CHRISTELIJK DAGBLAD voor LEIDEN EN OMSTREKEN Hit nummer hestaai uit TWEE Bladen. EERSTE BLAD. Belangrijkste nieuws in dit Nummer. 6e JAARGANG MAANDAG 22 FEBRUARI 1920 NUMMER 1754 LEIDSCHE COURANT ABONNEMENTSPRIJS BUREAU: Hooigracht 35 Tel. 1278, Postgiro 58936 T.pidpti Postbox 20 ADVERTENTIE-PRIJS In Leiden en buiten Leiden waar agenten gevestigd zijn Per kwartaal f 2.50 Per week .......I 0.19 Franco per post per kwartaal I 2.90 Gewone advertentlfn per regel 22*/t coat lage zonden Mededeelingen, dubbel tarief. Bij contract, belangrijke reductie. Kleine advertentiSn bij vooruitbetaling ran tea hoogste 30 woorden, worden dege lijke geplaatet ad 40 cent Het duurtevraagstuk. Over de duurte wordt nog algemeen geklaagd en niet in de laatste plaats door ben, die van een beperkt inko men moeten leven. Omtrent de oorzaken van dit kwaad, k-open echter de meeningen nogal uiteen. Volgens sommigen zijn de acbeids- loonen te hoog met het gevolg, dat zoo wel de productie als de distributie ■veel te hooge uitgaven vordert Trad een algemeene loonsverlaging in, zoo meent men, dan zou 't gevolg zijn een voordeeliger productie en distributie, waardoor de loonsverlaging vrijwel ge compenseerd zou worden. Anderen echter zijn van mrening, dat de oorzaak veelmeer gezoent moet worden bij de distribuanten, de gros siers en de winkeliers, die veel te hooge winsten zouden berekenen. Men herinnert zich, dat Prof. Ecrd- mans zich in dezen geest in den Leid- sclien gemeenteraad heeft uitgelaten, een uitspraak waarover hij naar wij vernamen dezer dagen door de afd. Leidpn van den Vrijheidsbond ter ver antwoording zou worden geroepen. Prof Eerdmans staat in deze be schouwing niet alleen. De Duitsehe regeering heeft inder tijd als haar oordeel uitgesproken, dat de tusschenhandel de voornaamste oorzaak was van de stijging der prij zen een beschuldiging die door verte genwoordigers van den groothandel en de grootindustrie werd onderstreept. Het spreekt wel vanzelf, dat deze beschuldiging in Middenstandskringen de aandacht hebben getrokken en dat men zich ook daar met dit vraagstuk heeft bezig gehouden. Tot op zekere hoogte wordt toegege ven, dat aan het distributie-apparaat wel een en ander onbreekt, wat dan voornamelijk e engevolg zou zijn liet te groot aantal middenstanders. Tegenover hen, die van oordeel zijn, dat vermeerdering van het aantal mid denstanders de concurrentie bevor dert wat weer prijsverlaging tengevol ge heeft, werd onlangs in „De Midden standsbond" de opvatting verdedigd, dat veeleer het omgekeerde het geval is. „Men dient niet te vergeten, dat de prik kei om door concurrentie zich te handhaven en op zijn bedrijfsgenooten terrein te veroveren, secundair is, ver geleken bij 't streven, zich door middel van zijn zaak een bepaald inkomen te verwerven. Concurrrentie, ook wan neer deze scherp wordt genoemd, is dus steeds gebonden. De redeneering is dan ook zeer onlogisch, dat zoo docr een te sterke vermeerdering van het aantal bedrijfsgenooten, de taak en dus ook de verdienste voor een ieder is verkleind, als gevolg hiervan een ver scherping der concurrentie, dat wil dus zeggen een verlaging der winstmar ges en een verdere vermindering der bedrijfswinsten is te verwachten. In tegendeel moet worden aangenomen, dat zoo door een overmatige vermeer- derig van het aantal vakgenooten hun gemiddeld inkomen zal zijn teruvge- loopen, de reactie daarop deze zal zijn, dat men zal trachten door een verhoo ging der winstmarges, de inkomens weer op het vroegere peil terug te brengen. Het spraakgebruik, dat van» ver scherpte concurrentie spreekt, zoodra de omstandigheden zoodanig wordeu, dat'het bedrijf niet meer ongeveer het als redelijk aangenomen bedrag ople vert, is dus misleidend. Van verscher ping der concurrentie kan eerst wor den gesproken bij verlaging der bruto winstmarges". Wij willen niet ontkennen, dat er in dit betoog een kern van waarheid Bchuilt. In plaatsen en afgelegen wijken, waar de concurrentie betrekkelijk ge ring is, zal het misschien mogelijk zijn den te kleinen omzet door verhoogde prijzen te compenseeren, maar in 't al gemeen lijkt ons dit toch niet waar schijnlijk. Wel heeft miscliien het groot aan tal winkeliers dit gevolg, dat meer geld dan misschien uit economisch oogpunt verantwoord is, voor reclame doeleinden wordt uitgegeven. Aan den anderen kant mag echter ook niet vergeten worden, dat het pu bliek zelf door aan den middenstand zeer liooge eischen te stellen, de prijs verhooging in de hand werkt. Verlangd wordt een modern inge richte winkel waar de bediening or de verpakking niets te wenschen over laat, terwijl het als vanzelfsprekend wordt beschouwd, dat ook de Kleinste telefonische hestelling prompt wordt uitgevoerd en dat alles wordt thuisbe zorgd. Hooge eischen worden gesteld. Maar 't spreekt vanzelf dat men de kosten die dat alles meebrengt zelf moet betalen. Een algemeene versobering zou hier uitkomst brengen. Wie zal echter in staat zijn het rad van den tijd terug te zetten? STADSNIEUWS. Prof. Kohnstamm over „De nieuwe school." De vereeniging „De paedagogische Bibliotheek" hield Zaterdag in het „Nut" haar vierde openbare vergade ring, waar Prof. Kohnstamm van Am sterdam sprak over bovengenoemd on derwerp. Volgens spr. is er schijnbaar aanlei ding tot de vraag, of bet wel de moeite waard is, over zoo iets als de „nieuwe school" te spreken. Met voorbeelden uit recensies van zijn brochure illus treert hij, hoe laatdunkend door som migen wordt geoordeeld. Spr. wil ech ter zeggen, dat hij niet uit luchthar tigheid, maar uit bezorgdheid voor het heil van ons onderwijs de organisatie van een nieuwe school voorstaat. Er is reden tot bezorgdheid. Wij beginnen leelijk achterop te komen bij andere landen. Ondanks 't feit, dat er in onze scholen had gewerkt wordt, zijn de klachten niet van de lucht. Als eerste punt, waarin de huidige school te kort schiet, noemt spr. de tucht. Onze school leert geen tucht, omdat ze te weinig vrijheid geeft! Wie 't met de vrijheid niet durft wagen kan niet opvoeden, maar alleen dresseeren. We gaan uit van de gedachte, dat het kind zichzelf in tucht moet hou den. De Montessori-school bewijst, dat dit mogelijk is, en 'tis dan ook geen toeval, dat Miss Parkhurst, een leer linge van Montessori is. Een tweede fout is, dat er niet ge noeg verband tusschen de leerlingen bestaat. Terwijl overal 't „helpt el kaar" als een deugd wordt aange merkt, terwijl 't door vele kinderen als van-zelf-sprekend wordt gevoeld, dat ze wel helpen en wel voorzeggen, is dit in de school verboden. Dat is 't gevolg van ons klassicale systeem. We moeten krijgen 't verband van kleine groepjes van 2 of 3, die samen de ouderen de jongeren helpen. Daar in zit een opvoedend element, dat in onze school niet tot zijn reet komt. Ook 't groote verband, waardoor de school een eenheid is, komt niet tot zijn recht. We hebben geen localiteit waar de school als geheel kan verga deren. Er moet echter niet slechts een ver andering komen in de wijze, waarop het onderwijs gegeven wordt. De maat schappij stelt thans andere eischen dan bij den aanvang der 19de eeuw, toen bet klassikale stelsel ontstond. Spr. wijst in dit verband naar de dis sertatie van, zijn leerling, Dr. J. A. Valks: Klassikaal en individueel volksonderwijs. Bij den aanvang der 19de eeuw stond men voor de vraag: Hoe loeren we dé massa van een volk de allereerste grondbeginselen: lezen, schrijven, rekenen. Wanneer we de 18de eeuw vergelijken met. de onze, dan voelen we welk een ontzaggelijk stuk werk de school heeft tot stand gebracht. Onze 20ste eeuw kan echter niet meer met dat peil toe. Door de ont wikkeling van het fabriekswezen is de manueele vaardigheid in het ge drang gekomen. Onze kinderen ko men veel te kort. doordat ze eigenlijk van den productieven arbeid der maat schappij niets meer bespeuren. Daar om moeten we niet eenzijdig letten op de intellectueele vakken, maar wo moeten in de lagere school en vervolg onderwijs meer aandacht besteden aan de doevakken, aan uitdrukking van gedachten, aan dramatiseeren, enz. Daarbij zullen we zonder twijfel moeten terugdringen de hoeveelheid parate kennis. Dat zal niet gemakke lijk gaan. omdat nog veel te algemeen heerscht de gedachte, dat een be schaafd, ontwikkeld mensch iemand is, die van allerlei dingen wat weet. Spreker erkent, dat eenige parate kennis absoluut onotbeerlijk is om door het leven te komen. De fout is echter, dat men meent veiliger te gaan met een groote hoeveelheid halve kennis dan met 'n geringe hoeveelheid grondige kennis. Veel van die overtollige kennis is niet alleen nutteloos, maar zelfs schadelijk. Parate kennis is noodig om zich op 'n gebied van kennen te kunnen orien- teeren. We moeten de kinderen dus leeren de orientatie-middelen te ge bruiken. Over 't algemeen is men nog te bang 't snoeimes in de hoeveelheid parate kennis te zetten. Vrees voor do hoogere onderwijsinrichtingen en de publieke opinie doen hier veel kwaad. Ieder staatsburger, die zijn krant leest, komt in aanraking met tal van vragen, waaraan een arbeider voor 100 jaar niet dacht. Ook op die vragen moet de school haar leerlingen voor bereiden. Maar dan mag zij ze ook niet loslaten op den leeftijd, dat juist de critiekste jaren beginnen. Daarom zou spr. de leerverplichting willen uit breiden tot 18 jaa.r natuurlijk niet voor den heelen dag, maar b.v. voor twee halve dagen per week. De leer lingen zijn dan ook op den leeftijd waarin ze kunnen beginnen te leeren, zich in de groote vragen in te denken. Spr. acht het verder noodzakelijk, dat we krijgen een principieel andere verhouding tusschen school en huis. In Duitschland heeft de nieuwe schoolwet gebracht de -autonomie der school, waarbinnen samenwerking tusschen school en huis mogelijk is. Met cijfers illustreerde spr. hoe daar de ouders de school niet slechts finan cieel, maar ook met hun eigen werk kracht steunden. Bijna elke school voelt zich daar als een sociaal mid delpunt van een bepaalde wijk, met een bepaalde sociale taak. Ze kan zich daardoor ook bezighouden met de vraag, of ieder kind wel komt, waar 't naar zijn aanleg thuis hoort. Spr. is pas terug van een studiereis, die hij met een commissie in opdracht van het Gemeentebestuur van Amsterdam naar Hamburg heeft gemaakt, ter be studeering van de aansluiting tus schen de lagere school en de hoogere onderwijsinrichtingen, en hij heeft kunnen constateeren. dat men daar reeds heel wat verder is dan bij ons. De nieuwe school eischt eindelijk ook een nieuwe geestesgesteldheid en een nieuwe taak van den onderwijzer, 't Frappeert spreker telkens, dat de be spreking van deze kwesties in de on derwijsbladen altijd met zoo groote heftigheid gepaard gaat. De dingen worden zoo weinig objectief gezien. Dat ligt niet aan de personen, maar aan het stelsel, vooral aan de oplei ding. Daar treft men dezelfde fout aan, die ook de lagere school zelf aankleeft, n.l. dat kennis-aankweeken, veelwete rij als doel der opleiding wordt be schouwd. Spr. zou ook voor het onder wijzend personeel der lagere school differentatie, arbeidsverdeeling willen toepassen. De school is de eenige organisatie, waar men het beginsel der arbeidsver deeling niet heeft toegepast. In plaats van één onderwijzer uitsluitend te stellen voor de geheele taak over de geheele linie in een bepaalde klasse, zou het beter zijn verschillende vak ken aan de specialiteit in dat vak toe te vertrouwen. Niet alleen aan de opleiding, ook aan de voortzetting der studie ont breekt nog veel. Daarom verheugt het spr. dat de belangstelling in paedago- gische vragen hier in Leiden heeft ge leid tot een samenwerking als we in deze vereeniging zen. Wat ten slotte de leiding van het geheel aangaat, zou spr. wenschen na der contact tusschen de wetenschap en de hoogste leiding. Ook daarin is het buitenland ons reeds vooruit. Mogelijk is iemand geneigd te vra gen of wij bij al dat nieuwe ook geen nieuwe kinderen moeten hebben. En herhaaldelijk heeft men spr. gezegd, dat wat hij wil, wèl mogelijk kan zijn met Engelsche of Amerikaansche kin deren, maar niet met Hollandsche. Spr. is echter overtuigd, en de pracjijk heeft het reeds hier en daar bevestigd, dat onze Hollandsche kinderen niet behoeven achter te staan bij buiten- iandsche. Xatrede Ds. L. Bcnga. Zondagmorgen had in de Doops gezinde Kerk alhier de intrede plaats van den nieuwberoepen predikant Ds. L. Bonga van Dantumawoude. De kerk was geheel met belangstel lenden bezet, waaronder de Burge meester van Leiden. Na voorgaan in gebed en 't zingen der Gemeente van Ps. 841 en 2, hield de predikant een rede naar aan leiding van Spreuken, hoofdstuk 23, vers 26a en daarvan de woorden: „Geet mij 'uw hart". Eerst gaf hij een verklaring, waar om juist deze tekst gekozen was, die velen wellicht minder geschikt zouden achten. Hij. zelt had bij 't overtaken dit ook gevoeld, doch zich over de bezwaren heengezet, toen hij tot de conclusie kwam, dat alles, wat hij op dezen dag wenschte te zeggen, juist het best in dat woord kon worden samengevat ot daaraan kon worden vastgeknoopt. We hechten toch zeker niet in de eerste plaats aan het „hoe" en het „waar" van een woord, aan zijn vorm en zijn plaats, maar voor namelijk aan het „wat'd.w.z. aan zijn inhoud. Daarom wenschte hij het los van zijne plLats te overdenken in dit uur, net uur, dat voor hem en de gemeente van zoo groote ernst en beteekenis is, waarin één een nieu wen werkkring aanvaardt en duide lijker dan gewoonlijk zal hooren die roepstem van den arbeid: „Geef mii uw hart". En dan volgt de vraag, hoe be gint en volhardt hij? Of, wat geelt hij aan zijn arbeid; alleen zijn tijd, zijn kracht, zjjn inspanning. Of ook nog iets anders: „zijn hartDe roepstem van den arbeid is niet louter: „werk, o mensch", maar: „mensch, geet mij uw hart", d.w.z. geef mij al uw aan dacht, al uw toewijding, al uw liefde. Wie zijn hart niet heeit gegeven aan den arbeid, heeft het mooiste eraan onthouden. Dit is niet alleen de roep stem van den arbeid, maar ook ae roepstem van den mensch tot den mensch, die altijd en overal wordt gehoord, de roepstem van onzen naas te, die er eiken dag is, eiken gewo nen dag, niet alleen in de kerk, maar in ons eigen huis en op de straat. Maar als we ons even bezinnen en denken aan den zin en de beteekenis van dat woord „hart", dan zullen we toch even aarzelen. Voelen we wel, wat 't zeggen wil, zijn hart te geven aan een ander en hébben we dat zelf wel in onze madht? Bestaat daar niet zooiets als van onzichtbare draden tus schen mensch en mensch, die moeten worden gevonden, maar die niet wille keurig kunnen worden gelegd en ge hecht Veel moei hier worden overgelaten en afgewacht. Maar wij kunnen elkan der misschien leeren vinden en trach ten te begrijpen, welwillend en ver draagzaam elkander zoeken en de mo- felijkheid scheppen, elkander te vin- en, in de hoop, dat langzamerhand voor elkander onze harten zullen open gaan, zoodat heerschen zal en groeien zal een geest van hartelijkheid, vriend schap en broederschap, de Gemeente ten zegen. „Geef mij uw hart" is ook de roep stem van onzen God en wel niet ae minst belangrijke, zij is de gewichtig ste, die vaak in 't leven 't minst ver staan wordt. Dat leven is zoo druk, dat daar geen tijd, Iaat 'staan nog aandacht over bluft voor God. Wie zich aan de wereld wijdt, wijdt zich aan God, want de wereld is niet buiten God en God niet buiten de wereld. Maar wie zich alleen aan de wereld wijdt, zonder daarnaast te zoeken en té vinden het onmiddellijk contact met God zelf, die kan zich niet blijvend aan de wereld wijden, zooals God dat van hem verlangt. Geregelde Godsgemeen schap is de voorwaarde voor net die nen van Zijn wereld, voor het geven van zijn hart aan al, wat die we reld bevat. Het eerste noodige is het openen van zijn ziel voor zijn stem, het geven van zijn hart aan Hem. Eerst, waar wij óns hart aan God zullen geven, is de kans op gemeenschapsbesef met Zijn wereld geboren, dan worden we één met ons werk, één met' onzen naaste, één met onzen God. Na 't uitspreken zijner rede, die met aandacht werd gevolgd, dankte spre ker den Burgemeester voor zijn tegen woordigheid; hij rekende 't als een eer voor de gemeente en hem persoon lijk, dat de Burgemeester als hoogste vertegenwoordiger dezer stad bij de in trede tegenwoo dig was: verder richtte hij zich tot de leden van den dienen den en groot en Kerkeraad, tot colle ga's en m 'i bijzonder tot Ds. Prins, die gedurende de vacature op voortref felijke wijze de catechisatie heeft waar genomen, tol zuster- broeder- en jon gerenkring, /angkcor en organist, da mes en kinderen der Zondagsschool, catechisanten en de kostering der Kerk en ten slotte tot de gemeente in haar geheel. Dr. G. J. Boekenoogen sprak daar na een woord van welkom tot den nieuwen predikant; staande zong de Gemeente hem toe Ps. 134 3, waar na de plechtigheid werd besloten met het zingen van Lied 44 vers 1. Raadsvacature. Naar wij vernemen zal Je beer A. J. Oostdam (R.-K.) in verban! uiet zijne a.s. overplaatsing naar het Rijksopvoe dingsgesticht te Avereest. binnenkort bedanken als lid van de* Gemeente raad. Opvolger is de heer C van Tol, oud- ran den Gemeenieiau fclu schijnt echter waarschijnlijk, dat «Ie lieer v ioJ geen zitting zal nemen In dat ge val treedt als opvolger op de beer II. L. Tobe. 25-jarig bestaan van de aid. Lelden van het Ned. Luth. Genootschap voor In- en Uitwendige Zending. In bet kerkgebouw der Luthersche gemeente heeft gisterenavond in een specialen avonddienst de herdenking plaats gehad van het 25-jarig bestaan der Leidsche afdeeling van het Ned. Luth. Genootschap voor In- en Uit wendige Zending. De herdenking stond onder leiding van den plaatselijken predikant Ds. C. de Meyere, die een historisch over zicht gaf van het bestaan der Leid sche afdeeling. In het bijzonder her innerde spr. daarbij aan bet werk van Binnenland. Ds. Js. van der Linden te 's-Gravon- hago overleden. Prof. Dr. H. Kamerling h Onnes, oud- hoogleeraar te Leiden, is Zondag over leden. Een manliest van het por tij best out der S.D.A.P. Buitenland De iinancieele commissie van den Franschen Senaat heeft het iinancieele ontwerp aangenomen. De oppositie in Hongarije blijft het aftreden va» Bethlen eischen. den oprichter Ds. Evelijn, en dat van zijn opvolger, Ds. J. W. Brass, wiens plaats later door spr. werd ingenomen. Ds. J. W. Brass, vroeger hier Luth. predikant, thans te Rotterdam^ hield een feestrede, naar aanleiding van de schriftwoorden: een ander is het die zaait, en een ander is het die maait. De plechtigheid werd afgewisseld door orgelspel van den heer R. H. Th. v. Leeuwen, door koorzang van de hin deren der Zondagsschool, en door solo- .en beurtzang van mej. A. van der Rey- den. Aan het einde werd gezongen Ge zang 235 2. Op 4 Maart a.s. zal des avond, in het Nutsgebouw de feestelijke htr- denking plaats vinden. Buurtvereeniging „Eensgezindheid" De buurtvereeniging „Eensgezind heid" doet haar naam eer aan. Het be stuur toonde zich reeds bij verschillen de gelegenheid paraat om leiding te geven bij het organiseeren van feeste lijkheden enz., die evenwel tot lieden beperkt bleven tot den kring van de jongere generatie onder de bewoners Thans zal echter ook den ouderen iets worden aangeboden, dat zeer ge schikt zal blijken te zijn om het ge meenschapsgevoel in de vereeniging te versterken, en wel in den vorm van een onderlingen feestav., die a.s. Don derdag in de zaal van „Zomerlustzal worden gehouden. Reeds eenigen tijd wordt aan de voorbereiding gewerkt door verschil lende dames en heeren, die zich daar voor beschikbaar hebben gesteld Het voorloopig programma belooft al een mooien avond. Tenminste wat don opzet betreft. Wanneer nu ook de belangstelling maar groot is. Maar dat zal wei in or de komen, gelet op den goeden geest die in deze „Eensgezindheid heers ht Protestantscn Vlaanderen" Het bestuur van -Ie Vereen „Gro ter tantsch Vlaanderen t Brussel, or gaan „de Geloofsge u'g*-" verzoekt ons mede te deelen, dat deze Vereeniging niets anders beoogt, dan het kosteloos verstrekken van Apologetische lec tuur, waarvan dan ook door vele wer kers op de Vlaamsche Evangelisatie- posten van alle gezindten een dank baar gebruik wordt gemaakt, ten ein de het orthodoxe Protestantisme te verdedigen. Vereeniging tot bevordering der Bouwkunst. Op de 204e vergadering van boven-, staande vereeniging zal a.s. Donder dag Dr. C. A. Crommelin een rede hou- 'den getiteld „Natuurkundige verschijn selen bij lage temperaturen", toege licht met lichtbeelden en proeven. Leidsch Studentencorps. Benoemd bij enkele candidaatstel- ling tot Assessor II Collegii van het Leidsch Studentencorps de heer C. J. Leembruggen, den Haag, candidaat van het afgetreden Collegium. Het Collegium voor bet nu ingetre den Academiejaar is thans samenge steld als volgt: J. V. Rijperda Wierdsma, Nijmegen, praeses, D. Bes. Den Haag, ab-actis, P. H. C. Losecaat Vermeer, den Haag, quaestor, P. R. Tak Labrijn, Goe^ as sessor I en bovengenoemde lieer Leem bruggen, assessor II Chr. Letterk. Kring. Vrijdag j.l. vergaderde de Chr. Let terkundige club alhier. De inleider, de heer P. H. Zand- stra, had als onderwerp: Multatuli: Max Havelaar. Hij schetste eerst het leven van Multatuli. Daar men niet wist, wat met hem te beginnen, nam zijn Na der hem mee naar indië, waar hij eerst als onbezoldigd klerk werd aan genomen. Na veel wederwaardigheden moest hij eindelijk, geheel overspan nen, ziekteverlof vragen naar Holland. Daarna kwam hij. nerveus nog lang niet hersteld, te Lebak. waai zich het drama van zijn boek afspeelt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1926 | | pagina 1