NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN DINSDAG 9 MAART 1926 TWEEDE BLAD. DR. A. KUYPER—H. COLIJN. Over den persoon van den scheiden den premier oordeelt het „Utrechtsch Dagtolad." Onwillekeurig dringt voor wie Colijn toeschouwt, de vergelijking naar voren met Dr. Kuyper. Zij hebben veel ge meen. In de eerste plaats moed en kracht, den moed, zich impopulair te maken, de kracht der daad. Het zijn beide figuren, die werden voortge bracht door de noodzakelijkheid van vaste omlijning in het staatkundig leven, het zijn strijders, geen brugge nbouwers, het zijn gestalten die kunnen vallen, maar nimmer: omvallen. Wanneer er vergelijk noodig is in de politiek, dan treden de Cort van dei- Linden s, de Heemskerken, de De Geers naar voren, wanneer de poli tieke structuren moeten gebouwd wor den of de nood van het land straf han delen e;scht, dan verschijnen de Kuy- pers en Colijns. I Beide vertegenwoordigen de persoon Mjkheid tegenover den politicus. Zij zijn er en zij richten, zij zijn geen spee!- 1 ballen, maar scheppers van omstan digheden, en om de beteekenis die een 'man als Colijn heeft voor het gehele volk te bepalen kunnen wij niet beter doen dan de uitspraak weer te geven van een zijner verklaardste tegenstan ders, een sociaal-democratisch Kamer lid, die eenmaal in een persoonlijk on derhoud tot ons uitriep: „Colijn, dat is een kérel, zijn eenige fout is, dat hij niet staat aan onze zijde." Zij hebben belden, Kuyper en Colijn, den moed gehad der impopulariteit Kuyper sloeg de spoorwegstaking na>r met gewelddadige hand en sprak daar na van misdadige woelingen." CoüjD .offerde de ambtenarensalarissen aan (het geldelijk welzijn van den Staat, maar hij heeft dat. ieder die hem per soonlijk kent weet het, gedaan met 'n b'ioedend hart. De staatsman Colijn hcende geeri erbarmen, de mensch Co lijn heeft velen persoonlijk geholpen 'die de slachtoffers waren van zijn on wrikbaar stelsel. En hier komen wij op het spoor van een tegenstelling. Bij Kuyper had het verbeeldingsleven, de staatkundige idee op zijn daden invloed, hij dacht staatkundig, hij antithezeerde en synthettzeerde, Colijn wist zich vóór -alles dienaar van een voorhanden, ob jectieven plicht. Kuyper was de kun stenaar in de politiek, zooals hij de taal boetzeerde, zoo boetzeerde hij de staatkundige verhoudingen, zijn sug- festivitelt, zijn vermogen tot massa- einvloeding hing samen met zijn let terkundig genie en met zijn doordrin gende kennis van de volksziel. Colijn, wien niet tot taak was opgelegd de politieke vormen te scheppen, maar ze te behouden, vond de systematiek 'der volksheinvloeding door Kuyper ge smeed, en de partijdiscipline doorKuy per gegoten tot zijn dienst, en hij had, anders dan Kuyper, de argumenten te groepeeren in stede van ze te schep pen. Kuyper maakte in de volksver tegenwoordiging Indruk door een beeld, Colijn maakt indruk door een keuze. Hoe herinneren wij ons dat hij, ter laatste deputatenvergadering de verwording der volkszeden accentu eerde, het was een sociaal moment dat lag buiten de onmiddellijke construc tie der politieke gegevens, het was er in zekeren zin bij gehaald, maar het pakte. Verwant is het samenspel van oor zaken, dat Kuyper ten val bracht en dat hetwelk aan Colijns ministerschap een einde maakte. Het zijn allereerst de door een consequent systeem ge wonden, die te hoop loopen, maar het is vooral de weerzin van ons indivi dualistisch volk tegen de overheer- schende persoonlijkheid, die zich van een veelheid van factoren bedient, waardoor zulke figuren duikelen. Ne derland verdraagt geen krachtige fi guur, ieder Nederlander wil ten min ste de illusie hebben, dat hij zelf wat mee te zeggen heeft, en wie dan bo vendien individueele en groepsbelan gen aantast ten bate van een ijzeren gemeènschapsnoodzaak, hem treft, de ^volkshaat in hevige mate. FEUILLETON. Uit nood en dood gered j 13) Ik stelde haar gerust, maar spoedig j aloot ik de oogen weer en werd weder bewusteloos. „Jacques, mijn geliefde Jacques!" ,riep Madeleine, en zich dicht tot mij i overtuigende, fluisterde zij mij lang zaam toe: „Houd goeden moed en God zal u helpen. Ik heb een veilige schuil plaats in het Amphitheater gevonden, waar Gabrielle zich reeds met de kin deren bevindt; als gij dus uw pijn eenigszins kunt bedwingen om, door ons gesteund, voordat de dragonders terugkomen u daar hij hen te voegen, dan zijn wij gered." „O, zeker wil ik dat" sprak ik en trachtte op te staan; maar de eerste voetstap was mij reeds zulk een folte ring, dat ik weer dreigde neer t? val len. Maar waartoe is men niet in sta at als de nood dwingt? De arme galeislaven te Marseille en Duinkerken kunnen het u zeggen, hoe, wanneer zij uitgeput de riemen neer leggen, de zweep der opzichters hen wel dwingt krachtig voort te roeien. Met schaamte moet ik erkennen, dal de twee geliefde vrouwen met de ui terste inspanning een krachtig jong man te ondersteunen hadden, en sa? Tegenover het odium, dat de heer Colijn zich op den hals heeft gehaald, toen hij persoonlijk welaangenaam- zijn ten offer bracht aan hetgeen hij tegenstanders zullen dat erkennen naar eigen beste weten achtte in des lands belang, heeft hij in rijker mate dan dr. Kuyper de waardeering van niet-geestverwanten geoogst. De libe ralen mochten van hem verschillen in methode, met de algemeene richting van zjjn financieel beleid ging een man als van Gijn accoord. Colijn's groote voldoening zal hierin gelegen zijn dat terwijl het aan Kuyper gege ven was, den vorm van ons partijwe zen te scheppen, Colijn als groote re- genereerende en constructieve kracht is gewaardeerd door allen, die als eisch van dezen tijd nog andere doel einden zien dan een ad libitum ver- leenen van sociale maatregelen, die beseffen, hoe vóór alles welvaart de voorwaarde is van den socialen voor uitgang, en hoe de vooruitgang der ar beidersklasse door een gezonden toe stand der staatsfinanciën noodwendig wordt bepaald. Hij heeft geregeerd in het bewustzijn op te komen voor het nationale belang, en in zooverre was zijn roeping wijder dan die van Kuy per, die zich het recht van bepaalde volksgroepen als levens-ideaal zag ge steld. Colijn's persoonlijkheid heeft even antithetisch gewerkt als die van Kuy per. Maar eigenaardig, het is vooral de sociale antithese, welke door Co- lijn's bewind is aangescherpt, terwijl toch eigenlijk de religieuze anti-these de figuur was, waaruit hij is voortge komen en wier beteekenis den groot sten invloed heeft gehouden op heel zijn denkleven. KERK EN SCHOOL. NED. HERV KERK. Beroepen: Te Geertruid-enberg, H. W. Bosch, te Lutjebroek. Te Sloten, Fr., B. S Dijkstra Szn., te HoUandsche Veld.' Aangenomen: Naar Wirdum, Gr., H. de Zwart, hulpprediker te Uithuizen. GEREF. KERKEN Bedankt: Voor Lopik, G. Veenen daal te Amerongen. CHR. GEREF. KERK. Tweetal: Te Rozenburg, B. van der Berg te Den Helder en A. Gruppen te Vlissingen. GEREF. GEMEENTEN. Beroep©n; Te Vlaardingen, H. Kie viet te Veenend aal!. Ds. H. E. Beernink. Naar wij vernemen is de toestand van Ds. H. E. Beernink, Ned. Herv. pred. te Rotterdam, langzaam achteruitgaande. Verwarrend. Te St Maartendijk (Z.) is de Ned. Herv. Gemeente sinds 1923 vacant. Zij weigert te voldoen a?n den aanslag van den Raad van Beheer. Het gevolg daar van is, dat zij, daar n belemmerd door de reglementen, niet kan overgaan tot het beroepen van een predikant. Aller lei moeilijkheden vloeien daar a it voort. Pjedikanten van elders treden op. Zoo o.a. het tegenwoordige kamerlid Ds. P. Zandt, die niet meer aan de Ned. Herv. Gemeente te Delft verbonden is, maar •overal „uit preeken" gaat. Sterk gemis aan kerkelijk besef ech ter spreekt uit wat men than5 meldt. n.1'. dat voor genoemde Ned. Herv. Ge meente ook optreden predikanten als Ds. J. P. Paauwe, die bij geen enkele Kerkgemeenschap aangesloten is, doch in een eigen kring te Den Haag regel matig en soms ook elders optreedt, en het Kamerlid, Ds. G. H. Kersten, pre dikant bij de Geref. Gemeente te ler- seke. Geestesgemeenschap kan een zeer kos itebjke zaak zijn, maar een toestand als boven genoemd, sticht verwarring. De zaak-dr. Geelkerken. Zondagmorgen preekte Dr. Geelker ken in de Schmkelkerk en reads laag voor den aanvang der goisdienstoeie- ping was er geen plaats in het kerk gebouw onbezet. Dr. Geelkerken hield ean predicatie lover Joh. 19; 15 (Jezus voor Pilatus) Over de beslissing der Generale Sy node werd niet gesproken, maar wël werden sommige uitdrukkingen door de zou het vruchteloos geweest zijn, in dien vrees voor de terugkomst der dra gonders niet hare krachten verdub beld had. Een arm om eiker hals geslagen, en zoo door beiden als voortgedragen, sleepte ik mij langzaam, onder hevige pijn, naar het Amphithater voort, ter wijl wij nu en dan, verborgen in de schaduw van een muur, om mijne krachten te herstellen, een weinig uit rustten. „Wat gebeurde er, toen ik in zwijm viel?" vroeg ik na een poos. „Zij waanden u dood en wierpen u op den weg" antwoordde mijn moeder, „zeggende, dat zij hoopten, dat de hon den uw bloed zouden lekken evenals dat van Achab. Daarna werd er trom- petgeschetter vernomen, er scheen iets in de stad te gebeuren, en zij reden weg. De kinderen hadden intusschen een schuilplaats bij Madeleine gevon den; ik kon dus toen uw vader verlos sen, zijne banden losmaken en hem naar het kantoor zenden, vanwaar hij met eenige lieden zou komen om u weg te voeren; zij zijn echter niet ge komen, zoodat ik vrees dat hem iets overkomen is. Hoe gaarne was ik naar hen toe ge gaan maar allereerst had ik voor u te zorgen; ik kon u niet alleen oplichten, en begaf mij naar Madeleine, opdat zij mij zou helpen. Zij was even met Ga -in de kinderen naar de Arena Reorders met de actueele gebeurtenissen in verband gebracht. Toen hjj den zegen had uitgesproken en den kansel wilde verlaten, zong de Gemeente hem: „Dat 's Hoeren zegen op u daal'" toe. Met een zeer kort woord dankt» Dr. Geelkerken zqn Gemeente voor haar liefde en trouw, en voor den toegebeden zegen in deze dagen voor {Ie ernstige beslissing, bij het nemen waarvan hij zich zal laten leiden door Luther's woord: „Het is den mensch niet geraden, iets tegen zijn geweten te doen". Des avonds ging Dr. Geelkerken voor in de godsdienstoefening in de Park- kerk, die eveneens stampvol was. Aan de orde van behandeling was de 39ste Zondag; hp bezag hierbij den aard, de uitoefening en de eerbiediging van het gezag. Nadat de zegen uitgesproken was sprak Dr. A. de Froe Dr. Geelkerken toe. Hij wees er op, hoe hiertoe door ieder de behoefte gevoeld wordt, omdat men staat aan den vooravond van een crisis; een crisis zoowel voor den lee- raar als voor de Gemeente. Er is bp u nooit eenige aarzeling geweest, aldus Dr. de Froe. En zij zal er ook nu niet zijn. De Synodale Commissie heeft na mens de Synode den Kerkeraad ver zocht te trachten, indien het met uw •consciëntie niet in strijd is, u te bewe gen de Synodale verklaring te teekenen. Daarvoor hebben wp gekregen vier da- en. Den eersten dag hebben wp tot in en nacht vergaderd. De tweede dag was voor het voorbereiden van uw pree- ken, de derde de Zondag. En op den vierden dag gaat ieder 's morgens weer aan den arbeid. Eerst 's avonds zullen wp voor het eerst als kerkeraad samen komen. Doch dan moet het antwoord weg. Ook de kerkeraad zal een ant woord zenden. Daarom heeft de Kerke raad gevraagd om nog een dag. Doch of het dan reeds gereed zal zijn, weet spr. niet. En de kerkeraad zou Dr. Geel kerken willen vragen: „Stel het ant woord uit, totdat het antwoord van den Kerkeraad gereed is, er kome dan van wat wil". Men verlangt nu echter geen antwoord van Dr. Geelkerken in dien zin, dat hp met jaof neen antwoorden zal, doch slechts zpn handteekening er onaer zal zetten. Dominé, wij vertrou wen u en hebben geloof in uw oprecht heid, in de zuiverheid van uw belijden. Laat, er van komen wat wil, zij, de Ge meente van Amsterdam-Zuid, staat naast u, achter u, rond u. God de Heer zal' met u zijn. Hp zij u een zon en een schild. Bouw op Hem en ver trouw u aan Hem toe. Spr. verzocht toen te zingen Ps. 84 vers 6, waarna Dr. Geelkerken harte lijk dank zegde voor deze woorden. Bij deze preek, aeide hij, heb ik aan mijn eigen ouders gedacht. Mijn vader hield mij steeds voor: m'n jongen, waar het allereerst op aankomt, is wat God. tot Abraham z:ide: W mdel voor mijn aan- g?zicnt en wees oprecht. Spr. heeft uit steeds getracht te doen en zal die blij ven doen. Ook de Kerkeraad, zooals een goede kerkeraad steeds met den pre dikant samenliandelt n— zal de Synode schrpven. AxS deze echter dit dubbel antwoord gelijktijdig zal ontvangen heb ben, dan zal noch te As? en, noch door ons het laatste woord zpn gesproken; want het laatste woord spreekt God. Daarom, zoo besloot spr., „Wacht op den Heere, weest sterk en Hp zai uw hart versterken". Zooals wij reeds meldden, is de Ker keraad van de Geref. Kerk van 'Am sterdam-Zuid in Zijn vergadering van Vrijdagavond niet tot een resu.taat ge- Komen. Gisteravond werd de lehande iing van het rapport clèr Synode voort gezet. Eenige nonierJen gem.entefeaén wachtten Dr. Geelkerken op de straat op. Gisteren werd gemeld, dat de vol gende zitting van de Synode een week was uitgesteld. Dit berient schpnt ech ter niet juist te zrln. De kerstening van midden-Soemba. Er is op het ooge.ichK in .aidden- Soemba een volks^ev.-eg ng gaande, wel ke gericht is op de massa-toetreding tot het Christeiiaom. reemde geruchten deden overal de r^nde, vertelt do ,„rr. Bode". Er zou een groote duisternis aanstaan de zijn, benovens een zondvloed. Men vertelde overal van e.n jong_n an tien jaar oud, die wonder_n kan d^en. En in zijn droomen had hij wcnaerbaarLjke •dingen gezien. Een godenzo an had hem bevoea, dat gegaan, maar terwijl ik linnen en pluk sel voor uw voeten gereedmaakte, was zij terug en vergezelde mij." „Madeleine is een goede engel" zeido ik, mijn arm vaster tegen haar druk kend. „Wat u heden wedervaren is, kan morgen mij overkomen" sprak zij. Wij vervolgden langzaam onzen moeitevollen tocht en gluurden al- hoosdoeners in eiken donkeren hoek, als wij iemand hoorden naderen. De maan scheen helder, maar zij wierp daarentegen donkere schaduwen, en eindelijk bereikten wij het Amphithe ater met zijn geheimzinnige duisternis en indrukwekkende zuilen en bogen, door het maanlicht verzilverd. Hoewel het Ampihtheater midden in de stad ligt, was het in den omtrek buitengewoon stil. De menschen wa ren gevlucht, hadden zich hier of daar verborgen, of zich verspreid om te zien wat elders voorviel. Toen wij echter het huis van den goeden ouden heer De Lacassagne voorbijgingen-, vernamen wij daarbin nen het onuitstaanbaar getrommel met een geweld, alsof alle trommen in Nimes bijeengebracht waren om den ouden edelman waanzinnig te ma ken. Ook zagen wij in de verte de hoo- ge rameu der groote kerk verlicht en vernamen een vreeselijk geluid van mensch^nstemmen. Later hoorden wij dau ook, «lal een groote menigte uit alle menschen tot God moesten gaan bid den. Deden zp dit niet, dan zou er een groot straf komen. Dat het overigens wel een bijzondere jongen was bleek hieruit, dat hp geld kon maken en eten kon doen vermeerderen. De zendeling van dat gedeelte van Midden-Soemba reisde naar de dessa, waas de jongen woonde. En wat bleek toen? Dat de verhalen erg aangedikt waren. Want van het doen van wonde ren was geen sprake. Wal er gebeurd was kwam hitrop neer, dat een 1 s-jaiige jongen gedroomd had, dat hp ae stem van Goh hoorde, die zei, dat de Soem- baneezen de afgoden moesten weggooien en tot God bidden. Vele menscnen Kwamen bp den knaap Hn vertelde hun zldn droom zon,.er meer Allen warc-n er van overtuigd, dat hp de waarheid s^rak en dat aan zpn woor den gehoor moest worden gegeven. Toen hp verder vertelde, dat de menschen moesten luisteren naar de woorden van den z;nde.ing; want dat diens woo. den waren wat hp had bedoeld, toen st.oom den van alle kanten de hoorders toe. Een 6oo m :n0chen luisterden den ge- heelen dag naar de verkondig ng van het Evangelie. Na af dop brachten al-; len na onder.ing overleg en z.nder dat de zendeling er invloeit op uitoefende, hun afgoden op dezelfde plaats, waar zij het Evangelie hadden gehoord en verbrandden ze. De Radja was een der eersten hierbij. Van a.le kanten vraagt men ,nu Oil de woorden des levens te hooren. Er zpn geen predikers genoeg. Maar de Soemoaneezcn, die reeds Christen zijn, worden er door aangevuurd en velen 'hunner, hoewel er niet vpor opgeleid, bieden zich aan om te helpen 111 het brengen van het Evangelie aan hun volksgenooten. Kerkelijk hoogleeraar en minister. Men schrijft aan de N. R. Crt.: Toen wij er onlangs aan herinner den, dat sedert 1907 het predikambt in de Ned. Herv. Kerk onvereenigbaar is met het lidmaatschap van de Eerste en Tweede Kamer en van de Provin ciale Staten, maakten wij meteen de opmerking, dat deze bepaling, waar mee men de predikanten heeft willen afhouden van de politiek, niet geldt, voor de kerkelijke hooglecraren, en Jat dientengevolge één dezer functionaris sen reeds verscteidene jaren li.', heeft kunnen zijn van de Eerste Kan.er. Zooals men weet, is deze, namelijk Prof. Dr. J. R. Slotemaker d° Bruin?, nu benoemd tot minister. Daarom dringt zich de vraag op, hoe het thans moet gaan met zijn hoogleraar schap. Volgens een bepaling uit het Regle ment op het hooger onderwijs mogen de kerkelijke hoogleeraren zonder toe stemming van de synode geen andere openbare betrekking noch eenig ambt bekleeden, waaraan een bezoldiging is verbonden. Daar het ministerschap niet bepaald een onbezoldigd ambt is, zou prof. Slotemaker de Bruine nu de toestemming der synode behoeven, in dien hij tegelijk hoogleeraar en minis ter mocht willen zijn. Het schijnt ons echter uitgesloten, dat hij deze combi natie zal wenschen te beproeven. Hij beschikt over een bewonderenswaar dige geest en een buitengewone werk kracht, en hij is daardoor in staat tot wat aan verreweg de meesten onmo gelijk is. Maar een goede vervuiling van het ministerschap eischt uit den aard der zaak van hem veel studie <n inspanning, en hij denkt dan ook on getwijfeld niet aan een comDinatie der beide ambte. Moet hij dan ontslag vragen als hoogleeraar? Tegenover een dagbladcorrespondent, die hem vroeg naar zijn toekomstplan nen, moet hij er op hebben gewezen, dat in de kerkelijke wetgeving gpen wachtgeldregeling voorkomt, dat zijn geval een novum is, waarin Ie wet niet voorziet, en dat er dus i"t> op zal moeten worden gevonden. Ais riete mededeeling juist is, zou hij dus wen schen, dat hem voor den duur van zijn ministerschap „Mof als hoogleeraar werd gegeven (met of zonder of met gedeeltelijk behoud van tra 'temem) en dat hij, over eenigen tijd als minis ter aftredende, zijn hoogleeraarswerk weer zou kunnen opvatten. Vooral omc&t een ministerieel icvcn hoogst onzeker is, en heei licht binnen korten tijd een einde kan nemen, lijkt zulk een regeJing ons zeer aanucve- de volksklasse als redeloos vee door het zwaard der dragonders, onder liet geroep van: „Doodt hen! Doodt hun- in de kerk was gedrongen geworden, oni bij d? mis tegenwoordig te zijn. Maar toen wij aan het einde eener straat even ons goederenkantoor in do verte konden zien, zagen wij in die richting de lucht rood gekleurd en rook en vlammen opstijgen. Het kantoor staat in brand! riep ik uit. „O, mijn echtgenoot" riep mijn moe der, de handen wringende, ,gij zijt te gronde gericht misschien doemt men u ten vuurdood! Ik moet naar uheen." En mij aan de hoede der kloeke vrien din overlatende, spoedde zij zich naar het kantoor. Madeleine's steun was mij thans niet toereikend, maar bij elke schrede trachtte ik mijn pijn te bedwingen. Was het ook niet een groote verlich ting, den steun van haar geliefden arm te gevoelen, terwijl hare tengere hand mijn voorhoofd door inspanning klam afwischte? Eindelijk hadden wij eenige trappen bereikt, doch het afklimmen er van kostte mij veel inspanning vooral daar wij bijna in volslagen duisternis ver keerden. Madeleine intusschen scheen dit oord goed te kennen. „Hoewel alleen bij dag. hen ik hier dikwijls geweest" fluisterde zij, „en heb utr voorzorg allerlei levensmidde lenswaardig. Er zijn natuurlijk wel bezwaren aan verbonden. Gedurende het verlof moet een ander met bet hoogleeraarswerk worden belast, en slechts weinigen zijn bereid en in staat, om dat op zich te nemen, niet voor goed, doch slechts tijdelijk. Het komt ons echter voor, dat dit bezwaar niet onoverkomelijk is, en dat daarop zulk een regeling niet behoeft af te stuiten Maar wij vragen ons af, of zulk een regeling mogelijk is, niet in ab- stracto, maar in concrete, met andere woorden, of het mogelijk is, op wettige wijze zóó spoedig aan zulk een rege ling rechtsgeldigheid te verleenen, dat er thans reeds gebruik van kan wor den gemaakt. En dan meenen wij, daarop ontkennend te moeten ant- woordeii. Zulk een regeling toch zou moeten worden vastgelegd in de wet, en de wettenfabriek in de kerk werkt nu eenmaal niet vlug. Wordt op dit oogenblik een wetswijziging voorge steld, dan kan die wijziging, na ver schillende instanties te hebben duor- loopen en te zijn aangenomen, eerst in Januari 1928 van kracht worden. Of zou het moderamen van de Synode bereid zijn, zulk een regeling voorloo- pig met prof. Slotemaker de Bruine te treffen, in de verwachting, dat de kerk daaraan later wel haar goedkeuring zal willen hechten? Zulk een handel wijze vindt in geen enkel opzicht steun in de wet, en daarom kunnen wij ons moeilijk voorstellen, dat het mode- ramen de verantwoordelijkheid daar voor op zich zou willen nemen. Wij constateeren dezen 9tand van zaken met leedwezen, want wij zou den gaarne zien, dat een regeling kan worden getroffen. Maar wij meeuen, dat een uitweg niet te vinden is. Wij vreezen dan ook, dat prof. Slotemaker de Bruine wel genoodzaakt zal zijn, in dien althans zijn ministerschap lan ger duurt dan enkele weken, om als kerkelijk hoogleeraar ontslag te vra gen. Hollandsche vroedvrouwen naar IndiS Van verschillende zijden gaan tegen woordig sienna.--! op 0*11 te wijzen op de onnoodig heege sterfte van kraamvrou wen en zuigehngen in onze Oost, ten gevolge van onvoldoende hulr», aan de inlandsche vrouwen verleen T door de „dioekoens"onwetende, veelal bejaar de, niet zelden half blinde en aan be smettelijke ziekten lijdend? vrouwen die degenen, welke haar bijstand inroe pen in tal van gevallen kwaad in plaats van goed doen. Hoe in dezen wantoestand verbet ring te brengen? Door de inlandsche vrouwenwereld te voorzien van een behoorlijk aantal jo 2? gezonde, wel onderlegde inlandsche vroedvrouwen. Inlandsche, omdat voor een Ned or- landsche in de dessa geen behoorlijk bc staan te vinden zou zijn. Toea 'b.v. on langs het hoofdbestuur van de vereeni- eing „Agarna Djawa Soenia", naar aan leiding van een publikatie in „D? Lo comotief'" betreffende d? ho. g k"n >r- sterfte-cijfers in vei? plaatsen van la- ■dië, speciaal te Cheribon, besloot, in elk harer'onderdistrictc-n, één oï twee vroed vrouwen aan te stellen, werd a?n ,-teas arbeidskrachten een bezoldiging toege dacht van f 23 per raaaivi, wat m?i hetgeen haar Dij sommige bevalling? 1 extra zou worden betaald tot v im. 140 's maands zou oploopcn. Een Burop-o- sche zou van dat be !r?.2 nituuriijk on mogelijk kunnen leven. Intusschen, die inlandsche \r>©-hrou wen moeten grondig worden opgeleid. En daarvoor zijn HoUandsche vroe-- vrouwen nccdig, die ii:h verbinde v vroedvrouwencnderwqsdi? er niet te gen cp zien, in de dessa, onder de pri mitiefste omstandigheden de vrouwen t? helpen, die de tuaii van h?: kind willen leeren en ook buit? 1 de l??ur.-n iels voor haar lee Ing.n widen zqu. .In dit opzicht is voer Neder:andsche vroed vrouwen in ïndië prachtig werk ie doen" schrijft mevrouw Ketc-l-van Seters in het „Tijdschrift voor Pract'sché Ver loskunde" van 1 Februari. Zij. die zich aan deze t:ak wi.ien wij den, zu.l n zich het bes: m inlicnting 1 kur.n.n wenden to: de dhvctks van d Centrale Burgerlijke kiiok^nin.ichtnigy.:i te Weltevreden en t? Somarang, en i de directie \u:> nji-;cs:ics;dL;ui te Modjow-ar c len geDrach:. Nu slopen wij door een kille gemet selde gang en stuitten op een muur. waartegen wij geweldig het hoofd stootten. „Ik vrees, dat ik verdwaald ben" zeide Madeleine. „Luister! Ik hoor. de kinderen lachen: op hun leefïijcl kan niets hün vroolijkheid storen." Een andere gang bracht ons naar een vertrek of veeleer een hol. voor heen wellicht gebouwd voor wilde die ren, en daarom van sterke tralicn voor zien. Een groot vuur brandde in 't mid den der ruimte, terwijl de rook bij ge mis van een schoorsteen door allerlei spleten en openingen een uitweg zocht Uit een grooten ketel, boven het vuur opgehangen, stegen geurige dampen op. en daaromheen vonden wij niet Gabrielle en de kinderen, maar een bonte groep zwervers. Donkerkleurige Arabieren, Baskiërs, allerlei vreemde natiën waren hier vertegenwoordigd: zij donken en zongen en maakten veel geweld. Daar is een schoone dame" riep een van hen. terwijl Madeleine verschrikt terugdeinsde. „Welkom, welkom!" riepen een paar stemmen. „Voeg u bij ons." „Niet zoo spoedig" merkte een ander aan, „daar is een jonkman bij haar; misschien Is hij een verspieder." Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1926 | | pagina 5