NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN DONDERDAG 18 MAART 1926 TWEEDE BLAD. DE TWEEDE KAMER IN VROEGER TIJD. WC .--ivator" van de „Opr. Haarl. Crt." geeft het volgepide beeld van de Tweede Kamer van veertig of vijftig jaar geleden Inderdaad, en misschien is 'tnu wel het moment om daai even bij te toeven, het was van heel ander soort dan de Tweede Kamer zooals het jongere geslacht van thans ze kent. Uiterlijk en innerlijk. Wij hadden toen, in de voor malige danszaal der Stadhouders, nog de gaslampen langs de mu en. Zij werden, gelijk nog heel lang erna féschiedde in den senaat, ontsto- en door v lammetjes, glanzend aan 'c eind van lange stokken. Wat niet belette, dat 'top de Re- geeringstafel, zij, de vermaarde „groene' is nog altijd dezelfde van vroeger, ik geloof haast wel me: t:e fauteuils der Excellentiën incluis, dan duister bleef. Boden brachten twee zeer zware, heel ouderwe.sche. plee t.ge candela- bres, waarm kaatsen rustig lam- den. Als een minister het woord stond te voeren en bij 't kalme, maat n et al te sterke kaarslicht, zijne papieren raadpleegde, dan begon et, bij aldien de Excellentie ovèt een nog weelderigen haartooi beschikte. - ge vaar te dreigen. En zoo is 't immers eens gebeurd, dat ik meen wijlen mr Godefroy, - zijn kuif door een vlammetje zag aantasten, da: geluk kig snel werd gedoofd. Ik zie nog dat Lagerhuis van vroeger in scherpe lijnen en omtrek ken vóór mijDaar. m een der (middelste banken van Links, de mach tige liberale partij verspreidde zich im mers over dl de banken, schoon wat men later kerkelijke groepen meen de zich reeds ter rechterhand van den Voorzitter ging scharen, zat de Breedgeschouderde, buikige figuur, met het forsche baardgelaat van mr Van der Linden, den Lands-advocaat; den man met het plechtstatige Van der Palmsche woord. Op een der voor ste Linksche bankjes zag men mr Ver niers v. d. Loeff, te-vroeg-verscheiden liberale staatsman,^ van eminente ga ven met zijn Caesars-kop met het gladgeschoren gelaat van wils krachtige lijmenEen Linksche Kuyper was hij. immers. Daar stapte dr Schaepman, wijd beens: als of hij zich dacht op een schip, volgens z'n jeugd-ideaal van marine-man te zijn geworden, door de De herculische gestalte met het gelaat van met forsche hand ge beitelde trekken. Daar zag men het Katholieke dwergje den schranderen, algemeen geëei;: den mr Travaglino, die wanneer hij aan het woord was, staande vóór zijn bankje, den indruk maakte van par lementaire collega's, die zittend spee chen. Daar dwaalde, in voortdurende on rust, de heer Van Kerkwijk, de Zie- rikzeesche liberaal, door de zaal, in slordige „jgekleede jas", het ge zicht (evenals bij mr. Keuchenius) was maar één kant verwrongen. Keuche- mius-zelf was er nog. Kleine, schrale (bleeke, bejaarde figuur. De man dei- motie van 1868 het „vulkaantje", de fanatiek-aangelegde calvinist, wiens stalen Ausdauer" om ondanks li chaamslijden en zwakte^ urenlange redevoeringen uit te spinnen, waarvan het zeggen hem geweldige inspann.ng moest berokkenen, aller bewondering afdwong. Daar zat, im de-Linksche sfeer mr Samuel van Houten, de gezag hebbende leider van het zwakke stem geluid en de zeker voor de Pers tribune niet altijd makkelijk te volgen zinnen, die niet zoo dikwijls het woord nam, doch naar wiens betoog men ging van Houten spreken had te luisteren Daar was de fijm-geestige Famcom- be Sanders, met het eene gestaag- jenippende oog man der meester lijke beheerschiag van het erfopvol- gmgs-vraagstuk bij de Grondwetsher ziening van 1887 Ik zie er nu immers ook mr Ker- dijk, met de droefgeestige oogen den pessimisGdenker. En Goeman Bor- gesius in zijn besten, gloneusen tijd. In de kiesperiode genoemd .,de nach tegaal" bij het electoraal redevoeren... Borgesius, de kranige econoom, die gewoon was zoo onder het speechen zijn hoofd te brengen tot vlak-bij z'n maasten voor buurman in de Kamer, onverschillig of die toevallig-allernaast zittende politieke geestverwant was of „in politicis", verst van hem staan de, bijvoorbeeld: graai Du Mar- chant d'Ansembouig, de oijverige, steeds-naar-een spreker lu s. rende, uie zelf nooit of te nimmer aan het par lementair debat deelnam. De Rhene.i- sche Schimmeipenninck \an veel latei- tijd De schrijver is van oordeel, dat ook het contact tusschen het publiek, de massa en de Volksvertegenwoordiging in die nu reeds veraf-gelegen dage.i van andere soort was dan nu. Over de oorzaken van die gewel dige verandering wil hij nu niet be spiegelen. Maar wel blijkt hij van oordeel ie zijn, dat het vertrouwen der massa in ons Parlement een geweid gen schok' heeft ondergaan en herinnert hij aan een woord van wijlen de Savornin Loh man, waarschuwend tegen het gevaar van het gezag van het Parlement. KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK. Zestal: Te Vlaardingen, G. Alers te Kieuw Lekkerland. H, A. Leenmans te Delft, W. J. v. Lokhorst te Belfshaven,' A. Luteyn te Muid-en, Dr. J. Severijn te Dordrecht, C. S. v. Wijngaarden te Kinschoten. Beroepen: Te Werkhoven, M.Nie meger te Wilsum. Aangenomen: Naar Haarlem, L. D. Poot te Amsterdam. Naar Veenendaal vac. H. A .de Geus, S. C. van Wijn gaarden te Linschot-en. Naar LuttSn, 8. H. J. Voors te Opperdoes. Bedankt: Voor Mijdrecht, H. Jap- chen te Ede. Voor Briell'e, P. Hofstede te Noordwjjkerhout. GEREF. KERKEN. Beroepen: Te Westzaan en te Vel seroord, Ni Willëmse, cand. te Amster dam. Ds. F. Zantinga. Op de vergadering van de classis .Enkhuizen, werd gisteren aan Ds. F. Zantinge te Hoorn op de meest eervolle wpze emeritaat verleend op grond van 40-jarigen dienst des Woords. Ds. Zan tinge denkt 25 April afscheid van zijin (gemeente te nemen en zich dan met terwoon te vestigen te Hilversum. Generale Synode Geref. Kerken. Bij afwezigheid van den praeses, Ds. K. Fernhout van Vreeland enden assessor, Ds. H. W. Laman van As sen, beide wegens ongesteldneid, open de de le scriba, Dr. G. Keizer van RhedenDe Steeg, deze zitting. Hij deed zingen Ps. 25 10 en ging voor im gebed. Bij het appel nominaal bleken te ontbreken Prof. v. Gelderen, Prof. Honig, Ds. Laman die evenals zijn secundus Ds. Gerber ongesteld was en de heer Bax, Dr. J. Hoek van Soest, die als se cundus van Ds. K. Femhout, den prae ses, zitting nam, betuigdedoor op staan instemming met de belijdenis. Van Ds. Fernhoiit was een brief ingekomen, luidende: „Tot mijn groote teleurstelling ben ik door een ongesteldheid, die zich voor 't oogenblik wel niet ernstig laat aanzien, maar volstrekte rust en ge neeskundige behandèling eischt, ver hinderd ter Synode te komen. Hoe droef ook de taak is, waartoe Gij thans bijeen zijt, het doet me niet temin leed niet in uw midden te kun nen zijn. Zijt verzekerd broeders, dat ik in den geest bij u ben en voor u afbidt de leiding en de sterkende ge nade des H. Geestes, die we dusver bij' al onzen arbeid zoo kennelijk moch ten ervaren. Mogen het vermaan en de bede der liefde, die uw daad van rechtsoefening ongetwijfeld zullen ver gezellen, weerklank vinden bij onzen broeder Geelkerken en den kerkeraad van A'dam-Zuid. We hebben dusver hard gewerkt. Nu is het méér dan ooit de tijd van vurig bidden, Ver- hoore de Heere genadiglijk, en be ware Hij onze kerken voor verscheu ring en verbittering. Hij geve U wijs heid, kracht en teederheid om in alle dingen t e handelen, zooals het den op bouw der Kerken dienen en Zijn Naam verheerlijken kan". Ingekomen waren een groot aan tal stukken; o.a. was van Ds. J. C. Rullmann en Ds. P. Ch. van der Vliet, beide Geref. predikant te Utrecht, het volgend schrijven ingekomen: Onaergetee.. enden, DL naren des Woords bij de Geref. Kerk v. Utrecht, ieder persoonlijk van heeler harte zich aansluitende bij de in onze Geref. Kerken gangbare exegese van Gen. II en III en dus de historiciteit van het Paradijs verhaal in zijn geheel en in al zijn onderdeelen zender eenig voor behoud erkennende; alsook de bedenkelijke uitlatingen en de onbetamelijke gedragingen van Dr. Geelkerken te dezer zaken zijn ten strengste afkeurende; voorts kennis genomen hebbende van de aan Dr. G. voorgestelde en voorgelegde verklar.ng en liet daarop gevolgde schorsingsbesluit, verheugen zich ten zeerste over de klaarblijkelijke bedoeling der Synode om te waken voor de handiiavmg van het ongerept gezag der Heilige Schrift maar betreuren :en dieps ce, dat haar uitspraken ruimte laten voor de onder stelling, dat zij zich zeiven en hare uitspraken meer macht en autoriteit zou toeschrijven dan den Woorde Gods; waarom zij er met alle bescheiden heid, maar ook met den meesten ernst op aandringen, dat de Synoue alsnog haar uitspraken nader vemare, indien zin, dat duidelijk biijke, dat zij 'de be lijdenis appellabel stelt aan de Hei lige Schrift, en dat zij hare decreten en besluiten niet geiijk stelt met de waar heid Gods, Beslocen werd, dit schrijven nader te behandelen. Prof. T. Hoekstra rapporteerde me de namens Prof. H. H. Kuyper over de laatste brief van Dr. J. P. de Gaay Fortman c.s. Dit rapport-concludeert: le. aan de br. Dr. J. P. de Gaay Fortman c.s. te antwoorden: a. dat in de zaak Ds. G. niet in geding is een of andere exegese van Gen. 2 en 3, maar dat het gaat om geloof of niet-geloof aan hetgeen de H. Schrift in deze hoofdstukken als za ken en feiten mededeelt; b. dat de Synode geen uitbreiding heeft gegeven aan eenig art. der be lijdenis, noch eenig artikel aan de belijdenis heeft toegevoegd, maar niets anders gedaan dan de uitspraken der belijdenis handhaven; c. dat de Synode in betrekking tot de andere door hen gemaakte opmer- kinngen verwijst naar de conclusies d.d. 10 Maart, door haar aanvaard in betrekking tot het eerste schrijven van Dr.' de Gaay Fortman' c.s. 2e. Aan Dr. J. P. de Gaay Fortman c.s. mededeeling te rdoen van dit rap port en van de conclusies der Synode. Besloten werd op voorstel van den den eersten scriba een secundus as sessor te benoemen die dan als voor zitter zal fungeeren. Met 44 van de 50 stemmen werd dr. K. Dijk van Den Haag als zoodanig gekozen. Ds. C. W. J. van Lummel van Zuid- land kreeg 3 stemmen, ds. H. A. van Minnen van 's Gravenzande, ds. J. J. Miedema van Groningen en dr. W. A. van Es van Leeuwarden kregen elk 1 stem. Dr. K. Dijk van Den Haag nam onmiddellijk het presidium op zich in een korte toespraak, dankte voor het vertrouwen en vroeg den steun der vergadering bij het presideeren van deze gewichtige zitting. De acta der vorige vergadering werden gélezen, waarna de Synode te kwart voor zes in comité-generaal ging. Dr. Geelkerken uit het ambt ontzet. Te half 8 gisteravond werd de ver gadering in comité-generaal voortgezet Toen de ongeveer 10 minuten voor negen de zitting weer openbaar werd, deelde de praeses, dr. Dijk, de vol gende besluiten mede: Ten eerste: de Synode, teruggeko men op haar besluit tot schorsing van dr. Geelkerken, besluit-thans: gezien de weigering van dr. Geel kerken om de door cje Synode ver langde verklaring te onderteekenen; gezien het voortduren van het ver zet van dr. Geelkerken tegen de Sy node, daarin bestaande dat hij wei gert zich aan het schorsingsbesluit te onderwerpen en dat dr. Geelkerken haars inziens tot scheut making is over gegaan; ziet zich genoodzaakt op grond van art. SO der Gereformeerde Kerken ordening dr. Geelkerken uit zijn ambt te ontzetten en van deze ambtsonthef fing mededeeling te doen aan dr. Geel kerken, den kerkeraad van Amster dam-Zuid, den kerkeraad van Amster dam, de Particuliere Synode van N.- Ploliand en de Gereformeerde Kerken in en buiten Nederland. Dit voorstel wordt in hoofdelijke stemming gebracht en me: algèmeene stemmen aangenomen. Hierna doet de praeses, dr. Dijk, voorlezing van het besluit zelf. Ten tweede besluit de Synode: overwegende, dat de kerkeraad van Amsterdam-Zuid, in piaats van dr. Geelkerken te vermanen, hem integen deel m zijn verzetvoortdurend iieeft gestijfd, overwegende, dat hij gewei gerd heeft te voldoen aan het verzoek der^ Synode om te trachten dr. Geel kerken tot teekening van de syno- daie verklaring te bewegen. overwegende, aat de kerkeraad van Amsterdam-Zuid dr. Geelkerken on danks het schorsingsbesluit neef: laten optreden, en daardoor ernstig is tekort geschoten in haar toezicht op de be diening des wooids, een aantal leden ran den-kerkeraad van Amsterdam-Zuid uit hun ambt van ouderling en diaken te ontzetten; aan den kerkeraad van Amsterdam de op dracht te geven, met de overgebleven leden van den ker.ceraad van Amster dam-Zuid over te gaan tot formeering van een nieuwen kencèraad, en van deze beslissing evenals van het vorige besluit aan de betrokkenen mededee ling te doen. Ook dit besluit werd met algemeene stemmen aangenomen. Voorts zuilen de classes door de Synode worden vermaand toe te zien,' dat zoo noodig soortgelijke maatre gelen worden getroffen ten opzichte van predikanten of kerkeraden, die openlijk, de zijde van dr. Geelkerken mochten kiezen. Na een ernstig droef gestemd slot woord van den praeses, dr. Dijk, werd daarna de zitting gesloten. Leeraren Chr. M. O. Woensdag 31 Maarfc en Donderdag 1 April werdt in Den Haag in de iste Chr. H.B.S. aan de Populierstraat de iodo jaarvergadering der vereeniging va:n lee raren brj het Chr. Middelbaar onderwjjs gehouden. Behalve bespreking van jaarverslagen komt bestuursverkiezing aan de orde. Voor de vacature-Dr. L. Yntema heeft het bestuur de volgende voordracht op gemaakt: Drs. A. J. Scherpbier te Hoo- geveen en Dr. S. L. Schouten te Utrecht Verder is er een verkiezing van eetn lid der redactie van „Chr. Midd. Onder wijs", aitr. Dr. J. F. Reitsma, waarvoor de volgende (alph.) voordracht is op- Dr. H. J. L. van Hazelen, Al phen aan den Rijin, en Dr. J. F. Reitsma te Rotterdam. Donderdagmorgen worden sectieverga deringen gehouden en 's mlddag3 hoopt Ds. B. Alkemt van Soc-st te spreken over „Wat is Zending en welke is "haar plaats in ens Chr .M. 0.'\ STATEN-GENERAAL. TWEEDS EASIER. De Regeeringsverklaring. De heer NOLENS (R.-K.) gaat de ge schiedenis na van de crisis en legt den nadruk op het feit, dat na 1871 dooi de Roomsch-Katholieken ook bij de vorming van een rechtsch kabinet nooit om een gezantschap gevraagd is. In 1915 werd het alleen ingesteld in 's lands belang door minister Cort van der Linden, waarbij spreker zijn mede werking verleende om de uitzending en instelling gemakkelijker te maken. Er zijn heel moeilijke vragen gesteld omtrent het nut van het gezantschap, maar spr. ontkent, dat de heer Snoeek Ilenkemans dit kan becordeelen. De handhaving van het gezantschap was voor de Roomsch-Katholieke bevol king de leden dei' Kamer en de Minis ters een eerezaak. Op 11 November verkeerde spreker niet in een booze bui, maar wat hij toen verklaarde, was na lang beraad tot stand gekomen. In Juli 1925 was het aan de heeren Schokking en de Geer bekend, welke houding hun R--K. collega's zouden aannemen en later is daar meermalen aan herinnerd, het laatst in de eerste dagen van November j.l. Was het roekeloos op deze basis een kabinet te vormen? De heer Colijn zou hierop moeten antwoorden. Bekend is echter, dat verschillende vooraanstaan de christelijk-historischen het niet met de heeren in de Tweede Kamer eens waren. Verwacht mocht worden, dat de leden van de Kamer, behourende tot de C.-H. partij, bij de besprekingen van inzicht zouden veranderen. Er waren nog tal van andere rede nen kleinere en grootere, die een zee kiezen voor het regeeringsschip met deze klip in zicht rechtvaardigen. Men schatte het geschilpunt niet zoo hoog Sprekers verklaring van 11 Novem- mer wordt toegeschreven aan machts wellust, maar daar is geen spreke van. Ook zonder deze verklaring zouden de R.-K. ministers uit het kabinet zijn getreden. Wat zou het echter geweest zijn, indien naar buiten niet bleek, dat de R.-K. fractie iets gedaan had? Daarom moest de verklaring worden afgelegd. Daarmee zijn in het kort aangege ven de redenen waarom de R.-K. Ka merclub op 11 November aldus han delde, zooals zij gedaan heeft en zoo als zij preses eender zou bandelen, als het geval zich weer voor deed. Intusschen, de crisis was er en da heer Marchant kreeg de opdracht. Het verwijt wordt .gehoord, dat de rechtsche adviseurs tot de opdracht aan den heer Marchant hebben gead viseerd, terwijl zij wisten, dat de po ging moest mislukken. Hoe zit dat nu? De heer Marchant heeft steeds gespro ken van de mogelijkheid van een te vormen democratisch kabinet, maar hij heeft nagelaten aan te geven, met welke groepen uit de Kamer dit zou moeten worden samengesteld. Spr. heeft echter respect voor bet vele werk van den heer Marchant, die schreef, sprak en tenslotte nog gemas kerd sprak dus intrigeerde in de „rin kelbel" (gelach). Toen de heer Colijn als minister-pre sident optrad, was dat voor velen iets geweldigs. Er was geen keuze. Deze formateur of de coalitie weg, zegt de heer Marchant. Dat is fantasie. Noch spreker zelf, noch zijn Kamerfractie, weten iets van het stellen van een eisch of voorwaarden van de zijde van den heer Colijn om het kabinet te for- meeren. Duidelijker kan spreker het niet zeg gen. Van een dictoriaal optreden is dus geen sprake. De heer Marchant heeft gezegd: ér moet zijn een parle mentair kabinet, maar niet Colijn. Daarom moet het kabinet-Colijn weg en er moet een ander voor in de plaats komen een democratisch kabinet. En ziet, ineens promoveert hij alie Roomsch-Katholieken tot democraat. Willen zij dat niet, dan zegt de heer Marchant dat zij het parlementaire stelsel saboteeren en dan zijn ze weer ineens geen democraten maar reac- tionnairen! Spr. vindt dat best, maar wij blijven Roomsch-Katholieken. Als de heer Marchant blijft doorgaan met deze pro motie, dan noemt spr. dat hinderlijk volgen (onbedaarlijk gelach). Maar spr. heeft niet alles te zeggen. Daarom begrijpt hij ook niet, dat men zooveel hecht aan zijn woorden. Intusschen mag de heer Marchant de R.-K. Kamerfractie wel dankbaar zijn, dat hij niet is geslaagd, want nu is hij niet verplicht zijn cheque van het gezantschap te honoreeren. Spreker komt dan tot de formatie pogingen van dr. De Visser. Dat deze mislukten, vindt alleen zijn oorzaak in liet gezantschap, omdat de ze formateur het in den een of ande ren vorm wilde herstellen (de combi natie RomeBern of RomeWeenen,. In dit verband leest spr. nog eens voor den brief, door de R.-K. Kamerfractie gezonden aan den lieer Colijn, welke reeds in de pers is gepubliceerd. Daarin wordt nogmaals hei sterkst belicht dat het een compromis was en overigens geenszins de volle instem ming had der R.-K. fractie. FEUILLETON. Uit nood en dood gered 21) „O neen, dat geloof ik niet. Voor eerst, memand onzer 19 goed, onze ver diensten zijn ten aanzien van God gee- no leder onzer is dus voor Hem straf waardig, en somwijlen is het Gods wil. Zijn meest geliefde dienaren z »o sir -u- gelijk te tuchtigen, dat het ons toe schijnt, als hield Hij gericht over de boezen." ,.Uwe woorden staven dus mijn be weren, dat goeden en kwaden betzelf de lot ondergaan." .,Het schijnt zoo, en tceh is hei zoo niei; maar strekt het niet iu. '.ewijze. dat er werkelijk een toekomstig ievcn i«r „Ik ben geen geleerde, verklaar me dus uwe denkwijze eeris verzocht La Croisette. „Indien God Zijne geiieiJe kinderen dezelfoo smarten doet lijden ais die. welke tegen Hem zijn opgestaan, dan is net. omdat Hij weet, lat het ter. laatste tot hun bestwil blijken zal. en dat zij hunne beproeving m zu l. 11 we ttj'.i te dragen en eenmaal 'o kroon \c-\ heerlijkheid verwerven. Later 'ïLn zij dan ook zonder leed en 1 dankbare herinnering op pen terugzien. Maar wat zal h zijn \an den onbekeerden zondaar?" „Gij schijnt aangeboren gaven voor den kansel te bezitten" zeide La Crois sette na een poos. „Naar het zeggen onzer priesters kunnen zelfs de slech ten, als zij maar geld genoeg bezitten om zielmissen en aflaten te bekostigen zich van het vagevuur vrijkoopen en evengoed als de deugdzamen in den hemel komen." 1) „Is dat niet volstrekt ongeloofelijk en onzin?" „Het schijnt althans zeer hard voor den arme, die zich niet kan vrijkoo pen" erkende La Croisette. ..Gij Huge noten gelooff dus niet aan een vage vuur?" „Wel neen! God verhoort elk gebed, dat komt uit een nederig en verslagen hart, onverschillig of deze door den arme of den rijke worden opgezonden. „Maar heeft de ziel van een arme geen behoefte aan een louterend vage vuur?" ,,0 neen, mijn waarde La Croissette, Gods Zoon kende wel een hemel en een hel, maar van een vagevuur wist Hij niets. En zoo geloofwaardig is Hij, 1) Het is wellicht niet overbodig, hier even op te merken, dat La Crois sotte hier niet de juiste R.K. leer be treffende de aflaten wor ~roff zooals deze b.v. in den Rc rchis- mus voorkomt. dat Hij van geen hel zou gesproken hebben, indien er 'niet een bestond, en 'dus ook het bestaan van een vagevuur niet zou verzwegen hebben. Zijn leven af te leggen om ons slechts ten deele te verlossen, zou niet met Zijn oog merk gestrookt hebben; indien er een vagevuur bestond, zou immers Zijne opoffering niet algenoegzaam geweest zijn! Hij wilde dat \vij in Hem zouden gelooven en behouden worden, en zei- de niet: gelooft eveneens in Mijne moe der en Mijne broeders en Mijne apos telen, en vraagt hun dat zij zich voor uwe behoudenis tot Mij zullen wenden, ir*aar: „Komt allen tot Mij, die ver moeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven voor uwe zielen."' „Neen, niet waar!" zeide La Crois sete, eensklaps zijn paard doende stil staan. Op hetzelfde oogenblik sprong er een vrouw van achter een heg te voorschijn en leidde haar hand op zijn hals, zeggende: „Goede heer, red ons, wij vergaan!" „Wat is het?" riep hij verschrikt uit. „Wij zijn vluchtelingen uit Nimes. wij zijn op een gruwelijke wijze mis handeld en van alles beroofd." „Goede vrouw, hetzelfde is zoovelen overkomen." „Maar wij sterven" zuchtte zij, in tranen uitbarstende, „mijn vader, mijn moeder en mijn kleine kinderen." „Het doet mij innig leed voor u, maar ik ben zelf maar een arm man, hier, neem deze kleinigheid." „Ach, geld kan onzen honger niet stillen!" sprak zij verwijtend. „Neen, maar gij kunt er eenig brood voor koopen, doch hier zijn geen winkels. Jean" fluisterde hij mij toe, „daar is een brood in den wagen, zul len wij het maar deelen?" „Geef het haar geheel" zeide ik. Voordat hij het haar gaf, sprak hij haar toe: „Gij kunt wel is waar geen geld- eten, maar toch er te Nimes een brood voor koopen. Waarom keert gij niet daarheen terug? He bestuur laai gaarne allen toe, die tot de Roomsche kerk toetreden." „Dan liever den dood!" riep zij, met de hand op hare borst slaande, en ver dween. „Wacht, wacht, even! Hier is brood voor u; het is alles, wat wij hebben." „O, gezegendsnikte zij bitter. La Croissette wendde het gelaat af. „Zoo zijn er velen onder ons" snikte zij voort; „wij zullen u zegenen en-voor u bidden." „Doe het, doe het" zeide hij met voorgewende bedaardheid en legde de zweep over het paard. HOOFDSTUK IX. Nedergeworpen, doch niet verdorven. Thans kwam de maan op, welker schijnsel, heden ongewoon helder, ons noodlottig bad kunnen worden; maar wij ontmoetten geen tegenspoed op den weg, en de regelmatige beweging van den wagen deed mij eindelijk in slaap vallen. Toen ik huiverend van koude ontwaakte, zag ik verwonderd rond; de wagen stond stil, ik was al leen, het grauwe morgenlicht drong door de spleten der kleine woning, waarvan de deur aan de buitenzijde gesloten was. In welk een zonderlin gen toestand was ik geraakt! En zou La Croissette mij ten laatste toch aan mijne vijanden overleveren? vroeg ik mij zeiven. Toch kon ik niet besluiten, mijn vertrouwen in een blijkbaar zoo goedhartig en eerlijk man op te ge ven. Onbeweeglijk luisterde ik naar de geluiden, die mijn oor bereikten; het geklok van kippen of kalkoenen, het gestamp van paarden en het geloei van rundvee verkondigden mij, dat ik mij op een boerenerf bevond. Vervol gens hoorde ik luide stemmen, waar onder die van La Croisette. en daarop een gil en gelach. Eindelijk werd het slot der deur geopend en het hoofd van mijn vriendelijken geleider kwam te voorschijn. „Ha, gij zijt dus éindelijk ontwaakt, zie ik" zeide hij. '„Wilt gij nu ontbij ten?" „Ik zal mij wel moeiten vergenoeg ai met het slechts te wenschen' ant woordde ik. zijn glimlach beantwoor dende, „want wij hebben or»-- a Ut® brood weggegeven."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1926 | | pagina 5