NIEUWE "LEIDSCHE COURANT VAN WOENSDAG 3 MAART 1926
ST ATEN- GENERAAL,
TWEEDE KAMER.
Het voorstel tot Kamerontbinding.
Gistermiddag kwam de Tweede Ka
mer in vergadering bijeen. Deze ver
gadering was door den Voorzitter be
paald ingevolge een ingekomen ver
zoek van den heer Albarda c.s. om een
vergadering te willen bijeenroepen, ten
einde de behandeling mogelijk te ma
ken van het volgende voorstel: „De
Kamer besluit in een voordracht, over
eenkomstig artikel 120 der Grondwet,
aan H. M. de Koningin te verzoeken,
wel ontbinding van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal te willen overwe
gen".
De voorzitter, Jhr. M r. C h. J. M.
Ruys de Beerenbrouck, open
de de vergadering en sprak de volgen
de rede, waarvan wij gisteren reeds
een kort overzicht plaatsten, uit:
„H. M. de Koningin en Z. K. H. de
Prins der Nederlanden vierden den
7en Februari j.l. in den huiselijken
kring Hoogstderzelver 25-jarig huwe
lijksfeest.
Het spreekt van zelf, dat ook in de
iTweede Kamer der Staten-Generaal
behoefte wordt gevoeld uiting te ge
ven aan den hartewensch, dat onder-
Gods milden zegen H. M. de Koningin
en Z. K. H. de Prins der Nederlanden
nog jaren mogen gespaard blijven voor
bet vaderland en het Koninklijk Huis.
Waar toch ons volk zich zoo nauw
verbonden gevoelt aan het Vorsteu-
buis, werden in alle deelen des Rijks
tallooze wenschen gevormd en gebe
den uitgesproken voor het welzijn van
bet Vorstelijk Echtpaar.
En boe zou het anders kunnen?
Leeft immers het Koninklijk Huis niet
in lief en leed met ons volk mede.?
Indien dit te bewijzen noodig ware,
zouden de droevige gebeurtenissen van
het begin van dit jaar zulks overtui
gend aantoonen. Toen heeft eene
ramp, welke in menig opzicht ons voik
erger getroffen heeft dan de rampen
van 1880 en 1916, rijke streken van ons
ya Ui land geteisterd.
Onze rivieren, anders de trots en de
vruchtbaarheid van onzen national en
bodem, stroomden door de gebarsten
of weggeslagen dijken, de polders en
steden in.
Ik weet dat ik mij tot toik maak
yan '»?n gevoel, dat de Kamer met de
gcliccle natie deelt, indien ik ons aller
deern?ming uitspreek jegens de glacht-
pffcis van de ramp wier welvaart
werd gestoord, wier vee verdronk,
wier oogst bedierf of met bun buis-
raad werd weggespoeld, wier lande
rijen en bedrijven voor langen tijd een
onberekenbare schade beliepen, en die
zelf al de angsten en persoonlijke ge-
vuren van bet door de elementen be
dreigde leven hebben verduurd.
Intusschen: ernstig moge het lijden
geweest zijn, maar onvergelijkelijk het
voorbeeld van samenlijden der geh-e-
le natie.
Ook thans bleek het leed nog meer
dan de vreugde haar eenheid te ver-
leenen en werd hetbewaarheid, dat bij
het lijden van één lid het geheele li
chaam lijdt. En opnieuw heeft ons land
het woord van erbarmen geboord:
Oorlof mijn arme schapen,
Die zijt in grooten nood.
Dit woord van Koninklijk mededoo-
gen heeft ons geheele volk koninklijk
verstaan en beoefend. Zoo moge ook
uit deze vergadering de dank der na
tie worden uitgesproken jegens al
len, van hoog tot laag, die in de moei
lijke en bange uren, die achter ons
liggen, voorbeelden hebben gegeven en
overleveringen nageleefd van plichts
besef, naastenliefde en hartelijke edel
moedigheid, die de groote schatten
van een klein volk uitmaken.
In die erkentelijkheid betrekken wij
ook don rijkelijken steun en de welge
meende deelneming, welke ons land in
net buitenland mocht ontvangen
Zij zijn ons in donkere dagen eene
bemoediging geweest en ook voor de
toekomst het bewijs, dat wij te allen
tijde op de welgezindheid mogen re
kenen, welke ons in de internationale
samenleving der volken wordt toege
dragen.
Moge ons volk onder don zegen van
Hem, Die slaat en heelt, moedig en met
ongebroken kracht de worsteling her
vatten tegeci onze eeuwenouden vriend
en vijand, het water, opdat weer
vruchtbaar ontbloeie, wat verwoest
werd, opdat van de ramp, die ons
land trof, spoedig niets anders over-
Llijve dan de herinnering aan de prach
tig»; nationale saamhoorigheid, waar
van nog het verre nageslacht gewa
gen zal.
De rede werd staande door de leden
der Kamer aangehoord.
Bij do passage betreffen
de het zilveren feest van het
Koninklijk Echtpaar bleven
van de sociaal-democraten
de he-eren Albarda, Vliegen,
J. ter Laan, Schaper en Klee-
rekoper. De anderen verlie
ten de zaal en kwamen terug
toen de voorzitter sprak
över den watersnood.
De heer L o v i n k (C.-H.) vroeg ver
lof de regeering vragen te mogen stel
len betreffende den invoer van plan
ten en bollen in Amerika.
De heer De Visser (Comm.) vroeg
verlof om de regeering te mogen in-
terpelleeren betreffende maatregelen
der Indische regeering tegen commu
nisten en over maatregelen in zake
het verblijf van Dr. Kurt Vogel hier te
lande.
Over beide verzoeken zal in de vol
gende vergaderingen beslist worden.
Afdeelingen.
Nadat het trekken der afdeelingen
heeft plaats gehad, stelde de .Voor
zitter voor, over te gaan tot de be
noeming van de voorzitters der afdee
lingen.
Aldus werd zonder hoofdelijke stem
ming besloten.
De vergadering werd een kwartier
geschorst.
Als voorzitters der afdeelingen wer
den gekozen de lieeren: Schaper, van
Sasse van IJsselt, dr. de isser, No-
lens en Sannes, tot onder-voorzitters
de heeren van Rappard, Duymacr
van Twist, Aalberse, J. J. C. van Dijk
en Marchant.
Hel voorstel tot KameiontJinding.
Aan de orde was toen het voorstel
van den heer Albarda c.s.. du Kamer
bes.uit in een voordracht, overeen
komstig art. 120 der GronJvvet, aan
H. M. de Koningin te verzoeken wel
GDtmnding van de Tweede Kamer der
Staten-Generaal te willen overwegen.
Re de-Albarda.
De heer Albarda (S.O.A.P.) licht
dit voorstel toe. Spr. betoogt, dat de
Kamer het volste recht heeft voor een
vei ;.oek als dit, anders had art. 120
der Grondwet geen beteeksnis De Ka
ïn ei heeft dit recht buiten de minis-
teis om. Spr. beroept zich op mannen
als de Bos Kemper, Thorbecke en
Trocistra. Bovendien zijn cr prece
denten, ten eerste in 1868 toen een des
betreffend voorstel-de Bos Kemper
werd verworpen, doch niet om rede
nen van staatkundigen aard. Het twee
de geval was eveneens in 1868, toen in
de Eerste Kamer een ontbinuings-
vraagstuk aan de orde kwam. Eep
desbetreffend voorstel werd met slechts
een kleine meerderheid verworpen.
Voorts heeft Thorbecke de ieci verde
digd, dat de Kamer in critieka omstan
digheden zich met een adres zelfstan
dig tot de Kroon kan wenden.
Het zou treurig zijn, als de Kamer
in 1926 terugdeinsde voor de toepas
sing van een recht, dat reeds in 3848
erkend werd. Ontzegt men de Kamer
dit recht, dan staat de Kamer achter
bij elk staasburger. Zou, waar de Ko
ningin soms de voorzitters der fractie
raadpleegt in ernstige omstandighe
den, een adres van geheel de Kamer
misplaatst zijn?
Ook is een verzoek als hier bedoeld
niet in strijd met de prerogatieve
rechten van de Kroon. In een tijd als
deze, waarin de positie der Kamer van
alle kanten wordt aangetast en bet
fascisme opbloeit is de Kamer ver
plicht van baar prerogatieven gebruik
te maken.
Groen van Prinsterer heeft in 1850
bij de behandeling der Kieswet een
amendement ingediend betreffende
Kamerontbinding en ondanks bestrij
ding heeft hij dit gehandhaafd. Het
amendement werd verworpen maar de
Kamer erkende het recht om zulk
een wensch uit te spreken.
Moet ontbinding alleen plaats heb
ben, als er conflict is tusschen regee
ring en volksvertegenwoordiging on
dan nog alleen als uiterste middel?
Spr. ontkent, dat ontbinding alleen bij
conflicten mag plaats hebbeu; zij mag
ook geschieden als er reden is aan te
nemen, dat de Kamer niet meer is sa
mengesteld overeenkomstig den wil
des volks. Trouwens ook hierin kan
spr. zich wederom op Ruys beroepen;
van Weideren Rengers laat zich in ge
lijken zin over een ontbinding van
1853 uit. Het beginsel is bovendien
meer dan eens toegepast, o.a. in 1868.
Onder vorige kiesrechtregelingen
hadden de kiezers veel vaker dan te
genwoordig gelegenheid om van hun
politieke opvattingen te doen blijken.
Van wijzigingén binnen de 4-jarige
electorale periode in de volksmee-
ning blijkt thans in gewone omstan
digheden niets. Nu kan tot 1929 langs
electoralen weg geen enkele aanwij
zing worden verkregen.
Hoezeer een uiterst middel, is ont
binding toch het eenige middel om de
volksovertuiging te peilen.
In November 1925 stonden verschei
dene wegen open om te trachten tot
een oplossing te komen. Toen was er
nog geen reden voor ontbinding.
Maar nu, bijna vier maanden ver
der, nu> de Kamerfracties inmiddels
hoogst belangrijke handelingen heb
ben verdicht, buiten het volk om, droe
vige handelingen, nu is het wat an
ders. Thans vertoont de Kamer den
volke een beeld van onwil en onmacht.
Spr. gaat de poging tot kabinetsfor
matie van den heer Marchant na, zoo
als deze haar heeft gepubliceerd Het
is bekend, dat de heer Nolens heeft
geadviseerd, den beer Marchant op
dracht te geven en die zou dat niet
hebbeu gedaan als hij tevoren had ge
weten, dat de heer Marchant niet zou
slagen. Ook de heer de Visser is niet
geslaagd, na een zestal weken van
dokteren. De coalitie geraakte uit el-
kaai. Als in het vijfde bedrijf van een
klaf&iek drama kwam de lieer Lim
burg als „deux ex machina" ton too-
neeie. Zijn kansen schenen gunstig;
ook hij was-in alle stilte werkzaam;
doch toen hij bijna geslaagd was, kon
hij ook niet uit den warboel komen
door de onverdraagzaamheid der par
tijen ter rechterzijde.
Nog gaan de stemmen op naar ver
dere pogingen. Spr. gelooft dat ook die
tot. niets kunnen leiden. De lievelings
gedachte van een nationaal kabinet
waarin zou het van een extra-parle
mentair kabinet Limburg kunnen ver
schillen? door den heer Dresselhuys
voorgestaan, brengt ook niets.
Aan verdere pogingen tot Kabinets
formatie behoeft niet te worden ge
dacht.
De „uiterste noodzaak" wearvan de
katholieken hebben gewaagd is slechts
ais een bedreiging bedoeld geweest
voor de chr.-historischen.
Toen deze niet bang bleken, werd
de vogelvershrikker der uiterste nood
zaak weer binnen gehaald. De „Tijd'
betoogde dat voor samenwerking met
de soc -dem. zoo iets als een nationale
ramp, bijv. een oorlog, noodzakelijk
was. Spreker heeft gedacht, dat. in Ja
nuari re soc.dem. don ook zouden be
schuldigd worden de dijken te hebben
doorgestoken (gemompel ter rechter
zijde; geroep: wat een laffe gijn).
Bij de katholieken heeft de behoud
zucht het gewonnen; de heer v. Wijn
bergen heeft zelfs met de bisschoppen
gedreigd (gelach). Zelfs de heer Engels
heeft gestreden tegen democratische
samenwerking. Hadden de andere ka
tholieke Kamerleden maar evenveel
moed als de heer van Wijnbergen al
leen ,het zou er voor de arbeidersklas
se in Nederland heel anders uit zien.
De uiterste noodzaak is nu van de
baan. De heer van Wijnbergen kan
voor het oogenblik gerust en voldaan
zijn.
Dan is er de mogelijkheid van het
aanblijven van het Kabinet-Colijn.
Sommigen achten dit de eenige moge
lijkheid. Dit is echter niet de meening
van ons volk. De groote tegenstellin
gen zouden zich toch sterker dan voor
heen laten voelen.
Trouwens van Juli af heeft men ge
leefd in het vooruitzicht van de crisis.
Wie den draad deed breken op 11 No
vember, dat doet er minder toe hoofd
zaak is dat de draad brak.
En toen Dr. de Visser na zijn dokte
ren vertrok, beteekende dit dat hij
den coalitie-patient had opgegeven.
Door haar kunstmatige samenstelling
zelve, door haar innerlijke godsdien
stige geschilpunten is de coalitie ver
loren gegaan. Hoe zou dan nu het Ka
binet-Colijn levenskracht kunnen heb
ben? Zou het genoeg hebben aan de
sympathie van den Vrijheidsbond
Hoe zou het dan staan tegenover de
kiezers der rechtsche groepen?
Koninklijke Kabinetten zijn uit den
tijd. Even zwak zal een blijvend kabi-
net-Colijn zijn. De heer Snoeck Henke-
mans roept om den moedigen man, die
de Katholieken aandurft maar tevens
de democratie; een regeering van zulk
een moedigen man zou echter het be
gin van een dictatoriale macht betee-
kenen. Want de Kamer zou daartegen
onmachtig blijken. De glorie van het.
anti-papisme is trouwens reeds ver
dwenen. Er is iets anders op den voor
grond gekomen: de weigering van de
Katholieke partij om democratisch te
regeeren. De groepeering der democra
tische Kamerleden van ons volk zal
het groote punt van nieuwe verkiezin
gen zijn. De democratische Katholieke
Kamerleden hadden voor Kameront
binding moeten zijn opgekomen; zij
zijn in gebreke gebleven; zij zijn niet
degenen als hoedanig ze zijn gekozen.
De Katholieke partij is hier geworden
een groep, die het voortbestaan van het
constitutioneele stelsel onmogelijk ge
maakt heeft; zij is een gevaar gewor
den voor ons land.
Na ontbinding zullen wij niet die
zelfde Kamer hier terugkrijgen. De
rechterzijde zal haar meerderheid niet
kunnen handhaven. En kwamen wel
dezelfde Kamerleden terug, dan wat
toch hun politieke positie een andere.
Kwam er dan een ministerie-Colijn
terug, we zouden het bestrijden, maar
bestaansrecht niet ontzeggen.
Nu willen sommigen eerst het kabï-
net-Colijn terug hebben om het te doen
vallen en daarna ontbinding der Ka
mer te verkrijgen. Spr. noemt dit ig-
nobel, een onwaardig schouwspel, dat
toch niet tot iets zal leiden en noode-
locze vertraging zal veroorzaken.
De vraag is gesteld wie eventueel
het ontbindingsbesluit nu zou sig-
neeren. Minister Colijn zal dit moeten
doen; wil hij niet, dan zal hij onmid
dellijk heen moeten gaan om te wor'i
den- vervangen door iemand die hei
contraseign wel zal geven. En zou Co-
lijn in den ministerstoel terug willen
komen als hij bevreesd is voor de uit
spraak der kiezers?
Tegen groote kwalen, groote reme
dies. En de grootste kwaal voor een
Parlement is, het contact met het volk
te hebben verloren. Het volk heeft af
keer van het gekrakeel om laffe am
bities. Spr.'s voorstel zal ter rechter
zijde worden bestreden, dat blijkt uit
de houding tijdens zijn rede
De voorzitter verzocht geen cri-
tiek op zijn beleid.
De heer Albarda eindigt in een
peroratie voor zijn voorstel.
De voorzitter vraagt of nog ie
mand het woord verlangt.
Niemand meldt zich aan; groot ru
moer.
De voorzitter sluit de algemee
ns beraadslagingen (het rumoer duurt
voort).
Er wordt gestemd. en
Het voorstel-Albarda wordt verwor
pen met 70 tegen 24 stemmen (vóór
stomden de soc.dem. en L. de Visser
(C.P.)
De vergadering wordt te 3.35 geslo
ten.
Land- en Tuinbouw.
De zretel van „Bloembollencultuur."
B. en W. van Haarlem schrijven aan
den Raad:
„Ofschoon in uw vergadering van 16
"December j.l. een motie van de hee
ren Klingënberg en Bruch, om met het
hoofdbestuur van de Alg. Ver. voor
Bloembollen Cultuur in overleg te tre
den, voor het door de gemeente van
die vereeniging afstaan van bet Bron
gebouw, werd verworpen, brengt na
dere overweging en gepleegd overleg
er ons toe, u thans voor te stellen het
Brongebouw met den daarbij behooren
den tuin aan Bloembollencultuur aan
te bieden. Hebben wij de stemmen in
genoemde vergadering goed beluis
terd, dan bestaat er nagenoeg geen
verschil van meening over, dat hei
behouden van den zetel van Bloembol
lencultuur binnen deze gemeente, het
brengen van een offer door Haarlem
rechtvaardigt.
Dit voorop stellende, blijft de vraag,
wat en hoeveel moet worden aangebo
den en eenerzijds moet en mag het of
fer, dat gebracht wordt, in overeen
stemming zijn met Haarlems financi-
eele positie en niet, of evenredig aan
het belang, dat Haarlem bij het behou
den van den zetel van Bloembollencul
tuur heeft, anderzijds, moet de keuze
van het offer toch zoodanig zijn, dat
redelijkerwijs op aanvaarding daarvan
mag worden gerekend.
Letten wij op deze eischen, dan mee-
nen wij, dat bezwaarlijk een betere
aanbieding kan worden gedaan, dan
hiervoor werd voorgesteld. Behoudens
de nog nader door u vast te stellen
voorwaarden en bepalingen zouden wij
den grond in voortdurende erfpacht
willen uitgeven tegen een canon van
f 1 *per jaar. De opstallen daarentegen
zullen naar onze meening, niet aan de
vereeniging in eigendom moeten wor
den overgedragen, met het recht on
der uw goedkeuring, deze te verbou
wen en in den tuin een bijgebouw te
maken, doch onder verplichting, de
opstallen wederom o.m. niet aan de
gemeente in eigendom over te dragen,
indien te eeniger tijd de zetel der ver
eeniging mocht worden verplaatst.
Wij geven u dan ook in overweging,
ons te machtigen voor de gemeente
Haarlem de hiervoren omschreven
aanbieding aan Bloembollencultuur te
doen."
Aan het schrijven is toegevoegd
een tegenadvies van de minderheid
van het college,
INGEZONDEN.
(Buiten verantwooroelijkheid der RedaeUti)
Zegelpiakking bij werkverschaffing.
Voorgewende werkloosheid
Mijnheer de Redacteur,
Met eVel' instemming las ik uw drie
star over ,,Een belangrijke beslissing"
in uw nummer van j.l. Saterdag.
Het is ongetwijfeld nuttig, dat door
u op deze zaak de aandacht gevestigd
werd, doch vergun u mij nog een enkele
opmerking, die ongetwyfelu van belang
is. Beslist is, dat de lichamen, die werk-
verschaffen, niet verplicht zijn of kun
nen worden om zegels te plakken voor
de werkloozen, die te werk gesteld zijn,
doch 't mag natuurlijk wel en de on
verplicht geplakte zegels hebben voor
de arbeiders dezelfde waarde als de
verplicht geplakte zegels. Waar nu werk
verschaffingen meestal uitgaan van open
bare lichamen, (gemeenten, provinciën,
enzj, daar verdient het aanbeveling, dat
er in de raden en Staten op deze on
verplichte zegelpiakking gewezen wordt
en dat er besluiten worden genomen,
dat dit geschiedt. Niet alleen dat daar
mee, zooals u terecht doet uitkomen,
een groot sociaal nut wordt gesticht,
het is ook in 't welbegrepen belang van
de gemeenten, dat dit geschiedt. Immers
hoe meer ouden van dagen, invaliden,
weduwen en weezen in het bezit zijn
van een pensioen uit het Invaliditeits-
fonds, hoe minder er uit hoofde van Ar
menzorg behoeft te worden uitgegeven.
Waar nu elk zegel dat geplakt wordt
dank zij de ruime staatsbijdrage bij
rentetoekenning een zeer hoog revelnu
afwerpt, is het nalaten daarvan een zeer
slechte politiek, afgezien nog van het on-
sociale, dat er in gelegen is.
Er zjjn gemeenten, die het belang
ervan inzien. De gemeente Hillegom b.v.
Deze plakt voor alle werkloozen, die aan
de werkverschaffing werken, doch de
meeste gemeentebesturen in liet gebiéd
van dezen Raad van Arbeid doen het
niet. Dit is niet alleen buitengewoon
lonsociaal, maar ook zeer kortzichtig,
m.a.w. dom.
De nadeelige gevolgen van de door
u besproken beslissing van den Centra
len Raad kunnen dus aoor het toepassen
van slechts een weinig sociaal inzicht
en gevoel v^prden verzacht, zoo niet
geheel voorkomen. Wetswijziging is daar
voor niet eens noodig, doch wel een ac
tief optreden van onze raadsr en Sta
tenleden.
Maar nu iets anders.
Was het u bekend, M. de R., dat er
zooveel arbeiders zijn, die bij het in
zenden van hun rentekaart werkloosheid
voorwenden, om daardoor, hetzij hun
.werkgevers te sparen, hetzjj om door
een blanco rente boek je den fiscus te
kunnen wijsmaken, dat zij niet gewerkt
en dus niets verdiend hebben?
Sederteenige maanden wordt door
den Raad van Arbeid alhier met groote
nauwkeurigheid elke opgavei van werk
loosheid onderzocht, met het verrassen
de resultaat, dat slechts ongeveer de
helft der opgaven juist blrjkc te zjjn.
In de andere helft der gevallen blijkt
er óf dat er wel gewerkt is, in loon
dienst óf dat als ondernemer arbeid is
verricht.
Ik heb hier voor mij liggen een rap
port over de onderzochte gevallen van
15 Januari23 Februari 1926. Van de
581 onderzochte gevallen waren er
slechts 300 werkeljjk werkloos. Van de
resteerende 281 gevallen waren er 2
die invalide waren en dus recht op
rente hadden, zonder dat ze 'twisten
94 gevallen, waarin wél gewerkt was als
ondernemer en 185 gevallen, waarin wel
gewerkt was als loonarbeider. Voor deze
185 verzekerden kon en is aan rente-
zegels nagevorderd geworden een bedrag
van niet minder dan f 2055,05. Gedu
rende dit tijdvak is dus getracht in eigen
nadeel te ontduiken een bedrag van plm.
f 400 per week.
Deze verzekerden trappen hun eigen
belangen en die hunner gezijnnen met
voeten en het is wel in-treurig, dat een
mooie sociale wet, idie voor de arbei
dende bevolking zulke goede resultaten
geeft, zoo wordt gesaboteerd door...,
de arbeiders zelve.
De Raad bracht reeds enkele verze
kerden, die werkloosheid hadden ge
fingeerd, wegens „opzettelijk verstrek
ken va,n onjuiste inlichtingein" voor den
strafrechter en zal daarmee met kracht
doorgaan.
Doch het kwaad is zeer verbreid en
de gewoonte der belastingambtenaren
om reclames over te hooge aanslagen
te controleeren met de renteboekjes, dat
zijn de boekjes, waarin de betaalde
premiën worden aangeteekend, werkt
het in de hand.
Daarom moeten pers en publieke opi
nie en bovenal de vakorganisaties te
hulp komen om deze ergerlijke sabotage
den kop in te drukken
Met beleefden dank voor de plaatsing.
Hoogachtend,
T. S. GOSLINGA,
Voorzitter v. d. Raad v. Arbeid
te Leiden.
Leiden, 1 Maart 1926.
„Jeruël." Kindervoeding.
Geachte Redactie,
Met veel dank en sympathie Vóór
uwe welwillendheid, wanneer we u
vragen voor onze beschermelingen n
plaatsje in uw blad te willen verschaf
fen, komen we voor dit seizoen nog
eenmaal tot u.
Immers moeten wij menschen elkan
der telkens weer in herinnering bren
gen: „Er wordt geleden." Voorspoid
in eigen leven en omgeving, maar
ook tegenspoed in het leven van an
deren; „wat wennen wij menschen
spoedig aan beide situaties!" Hoe be
perkt is onze blik, hoe eng ons bevat-
tings- althans ons vasthoudingsver
mogen. Wij menschen, die vaak alleen
zien en oordeelen naar hetgeen „voor
oogen is." Soms betreur ik het, dat
ik niet aan den geest van ander er na
righeid ontkomen ben. Want 'tis met
een vingerhoed de Zuiderzee leeg
scheppen, wanneer men begint te hel
pen. Toch voelen we ons niet hope
loos, want we hebben in den afgeloo-
pen winter k e n n e 1 ij k de onver
deelde sympathie ervaren van zoo
goed als alle ingezetenen; hoe zouden
we 't anders hebben volgehouden, ie-
deren morgen weer een honderdtal
arme kleinen te voeden.
Eigenaardig is het om op te merken,
dat bijna geen enkele geneesheer of
onderwijzer (es) de lijst ongeteekend
wegzendt.
Natuurlijk, zij komen practisch in
aanraking met de feiten van onder
voeding der kinderen.
Merkwaardig, doch verklaarbaar
dat een ramp, die velen tegelijk treft,
veel meer indruk maakt, dan de toe
standen die jaar in jaar uit zich
voortsleepen, en soms veel erger
zijn. In onze naaste omgeving worden
er nog tientallen gezinnen gesloopt.
Werkloosheid, ziekten, moedeloosheid,
achteloosheid, onverantwoordelijkheid
onverschilligheid, zijn factoren onder
wier invloed vele kinderen worden
groot gebracht, 0111 straks aan de sa
menleving te worden afgeleverd als
ontredderde invloeden.
En zeker, het is ons beperkte men
schen volslagen onmogelijk ons aller
nood aan te trekken. Persoonlijk heb
ben wij ondervonden, hoe ons dit voer
de van het een in het ander. En wat
is het een klein gedeelte dat we voor
uit helpen, ja klein, maar toch het is
een gedeelte, en als we nu nog even
kunnen voortgaan, met de sympathie
zooals we die dezen winter van onze
medeburgers ondervonden, dan zal de
toekomst de vruchten vermenigvul
digd zien en menigeen van de klein
tjes, die we met elkander voor onder
voeding bewaarden, zal steaks volwas
sen zijnde, in dankbare herinnering
zijne krachten wijden aan de samen
leving, waarin zij anders als verzwak
te en lijdende personen waren inge
treden.
•We rekenen nog enkele maanden
door uw aller hulp te kunnen voort
gaan. Buiten de lijsten ontvingen we
in grooten dank, enorm veel gedra
gen kleeding. Dat ^lles vond een dank
baar bezitter(sterj Van firma van d.
Kloot 400 L. karnemelksche pap, fa
milie P. K. gedurende een week iede-
ren dag 10 brooden.
Scheepsüj dingen.
HOLLAND-AMERIKA LIJN.
MOERDIJK, v. (I. N. Pacifirkust n
Roti., 2 v. Hamburg.
LEERDAM, Rotterdam tl. New-Orleans
2b (10.38 n.m.) 75 mijl ZO. v Land's
Er tl.
BA is it A, (thuisreis) 2 te 'Antwerpen.
DINTELDIJK, Vancouver n. Rott. 1 te
Londen.
GROOTENDIJK, Tcaoma n. R dam 1
te San Francisco.
STÜOMV. MIJ. NEDERLAND.
JAN PIETERSZOON COEN (thuisr.)
1 te Sabang.
ROEPAT (uitr.) pass. 1 Gibraltar.
BINTANG (uitreis() 2 v. IJmuidea.
VONDEL, 2 v. Amsterdam n. Batavia,
KON. HOLLANDSCHE LLOYD.
DELFLAND, 2 v. A dam n. Brazilië via
Antwerpen.
SALLAND (uitreis) p. 27 St. Yiacent.
YILDUM (uitreis) 7 te Santos verw.
ROTTEEDAMS'JHE LLOYD.
BANDOENG (uiter.) pass. 2 Kaap Bon
INSULINDE (uitr.) pass. 2 Gibraltar.
KEDOE (thuisr.) 2 v. Marseille.
SITOEBONDO (uitr.) 2 te Belawan.
SOEKABOEMI (thuisreis) p. 2 Point
de Galle.
HOLLAND-AFRIK A-LIJN.
NIJKERK (thuisr.) 2 te Dar-ees-Salaau
TOBA 1 v. Zanzibar n. Dar-es-Salaan