en toch verstooten
werd.
Jezus sprak hier niet langer tot den
„Vader" maar tot den Rechtvaardige
en Almachtige, die hier straf bracht
over Hem, die Gods gerechtigheid
kende
En eerst toen na de drie-urige duis
ternis het licht weer doorbrak nr. de
schuld tot den laatsten penning was
betaald, sprak Jezus weer kinderlijk
vriendelijk: „Vader, in uwe handen
beveel ik mijnen geest."
De bewustheid van Zijn Zoonschap
was wedergekeerd.
Hij sprak nu niet langer van „mijn
God" maar nu klonk weer het „Va
der
Het verlossingswerk was volbracht.
De smart was gedragen, het lijden
geleden
God was met den mensch verzoend.
KERK EN SCHOOL.
GER.EE. KEKKEN.
Beroepen: Te Gerkesklooster-Stroo
bos, H. Z. de Mildt te Renkum,
Jubilea.
Ds. L. van Mas trig t, predikant
.ider Ned. Herv. Gemeente te Harderwijk
herdenkt heden zjjn 25-jarige ambtsver-
(vulling.
Na op 31 Maart 1901 te Heteren be
vestigd te zijn, stond hjj achtereenvol
gens te Krimpen aan de Lek, van 1903
tot 1905 te BarneveM, van 1905 tot
J915, en Vlaardingen van 19x5 tot 1919
Sedert 22 Juni 1919 dient hij zjjn
tegenwoordige Gemeente.
Vandaag herdenkt Ds. G. Boe
kendogen, Geret predikant te St.
Anna .Parochie, zjjn 30-jarig ambtsjubi
leum.
De jubilaris aanvaardde het predik
ambt te Rozenburg, om 1 Nov. 1898 in
zijn tegenwoordige gemeente zijn in
trede te doen.
Emeritaat.
Dr. H. H. Meulenbelt, predikant
der Ned. Herv. Gemeente te Ooster
hout, is op diens verzoek emeritaat
verleend, ingaande 1 Juli e.k.
rnUlLLETON.
De lotgevallen van lohn fox
3) -
„Nog leven?" riep de voerman uit;
.„meent gij dat de menschen hier eeu
wig. blijven leven? Ik kan u zeggen,
dat ik sedert de laatste veertig jaren
voerman van Leniscar op Nottingham
geweest hen en Dick Anthony is juist
zoo lang geleden begraven."
„Zoo? Waarlijk? Arme Dick, hoe
vroeg moest gij heen gaan! Weinig
dacht ik> toen ik zoo lachen moest om
zijn vrees voor deze lanen, dat zijn
einde zoo nabij was. Als gij Dick ge
kend hebt, zult gij ook wel weten, dat
hij wat veel hield van warm gember
bier als hij 's winters op weg was, en
dat hij nu en dan geheele dagen zoek
bleef, als hij zijn klanten hun goederen
en hun geld had moeten brengen.
Meermalen zijn zij er op uitgegaan om
hem te zoeken, en vonden hem dan
gewoonlijk in de herberg te Kemberly,
in gezelschap van de drinkebroers van
het dorp.
,,En wie van de oudjes leven nog?"
ging de vreemdeling voort. „Leeft do-
miné Gould nog, en de heer Hunter,
en Ned Jackson, de barbier, en Betty
Garner, de weduwe van den herder,
en de oude Thomas Hall, en de an
deren? Wat is er geworden van de
Williards, zijn die nog hier? en Hives,
de molenaar en zijn knappe zonen?
„Wel, wel! wat doet gij een boel
vragen in één adem. Men moet een
heel eind in zijn leven teruggaan, om
daarop te kunnen antwoorden. De
oude luidjes' waarvan gij spreekt, zou
den waarlijk wel oud zijn, zoo zij nog
leefden. Zij zijn dood en de meesten
zijn reeds voor vijftig jaar gestor
ven. Ik twijfel er aan of de dood
graver hun graven nog wel zou kun
nen vinden; hij heeft sedert hun over
lijden, met zijn spade reeds zoo menig
bed gespreid voor jongeren!
Maar mij dunkt, het is nu mijn
beurt om ook eens wat te vragen. Wie
zijt gij? Zijt gij hier geboren? Waren
sommige der oude lieden waar gij
naar gevraagd hebt, uwe betrekkin
gen? Hier zijt gij zeker geweest en ik,
die hier mijn gansche leven heb door
gebracht, herinner mij volstrekt niets
van u!"
,,'tls slechts zeer weinig, wat gij u
van mij zult weten te herinneren, mijn
vriend. Toen ik nog jong was, kwam
ik dikwijls voor zaken hier. Ik ben
niet in deze streek geboren en geen
van die allen, waarover wij zoo even
spraken, noch zelfs iemand in het
dorp Highknoll is familie van mij.
Maar behalve de liefde voor de plaat
sen, waarin ik gelukkige en zorgelooze
dagen mijner jeugd doorbracht, heb ik
een groote genegenheid voor deze
buurtschap en ik heb altijd het voor
nemen gehad, om, zoo God mij het le
ven spaarde, ze nog eens op te zoeken.
Heerlijke, schoone dagen heb ik hier
beleefd.
Maar gij gaat verder, niet waar? Gij
gaat naar Leniscar. Derwaarts wensch
ik ook te gaan om;er de lente door te
brengen. Zoo de wezenlijkheid beant
woordt aan de schoone herinnering
die ik er van heb, wil ik daar mijne
dagen eindigen. Is de plaats nog even
stil? Zijn de boerenhuizen nog met
stroo gedekt en half van hout; staan
zij nog in de boomgaarden en onder
de groote walnotenboomen, of heeft
de rustelooze en alles aantastende
zucht tot nieuwigheden ook tot d&ar
haren vernielenden invloed uitge
strekt, die al het degelijke verminkt
en slechts den vorm Iaat bestaan?"
„Maar, antwoordde Fletcher, gij doet
niets dan vragen! Gij zijt zeker advo
caat. Wat de oude menschen en oude
hoornen betreft, zij zijn er nog en juist
zoo als gij ze verlaten hebt.
De vreemdeling zuchtte en zweeg.
Tom Fletcher werd hoe langer zoo
nieuwsgieriger. Hoe kon het toch zijn,
dat iemand die niet zooveel ouder was
dan hij, zich alles zoo nauwkeurig
wist te herinneren, en dat hij zich
dien persoon volstrekt niet kon te bin
nen brengen?
„Maar, eilieve, zeg mij eens, hoe
beet gij?" vraagde hij.
In znn ingezohdèfr „Nu solliciteert",
idringt ae heer K. Floor er op aan, niet
te wachten met solliciteeren, maar ge
bruik te maken van de mooie regeling
door het departement getroffen, waarbq
aan Hoofdact e- bezi ttersbehalve uitrus-
tingkosten en overtocht nog f 2400 ex
tra wordt aangeboden. Zeker zullen het
niet die f 2400 zjjn, die 0112e Christelijke
onderwijsmannen naar Indië brengen,
zij hebben daar betere en mooiere mo
tieven voor, doch het is niet te verwer
pen van deze gelegenheid gebruik te
jnaken en mee te profiteeren van dit
tjjdelgk aanbod.
Ook de vereeniging voor Chr. Scholen
te Batavia, die op de mooie plaatsen
van West-Java, 13 bloeiende scholen
waaronder 4 M.U.L.O.'s bestuurt
en onderhoudt, ziet naar aanvulling en
uitbreiding van het aantal leerkrachten
uit. Reeds stelde zij een gunstige rege
ling vast om de nieuw uitgekomen ge
huwde onderwijzers al direct een goed
bestaan te verzekeren.
De heer J. Gras, te Gorinchem, se
cretaris van de Commissie/van Bijstand
in Nederland, zal gaarna van dienst
zjjn, als gg inlichtingen wenscht.
Collega's, niet langer gedraald, maar
solliciteert nu".
DE GOEDE VRIJDAG!
De „Nederlander" levert een plei
dooi voor de opname van den Goeden
Vrijdag onder de algemeen erkende
Christelijke feestdagen.
Velen gaan op den Goeden Vrijdag
ter kerk. Voor de toetreding to: het
heilig avondmaal is de Goede Vrijdag
de aangewezen dag. Welke dag schijnt
voor „de herdenking van den dood
des Heeren"- meer bestemd, dan de
Goede Vrijdag? Het komt ons voor,
dat Protestanten en Roomsch-Katho-
lieken kunnen samenwerken tot bevor
dering der plechtige herdenking van
dezen dag.
Nu vraagt men misschien: wat kun
nen Overheid en Wetgever doen, tot
bevordering van deze herdenking van
den Goeden Vrijdag? Ieder is voor
zich zelf daarin vrij. De Overheid kan
toch niemand dwingen.
Van dwingen in dergelijke zaken
rijn wij uiteraard volmaakt afkeerig.
Toch kunnen Overheid en Wetgever
ten deze veel doen.
Indien de Rijks- en Gemeen e ijke
Overheden op Goeden Vrijdag al
hare bureaux en werkplaatsen slui
ten, zoo beteekent dit reels zeer veel
voor de viering van dezen dag.
Maar op het zakenleven kan de wet-
fever invloed oefenen; door in Artikel
54 van het Wetboek van Koophandel
den Goeden Vrijdag, ten opzichte der
betaling van wissels, met den Zon
dag: gelijk te stellen.
Deze zaak is nog niet zoo vele jaren
geleden behandelcf in de Staten-Gene-
raal.
Tot het jaar 1904 werden alleen de
Zondagen beschouwd als vrije dagen,
in verband met de betaling van ver\ al
len wissels. Artikel 154 van hets wet
boek van Koophandel schi eet voor
„Indien de betaaldag van eenen op-
tijd-getrokken wisselbrief invalt op
eenen Zondag; is dezelve des ande
ren daags betaalbaar".
Minister Loeft stelde voor, bij wets
ontwerp van 3 Juni 1903, ten deze
met den Zondag gelijk te stellen den
Nieuwjaarsdag, den tweeden Paasch-
en Pinksterdag den Hemelvaartsdag,
de beide Kerstdagen en den verjaar
dag des Konings.
Blijkens het V oorloop: g Verslag van
de Tweede Kamer, verser.eien 13 Sep
tember 1903, waren verscheidene le
den van oordeel, dat ook de Goede
Vrijdag met den Zondag moest wor
den gelijkgesteld.
De Minister van Justitie verklaarde
2 Februari 1<>04, in zijn Memorie van
Antwoord: Dat hij met zonder aar
zeling er toe was overgegaan, dien
dag in het wetsontwerp onvermeld te
laten. Aanvankelijk was ook hij ge
neigd de juistheid te erkennen van
dë gronden, waarop werd gepleit voor
het gelijkstellen met den /.ondag, ook
van den Goeden Vrijdag.
„Intusschen, na kenns te hebben
genomen van de feitelijke toestanden,
die ten deze in verschillende streken
van ons land heers.chen, was de Mi
nister er van overtuigd geworden, dat
eene gelijkstelling van den Goeien
Vrijdag met den Zondag tot bedenke
lijke co.isequennën zóu leiden".
„John Fox."
„John FoxFoxneen, dan is
het zeker, dat gij niet te Leniscar ge
horen zijt. Er wonen daar geen Foxen,
eii zooverre ik weet, zijn die daar
nooit geweest."
„Dat geloof ik ook niet" zeide de
vreemdeling laconisch.
„En de oude lieden daar? Welke
oude lieden kent gij daar nog meer?"
„Ik heb naar geen oude lieden ge
vraagd, mijn vriend."
„Neen, evenmin als naar jonge, ge
loof ik" voegde Tom er knorrig bij.
„Evenmin als naar jonge; maar daar
gij mij naar mijn naam gevraagd hebt,
mag ik oök wel de vrijheid nemen
naar den uwen te vragen. Het is toch
billijk dat wij, die zamen reizen en
mogelijk buren zullen worden, wat be
ter met elkander bekend raken."
„Mijn naam, als u dat pleizler kan
doen, is Tom Fletcher."
„Tom Fletcher! Zeker toch niet die
Tom Fletcher, dien ik gekend heb.
Tom Fletcher, de groote, sterke knaap,
die het vee hoedde op de gemeente-
weide; die gevochten heeft met dien
grooten landlooper, omdat deze het
paard var den molenaar wilde weg
voeren, onder voorwendsel dat bet
hetzelfde was dat hij had verloren; die
hem zoo ferm afranselde met zijn dom-
nenstok, en zijn neus en mond zóó toe
takelde dat de pijn en het bloeden hem
geheel weerloos maakten, zoodat Tom
BIJ HET KRUIS.
Ik heb op Golgotha gestaan
En zag 't gelaat van Jezus aan,
Dien men als een ellendeling
Aan 't kruishout hing.
Daar rees zijn lichaam angstig bloot
Zijn oogen duistrend naar den dood,
Handen en voeten smart-gekromd,
Den mond in drogen dorst verstomd.
Is dit een Heiland naar mijn wensch,
Een veeg en afgefolterd mensch?
En kan dit zwartgeronnen bloed
Een balsem zijn voor mijn gemoed?
Toen heefl mijn ziel tot U geschreid
In groote godverlatenheid:
Heb met ons beiden medelij,
O Heer, verlos Uzelf en mij.
Toen doofdet Gij der zinnen schijn
Als lampen, die niet noodig zijn.
En als een lauwe regen viel
Uw bloed in mijn verlepte ziel.
Toen zag ik dwaze Zwakkeling
Den HEER, Die voor den hemel hing,
Die al mijn zonden en mijn smart
Leed aan zijn dood bekropen hart
Wat wordt Uw bitterheid mij zoetl
O Heer. er daalt een honingvloed
Van liefde uit Uw gescheurde zij,
Gij dorst en derft en lenigt mij.
Ik weet, voor wien Gij sterven wondt,
Aan dit van God vervloekte hout.
Ik moest d£iar hangen, zi« :-jf
Der wereld tot een tijdv-ordrqf.
Gij wilt U geven, en Gij sterft
Voor mij, die dikwijls van I zwerft.
Maar in mijn weergekeerd genui. i
Leeft Gij, en Gij leeft mij voorgoed.
Aanzie, aanzie mijns, harten rouw
En ken. die U niet kennen wou.
En gun uw feilen moordenaar
Een woord van troost, een enkel maar.
Ik weet wel, dat Gij mij bemint.
Maar ach, een ongehoorzaam kind
Zal schreien en niet zijn gerust
Eer 'tis getroost en afgekust.
Wat wordt Uw bitterheid mij zoet
O Heer, er IS een honingvloed
Voor mij, die overal U zocht
En aan het kruis U vinden mocht.
W. DE MéRODE
—I—
De Minister handhaafde dus zijn
oorspronkedjk voorstel. Bij 'de korte
mondelinge beraadslaging over het
wetsontwerp werd de kwestie van den
Goeden Vrijdag niet aangeroerd; en
zóo ontstond de Wet van 27 April
1904, Staatsblad no. 83, krachtens
welke artikel 154 van het Wetboek
van Koophandel thans luidt als volgt:
„Indien de betaaldag van eenen op
tijd of op zekeren termijn na zicht ge
trokken wisselbrief in\alt op eenen
Zondag of op eenen daarmede gelijk-
gestelden dag, is dezelve be:aalbaar
op den eersten daaropvolgenden dag,
welke geen Zondag noen daarmede
gelijkgestelde da£ is.
Met den Zondag worden ten deze
gelijkgesteld de Nieuwjaarsdag, de
Christelijke tweede Paasch- eu Pink
sterdagen, de beide Kerstdagen, de
Hemelvaartsdag en de verjaardag des
Konings".
Wij gelooven, dat het in breed en
kring voldoening zou geven, indien de
Minister van Justitie zich er toe mocht
zetten te trachten eene zoodanige aan
vulling van Artikel tot stand te
brengen, dat naast Kerstdag en He
melvaartsdag, ook genoemd werd da
Goede Vrijdag.
Hetgeen in 19f)4 nog bezwaren ont
moette, schijnt een kwart eeuw lat'er
voor verwezenlijking rijp. Niet'slechts
vraagt eene onmiskenbare verdieping,
van het godsdienstig leven deze er
kenning van den Goeden Vrijdag;
maar wij gelooven dat ook de feitelijke
toestanuen, waarvan Minister Loeft
gewaagde, in menig opzicht veranderd
zijn.
Dat de verjaardag des regeerenden
konings werd opgenomen onder de
wetteujk-genoemde herde«ikLi0 lagen,
vond voldoening bij aile trouwe on
derdanen van tien koning.
Eenmaal kwam een xvOiupg op aard
wiens konings cl ïap triuinfeerde 111 zijn
sterven aan een kruis, tot redding Van
Zijne onderdanen.
Is het goed, dat een volk, dat zich
ook naar dien Koning noemt, verzuimt
dien inoniiuag op te nemen ouder
zijne ei kende vierdagen?
tijd had hulp te roepen; die Tom
Fletcher kunt gij niet zijn."
„Wie zijt gij? vraag ik u nog eens.
Ik moet u kennen, want gij kent mij.
Zeg het mij toch; gij zult en gij moet!"
„Gij zijt dan diezelfde Tom Flet-
•cher?' zeide de vreemdeling, terwijl
hij voor den voerman ging slaan. „Zijt
gij het? Neen, gij kunt het niet zijn!
Hoe. deze door weer en wind nederge-
bogen öude man zou Tom Fletcher
zijn? Tom, de vroolijke, stoutmood.ge
knaap; met zijn warm, goed hart;
die steeds gereed was de partij op te
nemen voor ieder die zwak was of be
drogen werd; Tom. die den kleer
maker in Shaw's molenbeek wierp,
omdat hij de leerjongens uit het ker
spel mishandelde; Tom, die menig
maal 's nachts den stal van den vee
hoeder openbrak, omdat deze aan zijn
opgesloten dieren geen voer gaf;
Tom, die een ladder plaatste tegen
het venster der gevangenis, om het
meisje, dat, gelijk een ieder wist, val-
schelijk beschuldigd was het tafelzil
ver van den kastelein te hebben ge
stolen, terwijl alleen persoonlijke
wraak de oorzaak dier aantijging was,
om hflt meisje, zeg ik. te doen ont
snappen, en -/lie haar den gehelen
nacht door vergezelde, totdat zij veilig
a - in hai peboo. teplaats en hij hare
vrienden Neen, gij kunt die Tom Flet-
"chcr niet zijn!"
J Wordt vervolgd