CHRISTELIJK DAGBLAD voor LEIDEN EN OMSTREKEN
Hit nummer hestaai uit TWEE Bladen.
EERSTE BLAD.
Belangrijkste nieuws in dit Nummer.
6e JAARGANG
MAANDAG 22 FEBRUARI 1920
NUMMER 1754
LEIDSCHE COURANT
ABONNEMENTSPRIJS
BUREAU: Hooigracht 35 Tel. 1278, Postgiro 58936
T.pidpti Postbox 20
ADVERTENTIE-PRIJS
In Leiden en buiten Leiden
waar agenten gevestigd zijn
Per kwartaal f 2.50
Per week .......I 0.19
Franco per post per kwartaal I 2.90
Gewone advertentlfn per regel 22*/t coat
lage zonden Mededeelingen, dubbel tarief.
Bij contract, belangrijke reductie.
Kleine advertentiSn bij vooruitbetaling
ran tea hoogste 30 woorden, worden dege
lijke geplaatet ad 40 cent
Het duurtevraagstuk.
Over de duurte wordt nog algemeen
geklaagd en niet in de laatste plaats
door ben, die van een beperkt inko
men moeten leven.
Omtrent de oorzaken van dit kwaad,
k-open echter de meeningen nogal
uiteen.
Volgens sommigen zijn de acbeids-
loonen te hoog met het gevolg, dat zoo
wel de productie als de distributie
■veel te hooge uitgaven vordert Trad
een algemeene loonsverlaging in, zoo
meent men, dan zou 't gevolg zijn een
voordeeliger productie en distributie,
waardoor de loonsverlaging vrijwel ge
compenseerd zou worden.
Anderen echter zijn van mrening,
dat de oorzaak veelmeer gezoent moet
worden bij de distribuanten, de gros
siers en de winkeliers, die veel te
hooge winsten zouden berekenen.
Men herinnert zich, dat Prof. Ecrd-
mans zich in dezen geest in den Leid-
sclien gemeenteraad heeft uitgelaten,
een uitspraak waarover hij naar wij
vernamen dezer dagen door de afd.
Leidpn van den Vrijheidsbond ter ver
antwoording zou worden geroepen.
Prof Eerdmans staat in deze be
schouwing niet alleen.
De Duitsehe regeering heeft inder
tijd als haar oordeel uitgesproken, dat
de tusschenhandel de voornaamste
oorzaak was van de stijging der prij
zen een beschuldiging die door verte
genwoordigers van den groothandel en
de grootindustrie werd onderstreept.
Het spreekt wel vanzelf, dat deze
beschuldiging in Middenstandskringen
de aandacht hebben getrokken en dat
men zich ook daar met dit vraagstuk
heeft bezig gehouden.
Tot op zekere hoogte wordt toegege
ven, dat aan het distributie-apparaat
wel een en ander onbreekt, wat dan
voornamelijk e engevolg zou zijn liet
te groot aantal middenstanders.
Tegenover hen, die van oordeel zijn,
dat vermeerdering van het aantal mid
denstanders de concurrentie bevor
dert wat weer prijsverlaging tengevol
ge heeft, werd onlangs in „De Midden
standsbond" de opvatting verdedigd,
dat veeleer het omgekeerde het geval
is.
„Men dient niet te vergeten, dat de prik
kei om door concurrentie zich te
handhaven en op zijn bedrijfsgenooten
terrein te veroveren, secundair is, ver
geleken bij 't streven, zich door middel
van zijn zaak een bepaald inkomen te
verwerven. Concurrrentie, ook wan
neer deze scherp wordt genoemd, is
dus steeds gebonden. De redeneering is
dan ook zeer onlogisch, dat zoo docr
een te sterke vermeerdering van het
aantal bedrijfsgenooten, de taak en dus
ook de verdienste voor een ieder is
verkleind, als gevolg hiervan een ver
scherping der concurrentie, dat wil dus
zeggen een verlaging der winstmar
ges en een verdere vermindering der
bedrijfswinsten is te verwachten. In
tegendeel moet worden aangenomen,
dat zoo door een overmatige vermeer-
derig van het aantal vakgenooten hun
gemiddeld inkomen zal zijn teruvge-
loopen, de reactie daarop deze zal zijn,
dat men zal trachten door een verhoo
ging der winstmarges, de inkomens
weer op het vroegere peil terug te
brengen.
Het spraakgebruik, dat van» ver
scherpte concurrentie spreekt, zoodra
de omstandigheden zoodanig wordeu,
dat'het bedrijf niet meer ongeveer het
als redelijk aangenomen bedrag ople
vert, is dus misleidend. Van verscher
ping der concurrentie kan eerst wor
den gesproken bij verlaging der bruto
winstmarges".
Wij willen niet ontkennen, dat er in
dit betoog een kern van waarheid
Bchuilt.
In plaatsen en afgelegen wijken,
waar de concurrentie betrekkelijk ge
ring is, zal het misschien mogelijk zijn
den te kleinen omzet door verhoogde
prijzen te compenseeren, maar in 't al
gemeen lijkt ons dit toch niet waar
schijnlijk.
Wel heeft miscliien het groot aan
tal winkeliers dit gevolg, dat meer
geld dan misschien uit economisch
oogpunt verantwoord is, voor reclame
doeleinden wordt uitgegeven.
Aan den anderen kant mag echter
ook niet vergeten worden, dat het pu
bliek zelf door aan den middenstand
zeer liooge eischen te stellen, de prijs
verhooging in de hand werkt.
Verlangd wordt een modern inge
richte winkel waar de bediening or
de verpakking niets te wenschen over
laat, terwijl het als vanzelfsprekend
wordt beschouwd, dat ook de Kleinste
telefonische hestelling prompt wordt
uitgevoerd en dat alles wordt thuisbe
zorgd.
Hooge eischen worden gesteld.
Maar 't spreekt vanzelf dat men de
kosten die dat alles meebrengt zelf
moet betalen.
Een algemeene versobering zou hier
uitkomst brengen.
Wie zal echter in staat zijn het rad
van den tijd terug te zetten?
STADSNIEUWS.
Prof. Kohnstamm over „De nieuwe
school."
De vereeniging „De paedagogische
Bibliotheek" hield Zaterdag in het
„Nut" haar vierde openbare vergade
ring, waar Prof. Kohnstamm van Am
sterdam sprak over bovengenoemd on
derwerp.
Volgens spr. is er schijnbaar aanlei
ding tot de vraag, of bet wel de moeite
waard is, over zoo iets als de „nieuwe
school" te spreken. Met voorbeelden
uit recensies van zijn brochure illus
treert hij, hoe laatdunkend door som
migen wordt geoordeeld. Spr. wil ech
ter zeggen, dat hij niet uit luchthar
tigheid, maar uit bezorgdheid voor het
heil van ons onderwijs de organisatie
van een nieuwe school voorstaat. Er
is reden tot bezorgdheid. Wij beginnen
leelijk achterop te komen bij andere
landen. Ondanks 't feit, dat er in onze
scholen had gewerkt wordt, zijn de
klachten niet van de lucht.
Als eerste punt, waarin de huidige
school te kort schiet, noemt spr. de
tucht. Onze school leert geen tucht,
omdat ze te weinig vrijheid geeft! Wie
't met de vrijheid niet durft wagen kan
niet opvoeden, maar alleen dresseeren.
We gaan uit van de gedachte, dat
het kind zichzelf in tucht moet hou
den. De Montessori-school bewijst, dat
dit mogelijk is, en 'tis dan ook geen
toeval, dat Miss Parkhurst, een leer
linge van Montessori is.
Een tweede fout is, dat er niet ge
noeg verband tusschen de leerlingen
bestaat. Terwijl overal 't „helpt el
kaar" als een deugd wordt aange
merkt, terwijl 't door vele kinderen
als van-zelf-sprekend wordt gevoeld,
dat ze wel helpen en wel voorzeggen,
is dit in de school verboden. Dat is 't
gevolg van ons klassicale systeem.
We moeten krijgen 't verband van
kleine groepjes van 2 of 3, die samen
de ouderen de jongeren helpen. Daar
in zit een opvoedend element, dat in
onze school niet tot zijn reet komt.
Ook 't groote verband, waardoor de
school een eenheid is, komt niet tot
zijn recht. We hebben geen localiteit
waar de school als geheel kan verga
deren.
Er moet echter niet slechts een ver
andering komen in de wijze, waarop
het onderwijs gegeven wordt. De maat
schappij stelt thans andere eischen
dan bij den aanvang der 19de eeuw,
toen bet klassikale stelsel ontstond.
Spr. wijst in dit verband naar de dis
sertatie van, zijn leerling, Dr. J. A.
Valks: Klassikaal en individueel
volksonderwijs. Bij den aanvang der
19de eeuw stond men voor de vraag:
Hoe loeren we dé massa van een volk
de allereerste grondbeginselen: lezen,
schrijven, rekenen. Wanneer we de
18de eeuw vergelijken met. de onze,
dan voelen we welk een ontzaggelijk
stuk werk de school heeft tot stand
gebracht.
Onze 20ste eeuw kan echter niet
meer met dat peil toe. Door de ont
wikkeling van het fabriekswezen is
de manueele vaardigheid in het ge
drang gekomen. Onze kinderen ko
men veel te kort. doordat ze eigenlijk
van den productieven arbeid der maat
schappij niets meer bespeuren. Daar
om moeten we niet eenzijdig letten op
de intellectueele vakken, maar wo
moeten in de lagere school en vervolg
onderwijs meer aandacht besteden
aan de doevakken, aan uitdrukking
van gedachten, aan dramatiseeren,
enz.
Daarbij zullen we zonder twijfel
moeten terugdringen de hoeveelheid
parate kennis. Dat zal niet gemakke
lijk gaan. omdat nog veel te algemeen
heerscht de gedachte, dat een be
schaafd, ontwikkeld mensch iemand
is, die van allerlei dingen wat weet.
Spreker erkent, dat eenige parate
kennis absoluut onotbeerlijk is om
door het leven te komen.
De fout is echter, dat men
meent veiliger te gaan met een groote
hoeveelheid halve kennis dan met 'n
geringe hoeveelheid grondige kennis.
Veel van die overtollige kennis is niet
alleen nutteloos, maar zelfs schadelijk.
Parate kennis is noodig om zich op 'n
gebied van kennen te kunnen orien-
teeren. We moeten de kinderen dus
leeren de orientatie-middelen te ge
bruiken. Over 't algemeen is men nog
te bang 't snoeimes in de hoeveelheid
parate kennis te zetten. Vrees voor do
hoogere onderwijsinrichtingen en de
publieke opinie doen hier veel kwaad.
Ieder staatsburger, die zijn krant
leest, komt in aanraking met tal van
vragen, waaraan een arbeider voor 100
jaar niet dacht. Ook op die vragen
moet de school haar leerlingen voor
bereiden. Maar dan mag zij ze ook
niet loslaten op den leeftijd, dat juist
de critiekste jaren beginnen. Daarom
zou spr. de leerverplichting willen uit
breiden tot 18 jaa.r natuurlijk niet
voor den heelen dag, maar b.v. voor
twee halve dagen per week. De leer
lingen zijn dan ook op den leeftijd
waarin ze kunnen beginnen te leeren,
zich in de groote vragen in te denken.
Spr. acht het verder noodzakelijk,
dat we krijgen een principieel andere
verhouding tusschen school en huis.
In Duitschland heeft de nieuwe
schoolwet gebracht de -autonomie der
school, waarbinnen samenwerking
tusschen school en huis mogelijk is.
Met cijfers illustreerde spr. hoe daar
de ouders de school niet slechts finan
cieel, maar ook met hun eigen werk
kracht steunden. Bijna elke school
voelt zich daar als een sociaal mid
delpunt van een bepaalde wijk, met
een bepaalde sociale taak. Ze kan zich
daardoor ook bezighouden met de
vraag, of ieder kind wel komt, waar
't naar zijn aanleg thuis hoort. Spr.
is pas terug van een studiereis, die hij
met een commissie in opdracht van
het Gemeentebestuur van Amsterdam
naar Hamburg heeft gemaakt, ter be
studeering van de aansluiting tus
schen de lagere school en de hoogere
onderwijsinrichtingen, en hij heeft
kunnen constateeren. dat men daar
reeds heel wat verder is dan bij ons.
De nieuwe school eischt eindelijk
ook een nieuwe geestesgesteldheid en
een nieuwe taak van den onderwijzer,
't Frappeert spreker telkens, dat de be
spreking van deze kwesties in de on
derwijsbladen altijd met zoo groote
heftigheid gepaard gaat. De dingen
worden zoo weinig objectief gezien.
Dat ligt niet aan de personen, maar
aan het stelsel, vooral aan de oplei
ding. Daar treft men dezelfde fout aan,
die ook de lagere school zelf aankleeft,
n.l. dat kennis-aankweeken, veelwete
rij als doel der opleiding wordt be
schouwd. Spr. zou ook voor het onder
wijzend personeel der lagere school
differentatie, arbeidsverdeeling willen
toepassen.
De school is de eenige organisatie,
waar men het beginsel der arbeidsver
deeling niet heeft toegepast. In plaats
van één onderwijzer uitsluitend te
stellen voor de geheele taak over de
geheele linie in een bepaalde klasse,
zou het beter zijn verschillende vak
ken aan de specialiteit in dat vak toe
te vertrouwen.
Niet alleen aan de opleiding, ook
aan de voortzetting der studie ont
breekt nog veel. Daarom verheugt het
spr. dat de belangstelling in paedago-
gische vragen hier in Leiden heeft ge
leid tot een samenwerking als we in
deze vereeniging zen.
Wat ten slotte de leiding van het
geheel aangaat, zou spr. wenschen na
der contact tusschen de wetenschap en
de hoogste leiding. Ook daarin is het
buitenland ons reeds vooruit.
Mogelijk is iemand geneigd te vra
gen of wij bij al dat nieuwe ook geen
nieuwe kinderen moeten hebben. En
herhaaldelijk heeft men spr. gezegd,
dat wat hij wil, wèl mogelijk kan zijn
met Engelsche of Amerikaansche kin
deren, maar niet met Hollandsche.
Spr. is echter overtuigd, en de pracjijk
heeft het reeds hier en daar bevestigd,
dat onze Hollandsche kinderen niet
behoeven achter te staan bij buiten-
iandsche.
Xatrede Ds. L. Bcnga.
Zondagmorgen had in de Doops
gezinde Kerk alhier de intrede plaats
van den nieuwberoepen predikant Ds.
L. Bonga van Dantumawoude.
De kerk was geheel met belangstel
lenden bezet, waaronder de Burge
meester van Leiden.
Na voorgaan in gebed en 't zingen
der Gemeente van Ps. 841 en 2,
hield de predikant een rede naar aan
leiding van Spreuken, hoofdstuk 23,
vers 26a en daarvan de woorden:
„Geet mij 'uw hart".
Eerst gaf hij een verklaring, waar
om juist deze tekst gekozen was, die
velen wellicht minder geschikt zouden
achten. Hij. zelt had bij 't overtaken
dit ook gevoeld, doch zich over de
bezwaren heengezet, toen hij tot de
conclusie kwam, dat alles, wat hij op
dezen dag wenschte te zeggen, juist
het best in dat woord kon worden
samengevat ot daaraan kon worden
vastgeknoopt. We hechten toch zeker
niet in de eerste plaats aan het „hoe"
en het „waar" van een woord, aan
zijn vorm en zijn plaats, maar voor
namelijk aan het „wat'd.w.z. aan
zijn inhoud. Daarom wenschte hij het
los van zijne plLats te overdenken in
dit uur, net uur, dat voor hem en
de gemeente van zoo groote ernst en
beteekenis is, waarin één een nieu
wen werkkring aanvaardt en duide
lijker dan gewoonlijk zal hooren die
roepstem van den arbeid: „Geef mii
uw hart".
En dan volgt de vraag, hoe be
gint en volhardt hij? Of, wat geelt hij
aan zijn arbeid; alleen zijn tijd, zijn
kracht, zjjn inspanning. Of ook nog
iets anders: „zijn hartDe roepstem
van den arbeid is niet louter: „werk,
o mensch", maar: „mensch, geet mij
uw hart", d.w.z. geef mij al uw aan
dacht, al uw toewijding, al uw liefde.
Wie zijn hart niet heeit gegeven aan
den arbeid, heeft het mooiste eraan
onthouden. Dit is niet alleen de roep
stem van den arbeid, maar ook ae
roepstem van den mensch tot den
mensch, die altijd en overal wordt
gehoord, de roepstem van onzen naas
te, die er eiken dag is, eiken gewo
nen dag, niet alleen in de kerk, maar
in ons eigen huis en op de straat.
Maar als we ons even bezinnen en
denken aan den zin en de beteekenis
van dat woord „hart", dan zullen we
toch even aarzelen. Voelen we wel,
wat 't zeggen wil, zijn hart te geven
aan een ander en hébben we dat zelf
wel in onze madht? Bestaat daar niet
zooiets als van onzichtbare draden tus
schen mensch en mensch, die moeten
worden gevonden, maar die niet wille
keurig kunnen worden gelegd en ge
hecht
Veel moei hier worden overgelaten
en afgewacht. Maar wij kunnen elkan
der misschien leeren vinden en trach
ten te begrijpen, welwillend en ver
draagzaam elkander zoeken en de mo-
felijkheid scheppen, elkander te vin-
en, in de hoop, dat langzamerhand
voor elkander onze harten zullen open
gaan, zoodat heerschen zal en groeien
zal een geest van hartelijkheid, vriend
schap en broederschap, de Gemeente
ten zegen.
„Geef mij uw hart" is ook de roep
stem van onzen God en wel niet ae
minst belangrijke, zij is de gewichtig
ste, die vaak in 't leven 't minst ver
staan wordt. Dat leven is zoo druk,
dat daar geen tijd, Iaat 'staan nog
aandacht over bluft voor God. Wie
zich aan de wereld wijdt, wijdt zich
aan God, want de wereld is niet buiten
God en God niet buiten de wereld.
Maar wie zich alleen aan de wereld
wijdt, zonder daarnaast te zoeken en
té vinden het onmiddellijk contact met
God zelf, die kan zich niet blijvend aan
de wereld wijden, zooals God dat van
hem verlangt. Geregelde Godsgemeen
schap is de voorwaarde voor net die
nen van Zijn wereld, voor het geven
van zijn hart aan al, wat die we
reld bevat.
Het eerste noodige is het openen
van zijn ziel voor zijn stem, het geven
van zijn hart aan Hem. Eerst, waar wij
óns hart aan God zullen geven, is de
kans op gemeenschapsbesef met Zijn
wereld geboren, dan worden we één
met ons werk, één met' onzen naaste,
één met onzen God.
Na 't uitspreken zijner rede, die met
aandacht werd gevolgd, dankte spre
ker den Burgemeester voor zijn tegen
woordigheid; hij rekende 't als een eer
voor de gemeente en hem persoon
lijk, dat de Burgemeester als hoogste
vertegenwoordiger dezer stad bij de in
trede tegenwoo dig was: verder richtte
hij zich tot de leden van den dienen
den en groot en Kerkeraad, tot colle
ga's en m 'i bijzonder tot Ds. Prins,
die gedurende de vacature op voortref
felijke wijze de catechisatie heeft waar
genomen, tol zuster- broeder- en jon
gerenkring, /angkcor en organist, da
mes en kinderen der Zondagsschool,
catechisanten en de kostering der Kerk
en ten slotte tot de gemeente in haar
geheel.
Dr. G. J. Boekenoogen sprak daar
na een woord van welkom tot den
nieuwen predikant; staande zong de
Gemeente hem toe Ps. 134 3, waar
na de plechtigheid werd besloten met
het zingen van Lied 44 vers 1.
Raadsvacature.
Naar wij vernemen zal Je beer A. J.
Oostdam (R.-K.) in verban! uiet zijne
a.s. overplaatsing naar het Rijksopvoe
dingsgesticht te Avereest. binnenkort
bedanken als lid van de* Gemeente
raad.
Opvolger is de heer C van Tol, oud-
ran den Gemeenieiau fclu schijnt
echter waarschijnlijk, dat «Ie lieer v
ioJ geen zitting zal nemen In dat ge
val treedt als opvolger op de beer II.
L. Tobe.
25-jarig bestaan van de aid. Lelden
van het Ned. Luth. Genootschap
voor In- en Uitwendige Zending.
In bet kerkgebouw der Luthersche
gemeente heeft gisterenavond in een
specialen avonddienst de herdenking
plaats gehad van het 25-jarig bestaan
der Leidsche afdeeling van het Ned.
Luth. Genootschap voor In- en Uit
wendige Zending.
De herdenking stond onder leiding
van den plaatselijken predikant Ds.
C. de Meyere, die een historisch over
zicht gaf van het bestaan der Leid
sche afdeeling. In het bijzonder her
innerde spr. daarbij aan bet werk van
Binnenland.
Ds. Js. van der Linden te 's-Gravon-
hago overleden.
Prof. Dr. H. Kamerling h Onnes, oud-
hoogleeraar te Leiden, is Zondag over
leden.
Een manliest van het por tij best out
der S.D.A.P.
Buitenland
De iinancieele commissie van den
Franschen Senaat heeft het iinancieele
ontwerp aangenomen.
De oppositie in Hongarije blijft het
aftreden va» Bethlen eischen.
den oprichter Ds. Evelijn, en dat van
zijn opvolger, Ds. J. W. Brass, wiens
plaats later door spr. werd ingenomen.
Ds. J. W. Brass, vroeger hier Luth.
predikant, thans te Rotterdam^ hield
een feestrede, naar aanleiding van de
schriftwoorden: een ander is het die
zaait, en een ander is het die maait.
De plechtigheid werd afgewisseld
door orgelspel van den heer R. H. Th.
v. Leeuwen, door koorzang van de hin
deren der Zondagsschool, en door solo-
.en beurtzang van mej. A. van der Rey-
den.
Aan het einde werd gezongen Ge
zang 235 2.
Op 4 Maart a.s. zal des avond, in
het Nutsgebouw de feestelijke htr-
denking plaats vinden.
Buurtvereeniging „Eensgezindheid"
De buurtvereeniging „Eensgezind
heid" doet haar naam eer aan. Het be
stuur toonde zich reeds bij verschillen
de gelegenheid paraat om leiding te
geven bij het organiseeren van feeste
lijkheden enz., die evenwel tot lieden
beperkt bleven tot den kring van de
jongere generatie onder de bewoners
Thans zal echter ook den ouderen
iets worden aangeboden, dat zeer ge
schikt zal blijken te zijn om het ge
meenschapsgevoel in de vereeniging te
versterken, en wel in den vorm van
een onderlingen feestav., die a.s. Don
derdag in de zaal van „Zomerlustzal
worden gehouden.
Reeds eenigen tijd wordt aan de
voorbereiding gewerkt door verschil
lende dames en heeren, die zich daar
voor beschikbaar hebben gesteld Het
voorloopig programma belooft al een
mooien avond. Tenminste wat don
opzet betreft.
Wanneer nu ook de belangstelling
maar groot is. Maar dat zal wei in or
de komen, gelet op den goeden geest
die in deze „Eensgezindheid heers ht
Protestantscn Vlaanderen"
Het bestuur van -Ie Vereen „Gro
ter tantsch Vlaanderen t Brussel, or
gaan „de Geloofsge u'g*-" verzoekt ons
mede te deelen, dat deze Vereeniging
niets anders beoogt, dan het kosteloos
verstrekken van Apologetische lec
tuur, waarvan dan ook door vele wer
kers op de Vlaamsche Evangelisatie-
posten van alle gezindten een dank
baar gebruik wordt gemaakt, ten ein
de het orthodoxe Protestantisme te
verdedigen.
Vereeniging tot bevordering der
Bouwkunst.
Op de 204e vergadering van boven-,
staande vereeniging zal a.s. Donder
dag Dr. C. A. Crommelin een rede hou-
'den getiteld „Natuurkundige verschijn
selen bij lage temperaturen", toege
licht met lichtbeelden en proeven.
Leidsch Studentencorps.
Benoemd bij enkele candidaatstel-
ling tot Assessor II Collegii van het
Leidsch Studentencorps de heer C. J.
Leembruggen, den Haag, candidaat
van het afgetreden Collegium.
Het Collegium voor bet nu ingetre
den Academiejaar is thans samenge
steld als volgt:
J. V. Rijperda Wierdsma, Nijmegen,
praeses, D. Bes. Den Haag, ab-actis,
P. H. C. Losecaat Vermeer, den Haag,
quaestor, P. R. Tak Labrijn, Goe^ as
sessor I en bovengenoemde lieer Leem
bruggen, assessor II
Chr. Letterk. Kring.
Vrijdag j.l. vergaderde de Chr. Let
terkundige club alhier.
De inleider, de heer P. H. Zand-
stra, had als onderwerp:
Multatuli: Max Havelaar.
Hij schetste eerst het leven van
Multatuli. Daar men niet wist, wat
met hem te beginnen, nam zijn Na
der hem mee naar indië, waar hij
eerst als onbezoldigd klerk werd aan
genomen. Na veel wederwaardigheden
moest hij eindelijk, geheel overspan
nen, ziekteverlof vragen naar Holland.
Daarna kwam hij. nerveus nog lang
niet hersteld, te Lebak. waai zich het
drama van zijn boek afspeelt.