NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN DINSDAG 9 MAART 1926
TWEEDE BLAD.
DR. A. KUYPER—H. COLIJN.
Over den persoon van den scheiden
den premier oordeelt het „Utrechtsch
Dagtolad."
Onwillekeurig dringt voor wie Colijn
toeschouwt, de vergelijking naar voren
met Dr. Kuyper. Zij hebben veel ge
meen. In de eerste plaats moed en
kracht, den moed, zich impopulair te
maken, de kracht der daad. Het zijn
beide figuren, die werden voortge
bracht door de noodzakelijkheid van
vaste omlijning in het staatkundig
leven, het zijn strijders, geen brugge
nbouwers, het zijn gestalten die kunnen
vallen, maar nimmer: omvallen.
Wanneer er vergelijk noodig is in de
politiek, dan treden de Cort van dei-
Linden s, de Heemskerken, de De
Geers naar voren, wanneer de poli
tieke structuren moeten gebouwd wor
den of de nood van het land straf han
delen e;scht, dan verschijnen de Kuy-
pers en Colijns.
I Beide vertegenwoordigen de persoon
Mjkheid tegenover den politicus. Zij
zijn er en zij richten, zij zijn geen spee!-
1 ballen, maar scheppers van omstan
digheden, en om de beteekenis die een
'man als Colijn heeft voor het gehele
volk te bepalen kunnen wij niet beter
doen dan de uitspraak weer te geven
van een zijner verklaardste tegenstan
ders, een sociaal-democratisch Kamer
lid, die eenmaal in een persoonlijk on
derhoud tot ons uitriep: „Colijn, dat
is een kérel, zijn eenige fout is, dat
hij niet staat aan onze zijde."
Zij hebben belden, Kuyper en Colijn,
den moed gehad der impopulariteit
Kuyper sloeg de spoorwegstaking na>r
met gewelddadige hand en sprak daar
na van misdadige woelingen." CoüjD
.offerde de ambtenarensalarissen aan
(het geldelijk welzijn van den Staat,
maar hij heeft dat. ieder die hem per
soonlijk kent weet het, gedaan met 'n
b'ioedend hart. De staatsman Colijn
hcende geeri erbarmen, de mensch Co
lijn heeft velen persoonlijk geholpen
'die de slachtoffers waren van zijn on
wrikbaar stelsel.
En hier komen wij op het spoor van
een tegenstelling. Bij Kuyper had het
verbeeldingsleven, de staatkundige
idee op zijn daden invloed, hij dacht
staatkundig, hij antithezeerde en
synthettzeerde, Colijn wist zich vóór
-alles dienaar van een voorhanden, ob
jectieven plicht. Kuyper was de kun
stenaar in de politiek, zooals hij de
taal boetzeerde, zoo boetzeerde hij de
staatkundige verhoudingen, zijn sug-
festivitelt, zijn vermogen tot massa-
einvloeding hing samen met zijn let
terkundig genie en met zijn doordrin
gende kennis van de volksziel. Colijn,
wien niet tot taak was opgelegd de
politieke vormen te scheppen, maar
ze te behouden, vond de systematiek
'der volksheinvloeding door Kuyper ge
smeed, en de partijdiscipline doorKuy
per gegoten tot zijn dienst, en hij had,
anders dan Kuyper, de argumenten te
groepeeren in stede van ze te schep
pen. Kuyper maakte in de volksver
tegenwoordiging Indruk door een
beeld, Colijn maakt indruk door een
keuze. Hoe herinneren wij ons dat hij,
ter laatste deputatenvergadering de
verwording der volkszeden accentu
eerde, het was een sociaal moment dat
lag buiten de onmiddellijke construc
tie der politieke gegevens, het was er
in zekeren zin bij gehaald, maar
het pakte.
Verwant is het samenspel van oor
zaken, dat Kuyper ten val bracht en
dat hetwelk aan Colijns ministerschap
een einde maakte. Het zijn allereerst
de door een consequent systeem ge
wonden, die te hoop loopen, maar het
is vooral de weerzin van ons indivi
dualistisch volk tegen de overheer-
schende persoonlijkheid, die zich van
een veelheid van factoren bedient,
waardoor zulke figuren duikelen. Ne
derland verdraagt geen krachtige fi
guur, ieder Nederlander wil ten min
ste de illusie hebben, dat hij zelf wat
mee te zeggen heeft, en wie dan bo
vendien individueele en groepsbelan
gen aantast ten bate van een ijzeren
gemeènschapsnoodzaak, hem treft, de
^volkshaat in hevige mate.
FEUILLETON.
Uit nood en dood gered
j 13)
Ik stelde haar gerust, maar spoedig
j aloot ik de oogen weer en werd weder
bewusteloos.
„Jacques, mijn geliefde Jacques!"
,riep Madeleine, en zich dicht tot mij
i overtuigende, fluisterde zij mij lang
zaam toe: „Houd goeden moed en God
zal u helpen. Ik heb een veilige schuil
plaats in het Amphitheater gevonden,
waar Gabrielle zich reeds met de kin
deren bevindt; als gij dus uw pijn
eenigszins kunt bedwingen om, door
ons gesteund, voordat de dragonders
terugkomen u daar hij hen te voegen,
dan zijn wij gered."
„O, zeker wil ik dat" sprak ik en
trachtte op te staan; maar de eerste
voetstap was mij reeds zulk een folte
ring, dat ik weer dreigde neer t? val
len. Maar waartoe is men niet in sta at
als de nood dwingt?
De arme galeislaven te Marseille en
Duinkerken kunnen het u zeggen, hoe,
wanneer zij uitgeput de riemen neer
leggen, de zweep der opzichters hen
wel dwingt krachtig voort te roeien.
Met schaamte moet ik erkennen, dal
de twee geliefde vrouwen met de ui
terste inspanning een krachtig jong
man te ondersteunen hadden, en sa?
Tegenover het odium, dat de heer
Colijn zich op den hals heeft gehaald,
toen hij persoonlijk welaangenaam-
zijn ten offer bracht aan hetgeen hij
tegenstanders zullen dat erkennen
naar eigen beste weten achtte in des
lands belang, heeft hij in rijker mate
dan dr. Kuyper de waardeering van
niet-geestverwanten geoogst. De libe
ralen mochten van hem verschillen in
methode, met de algemeene richting
van zjjn financieel beleid ging een
man als van Gijn accoord. Colijn's
groote voldoening zal hierin gelegen
zijn dat terwijl het aan Kuyper gege
ven was, den vorm van ons partijwe
zen te scheppen, Colijn als groote re-
genereerende en constructieve kracht
is gewaardeerd door allen, die als
eisch van dezen tijd nog andere doel
einden zien dan een ad libitum ver-
leenen van sociale maatregelen, die
beseffen, hoe vóór alles welvaart de
voorwaarde is van den socialen voor
uitgang, en hoe de vooruitgang der ar
beidersklasse door een gezonden toe
stand der staatsfinanciën noodwendig
wordt bepaald. Hij heeft geregeerd
in het bewustzijn op te komen voor het
nationale belang, en in zooverre was
zijn roeping wijder dan die van Kuy
per, die zich het recht van bepaalde
volksgroepen als levens-ideaal zag ge
steld.
Colijn's persoonlijkheid heeft even
antithetisch gewerkt als die van Kuy
per. Maar eigenaardig, het is vooral
de sociale antithese, welke door Co-
lijn's bewind is aangescherpt, terwijl
toch eigenlijk de religieuze anti-these
de figuur was, waaruit hij is voortge
komen en wier beteekenis den groot
sten invloed heeft gehouden op heel
zijn denkleven.
KERK EN SCHOOL.
NED. HERV KERK.
Beroepen: Te Geertruid-enberg, H.
W. Bosch, te Lutjebroek. Te Sloten, Fr.,
B. S Dijkstra Szn., te HoUandsche
Veld.'
Aangenomen: Naar Wirdum, Gr.,
H. de Zwart, hulpprediker te Uithuizen.
GEREF. KERKEN
Bedankt: Voor Lopik, G. Veenen
daal te Amerongen.
CHR. GEREF. KERK.
Tweetal: Te Rozenburg, B. van der
Berg te Den Helder en A. Gruppen te
Vlissingen.
GEREF. GEMEENTEN.
Beroep©n; Te Vlaardingen, H. Kie
viet te Veenend aal!.
Ds. H. E. Beernink.
Naar wij vernemen is de toestand van
Ds. H. E. Beernink, Ned. Herv. pred. te
Rotterdam, langzaam achteruitgaande.
Verwarrend.
Te St Maartendijk (Z.) is de Ned.
Herv. Gemeente sinds 1923 vacant. Zij
weigert te voldoen a?n den aanslag van
den Raad van Beheer. Het gevolg daar
van is, dat zij, daar n belemmerd door
de reglementen, niet kan overgaan tot
het beroepen van een predikant. Aller
lei moeilijkheden vloeien daar a it voort.
Pjedikanten van elders treden op. Zoo
o.a. het tegenwoordige kamerlid Ds. P.
Zandt, die niet meer aan de Ned. Herv.
Gemeente te Delft verbonden is, maar
•overal „uit preeken" gaat.
Sterk gemis aan kerkelijk besef ech
ter spreekt uit wat men than5 meldt.
n.1'. dat voor genoemde Ned. Herv. Ge
meente ook optreden predikanten als
Ds. J. P. Paauwe, die bij geen enkele
Kerkgemeenschap aangesloten is, doch
in een eigen kring te Den Haag regel
matig en soms ook elders optreedt, en
het Kamerlid, Ds. G. H. Kersten, pre
dikant bij de Geref. Gemeente te ler-
seke.
Geestesgemeenschap kan een zeer kos
itebjke zaak zijn, maar een toestand als
boven genoemd, sticht verwarring.
De zaak-dr. Geelkerken.
Zondagmorgen preekte Dr. Geelker
ken in de Schmkelkerk en reads laag
voor den aanvang der goisdienstoeie-
ping was er geen plaats in het kerk
gebouw onbezet.
Dr. Geelkerken hield ean predicatie
lover Joh. 19; 15 (Jezus voor Pilatus)
Over de beslissing der Generale Sy
node werd niet gesproken, maar wël
werden sommige uitdrukkingen door de
zou het vruchteloos geweest zijn, in
dien vrees voor de terugkomst der dra
gonders niet hare krachten verdub
beld had.
Een arm om eiker hals geslagen, en
zoo door beiden als voortgedragen,
sleepte ik mij langzaam, onder hevige
pijn, naar het Amphithater voort, ter
wijl wij nu en dan, verborgen in de
schaduw van een muur, om mijne
krachten te herstellen, een weinig uit
rustten.
„Wat gebeurde er, toen ik in zwijm
viel?" vroeg ik na een poos.
„Zij waanden u dood en wierpen u
op den weg" antwoordde mijn moeder,
„zeggende, dat zij hoopten, dat de hon
den uw bloed zouden lekken evenals
dat van Achab. Daarna werd er trom-
petgeschetter vernomen, er scheen iets
in de stad te gebeuren, en zij reden
weg. De kinderen hadden intusschen
een schuilplaats bij Madeleine gevon
den; ik kon dus toen uw vader verlos
sen, zijne banden losmaken en hem
naar het kantoor zenden, vanwaar hij
met eenige lieden zou komen om u
weg te voeren; zij zijn echter niet ge
komen, zoodat ik vrees dat hem iets
overkomen is.
Hoe gaarne was ik naar hen toe ge
gaan maar allereerst had ik voor u te
zorgen; ik kon u niet alleen oplichten,
en begaf mij naar Madeleine, opdat zij
mij zou helpen. Zij was even met Ga
-in de kinderen naar de Arena
Reorders met de actueele gebeurtenissen
in verband gebracht.
Toen hjj den zegen had uitgesproken
en den kansel wilde verlaten, zong de
Gemeente hem: „Dat 's Hoeren zegen
op u daal'" toe. Met een zeer kort woord
dankt» Dr. Geelkerken zqn Gemeente
voor haar liefde en trouw, en voor den
toegebeden zegen in deze dagen voor
{Ie ernstige beslissing, bij het nemen
waarvan hij zich zal laten leiden door
Luther's woord: „Het is den mensch
niet geraden, iets tegen zijn geweten
te doen".
Des avonds ging Dr. Geelkerken voor
in de godsdienstoefening in de Park-
kerk, die eveneens stampvol was. Aan
de orde van behandeling was de 39ste
Zondag; hp bezag hierbij den aard, de
uitoefening en de eerbiediging van het
gezag.
Nadat de zegen uitgesproken was
sprak Dr. A. de Froe Dr. Geelkerken
toe. Hij wees er op, hoe hiertoe door
ieder de behoefte gevoeld wordt, omdat
men staat aan den vooravond van een
crisis; een crisis zoowel voor den lee-
raar als voor de Gemeente. Er is bp
u nooit eenige aarzeling geweest, aldus
Dr. de Froe. En zij zal er ook nu niet
zijn. De Synodale Commissie heeft na
mens de Synode den Kerkeraad ver
zocht te trachten, indien het met uw
•consciëntie niet in strijd is, u te bewe
gen de Synodale verklaring te teekenen.
Daarvoor hebben wp gekregen vier da-
en. Den eersten dag hebben wp tot in
en nacht vergaderd. De tweede dag
was voor het voorbereiden van uw pree-
ken, de derde de Zondag. En op den
vierden dag gaat ieder 's morgens weer
aan den arbeid. Eerst 's avonds zullen
wp voor het eerst als kerkeraad samen
komen. Doch dan moet het antwoord
weg. Ook de kerkeraad zal een ant
woord zenden. Daarom heeft de Kerke
raad gevraagd om nog een dag. Doch
of het dan reeds gereed zal zijn, weet
spr. niet. En de kerkeraad zou Dr. Geel
kerken willen vragen: „Stel het ant
woord uit, totdat het antwoord van den
Kerkeraad gereed is, er kome dan van
wat wil". Men verlangt nu echter geen
antwoord van Dr. Geelkerken in dien
zin, dat hp met jaof neen antwoorden
zal, doch slechts zpn handteekening er
onaer zal zetten. Dominé, wij vertrou
wen u en hebben geloof in uw oprecht
heid, in de zuiverheid van uw belijden.
Laat, er van komen wat wil, zij, de Ge
meente van Amsterdam-Zuid, staat
naast u, achter u, rond u. God de
Heer zal' met u zijn. Hp zij u een zon
en een schild. Bouw op Hem en ver
trouw u aan Hem toe.
Spr. verzocht toen te zingen Ps. 84
vers 6, waarna Dr. Geelkerken harte
lijk dank zegde voor deze woorden. Bij
deze preek, aeide hij, heb ik aan mijn
eigen ouders gedacht. Mijn vader hield
mij steeds voor: m'n jongen, waar het
allereerst op aankomt, is wat God. tot
Abraham z:ide: W mdel voor mijn aan-
g?zicnt en wees oprecht. Spr. heeft uit
steeds getracht te doen en zal die blij
ven doen. Ook de Kerkeraad, zooals
een goede kerkeraad steeds met den pre
dikant samenliandelt n— zal de Synode
schrpven. AxS deze echter dit dubbel
antwoord gelijktijdig zal ontvangen heb
ben, dan zal noch te As? en, noch door
ons het laatste woord zpn gesproken;
want het laatste woord spreekt God.
Daarom, zoo besloot spr., „Wacht op
den Heere, weest sterk en Hp zai uw
hart versterken".
Zooals wij reeds meldden, is de Ker
keraad van de Geref. Kerk van 'Am
sterdam-Zuid in Zijn vergadering van
Vrijdagavond niet tot een resu.taat ge-
Komen. Gisteravond werd de lehande
iing van het rapport clèr Synode voort
gezet. Eenige nonierJen gem.entefeaén
wachtten Dr. Geelkerken op de straat
op.
Gisteren werd gemeld, dat de vol
gende zitting van de Synode een week
was uitgesteld. Dit berient schpnt ech
ter niet juist te zrln.
De kerstening van midden-Soemba.
Er is op het ooge.ichK in .aidden-
Soemba een volks^ev.-eg ng gaande, wel
ke gericht is op de massa-toetreding
tot het Christeiiaom. reemde geruchten
deden overal de r^nde, vertelt do ,„rr.
Bode".
Er zou een groote duisternis aanstaan
de zijn, benovens een zondvloed. Men
vertelde overal van e.n jong_n an tien
jaar oud, die wonder_n kan d^en. En
in zijn droomen had hij wcnaerbaarLjke
•dingen gezien.
Een godenzo an had hem bevoea, dat
gegaan, maar terwijl ik linnen en pluk
sel voor uw voeten gereedmaakte, was
zij terug en vergezelde mij."
„Madeleine is een goede engel" zeido
ik, mijn arm vaster tegen haar druk
kend.
„Wat u heden wedervaren is, kan
morgen mij overkomen" sprak zij.
Wij vervolgden langzaam onzen
moeitevollen tocht en gluurden al-
hoosdoeners in eiken donkeren hoek,
als wij iemand hoorden naderen. De
maan scheen helder, maar zij wierp
daarentegen donkere schaduwen, en
eindelijk bereikten wij het Amphithe
ater met zijn geheimzinnige duisternis
en indrukwekkende zuilen en bogen,
door het maanlicht verzilverd.
Hoewel het Ampihtheater midden in
de stad ligt, was het in den omtrek
buitengewoon stil. De menschen wa
ren gevlucht, hadden zich hier of daar
verborgen, of zich verspreid om te
zien wat elders voorviel.
Toen wij echter het huis van den
goeden ouden heer De Lacassagne
voorbijgingen-, vernamen wij daarbin
nen het onuitstaanbaar getrommel
met een geweld, alsof alle trommen
in Nimes bijeengebracht waren om
den ouden edelman waanzinnig te ma
ken. Ook zagen wij in de verte de hoo-
ge rameu der groote kerk verlicht en
vernamen een vreeselijk geluid van
mensch^nstemmen. Later hoorden wij
dau ook, «lal een groote menigte uit
alle menschen tot God moesten gaan bid
den. Deden zp dit niet, dan zou er een
groot straf komen. Dat het overigens
wel een bijzondere jongen was bleek
hieruit, dat hp geld kon maken en eten
kon doen vermeerderen.
De zendeling van dat gedeelte van
Midden-Soemba reisde naar de dessa,
waas de jongen woonde. En wat bleek
toen? Dat de verhalen erg aangedikt
waren. Want van het doen van wonde
ren was geen sprake. Wal er gebeurd
was kwam hitrop neer, dat een 1 s-jaiige
jongen gedroomd had, dat hp ae stem
van Goh hoorde, die zei, dat de Soem-
baneezen de afgoden moesten weggooien
en tot God bidden.
Vele menscnen Kwamen bp den knaap
Hn vertelde hun zldn droom zon,.er meer
Allen warc-n er van overtuigd, dat hp
de waarheid s^rak en dat aan zpn woor
den gehoor moest worden gegeven. Toen
hp verder vertelde, dat de menschen
moesten luisteren naar de woorden van
den z;nde.ing; want dat diens woo. den
waren wat hp had bedoeld, toen st.oom
den van alle kanten de hoorders toe.
Een 6oo m :n0chen luisterden den ge-
heelen dag naar de verkondig ng van
het Evangelie. Na af dop brachten al-;
len na onder.ing overleg en z.nder dat
de zendeling er invloeit op uitoefende,
hun afgoden op dezelfde plaats, waar
zij het Evangelie hadden gehoord en
verbrandden ze. De Radja was een der
eersten hierbij.
Van a.le kanten vraagt men ,nu Oil
de woorden des levens te hooren. Er
zpn geen predikers genoeg. Maar de
Soemoaneezcn, die reeds Christen zijn,
worden er door aangevuurd en velen
'hunner, hoewel er niet vpor opgeleid,
bieden zich aan om te helpen 111 het
brengen van het Evangelie aan hun
volksgenooten.
Kerkelijk hoogleeraar en minister.
Men schrijft aan de N. R. Crt.:
Toen wij er onlangs aan herinner
den, dat sedert 1907 het predikambt
in de Ned. Herv. Kerk onvereenigbaar
is met het lidmaatschap van de Eerste
en Tweede Kamer en van de Provin
ciale Staten, maakten wij meteen de
opmerking, dat deze bepaling, waar
mee men de predikanten heeft willen
afhouden van de politiek, niet geldt,
voor de kerkelijke hooglecraren, en Jat
dientengevolge één dezer functionaris
sen reeds verscteidene jaren li.', heeft
kunnen zijn van de Eerste Kan.er.
Zooals men weet, is deze, namelijk
Prof. Dr. J. R. Slotemaker d° Bruin?,
nu benoemd tot minister. Daarom
dringt zich de vraag op, hoe het
thans moet gaan met zijn hoogleraar
schap.
Volgens een bepaling uit het Regle
ment op het hooger onderwijs mogen
de kerkelijke hoogleeraren zonder toe
stemming van de synode geen andere
openbare betrekking noch eenig ambt
bekleeden, waaraan een bezoldiging is
verbonden. Daar het ministerschap
niet bepaald een onbezoldigd ambt is,
zou prof. Slotemaker de Bruine nu de
toestemming der synode behoeven, in
dien hij tegelijk hoogleeraar en minis
ter mocht willen zijn. Het schijnt ons
echter uitgesloten, dat hij deze combi
natie zal wenschen te beproeven. Hij
beschikt over een bewonderenswaar
dige geest en een buitengewone werk
kracht, en hij is daardoor in staat tot
wat aan verreweg de meesten onmo
gelijk is. Maar een goede vervuiling
van het ministerschap eischt uit den
aard der zaak van hem veel studie <n
inspanning, en hij denkt dan ook on
getwijfeld niet aan een comDinatie
der beide ambte. Moet hij dan ontslag
vragen als hoogleeraar?
Tegenover een dagbladcorrespondent,
die hem vroeg naar zijn toekomstplan
nen, moet hij er op hebben gewezen,
dat in de kerkelijke wetgeving gpen
wachtgeldregeling voorkomt, dat zijn
geval een novum is, waarin Ie wet
niet voorziet, en dat er dus i"t> op zal
moeten worden gevonden. Ais riete
mededeeling juist is, zou hij dus wen
schen, dat hem voor den duur van zijn
ministerschap „Mof als hoogleeraar
werd gegeven (met of zonder of met
gedeeltelijk behoud van tra 'temem)
en dat hij, over eenigen tijd als minis
ter aftredende, zijn hoogleeraarswerk
weer zou kunnen opvatten.
Vooral omc&t een ministerieel icvcn
hoogst onzeker is, en heei licht binnen
korten tijd een einde kan nemen, lijkt
zulk een regeJing ons zeer aanucve-
de volksklasse als redeloos vee door
het zwaard der dragonders, onder liet
geroep van: „Doodt hen! Doodt hun-
in de kerk was gedrongen geworden,
oni bij d? mis tegenwoordig te zijn.
Maar toen wij aan het einde eener
straat even ons goederenkantoor in do
verte konden zien, zagen wij in die
richting de lucht rood gekleurd en
rook en vlammen opstijgen.
Het kantoor staat in brand! riep
ik uit.
„O, mijn echtgenoot" riep mijn moe
der, de handen wringende, ,gij zijt te
gronde gericht misschien doemt men
u ten vuurdood! Ik moet naar uheen."
En mij aan de hoede der kloeke vrien
din overlatende, spoedde zij zich naar
het kantoor.
Madeleine's steun was mij thans niet
toereikend, maar bij elke schrede
trachtte ik mijn pijn te bedwingen.
Was het ook niet een groote verlich
ting, den steun van haar geliefden arm
te gevoelen, terwijl hare tengere hand
mijn voorhoofd door inspanning klam
afwischte?
Eindelijk hadden wij eenige trappen
bereikt, doch het afklimmen er van
kostte mij veel inspanning vooral daar
wij bijna in volslagen duisternis ver
keerden. Madeleine intusschen scheen
dit oord goed te kennen.
„Hoewel alleen bij dag. hen ik hier
dikwijls geweest" fluisterde zij, „en
heb utr voorzorg allerlei levensmidde
lenswaardig. Er zijn natuurlijk wel
bezwaren aan verbonden. Gedurende
het verlof moet een ander met bet
hoogleeraarswerk worden belast, en
slechts weinigen zijn bereid en in
staat, om dat op zich te nemen, niet
voor goed, doch slechts tijdelijk. Het
komt ons echter voor, dat dit bezwaar
niet onoverkomelijk is, en dat daarop
zulk een regeling niet behoeft af te
stuiten Maar wij vragen ons af, of zulk
een regeling mogelijk is, niet in ab-
stracto, maar in concrete, met andere
woorden, of het mogelijk is, op wettige
wijze zóó spoedig aan zulk een rege
ling rechtsgeldigheid te verleenen, dat
er thans reeds gebruik van kan wor
den gemaakt. En dan meenen wij,
daarop ontkennend te moeten ant-
woordeii. Zulk een regeling toch zou
moeten worden vastgelegd in de wet,
en de wettenfabriek in de kerk werkt
nu eenmaal niet vlug. Wordt op dit
oogenblik een wetswijziging voorge
steld, dan kan die wijziging, na ver
schillende instanties te hebben duor-
loopen en te zijn aangenomen, eerst
in Januari 1928 van kracht worden. Of
zou het moderamen van de Synode
bereid zijn, zulk een regeling voorloo-
pig met prof. Slotemaker de Bruine te
treffen, in de verwachting, dat de kerk
daaraan later wel haar goedkeuring
zal willen hechten? Zulk een handel
wijze vindt in geen enkel opzicht
steun in de wet, en daarom kunnen wij
ons moeilijk voorstellen, dat het mode-
ramen de verantwoordelijkheid daar
voor op zich zou willen nemen.
Wij constateeren dezen 9tand van
zaken met leedwezen, want wij zou
den gaarne zien, dat een regeling kan
worden getroffen. Maar wij meeuen,
dat een uitweg niet te vinden is. Wij
vreezen dan ook, dat prof. Slotemaker
de Bruine wel genoodzaakt zal zijn, in
dien althans zijn ministerschap lan
ger duurt dan enkele weken, om als
kerkelijk hoogleeraar ontslag te vra
gen.
Hollandsche vroedvrouwen naar IndiS
Van verschillende zijden gaan tegen
woordig sienna.--! op 0*11 te wijzen op de
onnoodig heege sterfte van kraamvrou
wen en zuigehngen in onze Oost, ten
gevolge van onvoldoende hulr», aan de
inlandsche vrouwen verleen T door de
„dioekoens"onwetende, veelal bejaar
de, niet zelden half blinde en aan be
smettelijke ziekten lijdend? vrouwen
die degenen, welke haar bijstand inroe
pen in tal van gevallen kwaad in plaats
van goed doen.
Hoe in dezen wantoestand verbet ring
te brengen?
Door de inlandsche vrouwenwereld te
voorzien van een behoorlijk aantal jo 2?
gezonde, wel onderlegde inlandsche
vroedvrouwen.
Inlandsche, omdat voor een Ned or-
landsche in de dessa geen behoorlijk bc
staan te vinden zou zijn. Toea 'b.v. on
langs het hoofdbestuur van de vereeni-
eing „Agarna Djawa Soenia", naar aan
leiding van een publikatie in „D? Lo
comotief'" betreffende d? ho. g k"n >r-
sterfte-cijfers in vei? plaatsen van la-
■dië, speciaal te Cheribon, besloot, in elk
harer'onderdistrictc-n, één oï twee vroed
vrouwen aan te stellen, werd a?n ,-teas
arbeidskrachten een bezoldiging toege
dacht van f 23 per raaaivi, wat m?i
hetgeen haar Dij sommige bevalling? 1
extra zou worden betaald tot v im. 140
's maands zou oploopcn. Een Burop-o-
sche zou van dat be !r?.2 nituuriijk on
mogelijk kunnen leven.
Intusschen, die inlandsche \r>©-hrou
wen moeten grondig worden opgeleid.
En daarvoor zijn HoUandsche vroe--
vrouwen nccdig, die ii:h verbinde v
vroedvrouwencnderwqsdi? er niet te
gen cp zien, in de dessa, onder de pri
mitiefste omstandigheden de vrouwen t?
helpen, die de tuaii van h?: kind willen
leeren en ook buit? 1 de l??ur.-n iels
voor haar lee Ing.n widen zqu. .In dit
opzicht is voer Neder:andsche vroed
vrouwen in ïndië prachtig werk ie doen"
schrijft mevrouw Ketc-l-van Seters in
het „Tijdschrift voor Pract'sché Ver
loskunde" van 1 Februari.
Zij. die zich aan deze t:ak wi.ien wij
den, zu.l n zich het bes: m inlicnting 1
kur.n.n wenden to: de dhvctks van d
Centrale Burgerlijke kiiok^nin.ichtnigy.:i
te Weltevreden en t? Somarang, en i
de directie \u:> nji-;cs:ics;dL;ui
te Modjow-ar c
len geDrach:.
Nu slopen wij door een kille gemet
selde gang en stuitten op een muur.
waartegen wij geweldig het hoofd
stootten.
„Ik vrees, dat ik verdwaald ben"
zeide Madeleine. „Luister! Ik hoor. de
kinderen lachen: op hun leefïijcl kan
niets hün vroolijkheid storen."
Een andere gang bracht ons naar
een vertrek of veeleer een hol. voor
heen wellicht gebouwd voor wilde die
ren, en daarom van sterke tralicn voor
zien. Een groot vuur brandde in 't mid
den der ruimte, terwijl de rook bij ge
mis van een schoorsteen door allerlei
spleten en openingen een uitweg zocht
Uit een grooten ketel, boven het vuur
opgehangen, stegen geurige dampen
op. en daaromheen vonden wij niet
Gabrielle en de kinderen, maar een
bonte groep zwervers. Donkerkleurige
Arabieren, Baskiërs, allerlei vreemde
natiën waren hier vertegenwoordigd:
zij donken en zongen en maakten veel
geweld.
Daar is een schoone dame" riep een
van hen. terwijl Madeleine verschrikt
terugdeinsde.
„Welkom, welkom!" riepen een paar
stemmen. „Voeg u bij ons."
„Niet zoo spoedig" merkte een ander
aan, „daar is een jonkman bij haar;
misschien Is hij een verspieder."
Wordt vervolgd).