NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN VRIJDAG 26 MAART 1926 kost, maar of bij de 2 milliard, die de mobilisatieuitgaven liebben bedragen, geen paar millioen voor dit doel be lmoren te komen. Zooals op het oogeri- blik de toestand is, is hij niet in orde. De heer J. J. C. VAN DIJK (A.R. noemt het een aangename taak, op te komen voor slachtoffers, maar spr. wil opmerken, dat men niet moet spre ken van mobilisatie-slachtoffers, doch van veronderstelde mobilisatieslacht offers. Wanneer de menschen inder daad in en door den dienst ongelukkig geworden waren, zouden zij gepensi- onneerd zijn. Men kan niet zeggen, dat zij door den dienst, maar op zijn hoogst, dat zij in den dienst ongeluk kig geworden zijn. Men kan toch niet zeggen, dat ieder, die afgekeurd is zooveel krijgt? Een wettelijke basis voor vergoeding acht spr. onmogelijk. Spr. wijst er nog op, dat de mobili satieslachtoffers van jaar tot jaar bij na evenveel gekregen hebben als zij gekregen hadden wanneer zij gepen3i- onneerd waren. De heer TILANUS zou wel wen- schen, dat aan deze jaarlijksche dis cussie een eind kwam. Spr. vraagt, welk nut de voorsteller der motie ver wacht van een wettelijke regeling. Spr vraagt den minister wat zijn oordeel is De heer SCHAPER (s.d.) komt terug op het door den heer van Dijk gespro kene. Spr. is eens in Tilburg in een kazerne geweest. In een kamer stond een rij kribben, in twee daarvan lagen zieken onder twee dunne dekentjes, in den vollen tocht tusschen twee open staande deuren. Nu kan men wel zeg gen, dat zulke menschen in den dienst ziek zijn geworden, maar spr. meent, dat zij het-ook door den dienst worden De heer HEEMSKERK (a.r.) erkem da ter zulke gevallen zijn, maar die kunnen geholpen worden uit dezen be- grootingspost, daarvoor is geen wette lijke regeling noodig. In de motie wordt niet aangegeven op welke basis de wettelijke regeling moet rusten. De MINSTER onderschrijft niet het geen de heer ter Laan zeide, n.l. dat deze menscuen door slechte nehanae- ling enz. ongelukkig zijn geworden. Spr. ziet niet in, noe een regeling die iedereen voldoet, mogelijk zou zijn. Spr. zou aan ook op het oogenblik geen toezegging runnen doen. De heer K. TER LAAN meent, dat allen die afgekeurd zijn gesteund moe ten worden, tenzij het legernestuur kan aautoonen, uai zij niet m en door den dienst invalide zijn geworden. De heer DUTS: Juist, de bewijslast moet worden omgeüeerd. De heer OUD betoogt, dat de minis ter de*.e motie naast zich neer kan leg gen, maar dan weet de Kamer of zij mei hem kan samenwerken. De heer HEEMSKERK: U wilt nooit met hem samenwerken, want u stemt altijd tegen zijn begrootingen. De heer OUD: Dat is er volkomen naast.' hei gaat om een motie, die mets te manen heeft mei de begroo- ting, ducli die een afzonderlijk wets ontwerp vraagt. De heer DE VISSER (c.h.) dde sym pathiek staat tegenover de zaak, be treurt het dat de motie de noodzake- lijklieid uitspreekt. Wanneer de wen- sclielijkheid erin wordt uitgesproken, dal de minister een regeling over weegt, is spr. bereid, evenals zijn frac- tiegenooten voor de motie te stemmen. D» MINISTER ziet niet cte mogelijk heid in een wettelijke regeling te ma ken. Indien in de motie de wensche- lijkheid wordt uitgesproken, is spr. be reid haar te aanvaarden. De heer TER LAAN wijzigt de motie door „noodzakelijk" te veranderen in „dringend gewenscht De heer BIJLEVELD (A.R.) stolt een andere motie voor, luidende: Tv Ka mer van oordeel, dat het wenscdelijk is, dat zoo mogelijk een afdoende re geling voor de mobilisatieslachtoffers getroffen worde, noodigt de regeering uit te overwegen of e^n wettelijke re geling mogelijk is. De ïnotie-ter Laan wordt aangeno men met 5213 stemmen. Voor: de soc.-dem., chr.hist. Vrijheidsbond, Ling beek. Arts en de katholieken, behalve de heeren Bulten, Süring, Van Vuuren en Bos. De motie-Bij-leveld is hiermede ver worpen. De begrooting wordt aangenomen met 41—26 stemmen. Tegen de soc. 'dem. vrijz.dem. en de heeren L. de Vis ser en Arts. Persoonlijk feit. De heer DUYS verzoekt het woord voor een persoonlijk feit. Hij heeft in zijn rede uit het hoofd, geciteerd uit een artikel van den heer L. de Visser in de Tribune. Spr. leest thans voor uit de Tribune van 12 Juli 1921 het geen daar geschreven is, o.m. dat een tramconducteur een gouden horloge en een zilveren sigarettenkoker had gekregen en dat hij trotsch was op zijn orde van de Roode Vaan. De heer L. DE VISSER zegt gespro ken te hebben over het feit, dat Rus land door anderen bedreigd is en dat de Russen volkomen bereid zijn tot ontwapening over te gaan. De heer Duys heeft bet voorgesteld alsof Rus land militairistisch is. Daarom heeft spr. geroepen, dat de heer Duys niet de eerste leugen gesproken heeft. Al da;t gemeier over een sigarettenlKiker laat spr. koud. Geroep: Neen, bij het citaat heb je geroepen. (Rumoer). De heer DE VISSER zal nog gele genheid krijgen de soc.dem. aan den schandpaal te nagelen. De 'heer DUYS citeert het steno gram, ten betooge, dait de heer de Vis ser bij het citaat heeft geroepen: je liegt. (Juist, juist, bij de soc.dem.) Spr. Is op deze zaak ingegaan, op dat de Kamer eens en voor goed zal weten, dait, als de communisten roe pen: je liegt, zij dan toonen nog een laatste restje schaamtegevoel te be zitten. De heer DE VISSER houdt vol, dal de voorstelling, die de soc.dem. geven van Rusland volkomen leugenachtig is. Spr.'s interruptie sloeg niet op het verhaal van den sigarettenkoker. (Ru moer en gelach). De VOORZITTER deelt mee, dat het zijn bedoeling is de Kamer tegen 20 April weer bijeen te roepen en dan te behandelen de Indische begrooting met de interpellatie-L. de Visser, ver volgens de algemeene beschouwingen over de verschillende hoofdstukken in de volgorde IVX en de punten der regeeringsverklaring, alsmede de mo tie-Dresselhuys in zake de oud-gepen- sionneerden. De overige interpellaties kunnen op speciaal daarvoor aan te wijzen data worden gehouden. De vergadering wordt 4 u. 40 ver daagd. ONDER DE KOPPENSNELLERS. u Met beide handen, aldus schrijft Dr. Noyens, greep ik het voorstel van den bestuursambtenaar aan om Me- rauke te bezoeken en te probeeren daar een missiepost te vestigen, on der de wilde Kaja-Kaja's. Maar.hoe in aanraking te komen en om te gaan met die woeste natuurmenschen, die berucht zijn om hun moordzutht en wier taal men niet verstaat? Een taal, die men slechts woord voor woord van die koppensnellers zelf (die na tuurlijk niet lezen of schrijven kunnen en geen begrip hebben van de 'taal vormen en taalregels) moet afluiste ren en aanleeren! Slechts twee woord jes van hun taal had ik vernomen: igies, d.i. „naam" en kai d.i. „goed" naar welk woord dit volk ook door de Hollanders kaja-kaja werd genoemd, omdat de eerste begroeting dier men schen gewoonlijk is: kai-ah! kai-ah! d.i. goed, bevriend. Met dat beetje 'taalkennis zou ik op pad gaan en de verschillende dorpen (pl.m. 70), die op een rij langs de kust liggen, bezoeken. Ik verwittigde den assistent-resident van Merauke. mlir Kroesen, dat ik dan naar de naburige dorpen zou gaan om i,n aanraking te komen met de wilden. „O, dat is goed, prefekt" was het antwoord. „Maar alleen mag Ik u niet laten gaan. Gij weet wel, die menschen zijn niet te vertrouwen; voor twee da gen hebben zij nog een Chinees ver moord. Ik zal u daarom eenige solda ten meegeven, dan kunt gij uw tocht veilig wagen." ,,Ik dank u wel voor uw bezorgd heid, resident, maar u zal het mij niet kwalijk nemen, dat ik niet verkies met uwe soldaten naar die menschen t» gaan. Zij zullen denken, dat ik óók een soldaat ben; zij zullen mij dan met achterdocht ontvangen en nooit zal ik zoo het - vertrouwen dier men schen winnen. Nogmaals, mijnheer de assistent-resident, laat mij alleen gaan; maak u niet bezorgd voor mij." De assistent-resident gaf toe, doch vermaande mij, om toch vooral voor zichtig te zijn en mijn leven niet roe keloos in gevaar te brengen De uitrusting van den tocht was spoedig klaar. Als soldaat van Chris tus wapende ik mij niet met revolver, pistool of dolk, maar deed opzettelijk mijn langen zwarten toog aan, om mij te doen onderscheiden van soldaten en andere vreemdelingen, nam onder den eenen arm een kistje met kraal tjes en trok moedig naar het dichtst- bijgelegen dorp der wilde koppensnel lers, Navari. Na eenige kwartieren gaans kreeg ik de hutten in het zicht. Voor het dorp lagen een 20—30 Kaja- kaja's lui tegen den grond. Zoodra zij dien „onbekenden mensch" daar zagen aankomen, sprongen allen woest en dreigend op en kwamen naar mij toe. Op eenige passen afstand bleven ,zij staan en begonnen die vreemde ver schijning met wantrouwende blikken van alle kanten op te nemen. Ik bleef onverschrokken te midden van die troep „dier-menschen": geheel hun naakte lichaam droop van de kokos olie; groote varkenstanden staken door hun misvormden neus; hun ar men en borst waren omhangen met vieze voorwerpen en in hun handen hadden zij hun boog en pijlen, lans of knots. Ik deed mijn best om die menschen te laten zien, dat ik niet gekomen was met vijandige bedoelingen; ik lachte en knikte vriendelijk met het hoofd, nam snoeren van kralen, zwaaide er mee naar hen toe om te kennen te geven, dat alles voor hen was, en trachtte aldus door gebaren te laten zien, dat ik kwam als vriend. Een der Kaja-kaja's, zeker de moedigste, kwam reeds dichter bij mij en waagde het eindelijk om dien vreemden blanken mensch aan te raken; en toen dit goed afliep, wilden de anderen toonen, dat zij ook niet bang waren De kring werd nauwer en allen moesten den bezoe ker eens aanraken. Anderen trokken een9 aan zijn grooten baard en weldra werden zij zoo vertrouwelijk, dat zij met hun vuile handen in mijn baard kwamen wroeten, of mij met wilde oogen kwamen aanzien, bnder den uit roep: „so, 90, so!" En ik putte mij maar uit in vriendelijkheid, gaf kraal tjes, en boog en knikte met het hoofd en.had aller vriendschap verworven! Nadat die eerste kennismaking zoo gelukkig was afgeloopen, en de alge meen© verwondering en het vreugde betoon waren bedaard, klopte ik den dichtst bijstaanden wilde op de borst en zeide: ,.kai'" (goed). Dit begroeten werd beantwoord met een springen van blijdschap, met uitroepingen van plezier. Nu ging ik de geheele rij langs klopte de menschen op de borst en zeide telkens: „kail kai! kai!" Zij wa ren dus allen „goed" goede menschen. Vervolgens wees.ik met de hand op en neer, naar mij zelf en naar de om-i staande wilden en herhaalde: „kai! kai! (goed! goed!) Wij zijn voor elkaar, dus wij zijn goede vriendenEn de lui sprongen en schreeuwden van de pret. Daarop richtte ik mij tot een der Kaja-kaja's en vroeg: „igies? igies? naam? naam?) Die wilde had toch zooveel verstand om te begrijpen, dat ik naar zijn naam vroeg. Hij zeide dus zijn naam. Ik had mijn notitieboekje reeds klaar en schreef dien naam op: Wangeer. Daar begrepen die koppen snellers niets van wat die meneer daar deed, terwijl hij met zijn hand over een wit blaadje ging. Bij den volgen den deed ik juist hetzelfde en zoo de geheele rij langs. Nu begon ik de na men van mijn boekje af te lezen. En telkens als een wilde zich bij z'n naam hoorde noemen, was dit een losbar» sting van vreugde en bewondering. Maar nu was mijn woordenschat uit geput. Wat nu gedaan Ik had bemerkt, dat mijn baard zoo geweldig de bewon dering had gaande gemaakt van die wilde menschen, die zelf slechts zeer weinig baard hadden. Ik nam mijn baard in mijn hand, schudde er eens flink mede en vroeg weer: „igies?" toen zij den naam genoemd hadden, nam ik wederom mijn notitieboekje, schreef dat woord op (hos) en zette er achter: beteekent „baard." Dan betast te ik mijn ooren, mijn neus. mijn oog leden en vroeg telkens „igies? igies?" Ik kreeg een woord te hooren, schreef dat op en zette er de beteekenis achter, lók nam wat zand, een houtje, een klein tam varken, begon te gaan, te loopen te springen, deed alsof ik dronk alsof ik sliep, en telkens vroeg ik: „igies? igies?" Mijn woordenschat be gon toe te nemen! Nu springt plotseling een der wilden vooruit en vraagt: „Wo igies?" Dat woordje wo verstond ik nog niet. Doch uit den toon, waarop dat gezegd werd, maakte ik op, dat die wilde naar mijn naam vroeg. Wat zou ik antwoorden? Noyens klonk zoo vreemd; mijn voornaam Matthias al evenzeer. Ik zou dus mijn beroeps naam maar geven, en met krachtige stem antwoordde ik: „Missionaris." Allen moesten dien naam vol ver wondering en blijdschap herhalen, en zij maakten er van „Misnorei! „So, so, Misnorei! so, so, Misnorei!" klonk het van alle kanten en dat alles ging ge paard rnet springen en fluiten en ge schreeuw van pret en verbazing. Ik had aldus ongeveer 50 woordjes in mijn boekje staan. Ik nam nu onder het uitdeelen van kraaltjes en met vriendelijk knikken en lachen afscheid van mijn nieuwe vrienden en aan vaardde voldaan den terugtocht naar Merauke. Daar teruggekeerd, begon ik die woorden van buiten te 'leeren en den volgenden dag trok ik maar weer vol moed en geduld naar de Kaja-kaja's, kwam met nieuwe woorden terug, deed dagen achtereen hetzelfde, tracht te het verband tusschen de verschil lende woorden te ontdekken, verge leek ze. om aldus achter het geheim der taal te komen. En mijn streven werd met gunstigen uitslag bekroond; na ongeveer twee maanden was ik de taal voldoende machtig om reeds be hoorlijk met die menschen te spreken Ondanks allé barbaarschheden, die ik aanschouwde, leek het me niet on dienstig hier een missie te beginnen en ik ging met de stoomboot naar de Kei eilanden terug, om de eerste missio narissen te halen, die met onvermoei- den ijver en geduld hun zware taak zouden beginnen UIT DE OMGEVING. ALPHEN AAN DEN RIJN. Gemeenteraad. Vergadering van Donderdagavond. Voorzitter de burgemeester, Dr. H. J. Lovink. Afwezig wegens familieomstandighe den de heer Gesman. De Voorzitter herdacht, na de ver gadering met ambtgebed te hebben ge opend, het verschelden van het raads lid Leliveld, wiens nagedachtenis bft velen in aangename herinnering zal blfi ven. Daarna volgden eenige mededeelin- gen. Gunstig werd beschikt op een aan vrage van den heer P. J. Verkade om een gratificatie van f 50 voor vroeger verleende peTitiediensten. Een adres van de af deeling Boskoop van de Ned. Chr. Ambtenaars!) ond werd naar B. en W. verwezen om prae-advies. Agenda: 1. Voorstel1 van B. en W. tot het in trekken der verordening op de heffing van straatgeld. Aangehouden. 2. Voorstel van B. en W., naar aan leiding van de vraag van het raadslid den Ouden, omtrent de breedte van het trottoir in de Zaalbergstraat. B. en W. zijn van meening, dat de hierover gevallen uitspraak v. den raad niet als een volledige beslissing kon worden beschouwd. De Comm. van het G. B. wil een breedte van de Noordzijde van 3.45 c.Mt De Comm. van Openb. Werken is niet eenstemmig. Het eene lid is voor verbreeding, het andere acht een breedte van 2.50 M. voldoendè. B. en Ww zijn het met het laatste eens. De heer Hern green zegt, dat de fComm. van het G. B. B. en W. op een (dwaalspoor heeft gebracht. -De raad had zich over de trottcirbreedte niet uitgesproken. Spr. acht verbreeding niet noodig. De heer Meyer pleit voor verbree- ife heer Bergshoef vindt de trot toirbreedte van 2.50 M. voldoende, even als de heer den Ou dein. De laatste is van meening, dat de grond langs deze straat ïveds duur genoeg is. Ook de hoor Noomen spreekt zich uit tegen v. rbreeding. De lie?r Velt man bepleitte een breedte van 3.45 M. De prijs zal een der blijven. De heer den Herijog is ook voor een breedte van 3.45 M. We moeten niet zoo kortzichtig zijn als onze voor ouders. De V 0 0 r z. zegt aan hetgeen in de stukken is aangevoerd niet veel te heb ben toe te voegen. Zeker is, dat nu de zaak moet worden beslist. Er is voor beide, standpunten iets te zeggen. Spr. laat uitkomen, dat door de vragen van den heer den Ouden de zaak wat on tijdig in het openbaar aan de orde is gesteld. Het voorstel van de meerderheid van B. en W. wordt tenslotte met 115 st. verworpen. Tegen de heeren Herngreen, Ranke, de Wolf, Koren, v. Leeuwen, Meyer, Veltman, v. Dijk, v. 't Riet, Cocx en Bol. 3. Voorstel van de Commissie voor het ontwerpen van strafverordeningen tot wijziging der algemeene politiever ordening. De aanvulling betreft een bepaling waarbij den inwoners de verplichting wordt opgelegd om bij gladheid van den 'openbaren weg het voor hun woningen liggende gedeelte stroef te maken. In antwoordt op den heer v. Dijk zegt de Voorz., dat het inderdaad de bedoeling is deze verordening goed te handhaven. Aangenomen. 4. Voorstel van B. en W. tot verkoop van grond aan de Zaalbergstraat aan W. B. Kroon q.q. De prijs is f 6 per vierk. M. De heer Herngreen maakt er aan merking op, dat aan dit voorstel de be- oordeeiing v. 'n particulier plan voor den bouw van een garage is verbonden. Nu het eenmaal' zoo is, vraagt spr. of het plan voldoet aan de verordening, want hij is er niet gerust op. De Voorz. meent, dat in dit geval het een van het ander moeilijk is af te scheiden. De meerderheid van B. en W. heeft bezwaar tegen het plan, omdat het heel niet past tusschen de huizen, die in deze straat zullen wor den gebouwd. De garage heeft inder daad geen bovenverdieping en heeft dan ook veel van een schuur. De eve naar was niet bereid gen bovenhuis op de garage te zetten. De heer Herngreen vindt, dat B. en W. in deze omstandigheden den raad niet hadden mogen voorstellen den grond te verkoopen en zoo stilzwijggend toestemming te geven voor den 'bouw. De heer den Oudein zegt, dat het plan moeilijk kan worden afgekeurd nu er nog geen huizen staan. De heer Meyer gelooft niet, dat het gebouwtje de straat zou ontsieren. De Voorz.: 'n kwestie van smaak. Spr. uit voorts zijn vrees, dat de bouw van een garage in den eersten tijd van invloed zal zftn op den bouw van woningen in deze omgeving. De heer Herngreen onderschriftT dit bezwaar. Met 15 tegen 1 stem wordt het voor stel van de meerderheid van B. en W. (waartoe de Voorz. niet behoort) aan genomen. Tegen de heer Herngreen. 5. Voorstel van B. en W. om van 1 Meid 1926 tot en met 30 April 1927 onderhands op te dragen aan M. van Essen het opnalen van asch, vuilnis, enz. in de gemeente voor de som van f 4000 per jaar. De heer de Wo lf had openbare aan besteding verwacht. Wat zit er „in"? De Voorz.: er zit niets in. De be trokkene heeft het werk een vorige maal heel goed gedaan, en er materialen voor aangeschaft, enz. Men moet dat weten te waardeeren. Dat wil niet zeg gen, dat anderen nooit in aanmerking zullen komen. Het is trouwens de vraag, of dit systeem flog lang zal bestaan. Het voorstel wordt aangenomen. 6. Voorstel van B. en W. om C. de Jong te ontheffen vam de huur van ge meente-eigendommen en om die te ver huren aan E. Amersfoort. Aangenomen. 7» Voorstel van B. en Wi om aan H. E. de Kok te Gouda tot weder op zeg-- ging een lokaal van de O. L. School Raadhuisstraat beschikbaar te stellen. Aangenomen. 8. Voorstel van B. en W. om met het Rijk een overeenkomst aan te gaam tot herstelling en onderhoud vain de schiet baan. Het Rftk zal de geraamde herstellings kosten ad f 800 betalen, en per jaar f 120 aan de gemeente vergoeden we gens huurderving. De heer d. Wolf acht hierbij geen gemeentebelang betrokken. Men heeft niet eens vrij toegang tot de schietbanen De S.D.A.P. b.v. zou van den Min. van O. nooit toestemming krijgen, (gelach). De betrokkenen schijnen er ook niet veel voor te gevoelen, want de Burger wacht heeft de huur over 1924 nog niet eens betaald. De Voorz. toont aan, dat het ge meentebelang met het aannemen van dit voorstel wel degelijk is gediend. Het voorstel wordt aangenomen. Tegen de heer Wolf. 9. Voorstel van B. en W. tot vaststel ling van het bedrag der voorschotten v aan besturen van bijzondere scholen, krachtens art. 103 der L. O.-wet 1920, voor 1926. De vergoeding is berekend naar de kosten van het L. O., die ditmaal f 15,07 per leerling en per jaar bedragen. Goedgekeurd. 10. Voorstel van B. en W. tot vast stelling van het vermenigvuldigingscft- fer voor de plaatselijke inkomstenbelas ting, belastingjaar 1926'27. B. en W. stellen voor het cftfer te bepalen op 1.2. Aangenomen. 11. voorstel van B. en W. tot aan koop van rentegevende eigendommen voor het "w aarborgfonds inzake Woning bouw. Voorg; \Wckl wordt aan te koopen 2/1000 obligation van de 5V2 pet. lee- ning van Oost Indië 1923 C en f 1000 (nom.) van de 5 pet. Ned. Staatslee- ning 1919. Aangenomen. 12. voorstel van B. en W. tot over name door de gemeente van de Nuts- stichtin^ ,tot verbetering van de volks huisvesting eener door die stichting aain den polder Kerk en Zanan te betalen jaarlftksche recognitie voo rhet inlaten va nbuitenwater, ter doorspoeling van riolen, in het complex straten, gelegen aan de Emmalaan. De heer v. Dftk geeft uiting aan zijn vermoeden, dat ae Raad er met deze overdracht „tusschen" zit. Heeft de Comm. van Openb. werken dat niet geweten? vraagt spr. De heer Herngreen vindt ook, dat we met al die commissies niets opschie ten. (vroolijkheid). 't Was met het huren eener woning voor den monteur van de gasfabriek ook al hommeles. De Voorz. is het met den heer v. Dftk wel eens. Maar er zal nog wor den getracht iets van de lasten af te krijgen. Het voorstel wordt daarna aangeno men. 13. Voorstel van B. en W. tot het be schikbaar stellen van een crediet tein be hoeve van het brandwezen. B. en W. stellen voor, den opper- brandmee3ter op zijn vêrzoek over 1926 een toelage te geven van f 100 en de beiooning definitief te regelen bij de begrooting 1927, en verder, om een crediet van f 1000 toe te staan voor de aanschaffing o,m. van 2 gaskachels a f 100 voor verwarming der spuithuis- jes, van jekkers, laarzen en slangen. In antwoord op verschillende spre kers wees de Voorz. er bij dit punt op, dat met het „historisch gewordene" moet worden gerekend. Of men het ook zoo zou regelen als men nog aan het begin stond is een andere vraag. De voorgestelde verhooging acht spr. wel gewenscht. De heer den Hertog bleef volhou den, dat het toezicht op de wegen, waar mede de cpperbran dme ester is belast, onder zijn bqfuncties lijdt, tegen welke bewering de beer den Ouden met nadruk opkwam. Er zftn weinig gemeen ten met zco'n uitgebreid wegennet, waar het wegen toezicht zoo goed is. De heer de Hertotg handhaafde evenwel zijn meening. 't Kan zijn, dat spr. in een misdeelde buurt (Ridder- buurt) woont, maar in elk geval' is daar de toestand treurig. Als ge maar even waarschuwt, aldus de Voo rz., wordt de situatie dadelijk opgenomen. De heer Meyer vroeg ten aanzien! van de aanschaffing van verwarmings toestellen, of het met voldoende is, de gebouwtjes vorstvrft te houden, waarop Weth. v. Leeuwen ontkennend meen de te moeten antwoorden. Het voorstel wordt aangenomen. 14. Voorstel van B. en W. tot heit be schikbaar stellen van eem crediet van f 900, voor het maken van stellingen in het nieuwe archiefgebouw. Aangenomen. 15. Voorstel van B. en W. om de twee automobielspuiten te verzekeren tegen wettelftke aansprakelijkheid jegens der den voor den tftd van één jaar. Volledige verzekering zou f 180^ per jaar kosten. B. en w. achten dit te veel, en stellen daarom deze verzeke ring voor, die per jaar hoogstem f 110 aan premie zal eiscben. De heer denHerlJog vindt de heele verzekering -overbodig voor die paar keer in een jaar, dat nier brand is. Wft betalen de premie en in Amsterdam ge beuren de ongelukken, (vroolftkheid). De Voörz. zegt, dat na zeer veel informaties is gebleken, dat er heusch geen lager premie is te bedingen. De beer den Hertog durft het wel zonder verzekering te wagen. Als er maar een goede chauffeur is. Spr. maakt er een voorstel van. Het voorstel van den heer den Hertog wordt daarna met 123 st. verworpen. Voor de heeren den Hertog, Meyer en Bergshoef. Het voorstel van B. en W. is daarmee aangenomen. 16. Voorloopige vaststelling van de rekeningen over 1924 van: a. de Water- en Lichtbedrftvem; b. het Grondbedrftf. Goedgekeurd. 17. Voorstel' van B. en W. om mede werking te verleenen voor het bestrateki met tegels van de speelplaats bft de Chr. School te Aaranldervesn. De kosten zijn geraamd op f 7°°- Aangenomen. 18. Voorstel van B. en W. tot verbe tering en vergrooting van de speelplaats bft de 0. L. School, Schoolstraat Een crediet van f 1900 zal hiervoor noodig zijn. De heer Bergshioef is voor de verbetering, doch tegen het rooien der hoornen. Deze gedachte wordt ondersteund -door verschillende heeren, waarna het voorstel van B. en W. wordt aangeno men onder beding, dat de boomen blij ven staan. Voor het rooien der boomen stemden de wethouders en de heeren de W,olf en den Ouden. 19. Voorstel van B. en W. tot vaststel ling van besluiten tot wftzigimg van de gemeentebegrooting, dienst 1925. Goedgekeurd. 20. Benoeming van eem. lid van de ie Commissie tot Wering van Schoolver zuim wegens bedanken door den heer G, Kamphorst. Aanbevolen worden de hee ren: 1. H. Nfthoff. 2. E. Jongstra. Benoemd wordt de heer H. Nfthoff. 21. Benoeming van 4 ledem der Schat tingscommissie als bedoeld in art. 57 der Wet op de Inkomstenbelasting 1914- Herbenoemd worden de heeren J. E,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1926 | | pagina 6