NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN DONDERDAG 1 APRIL 1920 Dr. Meulenbelt werd cand. in 1881, werd 12 Juli 1885 bevestgd te Houten en stond daarna van 1890 tot 1523 te Baarn. Op 1 April 1923 deed lurj zijn intrede te Oosterhout. Ds. W. M. Ie Cointre. De vrijzinnige pers bevatte een be richt, dat ook Ds. W. M. Ie Cointre, pred. der Gerei. Kerk te Bergen op Zoom, de meening van Dr. Geelkerken was toegedaan. In het B. 0. Z. Kerkblad schrijft Ds. ie Cointre nu: „Wjj betreuren, dat Amsterdam-Zuid gemeend heelt, dat niet te moeten doen het schorsingsbesluit uitvoeren waardoor de treuk een feit werd. In dat opzicnt kan ik dan ook een bericht weerspreken, als zouden wij een lijn vrekken met den Kerkeraad van Am- steruam-Zuid. Wg beginnen de besluiten van Assen ie aanvaarden, zij het niet onbezwaard. En zuilen ook, na ernstig overleg, en daar, waar het past, uiting ge/en aan onze bezvv aren die bij meerderen leven. Geiyk ook wij van moeniug z.jn, dat het woord van opwekking, dat de Synode gemeend heeft tot de Kerken te moe ten doen uitgaan, van een eeuzojdigneid is, die, bij bepaalde geesten, zelifl ge vaar .ya worden kan, en he. vertxouwen 111 de Dienaren des vVoords scnokken kan. Kén ding is boven alles te hopen, dat er, hoe dan ook, nog hoeing kome van de nu ontstane breuk en ook, door een eventueel© nadere verklaring van den kant der synode, verder voortgaan de breuk kan worden "verhoed en be zwaarden kunnen worden behouden voor onze Kerken". Het oordeel van Dr. Kolihaus. Dr. Kolihaus van Vlotho in West- falen, die inzonderiigicL bekend gewor den is door zijn voor Duitschland be werkte bibliografie van Dr. A. Kuyper, en die den 7de,1 April voor de Geref. predikantenvereeniging te Utrecht zal spreken, heeft in de „Reformirt© Kir ch en-Zeitung" een artikel gewijd aan het geval Geelkerken. Na eerst een uiteenzetting van de kwestie te hebben gegeven, vervolgt de schrijver: „De oud-Nederlandsche Kerk omvat te eens zonder schade een Voetius naast een Cocejus, ofschoon beider Schrift beschouwing merkbaar u.te n.iep. Beiden waren vrome mannen én leef den uit het geloof in Christus. Moet een Geref. Kerk niet ook ruimte hebben feoowel voor predikers van den levenden Christus gekjk Dr. Geelkerken alsook voor zijn scherpste zakelijke tegenstan ders? Gok als de Synode in haar besluiten zich op Calvin beroeepn kan, is het voor mij toch niet zeker, of Calvjjn haar niet vermaand zou hebben, om met het oog op de klaarblijkelijke eenheid in de artikelen van hooger goddelijke maje steit, niet al te streng te zijn in dingen, die niet onmiddellijk tot de hoofdzaken van het Christelijk geloof be.100.en. Eerst toen de scholastiek z.ch van de Geref. Theologie meester maakte, begon men met afwijkingen, die, vergeleken met het centrum, slechts bijzaken wa ren, hoofdzaken te maken en alles op één vlak te zien en te vergetp.i, dat ten slotte ook de orthodoxe leer nog maar een stamelen is over onuitsprekelijke werkelijkheden. Ware ik medelid der Synode geweest, zoo zou ik eiken regel der besluiten on derschreven hebben, en toch ontevre den met geheel mijn werk naar huis gereisd zijn, wnl de groot© vraag mij achterna zou klinken, „of een steeds groote specialiseering aer geloofsbelij denis, gelijk deze in Assen werd be oefend, wel werkelijk daartoe dienen zou, om de kerk bij het geloof te hou den". Merkwaardig is, dat Dr. Kolfhaus meent, dat hier niet de hoofdzaken in het geding zijn, terwijl zoowel Dr. Geel kerken als de Synode van oordeel wa ren, dat het bjj deze kwestie ging om de diepste proolemen. Kerkelijk examina. De onderscneidene classes van Ger. Kerken hebben van de Generale Sy node te Assen een schrijven ontvangen, waarin een aansporing gegeven wordt, „dat de Classes, inzonderheid bij de examina zuLen toezien, dat geenerici lee ring in de, kerken binnendringt, die met de letter of met den geest van de bovengenoemde beslissing der Synode in strijd is en düs, hétzij öp'het hier ge noemde, hetzij op eenig ander punt, door een willekeurige Schriftuitlegging aan het gezag van 's Heeren Woord te kort doet". «Ned. Herv. Gem. te Rotterdam. De afdeeling Rotterdam van de Ver eeniging van Vrijz. Herv. in Nederland heeft aan den Kerkeraad der Ned. Herv. Gem. aldaar een adres gezonden, waarin zij haar verzoekt des Zondags een der kerkgebouwen af te staan, voor het houden van godsdienstoefeningen. Zij deelt verder nog mede, dat de zaal, waar zij thans haar godsdienstoefenin gen houdt, meermalen te klein blijkt, wegens de voortdurend stijgende belang stelling en dat zij het gemis van een kerkgebouw gevoelt als een groote on billijkheid jegens haar leden, die door 'doop en belijdenis in de Ned. Herv. Kerk meenm toch rechten te kunnen doen gelden. Een ontslag-kwestie. Het vroegere hoofd der Chr. U.L.O.- school te Murmerwoude, de heer E., thans elders werkzaam, kon het niet vinden met het schoolbestuur. Dat liep tenslotte zoover, dat het be stuur het schoolgebouw voor hem sloot waartegen het hoofd zich verzette. Het bestuur riep de hulp dor politie in, om het schoolhoofd uit zijn dienst woning te venvijderen. De pol tie achtte zich echter daartoe niet gerechtigd. Het schoolbestuur erkende tonslot&e het schoolhoofd niet meer, die in be roep ging bij de daarvoor aangewezen commissie. Deze commissie stelde het school hoofd in het gelijk. De kwestie werd daarna voor den kantonrechter ge bracht, terwijl het schoolhoofd intus schan elders benoemd werd, en daar heen vertrok. De kantonrechter heeft thans von nis gewezen. Deze heeft de vordering van het hoofd tot betaling van f 600 achterstallig salaris toegewezen en te vens aan dat bestuur opgedragen te be wijzen, dat het schoolhoofd 13 Juni j.l. door dit college ontslagen is. Aan het bestuur is opgedragen dit bewijs voor 7 April te leveren. Het Paedagogisch congres. Gemeld wordt, dat de deelneming aan het Eerste Ned. raed. Congres zeer groot is. Reeds werden ongeveer 1600 officieel© programma's verzenden. De plenaire zittingen worden gehouden in net gebouw der Hersteld Evangelisch Luthersche Gemeente (Kloveniersburg wal 50, te Amsterdam. In verband met de ruim gekozen lo kaliteiten, blij it de aanmelding voor het lidmaatschap open tot en met 5 April. Christelijke scholen voor meisjes uit den Javaanschen adelstand. Twintig jaar gebeden werd reeds te Djokjakarta de eerste Chr. school voor meisjes uit den Javaanschen adelstand opgericht, de Kon. Wilhelmina school, waaraan sedert 2 internaten, ieder van 40 meisjes, werden verbonden. Eerst in 1922 opende ook Solo zijn eeuwen lang voor net Evangelie gespten poort en kon daar de Kon. Emma-school wor den opgericht. Beide scholen, onder leiding resp. van mej. H. J. Wellensiek en mej. 'H. M. Hemmes, blijken in een groote behoefte te voorzien. Zij worden echter in hun bestaan be dreigd, geiijk wij aan een, door de Ver- eèniging voor Javaansche Meisjesscho len te 's Gravenhage uitgegeven rond schrijven ontleenen. „De minister van koloniën heeft n.1. besloten aan de ^tollandsch-Javaansch© scholen voor sléchts twee Ho landsche onderwijskrachten subsidie te geven. Het verdere personeel moet Javaansch zjjn, ontvangt subsidie voor Javaansche onderwijskrachten, d.w;z. veel minder salaris. Toch is het van 't hoogste belang, dat aan onze meisjesscholen HoLand- sche onderwijzeressen leiding geven. De Javaansche vrouw is nog niet rjjp om Christelijk onderwas en Christelijke op voeding te geven". In het rondschrijven wordt nu een be roep gedaan op de Nederlandsche (Jnas tenen, oói door hun geidelrjken steun het voorubestaan der genoemde scho.en overeenkomstig de daaraan te steken eischen, mogelijk te. maken. Nu naar Indië. In. het „Correspondentieblad" schrijft de heer H. C. v. a. Velden, onderwijzer met verlof: i vVEEDh. ÖLAD. Alles volbracht. Zoo was dan het sterfbed van den Heere Jezus een houten kruis, waarop u;en Hem uitstrekte, de armen vaneen, alsot Hij de geheele wereld in die ar men Wilde sluiten en ontblootend zijn borst, waarin een hart vol liefde voor den zondaar klopte. Altijd wijzen zijn Handen naar Oost en West, naar Noord en Zuid, waar ook een zondaar woont die behoefte heeft aau Hem. Wat in die vreeselijke uren den Hei land bezig hield, was de Schrift die Hij liefhad Van tevoren gesterkt, wist Jezus dai Hem hier nieis vreemds overkwam. Daar, beneden Hem, waren de sol daten, gelijk voorzegd, was, deelenile zijne k(cederen en het lot werpende over zijn gewaad, van welk gewaad we verder nooit meer hooren Met de hoogste wijsheid iieeft de Heere het in vergetelheid gebracht. Wam indien de apostelen het hadden bewaard, zoo zou daarvan het gevolg zijn geweest, dat er al heel spoedig een reliquie-vereering zou zijn ontstaan Van zijn kruis is ook niets overgeble ven, evenmin als van de doornen kroon. Niets van Hem is in ons bezit, behalve Hijzelf Toen Jezus aan het kruis sprak, deed Hij het met de woorden van den psal mist: „Eloi, Eloi, Lama Sabachtani?" Omdat de menigte op Golgotha de Schrift niet kende, verstonden ze het verkeerd. Geen profeet, patriarch noch heilige, hoe hoog ze misschien ook mogen staan, kan het menschdom red den. En zoo weinig was Elia in staat om Hem (of ons) te verlossen, dat Jezus Elia's Heiland moest zijn, gelijk deze profeet heeft getuigd." „Mijn God, mijn God" was het woord da< Hij sprak, „waarom hebt Gij Mij verlaten?' Diep als deze woorden zijn, weet ik ze niet beter te verklaren, dan door ze te roemen de klacht van een zoon, die wel onschuldig is en toch verstooten werd. Jezus sprak hier niet langer tot den „Vader" maar tot den Rechtvaardige en Almachtige, die hier straf bracht over Hem, die Gods gerechtigheid kende En eerst toen na de drie-urige duis ternis het licht weer doorbrak nr. de schuld tot den laatsten penning was betaald, sprak Jezus weer kinderlijk vriendelijk: „Vader, in uwe handen beveel ik mijnen geest." De bewustheid van Zijn Zoonschap was wedergekeerd. Hij sprak nu niet langer van „mijn God" maar nu klonk weer het „Va der Het verlossingswerk was volbracht. De smart was gedragen, het lijden geleden God was met den mensch verzoend. KERK EN SCHOOL. GER.EE. KEKKEN. Beroepen: Te Gerkesklooster-Stroo bos, H. Z. de Mildt te Renkum, Jubilea. Ds. L. van Mas trig t, predikant .ider Ned. Herv. Gemeente te Harderwijk herdenkt heden zjjn 25-jarige ambtsver- (vulling. Na op 31 Maart 1901 te Heteren be vestigd te zijn, stond hjj achtereenvol gens te Krimpen aan de Lek, van 1903 tot 1905 te BarneveM, van 1905 tot J915, en Vlaardingen van 19x5 tot 1919 Sedert 22 Juni 1919 dient hij zjjn tegenwoordige Gemeente. Vandaag herdenkt Ds. G. Boe kendogen, Geret predikant te St. Anna .Parochie, zjjn 30-jarig ambtsjubi leum. De jubilaris aanvaardde het predik ambt te Rozenburg, om 1 Nov. 1898 in zijn tegenwoordige gemeente zijn in trede te doen. Emeritaat. Dr. H. H. Meulenbelt, predikant der Ned. Herv. Gemeente te Ooster hout, is op diens verzoek emeritaat verleend, ingaande 1 Juli e.k. rnUlLLETON. De lotgevallen van lohn fox 3) - „Nog leven?" riep de voerman uit; .„meent gij dat de menschen hier eeu wig. blijven leven? Ik kan u zeggen, dat ik sedert de laatste veertig jaren voerman van Leniscar op Nottingham geweest hen en Dick Anthony is juist zoo lang geleden begraven." „Zoo? Waarlijk? Arme Dick, hoe vroeg moest gij heen gaan! Weinig dacht ik> toen ik zoo lachen moest om zijn vrees voor deze lanen, dat zijn einde zoo nabij was. Als gij Dick ge kend hebt, zult gij ook wel weten, dat hij wat veel hield van warm gember bier als hij 's winters op weg was, en dat hij nu en dan geheele dagen zoek bleef, als hij zijn klanten hun goederen en hun geld had moeten brengen. Meermalen zijn zij er op uitgegaan om hem te zoeken, en vonden hem dan gewoonlijk in de herberg te Kemberly, in gezelschap van de drinkebroers van het dorp. ,,En wie van de oudjes leven nog?" ging de vreemdeling voort. „Leeft do- miné Gould nog, en de heer Hunter, en Ned Jackson, de barbier, en Betty Garner, de weduwe van den herder, en de oude Thomas Hall, en de an deren? Wat is er geworden van de Williards, zijn die nog hier? en Hives, de molenaar en zijn knappe zonen? „Wel, wel! wat doet gij een boel vragen in één adem. Men moet een heel eind in zijn leven teruggaan, om daarop te kunnen antwoorden. De oude luidjes' waarvan gij spreekt, zou den waarlijk wel oud zijn, zoo zij nog leefden. Zij zijn dood en de meesten zijn reeds voor vijftig jaar gestor ven. Ik twijfel er aan of de dood graver hun graven nog wel zou kun nen vinden; hij heeft sedert hun over lijden, met zijn spade reeds zoo menig bed gespreid voor jongeren! Maar mij dunkt, het is nu mijn beurt om ook eens wat te vragen. Wie zijt gij? Zijt gij hier geboren? Waren sommige der oude lieden waar gij naar gevraagd hebt, uwe betrekkin gen? Hier zijt gij zeker geweest en ik, die hier mijn gansche leven heb door gebracht, herinner mij volstrekt niets van u!" ,,'tls slechts zeer weinig, wat gij u van mij zult weten te herinneren, mijn vriend. Toen ik nog jong was, kwam ik dikwijls voor zaken hier. Ik ben niet in deze streek geboren en geen van die allen, waarover wij zoo even spraken, noch zelfs iemand in het dorp Highknoll is familie van mij. Maar behalve de liefde voor de plaat sen, waarin ik gelukkige en zorgelooze dagen mijner jeugd doorbracht, heb ik een groote genegenheid voor deze buurtschap en ik heb altijd het voor nemen gehad, om, zoo God mij het le ven spaarde, ze nog eens op te zoeken. Heerlijke, schoone dagen heb ik hier beleefd. Maar gij gaat verder, niet waar? Gij gaat naar Leniscar. Derwaarts wensch ik ook te gaan om;er de lente door te brengen. Zoo de wezenlijkheid beant woordt aan de schoone herinnering die ik er van heb, wil ik daar mijne dagen eindigen. Is de plaats nog even stil? Zijn de boerenhuizen nog met stroo gedekt en half van hout; staan zij nog in de boomgaarden en onder de groote walnotenboomen, of heeft de rustelooze en alles aantastende zucht tot nieuwigheden ook tot d&ar haren vernielenden invloed uitge strekt, die al het degelijke verminkt en slechts den vorm Iaat bestaan?" „Maar, antwoordde Fletcher, gij doet niets dan vragen! Gij zijt zeker advo caat. Wat de oude menschen en oude hoornen betreft, zij zijn er nog en juist zoo als gij ze verlaten hebt. De vreemdeling zuchtte en zweeg. Tom Fletcher werd hoe langer zoo nieuwsgieriger. Hoe kon het toch zijn, dat iemand die niet zooveel ouder was dan hij, zich alles zoo nauwkeurig wist te herinneren, en dat hij zich dien persoon volstrekt niet kon te bin nen brengen? „Maar, eilieve, zeg mij eens, hoe beet gij?" vraagde hij. In znn ingezohdèfr „Nu solliciteert", idringt ae heer K. Floor er op aan, niet te wachten met solliciteeren, maar ge bruik te maken van de mooie regeling door het departement getroffen, waarbq aan Hoofdact e- bezi ttersbehalve uitrus- tingkosten en overtocht nog f 2400 ex tra wordt aangeboden. Zeker zullen het niet die f 2400 zjjn, die 0112e Christelijke onderwijsmannen naar Indië brengen, zij hebben daar betere en mooiere mo tieven voor, doch het is niet te verwer pen van deze gelegenheid gebruik te jnaken en mee te profiteeren van dit tjjdelgk aanbod. Ook de vereeniging voor Chr. Scholen te Batavia, die op de mooie plaatsen van West-Java, 13 bloeiende scholen waaronder 4 M.U.L.O.'s bestuurt en onderhoudt, ziet naar aanvulling en uitbreiding van het aantal leerkrachten uit. Reeds stelde zij een gunstige rege ling vast om de nieuw uitgekomen ge huwde onderwijzers al direct een goed bestaan te verzekeren. De heer J. Gras, te Gorinchem, se cretaris van de Commissie/van Bijstand in Nederland, zal gaarna van dienst zjjn, als gg inlichtingen wenscht. Collega's, niet langer gedraald, maar solliciteert nu". DE GOEDE VRIJDAG! De „Nederlander" levert een plei dooi voor de opname van den Goeden Vrijdag onder de algemeen erkende Christelijke feestdagen. Velen gaan op den Goeden Vrijdag ter kerk. Voor de toetreding to: het heilig avondmaal is de Goede Vrijdag de aangewezen dag. Welke dag schijnt voor „de herdenking van den dood des Heeren"- meer bestemd, dan de Goede Vrijdag? Het komt ons voor, dat Protestanten en Roomsch-Katho- lieken kunnen samenwerken tot bevor dering der plechtige herdenking van dezen dag. Nu vraagt men misschien: wat kun nen Overheid en Wetgever doen, tot bevordering van deze herdenking van den Goeden Vrijdag? Ieder is voor zich zelf daarin vrij. De Overheid kan toch niemand dwingen. Van dwingen in dergelijke zaken rijn wij uiteraard volmaakt afkeerig. Toch kunnen Overheid en Wetgever ten deze veel doen. Indien de Rijks- en Gemeen e ijke Overheden op Goeden Vrijdag al hare bureaux en werkplaatsen slui ten, zoo beteekent dit reels zeer veel voor de viering van dezen dag. Maar op het zakenleven kan de wet- fever invloed oefenen; door in Artikel 54 van het Wetboek van Koophandel den Goeden Vrijdag, ten opzichte der betaling van wissels, met den Zon dag: gelijk te stellen. Deze zaak is nog niet zoo vele jaren geleden behandelcf in de Staten-Gene- raal. Tot het jaar 1904 werden alleen de Zondagen beschouwd als vrije dagen, in verband met de betaling van ver\ al len wissels. Artikel 154 van hets wet boek van Koophandel schi eet voor „Indien de betaaldag van eenen op- tijd-getrokken wisselbrief invalt op eenen Zondag; is dezelve des ande ren daags betaalbaar". Minister Loeft stelde voor, bij wets ontwerp van 3 Juni 1903, ten deze met den Zondag gelijk te stellen den Nieuwjaarsdag, den tweeden Paasch- en Pinksterdag den Hemelvaartsdag, de beide Kerstdagen en den verjaar dag des Konings. Blijkens het V oorloop: g Verslag van de Tweede Kamer, verser.eien 13 Sep tember 1903, waren verscheidene le den van oordeel, dat ook de Goede Vrijdag met den Zondag moest wor den gelijkgesteld. De Minister van Justitie verklaarde 2 Februari 1<>04, in zijn Memorie van Antwoord: Dat hij met zonder aar zeling er toe was overgegaan, dien dag in het wetsontwerp onvermeld te laten. Aanvankelijk was ook hij ge neigd de juistheid te erkennen van dë gronden, waarop werd gepleit voor het gelijkstellen met den /.ondag, ook van den Goeden Vrijdag. „Intusschen, na kenns te hebben genomen van de feitelijke toestanden, die ten deze in verschillende streken van ons land heers.chen, was de Mi nister er van overtuigd geworden, dat eene gelijkstelling van den Goeien Vrijdag met den Zondag tot bedenke lijke co.isequennën zóu leiden". „John Fox." „John FoxFoxneen, dan is het zeker, dat gij niet te Leniscar ge horen zijt. Er wonen daar geen Foxen, eii zooverre ik weet, zijn die daar nooit geweest." „Dat geloof ik ook niet" zeide de vreemdeling laconisch. „En de oude lieden daar? Welke oude lieden kent gij daar nog meer?" „Ik heb naar geen oude lieden ge vraagd, mijn vriend." „Neen, evenmin als naar jonge, ge loof ik" voegde Tom er knorrig bij. „Evenmin als naar jonge; maar daar gij mij naar mijn naam gevraagd hebt, mag ik oök wel de vrijheid nemen naar den uwen te vragen. Het is toch billijk dat wij, die zamen reizen en mogelijk buren zullen worden, wat be ter met elkander bekend raken." „Mijn naam, als u dat pleizler kan doen, is Tom Fletcher." „Tom Fletcher! Zeker toch niet die Tom Fletcher, dien ik gekend heb. Tom Fletcher, de groote, sterke knaap, die het vee hoedde op de gemeente- weide; die gevochten heeft met dien grooten landlooper, omdat deze het paard var den molenaar wilde weg voeren, onder voorwendsel dat bet hetzelfde was dat hij had verloren; die hem zoo ferm afranselde met zijn dom- nenstok, en zijn neus en mond zóó toe takelde dat de pijn en het bloeden hem geheel weerloos maakten, zoodat Tom BIJ HET KRUIS. Ik heb op Golgotha gestaan En zag 't gelaat van Jezus aan, Dien men als een ellendeling Aan 't kruishout hing. Daar rees zijn lichaam angstig bloot Zijn oogen duistrend naar den dood, Handen en voeten smart-gekromd, Den mond in drogen dorst verstomd. Is dit een Heiland naar mijn wensch, Een veeg en afgefolterd mensch? En kan dit zwartgeronnen bloed Een balsem zijn voor mijn gemoed? Toen heefl mijn ziel tot U geschreid In groote godverlatenheid: Heb met ons beiden medelij, O Heer, verlos Uzelf en mij. Toen doofdet Gij der zinnen schijn Als lampen, die niet noodig zijn. En als een lauwe regen viel Uw bloed in mijn verlepte ziel. Toen zag ik dwaze Zwakkeling Den HEER, Die voor den hemel hing, Die al mijn zonden en mijn smart Leed aan zijn dood bekropen hart Wat wordt Uw bitterheid mij zoetl O Heer. er daalt een honingvloed Van liefde uit Uw gescheurde zij, Gij dorst en derft en lenigt mij. Ik weet, voor wien Gij sterven wondt, Aan dit van God vervloekte hout. Ik moest d£iar hangen, zi« :-jf Der wereld tot een tijdv-ordrqf. Gij wilt U geven, en Gij sterft Voor mij, die dikwijls van I zwerft. Maar in mijn weergekeerd genui. i Leeft Gij, en Gij leeft mij voorgoed. Aanzie, aanzie mijns, harten rouw En ken. die U niet kennen wou. En gun uw feilen moordenaar Een woord van troost, een enkel maar. Ik weet wel, dat Gij mij bemint. Maar ach, een ongehoorzaam kind Zal schreien en niet zijn gerust Eer 'tis getroost en afgekust. Wat wordt Uw bitterheid mij zoet O Heer, er IS een honingvloed Voor mij, die overal U zocht En aan het kruis U vinden mocht. W. DE MéRODE —I— De Minister handhaafde dus zijn oorspronkedjk voorstel. Bij 'de korte mondelinge beraadslaging over het wetsontwerp werd de kwestie van den Goeden Vrijdag niet aangeroerd; en zóo ontstond de Wet van 27 April 1904, Staatsblad no. 83, krachtens welke artikel 154 van het Wetboek van Koophandel thans luidt als volgt: „Indien de betaaldag van eenen op tijd of op zekeren termijn na zicht ge trokken wisselbrief in\alt op eenen Zondag of op eenen daarmede gelijk- gestelden dag, is dezelve be:aalbaar op den eersten daaropvolgenden dag, welke geen Zondag noen daarmede gelijkgestelde da£ is. Met den Zondag worden ten deze gelijkgesteld de Nieuwjaarsdag, de Christelijke tweede Paasch- eu Pink sterdagen, de beide Kerstdagen, de Hemelvaartsdag en de verjaardag des Konings". Wij gelooven, dat het in breed en kring voldoening zou geven, indien de Minister van Justitie zich er toe mocht zetten te trachten eene zoodanige aan vulling van Artikel tot stand te brengen, dat naast Kerstdag en He melvaartsdag, ook genoemd werd da Goede Vrijdag. Hetgeen in 19f)4 nog bezwaren ont moette, schijnt een kwart eeuw lat'er voor verwezenlijking rijp. Niet'slechts vraagt eene onmiskenbare verdieping, van het godsdienstig leven deze er kenning van den Goeden Vrijdag; maar wij gelooven dat ook de feitelijke toestanuen, waarvan Minister Loeft gewaagde, in menig opzicht veranderd zijn. Dat de verjaardag des regeerenden konings werd opgenomen onder de wetteujk-genoemde herde«ikLi0 lagen, vond voldoening bij aile trouwe on derdanen van tien koning. Eenmaal kwam een xvOiupg op aard wiens konings cl ïap triuinfeerde 111 zijn sterven aan een kruis, tot redding Van Zijne onderdanen. Is het goed, dat een volk, dat zich ook naar dien Koning noemt, verzuimt dien inoniiuag op te nemen ouder zijne ei kende vierdagen? tijd had hulp te roepen; die Tom Fletcher kunt gij niet zijn." „Wie zijt gij? vraag ik u nog eens. Ik moet u kennen, want gij kent mij. Zeg het mij toch; gij zult en gij moet!" „Gij zijt dan diezelfde Tom Flet- •cher?' zeide de vreemdeling, terwijl hij voor den voerman ging slaan. „Zijt gij het? Neen, gij kunt het niet zijn! Hoe. deze door weer en wind nederge- bogen öude man zou Tom Fletcher zijn? Tom, de vroolijke, stoutmood.ge knaap; met zijn warm, goed hart; die steeds gereed was de partij op te nemen voor ieder die zwak was of be drogen werd; Tom. die den kleer maker in Shaw's molenbeek wierp, omdat hij de leerjongens uit het ker spel mishandelde; Tom, die menig maal 's nachts den stal van den vee hoeder openbrak, omdat deze aan zijn opgesloten dieren geen voer gaf; Tom, die een ladder plaatste tegen het venster der gevangenis, om het meisje, dat, gelijk een ieder wist, val- schelijk beschuldigd was het tafelzil ver van den kastelein te hebben ge stolen, terwijl alleen persoonlijke wraak de oorzaak dier aantijging was, om hflt meisje, zeg ik. te doen ont snappen, en -/lie haar den gehelen nacht door vergezelde, totdat zij veilig a - in hai peboo. teplaats en hij hare vrienden Neen, gij kunt die Tom Flet- "chcr niet zijn!" J Wordt vervolgd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1926 | | pagina 5