tl Uit de Schriften.
NIEUWÊ LÉ1ÏÏSCHE COURANt VAN ZATER bïÉTft*JKKKRffëZQ
WEEDE BLAD.
Z1JT GIJ DAN EEN KONING?
Pilatus dan zeide tot Hem:
Zijt Gij dan een koning? Jezus
antwoordde: Gij zegt, dat ik
een koning bem.
Joh. 18:37a.
In Jezus' lijden is ook Zijn majesteit.
Wel wordt het licht Zijkier heer
lijkheid omhuld en bijna overwonnen
door de zwarte wolken van Zijn ver
nedering" en onnoemlijk wee, doch tel
kens schiet een straal van konink
lijken glans door het duister heen,
en ziet ge, dat achter het wolken
floers Zijn luister niet is ondergegaan.
Dat licht schijnt, als Hij' gereed is om
te sterven en als Hij Judas den nacht
des verraads inzendt. Die glans flitst
zelfs in Gethsemane en in de rechtzaal
van Kajafas, maar nog hooger klim-
me uw heilige verwondering wanneer
gij den Man van smarten aanschouwt
voor den stoel van den keizerlijken
stadhouder. Ook daar, en welk een
overweldigende paradox, is de koning,
die het te zeggen heeft, niet de laffe
stadhouder, die spottend vraagt: Zijlt
Gij dan een koning? doch de gebon
den en weerlooze Jezus. Die in maje
stueuze rust antwoordt: gij zegt, dat
Ik een koning ben.
Zijt gij1 dan een koniiig?
Ge begrijpt toch' die vraag van Pi
latus.
Wannneer ge slechts even dat aan
grijpend lijdenstooneel op Gabbatha
voor uw geest trekt, stemt ge met dien
'uitroep der verbazing in, want welk
een tegenstelling: de machtige en ge
vreesde Romeinsche procurator, en....
vóór hem, de geknevelde en mach-
telooze Jezus, daar op den rechter
stoel den vertegenwoordiger van den
allesbeheerschenden keizer, en.... vóór
hem een door zijn volk uitgeworpen
en van ieder verlaten Jood. Is die
verachte dan een koning? Hij! heeft
immers geen gedaante noch heerlijk
heid. Als wij Hem aanzien, is er geen
gestalte, dat wij hem zouden begeeren.
Hij is veracht en de onwaardigste on
der de menschen, een man van smar
ten, en verzocht in krankheid; een
iegelijk is als verbeig nd he aange
zicht voor Hem; Hij is veracht, en....
is Hij dan een koning? Heeft de stad
houder met die vraag niet groot ge
lijk? En.... het is niet alleen de droe
ve toestand, waarin deze „schijnko-
ning" verkeert, die Pilatus zóó doet
vragen, maar zijn verwondering heeft
nog meer voedsel gevonden in de zon
derlinge dingen, welke de gebonde-
ne over zijn koningschap vertelt. Mijn
koninkrijk', zoo heeft Hij met grooten
ernst gezegd, is niet van deze wereld;
indien Mijn Koninkrijk van deze wereld
ware, zoo zouden Mijn dienaars gestre
den hebben, opdat ik den joden niet
ware overgeleverd, maar n.u is Mijn
koninkrijk niet van hier.
En.... zulk een taal is Pilatus to
taal onbegrijpelijk.
Hij' kan zich een koning niet an
ders denken dan met legers en wa-
pepen, en in den stralenden luister van
kracht en macht. Hij weet van geen
ander rijk, dan een wereldheerschappij
die de volkeren onder den voet t eedt
enzijt Gij dan een koning? Gij,
gc bond me e. machtelooze? Gij, ver
worpene en veroordeelde? ,Gh, Die
door uw eigen volk ten dooae ge
doemd zijt Gij, Die over enkele uren
aan het kruis hangt?
Begrijpt ge die vraag?
Ge verwacht hier immers geen ko
ningsheerlijkheid.
Hier schijnt alles, alles verloren.
Hier ziet ge alleen vernedering en
versmading.
En toch ook op Gabbatha blinkt
door alle aonkerheia van Inden heen
de glans van Jezus' majesteit. Ook
voor den romeinschen rechterstoel is de
Man van smarten de Heer der heer
lijkheid. Ook in Rome's ger'chtzaal
[draagt Hij de kroon, want luister, laffe
stadhouder, en luister ook ieder, die t
dorstend hart tot den lijdenden Borg
opheft: gij zegt, dat Ik een koning
ben. En vooral dat laatste woord
klinkt met geweldige majesteit. Het
FEUILLETON.
Uit nood en dood gered
17) -
„Zoo was ook de denkwijze der god
vruchtige dame, zijn echtgenoote; zij
vluchtte, in de kleeding van 'n dienst
bode vermomd, en dwaalt thans in het
open veld rond.
„0, hoe treurig! Moge de Heere God
haar nabij zijn!"
„Ja, en tevens zich over het groot
aantal vrouwen ontfermen, die gelijk
lot met haar deelen; heden zoeken zij
in koude en duisternis beschutting in
greppels of onder heggen en struiken."
„De heer Lacassagne mocht wel zeg
gen, geen rast te kunnen verwachten
aan deze zijde des grafs" merkte mijn
vader bitter op; „hoe kan hij daar
aan denken, als hij weet, dat zijn voor
treffelijke gade, aan alle geriefelijkhe
den des levens gewoon, thans een ge-
b'annene is om des geloofs wille het
geloof, door hem verloochend?"
„Wel, ik wenschte dat ik u beter
nieuws had kunnen brengen" besloot
La Croissette, oprijzende waarlijk, 't
ware wel noodig, om in dit akelig hol
den moed niet te laten zakken. Maar
zeg mij nu eens, goede heer, hoe lang
denkt gij met de uwen wel in sla-U
te zijn het hier uit te houden?"
is niet zoo, Pilatus, dat deze üitgewor-
pene eenmaal koning geweest is of
'hoopte te zijn; het staat ook niet zoo.
dat Hij is van koninklijken bloede, en
nu recht heeft op den troon, maar:
fij zegt, dat Ik een koning! ben. En
ijn koningsluister moogt gij, discipel
van Jezus, niet slechts zoo verstaan,
dat Hij straks den. scepter zal ontvan
gen, en na het kruis zal opklimmen tot
de rechterhand Gods, maar: gij zegt.
dat Ik een koning ben. Nu is Hij
koning. Koning in Zijn banden. Ko
ning als Hij voor den stadhouder ver
hoord wordt. Koning, terwijl hij ter
dood veroordeeld is. Koning, terwijl
het kruis Hem wacht, en niet in uw
handen, romeinsche procurator, is de
macht, maar in de handen van dien
weerloozen rabbi van Nazareth.
Gii zegt, dat Ik een koning ben.
Is dit geen taal van overmoed?
Neen.- want Christus is koning.
Pilatus kan niet anders doen, dan
wat Gods raad heeft bepaald, en wat
de Man van smarten wil. De repre
sentant van den keizer moet uitvoeren,
wat als lijdensprogram over Jezus vast
staat, en, o, hij moge herhaalde ma
len de onschuld van „dezen mensch"
betuigen, hij' moge door de keuze tus-
schen Bar-abbas en Jezus probeeren
dezen laatste vrij1 te krjjgen, hij moge
ostentatief zijn handen „in onschuld"
wasschen, hij móge speculeeren op hei
medegevoel der menigte, niets baat
hem, en de Heiland gaat naar Gol-
totha, dragende Zijn kruis. Gij zegt
at Ik een koning ben. En ja, koning
in Zijnlijden. Want in dat lijden beves
tigt Hij zijn rijk. Door dat lr den maakt
Hjj dé glorie van dit rijk mogelijk.
Uit dat lijden stijgt Hij op tot den
troon der heerlijkheid, enzie toch.
met zonden beladene, uw Koning in
Zijn smarten. Dit is immers een ko
ning, die zijn leven geeft voor zijn
volk. Dat is een koning, die zich
zelf offert voor de verdrukten. Willem
van Oranje, die stierf voor ons arm,
vertrapt volk, is een koning, en zeg,
zeg toch, dat uw lijdende Borg een
koning is.
Zoo dient Zijn majesteit Zijn lijden.
Zoo dient Zijn lijaen Zijn heerlijk
heid.
En alleen die uit de waarheid is,
en zich door de waarheid van het evan
gelie der zaligheid laat ontdekken en
vertroosten, laat verbrijzelen en ver
blijden, hoort Zijn koningsstem. Zeg
dan niet met Pilatus: wat is waarheid?
Vraag niet met den cynischen stad
houder: wat doet ge en wint ge met
waarheid? wat koopt ge daarvoor en
wat bereikt ge daardoor? maar grijp
deze waarheid van Christus' verzoe
nend lijden en sterven met een ge-
loovig hart aan, en rust er in. Rust er
in tot troost over al uw zondesmart.
Rust er in tot bemoediging in de be
roering der wereld. LWanl ook nu is er
reden tot de vraag: is Hij! dan een
koning? Die Jezus, met "Vijlen de we
reld met rekent Die 'Jezus, mét Wien
het ongeloof spot? Die Jezus, naar
Wien de volkeren niet vragen? Die Je
zus, Die door de massa uitgeworpen
wordt Is Hij dan een koning
O, zeg, dat Hij; de kon.ng is.
Hij alleen en niemand anders.
Hij heergcht in het midden Zijner
vijanden.
Hij zegepraalt trots allen schijn.
En eenmaal, als het einde der tijden
ons tot Jezus' rechthuis brengt, en
Pilatus en wij allen voor Zijn rech
terstoel staan, zal alle tong Delijden,
dat Hij de koning is. Maar dan zien
wij in eeuwige werkelijkheid, da al-
wij in eeuwige werkelijkheid, dat al
toos in Zijn handen ae scepter der
wereld rustte. Ook over ons leven.
Ook over ons lijden. Ook over ons
kruis. Ook over onzen dood. En in
dat alles zijm wij! meer dan overwin
naars door Hem, Die ons neeft lief
gehad.
PETRUS' VAL.
Gelijck als in de herfst de felle buijen
comen,
De bladen uijtgedroocht afvallen van
de bomen,
De wortel evenwel het leven nog be-
waert,,
'tWelck in de soetet lent weer loo$ en
vruchten baert:
Soo is het inderdaet met Petro oeck
gegangen,
Doe hem de coude angst soo schielijck
had omvangen;
Het tonge-blat voorwaer in sware son-
den viel,
Maer 'therte van 't geloof de wortel
noch behiel,
T'welck op de rechte tijt in woorden
ende wereken
Tot Christi lof en prijs sich wederom
liet mereken.
PETRUS' TRANEN.
0 ganck, vermengt met swerven ende
swieren!
0 vrees en hoop, die quellet mijn ge-
moet!
0 vier, dat mij die siele branden doet!
0 ogen, niet meer ogen, maar rivieren!
0 ijver blint, die u niet liet bestieren,
Maer roekeloos deedt treden mijnen
voet
In dit gewest daer mijnes Heeren bloet
Wort na getracht van dees' verwoede
dieren!
0 tonge, die mijn tong' tot leugen
dreeft!
0 banen-craeij, waerdoor mij 'therte
beeft!
Wat troost cont ghij mij troosteloos
verlenen?
0 Jesu, die voor mij dit lijden smaeckt
Wiens weerden naem ick drijmael heb
Staet eenmael stil, en siet mijn bitter
wenen.
JACOBUS REVIUS.
KERK EN SCHOOL.
NËD. HERV. KERK.
Beroepen: Te Putten, P. van
Toorn, te Rotterdam.
Aangenomen: Naar Ootmarsum, P
ten Have, cand. te Zandvoort.
GEREF. KERKEN.
Tweetal: Te Zwartsluis, A. B.W.
M. Kok te Wpmmelsen A. Wijn
gaarden, te Baarland.
Aan ge nomen: Naar W,ons, S;
J. Koster, te Temeuzen.
Bedankt: voor Tholen, S. J. Kos
ter, te Terneuzen.
De zaak-Geelkerken.
Gisteravond werd uit Assen geseind,
)dat bij de Synode het volgende telegram
van Dr. Geelkerken was ingekomeh:
„Beschouw telegram als ongezonden.
Verzoek dringend semens preking".
In antwoord daarop werd hét volgende
.telegram verzonden
„Synode verzoekt onmiddellijk te ko
men. Meldt tijd van aankomst".
Fernhout.
Waarop Dr. Geelkerken seinde:
„Buit. Gen. Synode Assen.
Verzoek mededeeling met welk doel
Onmiddellijke samenkomst wordt ver
zocht".
Geelkerken.
Later is gebleken, dat het eerste tele
gram niet door Dr. G. was verzonden,
maar dat men hier met een mystificatie
te doen had.
Begrijpelijk, dat daarover op de Sy
node groote verontwaardiging neerschte
Dr. Geelkerken geschorst.
In de gisteravond gehouden verga
dering der Synode bracht de Praeses
lin stemming het besluit, in comité-ge
neraal voorbereid, en dat raakt Dr. Geel
kerken, nadat hjj uitdrukkelijk gewei
gerd heeft de verklaring hem door de
Synode voorgelegd, te teekenen.
Dit*besluit luidt:
„De Generale Synode besluit Dr. J.
1G. Geelkerken, voor drie maanden in
zijn dienst te schorsen, wegems zijn wei
gering om de verklaring, door de Synode
van hem gevraagd, te onderteekenetn
en wegens zijn voortdurend verzet tegen
kerkelijke vergaderingen, wier gezag hij
niet erkenneln wil".
Achtereenvolgens stemden alle advi
se erende leden en ledefci voor. De af
gevaardigden van Noord-Holland stem
den niet mee, doch verklaarden zich
aan het besluit der Synode te con
forme eren.
Na de stemming over het tuchtigings-
besluit hield de Praeses een toespraak.
Prof. Dr. Hoekstra las hierop de uit-
die luidde
„De Generale Synode van de Geref.
Kerken in Nederland, vergaderd 12 Mrt.
te Assen, constateer ende,dat Gij op
haar herhaaldelijk verzoek geweigerd
hebt, de U. voorgelegde verklaring te
onderteekénen, van oordeel, dat Gij door
ideze weigering getoond hebt een leering
voor te staan, die in strijd is met het
door de Geref. Kerken in art. 4 en 5
der Ned. Geloofsbelijdenis beleden gezag
der Heilige Schrift, uitsprekende, dat
alle vermaningen der kerkvergadering
en pogingen om U tot inkeer te bren
gen, vruchteloos zijn gebleven en Gij
voortdurend in verzet gekomen zijt te
gen het wettig gezag, dat naai* het
Woord Gods, de belijdenis en de Kerken
orde aan de kerken en haar vergadering
is geschonken, besluit met diep leed
wezen U met ingang vain heden, 12
Maart, volgens art. 80 K.O. in Uw ambt
te schorsen voor den tijd van drie maan
den, teneinde U gelegenheid te geven,
U alsnog te beraden en tot verootmoe
diging te komen, waartoe de Synode U
met allen aandrang opwekt etn waartoe
zn van den Heere bidt, dat Hij U geeft
alles, wat Gij in dezen weg behoeft.
De Synode geeft van dit besluit kenjnis
aan Dr. Geelkerken, de Geref. Kerk
van Amsterdam-Zuid, .de Classis Am
sterdam en de Part. Synode van Noord-
Holland en alle Geref. Kerken in Ne
derland, Bentheim en Oost-Fries land,
België en Neder landsch Indië".
Zonder hoofdelijke stemming werd dit
besluit aldus vastgesteld.
De Praeses sprak hierop een slot
woord, waarin hg dank bracht aan de
hoogleeraren, de overige leden van het
Moderamen en aan allem, die voor de
Synode hebben medegewerkt.
Te ruim 12 uur ging de Praeses voor
in een aangrijpend smeekgebed en werd
de Synode voorloopig gesloten.
Gerei. Bond.
De 21ste jaarvergadering van den
Geref. Bond tot verbreiding en ver
dediging van de .Waarheid in de Ned.
Herv. (Geref./- Kerk wordt D.V. ge-
den te Utrecht in het gebouw voor
K. en W>
De morgenvergadering waarin Ds.
B. Batelaan, van Utrecht, hoopt te
refereeren, over: „De Anti-Christ",
vangt te 11 uur aan.
De middagvergadering, geopend te
2 uur, is alléén voor leden van den
Bond toegankelijk. Ze is bestemd voor
het uitbrengen van jaarverslagen en
voor bestuursverkiezing. Aftredend
zijm de heeren: Ds. G. H. Beeken
kamp, L. F. Duymaer van Twist en
T. C. Fliehe. De volgende dubbeltal
len worden voorgesteld: Ds. G. H.
Beekenkamp—Ds. G. J. Koolhaas, te
Oud Beijerland; L'. F. Duymaer van
TwistJ. L. Verbeek Wolthuijs, te
Den Haag; T. O. FlieheH. Berg
man, te Gouaerak.
Ingekomen is een voorstel van de
af deeling „Leiden" in zake cle oplei
ding van Godsdienstonderwijzers en
Evangelisten.
Samen welkende Zendingscorporaties.
De inkomsten gedurende de maand
Februari 1926 waren f 25.644. iets meer
dan vin dezelfde maand valn het vorige
iaar, maar toch ontoereikend om in
ae behoeften van het Zendingswerk" te
voorzien. Elke maand vraagt f70.000
waarvan f 31.000 verwacht wordt uit
de min of meer vaste inkomsten, als
contributies, busjes, enz. en f 39.000
uit extra bijdragen.
Van de f 78.000, die de maanden
Januari en Februari aan extra bijdra
gen hadden moeten inbrengen, kwam
slechts f 20.712 in, zoodat het oreigend
tekort over die paar maanden reeds is
gestegen tot ruim f 57.000.
Het spreekt vanzelf, dat men in den
watersnood allereerst gedacht heeft aan
de leniging van de mooden van hen, die
daaronder geleden hebben.
Thans ïT&g de Zending echter weer
eens de aandacht vragen voor deti gees
telijken en lichamelijken nood, waarin
verschillende bevolkingsgroepen van
Ned. Indië zich bevinden. Er is hulp
noodig om den arbeid der prediking
en het werk in" scholen etn ziekenhuizen
op de Zendingsvelden rustig te dóén
voortgaan.
BINNENLAND.
Rijkscommissie werkverruiming.
De Rijkscommissie Werkverruiming
vergaderde op 6 dezer te 's-Graven-
liage oaxler voorzitterschap van pi
dr. W. H. Nolens.
Mededeelingen- werden gedaan c
trent de verdere bemoeiing der cc
missie met betrekk ng tot een be a
rijke ontgimfing.
Uit het verslag omtrent de verri
tingen ter bevordering der werk{~<
Eenheid in het schildersbediiji ble
at op dit gebied veel werd. en r
veel kan worden bereikt.
Mededeeling werd gedaan om r
het standpunt van het Nat: naa. V
tersnoodcomitë met betrekking to
verleenen van tegemoetkom ngen z
door den watersnood get ei rde
dustrieën.
Ingekomen was een schrijven
den voorzitter van den Ministers
ter begeleiding tan een afschrift
het door Z. E. aan andere heeren
nisters gericht rondschrijven, be:i
de het geven van voorkeur aan Ned
landsch fabrikaat. In hei schrijt
wordt herinnerd aan de circulaire
27 Mei '24 waarbij werd verzocht te
vorderen, dat geen bestellingen, v
ke kunnen worden geacht aan de b
tenlandsche nijverheid te zullen t
deel vallen van wege het Rijk w
den gedaan, zonder dat de Rijksco
missie Werkverruiming is gehoord,
wijl daarin tevens wordt gewezen
het dubbele belang dat a< or opv
ging van bovenbedoeld verzoek j
aiend wordt, n.l. de bevordering v
de N ederlandsche Nijverheid en vo
al de bestrijding van de heerschi
de werkloosheid.
De aandacht van den Minister v
Arbeid, Handel en Nijverheid zal 1
vestigd worden op enkele gèvall
waarin de buitenlandsche concurn
tie van dien aard is, dat sterk het v
moeden gewekt wordt, dat dumpi
plaats had.
Tevens zal Z. E. gewezen word
op de moeilijkheden, welke door b
derlandsche exportbedrijven worde
ondervonden bij uitvoer naar een lai
waarmede Nederland onla, gs een hs
delsverdrag heeft afgesloten.
Dat door de Stoomvaart Mij. Ned<
land de bouw van de Constantijn Hi
gens een Nederlandsche werf c
gedragen werd, was door de leb
met instemming vernomen.
Met genoegen werd gehoord, 0
enkele groote instellingen belangrij
kolenle veringen aan Nederlandse
mijnen hadden opgedragen.
Ook thans werd weer mededeeli]
gedaan van een 60-tal gevallen, wat
in de Commissie betrokken werd c
te bevorderen, dat de bestelling 1
een Nederlanasche fabr ewerd g
plaatst.
Uit deze mededeelingen bleek oj
dat weer door een der groote gemee
ten bij een belangrijke aankoop e<
product der Nederlandsche nijverlie
geheel ten onrechte bij een buite
landsch product was ten achter g
steld en dat door een Rijksinstellu
buitenlandsche cokes was aangescoa
zonder dai voor Nederlandsche ook
prijsopgaven waren gevraagd, en tegi
een pnjs, welke aanmerkelijk hoog
was aan die van de ookes der Ned*
landsche mijnen.
Dank zij de medewerking der rege
ring, kon' een belangrijke order vo
het Nederlandsche drukkersbedrijf b
houden worden.
Aan enkele industrieele ondernemi
gen welke moeilijkheden hadden b«j c
financiering van export-orders, werd<
inlichtingen versterkt.
Ter sprake kwam ook de, toes t ai
in de Drentsche Venen. Toegee:
werd, dat voor de volgende vergad
ring aan de leden zal worden toeg
zonden een overzicht van hetgeen t«
nu toe ter bestrijding van Je werkioc
heid in'die streek van overheidsweg
is verricht.
De inpoldering van den Biesbosch
Donderdag 18 Maart a.s. zal de hei
C. Zaalberg, directeur-generaal vé
den Arbeid, voorzitter van de commi
sie van advies voor werkloozensteu
als vertegenwoordiger der regeerii
de eerste spade steken voor de uitvo
ring van de plannen tot inpolderir
van een gedeelte van den Biesbosc!
De Minister v. Binnenlandsche Zakt
en Landbouw, die dit eerst zou doe
is wegens parlementaire werkzaamh
den verhinderd. De plechtigheid z
geschieden nabij den kop van het lan
gemeente Dubbeldam in de Rijkskac
langs de Nieuwe Merwede.
„Zoo lang, tot het gevaar voor ons
geweken is" antwoordde mijn vader.
„God zij geprezen, Hij eischt niet van
ons, dat wij bekommerd zijn over wat
Hij ons in de toekomst mocht opleg
gen; want onze Heiland sprak: Wees
niet bezorgd voor den dag van mor
gen, want elke dag heeft genoeg aan
zijn zelfs kwaad. Welke liefderijke en
wijze woorden!"
La Croissette scheen getroffen; na
eenige minuten in gedachten verdiept
te zijn geweest, zeide hij: „Het is nu
tijd om afscheid van u te nemen. Ik
heb veel achting voor u." En daarna
zijn spottenden toon weer aannemen
de: „Nu gij hetzelfde leed aanvaardt
dat den ouden heer Lacassagne zoo
hard viel te dragen, raad ik u, zoolang
gij hier blijft, bij voorbaat dag en
nacht te slapen tegen den tijd dat men
11 wellicht alle rust onthoudt."
En bij zijn heengaan eerst eenige
schreden terugkeerende, voegde hij er
bij: „Gij acht u hier volkomen veilig,
en inderdaad, tenzij iemand u aan hen
verraden mocht, zullen de dragonders
u vooreerst wel niet ontdekken; maai
bedenk, dat de Arena binnenkort ze-
ker nauwkeurig onderzocht zal wor
den. want zij is vanouds als een toe
vluchtsoord bekend."
Met deze tamelijk ontmoedigend
woorden verliet hij ons. Mijn vader,
na die woorden eor» noos te hebben
overwogen, hoog de knieën en bleef
lang in gebed verdiept; daarna lispte
hij: „Ik zal in vrede te zamen neder-
liggen en slapen; want Gij, o Heeer,
alleen zult mij doen zeker wonen." En
weldra was zijn rustige ademhaling
het bewijs, dat hij werkelijk was inge
sluimerd. Maar ik kon geen oog lui
ken; ik dacht aan mevrouw Lacas
sagne en de andere vrouwen, die in
koude en vochtigheid rondzwierven en
mijn ontstelde geest phantaseerde al
lerlei rampen. Onze eenige olielamp
dreigde door gebfek aan toevoer uit te
gaan; ik dacht, of wij allen ajfijd in
duisternis zouden moeten blijven en
nooit het zonlicht meer mogen aan
schouwen, en stelde mij de plaag der
duisternis der Egyptenaren voor. Dan
weder kwam mij de drie dagen lange
kerkering van Jona voor den geest, en
liet'drie dagen lang verwijl van den
Zoon des menschen in het hart der
aarde, en zoo mijmerde ik voort....
To.-n het lamplicht op liet uitgaan
was, trad mijn dierbare moeder uit het
eendere gewelf te voorschijn én sloop
'.trilt naar mij toe; ontwarende dat
'ik nog waakte, glimlachte zij mij vrien
Hol ijk toe en kuste mij, waarna zij
zich rustig aan de zijde mijns vaders
11c dei-vlijde. De vrede en kalmte, wel
ke hare tegenwoordigheid schonk, de
den mij eindelijk in een diepen slaap
vallen.
Daar werd ik door een ontzettend
geweld gestoord; het geleek het woest
gebrul van een leeuw kort in mijn na
bijheid, zoodat ik hevig ontsteld op
sprong, in den waan een gevangen
Christen te zijn, wien men ter prooi
voor het wild gedierte ging werpen.
Het was volslagen donker de lamp
was uitgegaan! Het vreeselijk gebrul,
vermengd met zuchten en geschreeuw,
gelach en gevloek, hield zonder tus-
schenpoozen aan. Ontzettende toe
stand- Nu scheen er een oogenblik 'n
lichtstraal in onze cel en toonde 'de
angstige gelaatstrekken mijner moe
der, terwijl zij,-omringd door de sid
derende kinderen en meisjes, die door
het akelig gedruisch uit hun slaap
wakker geschrikt waren, de lamp weer
trachtte aan te steken.
„0, wat is het, was is het?" riep ik
uit. De lippen mijner moeder bewogen
zich, maar zij kon zich niet doen ver
staan. Nadat het haar gelukt was de
lamp te ontsteken, kwam zij dicht bij
mij en zeide:
„Men schijnt een grooten bulhond
voor den aanstaanden hondenwed-
strijd te hebben opgesloten en hem
gesard en geslagen te hebben. Hoeveel
geweld hij ook me/ikt, geloof ik echter
niet, lal hij los kan breken."
En daar verscheen La Croissette
weer. „Zijt gij voor uw leven beducht?
vroeg hij, htl uitschaterende -Bot
heeft niets te beduiden."
„Neen, mijnheer" antwoordde mijl
moeder hem, „maar het is toch nb
aangenaam, in het hol9t van den nacl
door zulk een woest rumoer wakk<
gemaakt te worden."
Nacht? Het is reeds lang dag. Gee
wonder, dat gij bevreesd zijt, naujv<
lijks kan ik mijn eigen woorden ve
staan; doch ik voelde mij gedrongei
te vernemen hoe het u gingt Men hee:
een grooten bulhond in het "naaste
welf opgesloten, en als zulk een buu
man u niet aanstaat, zult gij een and*
verblijf moeten zoeken, wat ik u i
alle geval aanraad, want de Bnskiër
die voor hem te zorgen hebben, e
wier taal ik niet ken. zijn ruwe km
pen; hoogst waarschijnlijk zouden z
uw schuilplaats ontdekken. Wat
dus nu uw voornemen?"
„Dat is waarlijk moeilijk genoeg .1
zeggen" antwoordde mijn moeder, m'
vader vragend aanziende.
„Het is zoo. lieve vrouw" zeide Li
,.Ik ben zelf in onzekerheid; laat oc
God vragen, wat ons te doen staat.
En met verbazing zag La Croisseti
daarop het geheele gezin nederknlele
en wilde heengaan, maar aarzelde aa
den ingang en wendde zich om.
Wordt vrrvofff'd).