NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN VRIJDAG 26 MAART 1926
kost, maar of bij de 2 milliard, die de
mobilisatieuitgaven liebben bedragen,
geen paar millioen voor dit doel be
lmoren te komen. Zooals op het oogeri-
blik de toestand is, is hij niet in orde.
De heer J. J. C. VAN DIJK (A.R.
noemt het een aangename taak, op te
komen voor slachtoffers, maar spr.
wil opmerken, dat men niet moet spre
ken van mobilisatie-slachtoffers, doch
van veronderstelde mobilisatieslacht
offers. Wanneer de menschen inder
daad in en door den dienst ongelukkig
geworden waren, zouden zij gepensi-
onneerd zijn. Men kan niet zeggen, dat
zij door den dienst, maar op zijn
hoogst, dat zij in den dienst ongeluk
kig geworden zijn. Men kan toch niet
zeggen, dat ieder, die afgekeurd is
zooveel krijgt? Een wettelijke basis
voor vergoeding acht spr. onmogelijk.
Spr. wijst er nog op, dat de mobili
satieslachtoffers van jaar tot jaar bij
na evenveel gekregen hebben als zij
gekregen hadden wanneer zij gepen3i-
onneerd waren.
De heer TILANUS zou wel wen-
schen, dat aan deze jaarlijksche dis
cussie een eind kwam. Spr. vraagt,
welk nut de voorsteller der motie ver
wacht van een wettelijke regeling. Spr
vraagt den minister wat zijn oordeel is
De heer SCHAPER (s.d.) komt terug
op het door den heer van Dijk gespro
kene. Spr. is eens in Tilburg in een
kazerne geweest. In een kamer stond
een rij kribben, in twee daarvan lagen
zieken onder twee dunne dekentjes,
in den vollen tocht tusschen twee open
staande deuren. Nu kan men wel zeg
gen, dat zulke menschen in den dienst
ziek zijn geworden, maar spr. meent,
dat zij het-ook door den dienst worden
De heer HEEMSKERK (a.r.) erkem
da ter zulke gevallen zijn, maar die
kunnen geholpen worden uit dezen be-
grootingspost, daarvoor is geen wette
lijke regeling noodig. In de motie
wordt niet aangegeven op welke basis
de wettelijke regeling moet rusten.
De MINSTER onderschrijft niet het
geen de heer ter Laan zeide, n.l. dat
deze menscuen door slechte nehanae-
ling enz. ongelukkig zijn geworden.
Spr. ziet niet in, noe een regeling die
iedereen voldoet, mogelijk zou zijn.
Spr. zou aan ook op het oogenblik
geen toezegging runnen doen.
De heer K. TER LAAN meent, dat
allen die afgekeurd zijn gesteund moe
ten worden, tenzij het legernestuur
kan aautoonen, uai zij niet m en door
den dienst invalide zijn geworden.
De heer DUTS: Juist, de bewijslast
moet worden omgeüeerd.
De heer OUD betoogt, dat de minis
ter de*.e motie naast zich neer kan leg
gen, maar dan weet de Kamer of zij
mei hem kan samenwerken.
De heer HEEMSKERK: U wilt nooit
met hem samenwerken, want u stemt
altijd tegen zijn begrootingen.
De heer OUD: Dat is er volkomen
naast.' hei gaat om een motie, die
mets te manen heeft mei de begroo-
ting, ducli die een afzonderlijk wets
ontwerp vraagt.
De heer DE VISSER (c.h.) dde sym
pathiek staat tegenover de zaak, be
treurt het dat de motie de noodzake-
lijklieid uitspreekt. Wanneer de wen-
sclielijkheid erin wordt uitgesproken,
dal de minister een regeling over
weegt, is spr. bereid, evenals zijn frac-
tiegenooten voor de motie te stemmen.
D» MINISTER ziet niet cte mogelijk
heid in een wettelijke regeling te ma
ken. Indien in de motie de wensche-
lijkheid wordt uitgesproken, is spr. be
reid haar te aanvaarden.
De heer TER LAAN wijzigt de motie
door „noodzakelijk" te veranderen in
„dringend gewenscht
De heer BIJLEVELD (A.R.) stolt een
andere motie voor, luidende: Tv Ka
mer van oordeel, dat het wenscdelijk
is, dat zoo mogelijk een afdoende re
geling voor de mobilisatieslachtoffers
getroffen worde, noodigt de regeering
uit te overwegen of e^n wettelijke re
geling mogelijk is.
De ïnotie-ter Laan wordt aangeno
men met 5213 stemmen. Voor: de
soc.-dem., chr.hist. Vrijheidsbond, Ling
beek. Arts en de katholieken, behalve
de heeren Bulten, Süring, Van Vuuren
en Bos.
De motie-Bij-leveld is hiermede ver
worpen.
De begrooting wordt aangenomen
met 41—26 stemmen. Tegen de soc.
'dem. vrijz.dem. en de heeren L. de Vis
ser en Arts.
Persoonlijk feit.
De heer DUYS verzoekt het woord
voor een persoonlijk feit. Hij heeft in
zijn rede uit het hoofd, geciteerd uit
een artikel van den heer L. de Visser
in de Tribune. Spr. leest thans voor
uit de Tribune van 12 Juli 1921 het
geen daar geschreven is, o.m. dat een
tramconducteur een gouden horloge
en een zilveren sigarettenkoker had
gekregen en dat hij trotsch was op zijn
orde van de Roode Vaan.
De heer L. DE VISSER zegt gespro
ken te hebben over het feit, dat Rus
land door anderen bedreigd is en dat
de Russen volkomen bereid zijn tot
ontwapening over te gaan. De heer
Duys heeft bet voorgesteld alsof Rus
land militairistisch is. Daarom heeft
spr. geroepen, dat de heer Duys niet
de eerste leugen gesproken heeft. Al
da;t gemeier over een sigarettenlKiker
laat spr. koud.
Geroep: Neen, bij het citaat heb je
geroepen. (Rumoer).
De heer DE VISSER zal nog gele
genheid krijgen de soc.dem. aan den
schandpaal te nagelen.
De 'heer DUYS citeert het steno
gram, ten betooge, dait de heer de Vis
ser bij het citaat heeft geroepen: je
liegt. (Juist, juist, bij de soc.dem.)
Spr. Is op deze zaak ingegaan, op
dat de Kamer eens en voor goed zal
weten, dait, als de communisten roe
pen: je liegt, zij dan toonen nog een
laatste restje schaamtegevoel te be
zitten.
De heer DE VISSER houdt vol, dal
de voorstelling, die de soc.dem. geven
van Rusland volkomen leugenachtig
is. Spr.'s interruptie sloeg niet op het
verhaal van den sigarettenkoker. (Ru
moer en gelach).
De VOORZITTER deelt mee, dat het
zijn bedoeling is de Kamer tegen 20
April weer bijeen te roepen en dan te
behandelen de Indische begrooting
met de interpellatie-L. de Visser, ver
volgens de algemeene beschouwingen
over de verschillende hoofdstukken in
de volgorde IVX en de punten der
regeeringsverklaring, alsmede de mo
tie-Dresselhuys in zake de oud-gepen-
sionneerden. De overige interpellaties
kunnen op speciaal daarvoor aan te
wijzen data worden gehouden.
De vergadering wordt 4 u. 40 ver
daagd.
ONDER DE KOPPENSNELLERS.
u
Met beide handen, aldus schrijft
Dr. Noyens, greep ik het voorstel van
den bestuursambtenaar aan om Me-
rauke te bezoeken en te probeeren
daar een missiepost te vestigen, on
der de wilde Kaja-Kaja's. Maar.hoe
in aanraking te komen en om te gaan
met die woeste natuurmenschen, die
berucht zijn om hun moordzutht en
wier taal men niet verstaat? Een taal,
die men slechts woord voor woord
van die koppensnellers zelf (die na
tuurlijk niet lezen of schrijven kunnen
en geen begrip hebben van de 'taal
vormen en taalregels) moet afluiste
ren en aanleeren! Slechts twee woord
jes van hun taal had ik vernomen:
igies, d.i. „naam" en kai d.i. „goed"
naar welk woord dit volk ook door de
Hollanders kaja-kaja werd genoemd,
omdat de eerste begroeting dier men
schen gewoonlijk is: kai-ah! kai-ah!
d.i. goed, bevriend.
Met dat beetje 'taalkennis zou ik op
pad gaan en de verschillende dorpen
(pl.m. 70), die op een rij langs de kust
liggen, bezoeken. Ik verwittigde den
assistent-resident van Merauke. mlir
Kroesen, dat ik dan naar de naburige
dorpen zou gaan om i,n aanraking te
komen met de wilden.
„O, dat is goed, prefekt" was het
antwoord. „Maar alleen mag Ik u niet
laten gaan. Gij weet wel, die menschen
zijn niet te vertrouwen; voor twee da
gen hebben zij nog een Chinees ver
moord. Ik zal u daarom eenige solda
ten meegeven, dan kunt gij uw tocht
veilig wagen."
,,Ik dank u wel voor uw bezorgd
heid, resident, maar u zal het mij niet
kwalijk nemen, dat ik niet verkies
met uwe soldaten naar die menschen
t» gaan. Zij zullen denken, dat ik óók
een soldaat ben; zij zullen mij dan
met achterdocht ontvangen en nooit
zal ik zoo het - vertrouwen dier men
schen winnen. Nogmaals, mijnheer de
assistent-resident, laat mij alleen
gaan; maak u niet bezorgd voor mij."
De assistent-resident gaf toe, doch
vermaande mij, om toch vooral voor
zichtig te zijn en mijn leven niet roe
keloos in gevaar te brengen
De uitrusting van den tocht was
spoedig klaar. Als soldaat van Chris
tus wapende ik mij niet met revolver,
pistool of dolk, maar deed opzettelijk
mijn langen zwarten toog aan, om mij
te doen onderscheiden van soldaten
en andere vreemdelingen, nam onder
den eenen arm een kistje met kraal
tjes en trok moedig naar het dichtst-
bijgelegen dorp der wilde koppensnel
lers, Navari. Na eenige kwartieren
gaans kreeg ik de hutten in het zicht.
Voor het dorp lagen een 20—30 Kaja-
kaja's lui tegen den grond. Zoodra zij
dien „onbekenden mensch" daar zagen
aankomen, sprongen allen woest en
dreigend op en kwamen naar mij toe.
Op eenige passen afstand bleven ,zij
staan en begonnen die vreemde ver
schijning met wantrouwende blikken
van alle kanten op te nemen. Ik bleef
onverschrokken te midden van die
troep „dier-menschen": geheel hun
naakte lichaam droop van de kokos
olie; groote varkenstanden staken
door hun misvormden neus; hun ar
men en borst waren omhangen met
vieze voorwerpen en in hun handen
hadden zij hun boog en pijlen, lans
of knots.
Ik deed mijn best om die menschen
te laten zien, dat ik niet gekomen was
met vijandige bedoelingen; ik lachte
en knikte vriendelijk met het hoofd,
nam snoeren van kralen, zwaaide er
mee naar hen toe om te kennen te
geven, dat alles voor hen was, en
trachtte aldus door gebaren te laten
zien, dat ik kwam als vriend. Een der
Kaja-kaja's, zeker de moedigste, kwam
reeds dichter bij mij en waagde het
eindelijk om dien vreemden blanken
mensch aan te raken; en toen dit goed
afliep, wilden de anderen toonen, dat
zij ook niet bang waren De kring werd
nauwer en allen moesten den bezoe
ker eens aanraken. Anderen trokken
een9 aan zijn grooten baard en weldra
werden zij zoo vertrouwelijk, dat zij
met hun vuile handen in mijn baard
kwamen wroeten, of mij met wilde
oogen kwamen aanzien, bnder den uit
roep: „so, 90, so!" En ik putte mij
maar uit in vriendelijkheid, gaf kraal
tjes, en boog en knikte met het hoofd
en.had aller vriendschap verworven!
Nadat die eerste kennismaking zoo
gelukkig was afgeloopen, en de alge
meen© verwondering en het vreugde
betoon waren bedaard, klopte ik den
dichtst bijstaanden wilde op de borst
en zeide: ,.kai'" (goed). Dit begroeten
werd beantwoord met een springen
van blijdschap, met uitroepingen van
plezier. Nu ging ik de geheele rij langs
klopte de menschen op de borst en
zeide telkens: „kail kai! kai!" Zij wa
ren dus allen „goed" goede menschen.
Vervolgens wees.ik met de hand op
en neer, naar mij zelf en naar de om-i
staande wilden en herhaalde: „kai!
kai! (goed! goed!) Wij zijn voor elkaar,
dus wij zijn goede vriendenEn de
lui sprongen en schreeuwden van de
pret.
Daarop richtte ik mij tot een der
Kaja-kaja's en vroeg: „igies? igies?
naam? naam?) Die wilde had toch
zooveel verstand om te begrijpen, dat
ik naar zijn naam vroeg. Hij zeide dus
zijn naam. Ik had mijn notitieboekje
reeds klaar en schreef dien naam op:
Wangeer. Daar begrepen die koppen
snellers niets van wat die meneer daar
deed, terwijl hij met zijn hand over
een wit blaadje ging. Bij den volgen
den deed ik juist hetzelfde en zoo de
geheele rij langs. Nu begon ik de na
men van mijn boekje af te lezen. En
telkens als een wilde zich bij z'n naam
hoorde noemen, was dit een losbar»
sting van vreugde en bewondering.
Maar nu was mijn woordenschat uit
geput. Wat nu gedaan Ik had bemerkt,
dat mijn baard zoo geweldig de bewon
dering had gaande gemaakt van die
wilde menschen, die zelf slechts zeer
weinig baard hadden. Ik nam mijn
baard in mijn hand, schudde er eens
flink mede en vroeg weer: „igies?"
toen zij den naam genoemd hadden,
nam ik wederom mijn notitieboekje,
schreef dat woord op (hos) en zette er
achter: beteekent „baard." Dan betast
te ik mijn ooren, mijn neus. mijn oog
leden en vroeg telkens „igies? igies?"
Ik kreeg een woord te hooren, schreef
dat op en zette er de beteekenis achter,
lók nam wat zand, een houtje, een
klein tam varken, begon te gaan, te
loopen te springen, deed alsof ik dronk
alsof ik sliep, en telkens vroeg ik:
„igies? igies?" Mijn woordenschat be
gon toe te nemen!
Nu springt plotseling een der wilden
vooruit en vraagt: „Wo igies?"
Dat woordje wo verstond ik nog
niet. Doch uit den toon, waarop dat
gezegd werd, maakte ik op, dat die
wilde naar mijn naam vroeg. Wat zou
ik antwoorden? Noyens klonk zoo
vreemd; mijn voornaam Matthias al
evenzeer. Ik zou dus mijn beroeps
naam maar geven, en met krachtige
stem antwoordde ik: „Missionaris."
Allen moesten dien naam vol ver
wondering en blijdschap herhalen, en
zij maakten er van „Misnorei! „So, so,
Misnorei! so, so, Misnorei!" klonk het
van alle kanten en dat alles ging ge
paard rnet springen en fluiten en ge
schreeuw van pret en verbazing.
Ik had aldus ongeveer 50 woordjes
in mijn boekje staan. Ik nam nu onder
het uitdeelen van kraaltjes en met
vriendelijk knikken en lachen afscheid
van mijn nieuwe vrienden en aan
vaardde voldaan den terugtocht naar
Merauke.
Daar teruggekeerd, begon ik die
woorden van buiten te 'leeren en den
volgenden dag trok ik maar weer vol
moed en geduld naar de Kaja-kaja's,
kwam met nieuwe woorden terug,
deed dagen achtereen hetzelfde, tracht
te het verband tusschen de verschil
lende woorden te ontdekken, verge
leek ze. om aldus achter het geheim
der taal te komen. En mijn streven
werd met gunstigen uitslag bekroond;
na ongeveer twee maanden was ik de
taal voldoende machtig om reeds be
hoorlijk met die menschen te spreken
Ondanks allé barbaarschheden, die
ik aanschouwde, leek het me niet on
dienstig hier een missie te beginnen en
ik ging met de stoomboot naar de Kei
eilanden terug, om de eerste missio
narissen te halen, die met onvermoei-
den ijver en geduld hun zware taak
zouden beginnen
UIT DE OMGEVING.
ALPHEN AAN DEN RIJN.
Gemeenteraad.
Vergadering van Donderdagavond.
Voorzitter de burgemeester, Dr. H.
J. Lovink.
Afwezig wegens familieomstandighe
den de heer Gesman.
De Voorzitter herdacht, na de ver
gadering met ambtgebed te hebben ge
opend, het verschelden van het raads
lid Leliveld, wiens nagedachtenis bft
velen in aangename herinnering zal blfi
ven.
Daarna volgden eenige mededeelin-
gen.
Gunstig werd beschikt op een aan
vrage van den heer P. J. Verkade om
een gratificatie van f 50 voor vroeger
verleende peTitiediensten.
Een adres van de af deeling Boskoop
van de Ned. Chr. Ambtenaars!) ond werd
naar B. en W. verwezen om prae-advies.
Agenda:
1. Voorstel1 van B. en W. tot het in
trekken der verordening op de heffing
van straatgeld.
Aangehouden.
2. Voorstel van B. en W., naar aan
leiding van de vraag van het raadslid
den Ouden, omtrent de breedte van het
trottoir in de Zaalbergstraat.
B. en W. zijn van meening, dat de
hierover gevallen uitspraak v. den raad
niet als een volledige beslissing kon
worden beschouwd.
De Comm. van het G. B. wil een
breedte van de Noordzijde van 3.45
c.Mt De Comm. van Openb. Werken
is niet eenstemmig. Het eene lid is
voor verbreeding, het andere acht een
breedte van 2.50 M. voldoendè.
B. en Ww zijn het met het laatste
eens.
De heer Hern green zegt, dat de
fComm. van het G. B. B. en W. op een
(dwaalspoor heeft gebracht. -De raad
had zich over de trottcirbreedte niet
uitgesproken. Spr. acht verbreeding
niet noodig.
De heer Meyer pleit voor verbree-
ife heer Bergshoef vindt de trot
toirbreedte van 2.50 M. voldoende, even
als de heer den Ou dein. De laatste
is van meening, dat de grond langs
deze straat ïveds duur genoeg is.
Ook de hoor Noomen spreekt zich
uit tegen v. rbreeding.
De lie?r Velt man bepleitte een
breedte van 3.45 M. De prijs zal een
der blijven.
De heer den Herijog is ook voor
een breedte van 3.45 M. We moeten
niet zoo kortzichtig zijn als onze voor
ouders.
De V 0 0 r z. zegt aan hetgeen in de
stukken is aangevoerd niet veel te heb
ben toe te voegen. Zeker is, dat nu de
zaak moet worden beslist. Er is voor
beide, standpunten iets te zeggen. Spr.
laat uitkomen, dat door de vragen van
den heer den Ouden de zaak wat on
tijdig in het openbaar aan de orde is
gesteld.
Het voorstel van de meerderheid van
B. en W. wordt tenslotte met 115 st.
verworpen.
Tegen de heeren Herngreen, Ranke,
de Wolf, Koren, v. Leeuwen, Meyer,
Veltman, v. Dijk, v. 't Riet, Cocx en
Bol.
3. Voorstel van de Commissie voor
het ontwerpen van strafverordeningen
tot wijziging der algemeene politiever
ordening.
De aanvulling betreft een bepaling
waarbij den inwoners de verplichting
wordt opgelegd om bij gladheid van den
'openbaren weg het voor hun woningen
liggende gedeelte stroef te maken.
In antwoordt op den heer v. Dijk
zegt de Voorz., dat het inderdaad de
bedoeling is deze verordening goed te
handhaven.
Aangenomen.
4. Voorstel van B. en W. tot verkoop
van grond aan de Zaalbergstraat aan
W. B. Kroon q.q.
De prijs is f 6 per vierk. M.
De heer Herngreen maakt er aan
merking op, dat aan dit voorstel de be-
oordeeiing v. 'n particulier plan voor
den bouw van een garage is verbonden.
Nu het eenmaal' zoo is, vraagt spr. of
het plan voldoet aan de verordening,
want hij is er niet gerust op.
De Voorz. meent, dat in dit geval
het een van het ander moeilijk is af
te scheiden. De meerderheid van B.
en W. heeft bezwaar tegen het plan,
omdat het heel niet past tusschen de
huizen, die in deze straat zullen wor
den gebouwd. De garage heeft inder
daad geen bovenverdieping en heeft
dan ook veel van een schuur. De eve
naar was niet bereid gen bovenhuis op
de garage te zetten.
De heer Herngreen vindt, dat B.
en W. in deze omstandigheden den
raad niet hadden mogen voorstellen den
grond te verkoopen en zoo stilzwijggend
toestemming te geven voor den 'bouw.
De heer den Oudein zegt, dat het
plan moeilijk kan worden afgekeurd nu
er nog geen huizen staan.
De heer Meyer gelooft niet, dat
het gebouwtje de straat zou ontsieren.
De Voorz.: 'n kwestie van smaak.
Spr. uit voorts zijn vrees, dat de
bouw van een garage in den eersten
tijd van invloed zal zftn op den bouw
van woningen in deze omgeving.
De heer Herngreen onderschriftT
dit bezwaar.
Met 15 tegen 1 stem wordt het voor
stel van de meerderheid van B. en W.
(waartoe de Voorz. niet behoort) aan
genomen.
Tegen de heer Herngreen.
5. Voorstel van B. en W. om van 1
Meid 1926 tot en met 30 April 1927
onderhands op te dragen aan M. van
Essen het opnalen van asch, vuilnis,
enz. in de gemeente voor de som van
f 4000 per jaar.
De heer de Wo lf had openbare aan
besteding verwacht. Wat zit er „in"?
De Voorz.: er zit niets in. De be
trokkene heeft het werk een vorige
maal heel goed gedaan, en er materialen
voor aangeschaft, enz. Men moet dat
weten te waardeeren. Dat wil niet zeg
gen, dat anderen nooit in aanmerking
zullen komen. Het is trouwens de vraag,
of dit systeem flog lang zal bestaan.
Het voorstel wordt aangenomen.
6. Voorstel van B. en W. om C. de
Jong te ontheffen vam de huur van ge
meente-eigendommen en om die te ver
huren aan E. Amersfoort.
Aangenomen.
7» Voorstel van B. en Wi om aan
H. E. de Kok te Gouda tot weder op zeg--
ging een lokaal van de O. L. School
Raadhuisstraat beschikbaar te stellen.
Aangenomen.
8. Voorstel van B. en W. om met het
Rijk een overeenkomst aan te gaam tot
herstelling en onderhoud vain de schiet
baan.
Het Rftk zal de geraamde herstellings
kosten ad f 800 betalen, en per jaar
f 120 aan de gemeente vergoeden we
gens huurderving.
De heer d. Wolf acht hierbij geen
gemeentebelang betrokken. Men heeft
niet eens vrij toegang tot de schietbanen
De S.D.A.P. b.v. zou van den Min. van
O. nooit toestemming krijgen, (gelach).
De betrokkenen schijnen er ook niet
veel voor te gevoelen, want de Burger
wacht heeft de huur over 1924 nog niet
eens betaald.
De Voorz. toont aan, dat het ge
meentebelang met het aannemen van
dit voorstel wel degelijk is gediend.
Het voorstel wordt aangenomen.
Tegen de heer Wolf.
9. Voorstel van B. en W. tot vaststel
ling van het bedrag der voorschotten v
aan besturen van bijzondere scholen,
krachtens art. 103 der L. O.-wet 1920,
voor 1926.
De vergoeding is berekend naar de
kosten van het L. O., die ditmaal f 15,07
per leerling en per jaar bedragen.
Goedgekeurd.
10. Voorstel van B. en W. tot vast
stelling van het vermenigvuldigingscft-
fer voor de plaatselijke inkomstenbelas
ting, belastingjaar 1926'27.
B. en W. stellen voor het cftfer te
bepalen op 1.2.
Aangenomen.
11. voorstel van B. en W. tot aan
koop van rentegevende eigendommen
voor het "w aarborgfonds inzake Woning
bouw.
Voorg; \Wckl wordt aan te koopen
2/1000 obligation van de 5V2 pet. lee-
ning van Oost Indië 1923 C en f 1000
(nom.) van de 5 pet. Ned. Staatslee-
ning 1919.
Aangenomen.
12. voorstel van B. en W. tot over
name door de gemeente van de Nuts-
stichtin^ ,tot verbetering van de volks
huisvesting eener door die stichting aain
den polder Kerk en Zanan te betalen
jaarlftksche recognitie voo rhet inlaten
va nbuitenwater, ter doorspoeling van
riolen, in het complex straten, gelegen
aan de Emmalaan.
De heer v. Dftk geeft uiting aan
zijn vermoeden, dat ae Raad er met
deze overdracht „tusschen" zit. Heeft
de Comm. van Openb. werken dat niet
geweten? vraagt spr.
De heer Herngreen vindt ook, dat
we met al die commissies niets opschie
ten. (vroolijkheid).
't Was met het huren eener woning
voor den monteur van de gasfabriek
ook al hommeles.
De Voorz. is het met den heer
v. Dftk wel eens. Maar er zal nog wor
den getracht iets van de lasten af te
krijgen.
Het voorstel wordt daarna aangeno
men.
13. Voorstel van B. en W. tot het be
schikbaar stellen van een crediet tein be
hoeve van het brandwezen.
B. en W. stellen voor, den opper-
brandmee3ter op zijn vêrzoek over
1926 een toelage te geven van f 100
en de beiooning definitief te regelen bij
de begrooting 1927, en verder, om een
crediet van f 1000 toe te staan voor
de aanschaffing o,m. van 2 gaskachels
a f 100 voor verwarming der spuithuis-
jes, van jekkers, laarzen en slangen.
In antwoord op verschillende spre
kers wees de Voorz. er bij dit punt
op, dat met het „historisch gewordene"
moet worden gerekend. Of men het ook
zoo zou regelen als men nog aan het
begin stond is een andere vraag. De
voorgestelde verhooging acht spr. wel
gewenscht.
De heer den Hertog bleef volhou
den, dat het toezicht op de wegen, waar
mede de cpperbran dme ester is belast,
onder zijn bqfuncties lijdt, tegen welke
bewering de beer den Ouden met
nadruk opkwam. Er zftn weinig gemeen
ten met zco'n uitgebreid wegennet, waar
het wegen toezicht zoo goed is.
De heer de Hertotg handhaafde
evenwel zijn meening. 't Kan zijn, dat
spr. in een misdeelde buurt (Ridder-
buurt) woont, maar in elk geval' is daar
de toestand treurig.
Als ge maar even waarschuwt, aldus
de Voo rz., wordt de situatie dadelijk
opgenomen.
De heer Meyer vroeg ten aanzien!
van de aanschaffing van verwarmings
toestellen, of het met voldoende is, de
gebouwtjes vorstvrft te houden, waarop
Weth. v. Leeuwen ontkennend meen
de te moeten antwoorden.
Het voorstel wordt aangenomen.
14. Voorstel van B. en W. tot heit be
schikbaar stellen van eem crediet van
f 900, voor het maken van stellingen
in het nieuwe archiefgebouw.
Aangenomen.
15. Voorstel van B. en W. om de twee
automobielspuiten te verzekeren tegen
wettelftke aansprakelijkheid jegens der
den voor den tftd van één jaar.
Volledige verzekering zou f 180^ per
jaar kosten. B. en w. achten dit te
veel, en stellen daarom deze verzeke
ring voor, die per jaar hoogstem f 110
aan premie zal eiscben.
De heer denHerlJog vindt de heele
verzekering -overbodig voor die paar
keer in een jaar, dat nier brand is. Wft
betalen de premie en in Amsterdam ge
beuren de ongelukken, (vroolftkheid).
De Voörz. zegt, dat na zeer veel
informaties is gebleken, dat er heusch
geen lager premie is te bedingen.
De beer den Hertog durft het wel
zonder verzekering te wagen. Als er
maar een goede chauffeur is. Spr. maakt
er een voorstel van.
Het voorstel van den heer den Hertog
wordt daarna met 123 st. verworpen.
Voor de heeren den Hertog, Meyer en
Bergshoef.
Het voorstel van B. en W. is daarmee
aangenomen.
16. Voorloopige vaststelling van de
rekeningen over 1924 van:
a. de Water- en Lichtbedrftvem;
b. het Grondbedrftf.
Goedgekeurd.
17. Voorstel' van B. en W. om mede
werking te verleenen voor het bestrateki
met tegels van de speelplaats bft de
Chr. School te Aaranldervesn.
De kosten zijn geraamd op f 7°°-
Aangenomen.
18. Voorstel van B. en W. tot verbe
tering en vergrooting van de speelplaats
bft de 0. L. School, Schoolstraat
Een crediet van f 1900 zal hiervoor
noodig zijn.
De heer Bergshioef is voor de
verbetering, doch tegen het rooien der
hoornen.
Deze gedachte wordt ondersteund
-door verschillende heeren, waarna het
voorstel van B. en W. wordt aangeno
men onder beding, dat de boomen blij
ven staan.
Voor het rooien der boomen stemden
de wethouders en de heeren de W,olf
en den Ouden.
19. Voorstel van B. en W. tot vaststel
ling van besluiten tot wftzigimg van de
gemeentebegrooting, dienst 1925.
Goedgekeurd.
20. Benoeming van eem. lid van de ie
Commissie tot Wering van Schoolver
zuim wegens bedanken door den heer G,
Kamphorst. Aanbevolen worden de hee
ren: 1. H. Nfthoff. 2. E. Jongstra.
Benoemd wordt de heer H. Nfthoff.
21. Benoeming van 4 ledem der Schat
tingscommissie als bedoeld in art. 57
der Wet op de Inkomstenbelasting 1914-
Herbenoemd worden de heeren J. E,