tl Uit de Schriften. NIEUWÊ LÉ1ÏÏSCHE COURANt VAN ZATER bïÉTft*JKKKRffëZQ WEEDE BLAD. Z1JT GIJ DAN EEN KONING? Pilatus dan zeide tot Hem: Zijt Gij dan een koning? Jezus antwoordde: Gij zegt, dat ik een koning bem. Joh. 18:37a. In Jezus' lijden is ook Zijn majesteit. Wel wordt het licht Zijkier heer lijkheid omhuld en bijna overwonnen door de zwarte wolken van Zijn ver nedering" en onnoemlijk wee, doch tel kens schiet een straal van konink lijken glans door het duister heen, en ziet ge, dat achter het wolken floers Zijn luister niet is ondergegaan. Dat licht schijnt, als Hij' gereed is om te sterven en als Hij Judas den nacht des verraads inzendt. Die glans flitst zelfs in Gethsemane en in de rechtzaal van Kajafas, maar nog hooger klim- me uw heilige verwondering wanneer gij den Man van smarten aanschouwt voor den stoel van den keizerlijken stadhouder. Ook daar, en welk een overweldigende paradox, is de koning, die het te zeggen heeft, niet de laffe stadhouder, die spottend vraagt: Zijlt Gij dan een koning? doch de gebon den en weerlooze Jezus. Die in maje stueuze rust antwoordt: gij zegt, dat Ik een koning ben. Zijt gij1 dan een koniiig? Ge begrijpt toch' die vraag van Pi latus. Wannneer ge slechts even dat aan grijpend lijdenstooneel op Gabbatha voor uw geest trekt, stemt ge met dien 'uitroep der verbazing in, want welk een tegenstelling: de machtige en ge vreesde Romeinsche procurator, en.... vóór hem, de geknevelde en mach- telooze Jezus, daar op den rechter stoel den vertegenwoordiger van den allesbeheerschenden keizer, en.... vóór hem een door zijn volk uitgeworpen en van ieder verlaten Jood. Is die verachte dan een koning? Hij! heeft immers geen gedaante noch heerlijk heid. Als wij Hem aanzien, is er geen gestalte, dat wij hem zouden begeeren. Hij is veracht en de onwaardigste on der de menschen, een man van smar ten, en verzocht in krankheid; een iegelijk is als verbeig nd he aange zicht voor Hem; Hij is veracht, en.... is Hij dan een koning? Heeft de stad houder met die vraag niet groot ge lijk? En.... het is niet alleen de droe ve toestand, waarin deze „schijnko- ning" verkeert, die Pilatus zóó doet vragen, maar zijn verwondering heeft nog meer voedsel gevonden in de zon derlinge dingen, welke de gebonde- ne over zijn koningschap vertelt. Mijn koninkrijk', zoo heeft Hij met grooten ernst gezegd, is niet van deze wereld; indien Mijn Koninkrijk van deze wereld ware, zoo zouden Mijn dienaars gestre den hebben, opdat ik den joden niet ware overgeleverd, maar n.u is Mijn koninkrijk niet van hier. En.... zulk een taal is Pilatus to taal onbegrijpelijk. Hij' kan zich een koning niet an ders denken dan met legers en wa- pepen, en in den stralenden luister van kracht en macht. Hij weet van geen ander rijk, dan een wereldheerschappij die de volkeren onder den voet t eedt enzijt Gij dan een koning? Gij, gc bond me e. machtelooze? Gij, ver worpene en veroordeelde? ,Gh, Die door uw eigen volk ten dooae ge doemd zijt Gij, Die over enkele uren aan het kruis hangt? Begrijpt ge die vraag? Ge verwacht hier immers geen ko ningsheerlijkheid. Hier schijnt alles, alles verloren. Hier ziet ge alleen vernedering en versmading. En toch ook op Gabbatha blinkt door alle aonkerheia van Inden heen de glans van Jezus' majesteit. Ook voor den romeinschen rechterstoel is de Man van smarten de Heer der heer lijkheid. Ook in Rome's ger'chtzaal [draagt Hij de kroon, want luister, laffe stadhouder, en luister ook ieder, die t dorstend hart tot den lijdenden Borg opheft: gij zegt, dat Ik een koning ben. En vooral dat laatste woord klinkt met geweldige majesteit. Het FEUILLETON. Uit nood en dood gered 17) - „Zoo was ook de denkwijze der god vruchtige dame, zijn echtgenoote; zij vluchtte, in de kleeding van 'n dienst bode vermomd, en dwaalt thans in het open veld rond. „0, hoe treurig! Moge de Heere God haar nabij zijn!" „Ja, en tevens zich over het groot aantal vrouwen ontfermen, die gelijk lot met haar deelen; heden zoeken zij in koude en duisternis beschutting in greppels of onder heggen en struiken." „De heer Lacassagne mocht wel zeg gen, geen rast te kunnen verwachten aan deze zijde des grafs" merkte mijn vader bitter op; „hoe kan hij daar aan denken, als hij weet, dat zijn voor treffelijke gade, aan alle geriefelijkhe den des levens gewoon, thans een ge- b'annene is om des geloofs wille het geloof, door hem verloochend?" „Wel, ik wenschte dat ik u beter nieuws had kunnen brengen" besloot La Croissette, oprijzende waarlijk, 't ware wel noodig, om in dit akelig hol den moed niet te laten zakken. Maar zeg mij nu eens, goede heer, hoe lang denkt gij met de uwen wel in sla-U te zijn het hier uit te houden?" is niet zoo, Pilatus, dat deze üitgewor- pene eenmaal koning geweest is of 'hoopte te zijn; het staat ook niet zoo. dat Hij is van koninklijken bloede, en nu recht heeft op den troon, maar: fij zegt, dat Ik een koning! ben. En ijn koningsluister moogt gij, discipel van Jezus, niet slechts zoo verstaan, dat Hij straks den. scepter zal ontvan gen, en na het kruis zal opklimmen tot de rechterhand Gods, maar: gij zegt. dat Ik een koning ben. Nu is Hij koning. Koning in Zijn banden. Ko ning als Hij voor den stadhouder ver hoord wordt. Koning, terwijl hij ter dood veroordeeld is. Koning, terwijl het kruis Hem wacht, en niet in uw handen, romeinsche procurator, is de macht, maar in de handen van dien weerloozen rabbi van Nazareth. Gii zegt, dat Ik een koning ben. Is dit geen taal van overmoed? Neen.- want Christus is koning. Pilatus kan niet anders doen, dan wat Gods raad heeft bepaald, en wat de Man van smarten wil. De repre sentant van den keizer moet uitvoeren, wat als lijdensprogram over Jezus vast staat, en, o, hij moge herhaalde ma len de onschuld van „dezen mensch" betuigen, hij' moge door de keuze tus- schen Bar-abbas en Jezus probeeren dezen laatste vrij1 te krjjgen, hij moge ostentatief zijn handen „in onschuld" wasschen, hij móge speculeeren op hei medegevoel der menigte, niets baat hem, en de Heiland gaat naar Gol- totha, dragende Zijn kruis. Gij zegt at Ik een koning ben. En ja, koning in Zijnlijden. Want in dat lijden beves tigt Hij zijn rijk. Door dat lr den maakt Hjj dé glorie van dit rijk mogelijk. Uit dat lijden stijgt Hij op tot den troon der heerlijkheid, enzie toch. met zonden beladene, uw Koning in Zijn smarten. Dit is immers een ko ning, die zijn leven geeft voor zijn volk. Dat is een koning, die zich zelf offert voor de verdrukten. Willem van Oranje, die stierf voor ons arm, vertrapt volk, is een koning, en zeg, zeg toch, dat uw lijdende Borg een koning is. Zoo dient Zijn majesteit Zijn lijden. Zoo dient Zijn lijaen Zijn heerlijk heid. En alleen die uit de waarheid is, en zich door de waarheid van het evan gelie der zaligheid laat ontdekken en vertroosten, laat verbrijzelen en ver blijden, hoort Zijn koningsstem. Zeg dan niet met Pilatus: wat is waarheid? Vraag niet met den cynischen stad houder: wat doet ge en wint ge met waarheid? wat koopt ge daarvoor en wat bereikt ge daardoor? maar grijp deze waarheid van Christus' verzoe nend lijden en sterven met een ge- loovig hart aan, en rust er in. Rust er in tot troost over al uw zondesmart. Rust er in tot bemoediging in de be roering der wereld. LWanl ook nu is er reden tot de vraag: is Hij! dan een koning? Die Jezus, met "Vijlen de we reld met rekent Die 'Jezus, mét Wien het ongeloof spot? Die Jezus, naar Wien de volkeren niet vragen? Die Je zus, Die door de massa uitgeworpen wordt Is Hij dan een koning O, zeg, dat Hij; de kon.ng is. Hij alleen en niemand anders. Hij heergcht in het midden Zijner vijanden. Hij zegepraalt trots allen schijn. En eenmaal, als het einde der tijden ons tot Jezus' rechthuis brengt, en Pilatus en wij allen voor Zijn rech terstoel staan, zal alle tong Delijden, dat Hij de koning is. Maar dan zien wij in eeuwige werkelijkheid, da al- wij in eeuwige werkelijkheid, dat al toos in Zijn handen ae scepter der wereld rustte. Ook over ons leven. Ook over ons lijden. Ook over ons kruis. Ook over onzen dood. En in dat alles zijm wij! meer dan overwin naars door Hem, Die ons neeft lief gehad. PETRUS' VAL. Gelijck als in de herfst de felle buijen comen, De bladen uijtgedroocht afvallen van de bomen, De wortel evenwel het leven nog be- waert,, 'tWelck in de soetet lent weer loo$ en vruchten baert: Soo is het inderdaet met Petro oeck gegangen, Doe hem de coude angst soo schielijck had omvangen; Het tonge-blat voorwaer in sware son- den viel, Maer 'therte van 't geloof de wortel noch behiel, T'welck op de rechte tijt in woorden ende wereken Tot Christi lof en prijs sich wederom liet mereken. PETRUS' TRANEN. 0 ganck, vermengt met swerven ende swieren! 0 vrees en hoop, die quellet mijn ge- moet! 0 vier, dat mij die siele branden doet! 0 ogen, niet meer ogen, maar rivieren! 0 ijver blint, die u niet liet bestieren, Maer roekeloos deedt treden mijnen voet In dit gewest daer mijnes Heeren bloet Wort na getracht van dees' verwoede dieren! 0 tonge, die mijn tong' tot leugen dreeft! 0 banen-craeij, waerdoor mij 'therte beeft! Wat troost cont ghij mij troosteloos verlenen? 0 Jesu, die voor mij dit lijden smaeckt Wiens weerden naem ick drijmael heb Staet eenmael stil, en siet mijn bitter wenen. JACOBUS REVIUS. KERK EN SCHOOL. NËD. HERV. KERK. Beroepen: Te Putten, P. van Toorn, te Rotterdam. Aangenomen: Naar Ootmarsum, P ten Have, cand. te Zandvoort. GEREF. KERKEN. Tweetal: Te Zwartsluis, A. B.W. M. Kok te Wpmmelsen A. Wijn gaarden, te Baarland. Aan ge nomen: Naar W,ons, S; J. Koster, te Temeuzen. Bedankt: voor Tholen, S. J. Kos ter, te Terneuzen. De zaak-Geelkerken. Gisteravond werd uit Assen geseind, )dat bij de Synode het volgende telegram van Dr. Geelkerken was ingekomeh: „Beschouw telegram als ongezonden. Verzoek dringend semens preking". In antwoord daarop werd hét volgende .telegram verzonden „Synode verzoekt onmiddellijk te ko men. Meldt tijd van aankomst". Fernhout. Waarop Dr. Geelkerken seinde: „Buit. Gen. Synode Assen. Verzoek mededeeling met welk doel Onmiddellijke samenkomst wordt ver zocht". Geelkerken. Later is gebleken, dat het eerste tele gram niet door Dr. G. was verzonden, maar dat men hier met een mystificatie te doen had. Begrijpelijk, dat daarover op de Sy node groote verontwaardiging neerschte Dr. Geelkerken geschorst. In de gisteravond gehouden verga dering der Synode bracht de Praeses lin stemming het besluit, in comité-ge neraal voorbereid, en dat raakt Dr. Geel kerken, nadat hjj uitdrukkelijk gewei gerd heeft de verklaring hem door de Synode voorgelegd, te teekenen. Dit*besluit luidt: „De Generale Synode besluit Dr. J. 1G. Geelkerken, voor drie maanden in zijn dienst te schorsen, wegems zijn wei gering om de verklaring, door de Synode van hem gevraagd, te onderteekenetn en wegens zijn voortdurend verzet tegen kerkelijke vergaderingen, wier gezag hij niet erkenneln wil". Achtereenvolgens stemden alle advi se erende leden en ledefci voor. De af gevaardigden van Noord-Holland stem den niet mee, doch verklaarden zich aan het besluit der Synode te con forme eren. Na de stemming over het tuchtigings- besluit hield de Praeses een toespraak. Prof. Dr. Hoekstra las hierop de uit- die luidde „De Generale Synode van de Geref. Kerken in Nederland, vergaderd 12 Mrt. te Assen, constateer ende,dat Gij op haar herhaaldelijk verzoek geweigerd hebt, de U. voorgelegde verklaring te onderteekénen, van oordeel, dat Gij door ideze weigering getoond hebt een leering voor te staan, die in strijd is met het door de Geref. Kerken in art. 4 en 5 der Ned. Geloofsbelijdenis beleden gezag der Heilige Schrift, uitsprekende, dat alle vermaningen der kerkvergadering en pogingen om U tot inkeer te bren gen, vruchteloos zijn gebleven en Gij voortdurend in verzet gekomen zijt te gen het wettig gezag, dat naai* het Woord Gods, de belijdenis en de Kerken orde aan de kerken en haar vergadering is geschonken, besluit met diep leed wezen U met ingang vain heden, 12 Maart, volgens art. 80 K.O. in Uw ambt te schorsen voor den tijd van drie maan den, teneinde U gelegenheid te geven, U alsnog te beraden en tot verootmoe diging te komen, waartoe de Synode U met allen aandrang opwekt etn waartoe zn van den Heere bidt, dat Hij U geeft alles, wat Gij in dezen weg behoeft. De Synode geeft van dit besluit kenjnis aan Dr. Geelkerken, de Geref. Kerk van Amsterdam-Zuid, .de Classis Am sterdam en de Part. Synode van Noord- Holland en alle Geref. Kerken in Ne derland, Bentheim en Oost-Fries land, België en Neder landsch Indië". Zonder hoofdelijke stemming werd dit besluit aldus vastgesteld. De Praeses sprak hierop een slot woord, waarin hg dank bracht aan de hoogleeraren, de overige leden van het Moderamen en aan allem, die voor de Synode hebben medegewerkt. Te ruim 12 uur ging de Praeses voor in een aangrijpend smeekgebed en werd de Synode voorloopig gesloten. Gerei. Bond. De 21ste jaarvergadering van den Geref. Bond tot verbreiding en ver dediging van de .Waarheid in de Ned. Herv. (Geref./- Kerk wordt D.V. ge- den te Utrecht in het gebouw voor K. en W> De morgenvergadering waarin Ds. B. Batelaan, van Utrecht, hoopt te refereeren, over: „De Anti-Christ", vangt te 11 uur aan. De middagvergadering, geopend te 2 uur, is alléén voor leden van den Bond toegankelijk. Ze is bestemd voor het uitbrengen van jaarverslagen en voor bestuursverkiezing. Aftredend zijm de heeren: Ds. G. H. Beeken kamp, L. F. Duymaer van Twist en T. C. Fliehe. De volgende dubbeltal len worden voorgesteld: Ds. G. H. Beekenkamp—Ds. G. J. Koolhaas, te Oud Beijerland; L'. F. Duymaer van TwistJ. L. Verbeek Wolthuijs, te Den Haag; T. O. FlieheH. Berg man, te Gouaerak. Ingekomen is een voorstel van de af deeling „Leiden" in zake cle oplei ding van Godsdienstonderwijzers en Evangelisten. Samen welkende Zendingscorporaties. De inkomsten gedurende de maand Februari 1926 waren f 25.644. iets meer dan vin dezelfde maand valn het vorige iaar, maar toch ontoereikend om in ae behoeften van het Zendingswerk" te voorzien. Elke maand vraagt f70.000 waarvan f 31.000 verwacht wordt uit de min of meer vaste inkomsten, als contributies, busjes, enz. en f 39.000 uit extra bijdragen. Van de f 78.000, die de maanden Januari en Februari aan extra bijdra gen hadden moeten inbrengen, kwam slechts f 20.712 in, zoodat het oreigend tekort over die paar maanden reeds is gestegen tot ruim f 57.000. Het spreekt vanzelf, dat men in den watersnood allereerst gedacht heeft aan de leniging van de mooden van hen, die daaronder geleden hebben. Thans ïT&g de Zending echter weer eens de aandacht vragen voor deti gees telijken en lichamelijken nood, waarin verschillende bevolkingsgroepen van Ned. Indië zich bevinden. Er is hulp noodig om den arbeid der prediking en het werk in" scholen etn ziekenhuizen op de Zendingsvelden rustig te dóén voortgaan. BINNENLAND. Rijkscommissie werkverruiming. De Rijkscommissie Werkverruiming vergaderde op 6 dezer te 's-Graven- liage oaxler voorzitterschap van pi dr. W. H. Nolens. Mededeelingen- werden gedaan c trent de verdere bemoeiing der cc missie met betrekk ng tot een be a rijke ontgimfing. Uit het verslag omtrent de verri tingen ter bevordering der werk{~< Eenheid in het schildersbediiji ble at op dit gebied veel werd. en r veel kan worden bereikt. Mededeeling werd gedaan om r het standpunt van het Nat: naa. V tersnoodcomitë met betrekking to verleenen van tegemoetkom ngen z door den watersnood get ei rde dustrieën. Ingekomen was een schrijven den voorzitter van den Ministers ter begeleiding tan een afschrift het door Z. E. aan andere heeren nisters gericht rondschrijven, be:i de het geven van voorkeur aan Ned landsch fabrikaat. In hei schrijt wordt herinnerd aan de circulaire 27 Mei '24 waarbij werd verzocht te vorderen, dat geen bestellingen, v ke kunnen worden geacht aan de b tenlandsche nijverheid te zullen t deel vallen van wege het Rijk w den gedaan, zonder dat de Rijksco missie Werkverruiming is gehoord, wijl daarin tevens wordt gewezen het dubbele belang dat a< or opv ging van bovenbedoeld verzoek j aiend wordt, n.l. de bevordering v de N ederlandsche Nijverheid en vo al de bestrijding van de heerschi de werkloosheid. De aandacht van den Minister v Arbeid, Handel en Nijverheid zal 1 vestigd worden op enkele gèvall waarin de buitenlandsche concurn tie van dien aard is, dat sterk het v moeden gewekt wordt, dat dumpi plaats had. Tevens zal Z. E. gewezen word op de moeilijkheden, welke door b derlandsche exportbedrijven worde ondervonden bij uitvoer naar een lai waarmede Nederland onla, gs een hs delsverdrag heeft afgesloten. Dat door de Stoomvaart Mij. Ned< land de bouw van de Constantijn Hi gens een Nederlandsche werf c gedragen werd, was door de leb met instemming vernomen. Met genoegen werd gehoord, 0 enkele groote instellingen belangrij kolenle veringen aan Nederlandse mijnen hadden opgedragen. Ook thans werd weer mededeeli] gedaan van een 60-tal gevallen, wat in de Commissie betrokken werd c te bevorderen, dat de bestelling 1 een Nederlanasche fabr ewerd g plaatst. Uit deze mededeelingen bleek oj dat weer door een der groote gemee ten bij een belangrijke aankoop e< product der Nederlandsche nijverlie geheel ten onrechte bij een buite landsch product was ten achter g steld en dat door een Rijksinstellu buitenlandsche cokes was aangescoa zonder dai voor Nederlandsche ook prijsopgaven waren gevraagd, en tegi een pnjs, welke aanmerkelijk hoog was aan die van de ookes der Ned* landsche mijnen. Dank zij de medewerking der rege ring, kon' een belangrijke order vo het Nederlandsche drukkersbedrijf b houden worden. Aan enkele industrieele ondernemi gen welke moeilijkheden hadden b«j c financiering van export-orders, werd< inlichtingen versterkt. Ter sprake kwam ook de, toes t ai in de Drentsche Venen. Toegee: werd, dat voor de volgende vergad ring aan de leden zal worden toeg zonden een overzicht van hetgeen t« nu toe ter bestrijding van Je werkioc heid in'die streek van overheidsweg is verricht. De inpoldering van den Biesbosch Donderdag 18 Maart a.s. zal de hei C. Zaalberg, directeur-generaal vé den Arbeid, voorzitter van de commi sie van advies voor werkloozensteu als vertegenwoordiger der regeerii de eerste spade steken voor de uitvo ring van de plannen tot inpolderir van een gedeelte van den Biesbosc! De Minister v. Binnenlandsche Zakt en Landbouw, die dit eerst zou doe is wegens parlementaire werkzaamh den verhinderd. De plechtigheid z geschieden nabij den kop van het lan gemeente Dubbeldam in de Rijkskac langs de Nieuwe Merwede. „Zoo lang, tot het gevaar voor ons geweken is" antwoordde mijn vader. „God zij geprezen, Hij eischt niet van ons, dat wij bekommerd zijn over wat Hij ons in de toekomst mocht opleg gen; want onze Heiland sprak: Wees niet bezorgd voor den dag van mor gen, want elke dag heeft genoeg aan zijn zelfs kwaad. Welke liefderijke en wijze woorden!" La Croissette scheen getroffen; na eenige minuten in gedachten verdiept te zijn geweest, zeide hij: „Het is nu tijd om afscheid van u te nemen. Ik heb veel achting voor u." En daarna zijn spottenden toon weer aannemen de: „Nu gij hetzelfde leed aanvaardt dat den ouden heer Lacassagne zoo hard viel te dragen, raad ik u, zoolang gij hier blijft, bij voorbaat dag en nacht te slapen tegen den tijd dat men 11 wellicht alle rust onthoudt." En bij zijn heengaan eerst eenige schreden terugkeerende, voegde hij er bij: „Gij acht u hier volkomen veilig, en inderdaad, tenzij iemand u aan hen verraden mocht, zullen de dragonders u vooreerst wel niet ontdekken; maai bedenk, dat de Arena binnenkort ze- ker nauwkeurig onderzocht zal wor den. want zij is vanouds als een toe vluchtsoord bekend." Met deze tamelijk ontmoedigend woorden verliet hij ons. Mijn vader, na die woorden eor» noos te hebben overwogen, hoog de knieën en bleef lang in gebed verdiept; daarna lispte hij: „Ik zal in vrede te zamen neder- liggen en slapen; want Gij, o Heeer, alleen zult mij doen zeker wonen." En weldra was zijn rustige ademhaling het bewijs, dat hij werkelijk was inge sluimerd. Maar ik kon geen oog lui ken; ik dacht aan mevrouw Lacas sagne en de andere vrouwen, die in koude en vochtigheid rondzwierven en mijn ontstelde geest phantaseerde al lerlei rampen. Onze eenige olielamp dreigde door gebfek aan toevoer uit te gaan; ik dacht, of wij allen ajfijd in duisternis zouden moeten blijven en nooit het zonlicht meer mogen aan schouwen, en stelde mij de plaag der duisternis der Egyptenaren voor. Dan weder kwam mij de drie dagen lange kerkering van Jona voor den geest, en liet'drie dagen lang verwijl van den Zoon des menschen in het hart der aarde, en zoo mijmerde ik voort.... To.-n het lamplicht op liet uitgaan was, trad mijn dierbare moeder uit het eendere gewelf te voorschijn én sloop '.trilt naar mij toe; ontwarende dat 'ik nog waakte, glimlachte zij mij vrien Hol ijk toe en kuste mij, waarna zij zich rustig aan de zijde mijns vaders 11c dei-vlijde. De vrede en kalmte, wel ke hare tegenwoordigheid schonk, de den mij eindelijk in een diepen slaap vallen. Daar werd ik door een ontzettend geweld gestoord; het geleek het woest gebrul van een leeuw kort in mijn na bijheid, zoodat ik hevig ontsteld op sprong, in den waan een gevangen Christen te zijn, wien men ter prooi voor het wild gedierte ging werpen. Het was volslagen donker de lamp was uitgegaan! Het vreeselijk gebrul, vermengd met zuchten en geschreeuw, gelach en gevloek, hield zonder tus- schenpoozen aan. Ontzettende toe stand- Nu scheen er een oogenblik 'n lichtstraal in onze cel en toonde 'de angstige gelaatstrekken mijner moe der, terwijl zij,-omringd door de sid derende kinderen en meisjes, die door het akelig gedruisch uit hun slaap wakker geschrikt waren, de lamp weer trachtte aan te steken. „0, wat is het, was is het?" riep ik uit. De lippen mijner moeder bewogen zich, maar zij kon zich niet doen ver staan. Nadat het haar gelukt was de lamp te ontsteken, kwam zij dicht bij mij en zeide: „Men schijnt een grooten bulhond voor den aanstaanden hondenwed- strijd te hebben opgesloten en hem gesard en geslagen te hebben. Hoeveel geweld hij ook me/ikt, geloof ik echter niet, lal hij los kan breken." En daar verscheen La Croissette weer. „Zijt gij voor uw leven beducht? vroeg hij, htl uitschaterende -Bot heeft niets te beduiden." „Neen, mijnheer" antwoordde mijl moeder hem, „maar het is toch nb aangenaam, in het hol9t van den nacl door zulk een woest rumoer wakk< gemaakt te worden." Nacht? Het is reeds lang dag. Gee wonder, dat gij bevreesd zijt, naujv< lijks kan ik mijn eigen woorden ve staan; doch ik voelde mij gedrongei te vernemen hoe het u gingt Men hee: een grooten bulhond in het "naaste welf opgesloten, en als zulk een buu man u niet aanstaat, zult gij een and* verblijf moeten zoeken, wat ik u i alle geval aanraad, want de Bnskiër die voor hem te zorgen hebben, e wier taal ik niet ken. zijn ruwe km pen; hoogst waarschijnlijk zouden z uw schuilplaats ontdekken. Wat dus nu uw voornemen?" „Dat is waarlijk moeilijk genoeg .1 zeggen" antwoordde mijn moeder, m' vader vragend aanziende. „Het is zoo. lieve vrouw" zeide Li ,.Ik ben zelf in onzekerheid; laat oc God vragen, wat ons te doen staat. En met verbazing zag La Croisseti daarop het geheele gezin nederknlele en wilde heengaan, maar aarzelde aa den ingang en wendde zich om. Wordt vrrvofff'd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1926 | | pagina 5