NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN ZATERDAG T3" FEBRUARI T92S" TWEEDE BLAD. jj| Uit de Schriften. Waar zou ik heengaan voor U? Waar zoude ik henengaan voor uwen Geest, en waar zou de ik henenvlieden voor uw aangezicht Psalin 139 7* Psahn honderd-neg'en-en-dei't;g wordt niet ten onrechte genoemd de Psalm van Gods alomtegenwoordigheid. Toch begint hij daarmede niet. Want vóór alles valt de nadruk op Gods alwetendheidHeere, Gij doorgrondt en kent mij, Gij weet mijn zitten en mijn opstaan; Gij verstaat van verre mijne gedachtenEn van deze al wetendheid des Heeren komt de Psal mist dan vanzell tot zijn alomtegen woordigheid. Metterdaad is dit ook de orde, waar m deze deugden Gods door ons moe ten gekend worden. Den eersten in druk ontvangen wij niet van Gods al omtegenwoordigheid, maar van zijn al wetendheid. Wh gevoelen het, dat Hij ons doorziet, dat Hij ons altijd en overal doorziet. Die alwetendheid en alomtegenwoor digheid Gods wordt nu ook uitgedrukt in dezen vorm, dat hij 'belijdt: voor U kan ik niet vluchten; ik kan mij nergens voor U verbergen. Niet dat hem dit hindert. Integen deel, het is met blijdschap, dat hij deze dingen indenkt en aan zijnen God belijdt. En deze Psalm, die inzet in den.toon der diepe ootmoedigheid, verheit zich tot aanbidding, en lofver- heffing van den Heere. Het is hem zoo kostelijk, dit te overdenken, dat deze Psalm zelfs be sluit met de bede: Doorgrond mij, en ken mij, o God; en zie, of bij mij een schadelijke weg zij; en leid mij op den eeuwigen weg. Deze gezindheid des harten bij de overdenking van Gods alwetendheid, en alomtegenwoordigheid is alleen be staanbaar, waar de vreeze Gods in het hart woont. Zoo kunnen de goddeloozen niet denken en niet bidden. Een God, die alles weet en overal tegenwcoidig is, kunnen zij niet verdragen. Zulk een God staat hun in den weg. En daarom rekenen ze er liefst niet mede. Maar ook al weten en erkennen wij, dat God alles van ons weet en dat ten allen tijde en overal, dat Hij waar we ook zijn, ons doorgrondt dan ver vult ons dit meestal eer met diepen eerbied, dan dat het ons tot vreugde zou zijn De roekeloosheid, waarmede som mige menschen zich op Gods alwetend heid beroepen, zoodra ze hun bewerin gen in twijfel hooren trekken, is stui tend. En ge zoudt hun willen vragen: .Weet ge wel wat gij zegt? Zonder geloof in de vergeving der zonden zou Gods alwetendheid en al omtegenwoordigheid u bestendig doen vreezen en in gedurigen angst uw ziel beklemd houden. Want dan weet die God zeker ook de oprechtheid van uw bedoelen, de zuiverheid van uw beweegredenen, de waarheid van uw getuigenissen. Maar Hij weet evengoed uw zonden en ver keerdheden. Ook dat wat menschen niet weten en zelfs niet weten kunnen. Dan is er voor u geen reden om te juichen. En daarom is het zoo *100- aig, dat het tusschen u en uwen God vrede is geworden door het bloed der verzoening. Dan is voor den alwetenden God wel alles geopend, en niets bedekt. Maar dan bedekt Hij ook uwe zonden, zoodat ze u niet meer behoeven te storen in de blijde aanbidding van dezen grooten en heerlijken God. Nu is het opmerkelijk, dat de Psal mist onder anderen zegt: Waar zoude ik henengaan voor uwen Geest, en waar zoude ik henenvlieden yoor uw aangezicht Zeer terecht worden deze woorden door de Christelijke Kerk aangehaald als een bewijs voor de Godheid van den Heiligen Geest. Want al treedt hier het persoonlijk bestaan van den Heiligen Geest in onderscheiding van den Vader en den Zoon niet op den voorgrond, toch bestaat de Geest Gods zelfstandig in God. Niet alleen de Vader is overal tegen woordig en alwetend, maar ook de Zooit, en desgjelijks de Heilige Geest. Wél nioet hier onderr^heid gemaakt worden met de inwoning van den Heiligen Geest, die alleen den gel00- vigen Len deele valt. Maar üe alwetend heid en de alomtegenwoordigheid van den Heiligen Geest ten opzichte van alle sichepsel en alle menschenkind mag hierom niet worden voorbijgezien. Dit kan ook niet anders zijn. (Want waarom is God alwetend ten opzichte van ons en alomtegenwoor dig? Immers hierom, dat Hij ons heeft geschapen, en ons nog steeds in zijn hand heeft. Daarom ligt ons ganscne bestaan voor Hem open; er is niets verborgens in. Maar daarom kunnen wij ook nooit aan zijn macht ontko men. En in dat scheppen van onze men- schelijke persoonlijkheid heeft ook de Heilige Geest de hand. De Geest Gods heeft mij gemaakt en de adem des Almachtigen heeft mij levende ge maakt, zegt de Schrift. Daarom, omdat de Heilige Geest ot wilt ge: de Geest des Heeren, ook alle natuurlijk leven aanblies, en der halve ook onderhoudt, daarom is er aan dien Geest des Heeren geen ontkomen, Het eenig onderscheid is, dat de natuurlijke mensch dit niet bemerkt, en de door Gods Geest verlichte mensch wel. Die alwetendheid en alomtegen woordigheid van den Geest des Hee ren toont zich bij den nog onweder geboren mensch in angst en ver schrikking der consciëntie. Hij gevoelt dit als een geheimzinnige hoogere Macht, waaraan hij' zich niet kan ont trekken. En toch zoekt hij het van zich at te schudden. Maar als de Geest Gods ons doet verstaan dat Hij het is, die aldus zijn Goddelijke tegenwoordigheid ons be kend maakt, dan keert het ook om. Dan geven we ons aan dien Geest over. En, tot den Heere bekeerd, bid den wij, 'dat die Heilige Geest in ons wone, en ons niet verlate. Verwerp mij niet van uw aangezicht, en neem uwen Heiligen Geest niet van mij VERLOSSING. Zondaar onder schuld gebogen, Ga tot Jezus, met uw schuld, En aan angst en smet onttogen, Ziet gij 's Heeren raad onthuld In den zoendood Die uw oordeel heeft vervuld! Zondaar, blind, en naakt en gchuldig: Vlucht tot Jezus Hij is rijk. Hij, ontfermend, en geduldig, Wil, dat Gods genade u blijkt. Dat Zijn heilzon Van uw voetspoor nooit meer wijkt! Zondaar, zonder hoop op leven, Zie op Jezus, en ontwaar, Welk een macht Hem is gegeven .Als' uw Heer en Middelaar! Hij, uw Heiland, Maakt al Gods beloften waar! Zondaar, onrein en misdadig, A Jezu en uw naci.., Keert in lichtglans. Hij genadig, 't Hart, dat naar verlossing smacht, Zal Hij heelen, Die ons stervend 't leven bracht! C. H. SPURGEON. KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK. Beroepen: Te Goudeiak, 0. Vlas blom te Driessum. GEREF. KERKEN. Tweetal: Te 's Gravenliage-Weet Dr. J. Hoek te Soest en C. v. d. Woude te Gorredjjk, Emeritaat. Ds. F. Zantinge, predikant der Ge- ref. Kerk van Hoorn, Beeft tegen i Mei zijn emeritaat aangevraagd. Ds. J. J. Westerbeek van Eerten. f In den ouderdom van 2° jaar is gis teren, na zeer korte ongesteldheid te Kampen overleden Ds. J. J. Wester beek van Eerten, emeritus-predikant d. Geref. Kerk aldaar. I s. Westerbeek werd 3 Febr. 1856 geboren en in 1878 candidaat in de pro viurie Utrecht. r.7 jSpril 1879 verbond hp zich aan de Xoa.' Herv. Gemeente van Vleuten. In 1885 vertrok hp naar Mijdrecht, waar Ilij ju 1887 met de Doleantie meeging, '9 April verbond de overledene zich aan do Geref. kerk van Kampen, waar hü na j! dienstjaren 1 April: 1924 eervol emeritaat ontving. De overledene, die tot het laatst van zijn leven vacante kerken diende, jieeft dok naam gemaakt door het schrijven van enkele stichtelijke werken. Radio-preek. De intreepredicatie van Ds. G. R. Kuyper, Woensdag 24 Febr. in een der Geref. Kerken van 's Gravemhage-Oost, zal, iiaar üe „Standaard" meldt, per radio worden uitgezonden, ook in de beide aridere kerkgebouwen van 's Gra- venhage-Oost. Zoodat wjj Jjjgr het eigen aardige voorval beleven, dat een Ge meente in drie verschillende kerkge bouwen haar nieuwen leeraar kan aan- hooren. Bond van Besturen van Prot. Chr. Kweekscholen. De afemeS!ke- vex04l&rmg_ van den Bond van Besturen van Protestantach- Christelüke kweekscholen in Nederland, is Donderdag te Utrecht gehouden. De voorzitter, Ds. H. C. van den Brink, van Zandvoort, opende de ver gadering na gebed met een inleidend woord, waarin hjj waarschuwde tegen de vreeze, dat velen en velerlei omstan digheden tegen oins zijn. Hjj wees op het oude ideaal onzer opleiding te vor men voor onze scholen ware Christen- onderwijzers, mannen en vrouwen, die .God vreezen en wier beginsel en lust hgjï is, oaz® aankomende onderwijzers en onderwijzeressen te leiden in de oude beproefde paden. Vertegenwoordigd waren 12 kweek scholen. .Verder waren er 10 adviseeren de leden ter vergadering. In de vacature-Prof. Grosheide (niet herkiesbaar) werd gekozen Mr. L. K. Okma, van Witmarsum, de heer Gras werd als adviseerOnd lid gekozen. Daarna kreeg_de heer A. Oosterlee, directeur der Meisjeskweekschool, te Zetten, het woord voor het onderwérp: dat hij op verzoek van het bestuur in leidde: „de toekomst onzer Kweekscho len". Na een kort historisch overzicht ber spreekt inleider het bekende getal 18: 'het gemiddeld aantal geslaagden per jaar. Uok hij wenscht dat getal te ver dagen, maai' spreekt toch ook eeaiigen twijfel .uit, of de regeering, die groote kosten voor de opleiding maakt en op dat punt gaarne zou bezuinigen, een aan zienlijke verlaging van dat getal zal toe staan. Hij handhaaft ijjn meening, dat onze kweekscholen, 21 in getal, niet te yeel zijnT_zoodu-a men verder ziet dan het jaar 1929; komen onze gekapsiisde scholen in hun leerlingental weer met de masten omhoog, dan kan niet één kweekschool gemist. Hp zou het afkeu ren, indien de lycea een promotierecht voor het onderwijzersschap zouden ver krijgen ,terwjjl b.v. een nieuwe R. K. te Amsterdam zelis ^cgn cent subsidie [Ontvangt. Veeleer dient de regeering nog 'meer zorg te besteden aan de kweek scholen, opdat wij den achterstand, dien wij inzake opleiding nog hebban ojj de beste buitenfandsehe opleidingen, kun nen inhalen. Wat wij achter al die regelen en re gelingen zoeken, dat is het groote ver langen van ons opleiders om ai de scho len te geven, mannen, vol van liefde voor hun volk en de groote taak. Met een aanhaling van Beets geeft hij een hooge gedachte van wat ons volk van zijn onderwijzers en van onzei op leiding wacht, bi aar dat hooge ideaal moeten we blijven streven. Als tjjdelijken maatregel doet inleider aan de hand het geleidelijk stopzet ten van het staatsexamen voor de hulp- acte. Dat is beter, dan het sluiten van kweekscholen, die straks waarschijn lijk over drie jaar reeds weer regel matig moeten gaan werken. Om de vrijheid van examen te redden zou ihet instituut van extraneï bij 0112a eindexamens kunnen dienen, meenen sommigen. Anderen stellen de bezwa ren tegen deze beide gedachtan in het licht. Verder worden besproken: het gemid deld getal geslaagden per jaar, het beur IsznstelesL do practische opleiding, het gevaar van opzetten der eischen. van ons examen onder eigen pressie. De inleider beantwoordde verschil lende vragen. Na de bespreking van eanige huis houdelijke zaken, werd de vergadering n.a ^dankzegging door den heer Ooster lee' gesloten. Jaarvergadering „De Unie". Op de jaarvergadering van „De Unie" ,,Een school met den Bijbel Dinsdag 6 April a s. in het Jaarbeursgebouw te Utrechtte houden,, zal, naar wj veme men, als spreker optreden de heer G. ^leima, directeur van de Chr. Kweek school te Groningen, met het onderwerp ,;De persoonlijkheid van den onder wijzer in de Chr .School". Jaarvergadering „De Schoolraad". Op de vergadering An den Schoob raad voor Üe scholen met den Bijbel, op (Woensdag 7 April a.s„ eveneens in het Jaarbeursgebouw te Utrecht te houden, zal de voorzitter, Ds. J. L. Pierson, Ned. Herv. prsdikant te Groningen, re- fereeren over: „Hoe kan de band tus schen gezin en school versterktwor den?" BINNENLAND. DE KABINETSCRISIS. Het is niet van belang ontbloot te vermelden, zegt het „Hbld.", dat de kabinetsformateur, de heer mr. J. Lim burg, bijzonder veel gewicht schijnt te hechten aan de deelneming van eelit- sche personen aan zijn kabinet. Wij vernemen, althans, dat hij zeer zijn best heeft gedaan, eenigen mee te krijgen. Bij de onderhandelingen mei verschillende personen over de vor ming van een extra-parlementair ka-v binet moet minister De Geer -een zoo danige actieve rol hebben vervuld, of nog vervullen, dat men hem in politie ke kringen den hulpformateur noemt. G. Bruna. f Gisternacht is de heer G. Bruna, lid van den Utrechtschen gemeenteraad en voorzitter van de r.-k. raadsfractie, redacteur van „Het Centrum", bijna 55 jaar oud, aan de gevolgen van een hevige longontsteking overleden. De heer Bruna werd geboren te Heu- men, bezocht het gymnasium te Nij- magen en Amsterdam en studeerde ii} fle godgeleerdheid aan de Amster- damsche universiteit. Hij vervulde het predikambt bij de Nederl. Hervormde gemeente te Duursen en Enter en ging in 1899 over tot de r.-k. kerk. In dat zelfde jaar werd hij benoemd tot redacteur van het Huisgezin, welke be trekking hij in 1900 verwisselde met die van redacteur van het Centrum. Mr. J. Ankerman. Naar wij vernemen, is het oud-lid van de Tweede Kamer en oud-lid van den gemeenteraad, mr. J. Ankerman te Scheveningen, ernstig ongesteld. Prol. Mr. J. A. Veraart Bij beschikking van den Minister v. Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen is mr. J. A. Veraart, hoogleeraar op non-activiteit, tot wederopzeggings toegelaten als privaat-docent in de af- deeling Algemeene Wetenschappen aan de Technische Hoogeschool, om onderwijs te geven in de beginselen der economie, het socialisme, de vraag stukken der economische bedrijfsorga nisatie en het handelsrecht. Onveiligheid aan de grens De malaise aan de overzijde der grens, zoo wordt uit Heerlen gemeld, is groot. Talrijke fabrieken hebben haar bedrijf ingekrompen of geheel stopgezet en het aantal Duitsche werk- loozen neemt steeds meer toe. Alleen in Aken reeds wordt het aantal werk- loozen geschat op meer dan 16.000. Vermoedelijk in verband hiermede neemt de criminaliteit de laatste maanden toe en geen nacht gaat voor bij of er hebben aan de Duitsche zijde inbraken plaats, waarbij soms belang rijke bedragen ontvreamd worden. In Alsdorf vond op klaarlichten dag AAN HET ZOEKLICHT. Leidep, 13 Februari 1926. De wondere spraakverwarring» waarvan in Genesis 11 sprake is, was oorzaak, dat de menschen die beoog den bijeen te blijven, in de ver strooiing kwamen. De gevolgen van die verstrooiing worden in niet geringe mate getem perd door de uitgebreide taalstudiën. Zelfs heeft men reeds een wereldhulp taal uitgevonden, die het verstaan be langrijk vergemakkelijkt. Soms krijg ik echter den indruk, ,dat naar mate het taalverschil minder gevoeld wordt, de verwarring grootere vormen aanneemt omdat men elkaar niet blijkt te verstaan. Wat worden, ook in het gewone le ven, heel veel kwresties niet geweldig opgeblazen oihdat men elkaar niet kan of wil verstaan! En wat wordt de oplossing van tal van in den grond nietige geschillen niet bemoeilijkt, zoo niet onmogelijk gemaakt, omdat er is een opzettelijk misverstaan en niet begrijpen. En dat misverstaan vindt als regel zijn oorzaak in het pogen, dat allen menschen eigen is, om zich een toren te bouwen en zichzelf een naam te maken. Eerst als daarvoor in de plaats komt een zoeken van de eere van God die alleen groot is en Wiens Naam alleen waard is geheiligd te worden, komt er ook weer de mogelijkheid om de spraak zijns naasten te verstaan. Waaruit m.i. volgt, dat de alge meene spraakverwarring van dezen tijd nu niet bepaald als een gunstig verschijnsel kan worden aangemerkt. OBSERVATOR. een overval in een bank plaats. In Butgenbach werd een postbode op den middag neergeslagen en aan een boom vastgebonden. Met ruim 8000 mark maakten de aanranders zich uit ie voeten. Ook aanrandingen van vrou wen hebben meermalen plaats, enkele malen vlak bij de Hollandsche grens. Verkeerstnspectle Znid-Holland. Door den Bond van Bedrijfsautohou ders in Nederland is in overleg met de betrokken autoriteiten opgericht een vrijwillige verkeersinspectie voor de provincie Zuid-Holland. Nederlandsche fierheid. Het „Laatste Nieuws" schrijft ondef het opschrift: Nederlandsche hoffelijk heid: Zooal8 wij hebben aangekondigd, wordt in het „Holland Huis" te Brus sel een film vertoond, „Een rcltf door Nederland en Nederlandsch Indië" dit in verband met de koninklijke zilve ren bruiloft. Tot onze verbazing vernemen wij, dat a! de opschriften, op één enkel na, voor heel dén film uitsluitend Fransch' zijn! Ook de bediening, aan kleerkamer» buffet en in de zaal is Fransch. Het „Holland-Huis" wil door middel van dezen film Nederland en Indië, en du9 ook het Nederlandsche volk, in ons land beter doen kennen en waar deeren. Dat er te Brussèl, te midden van een grootendeels Vlaamsche bevolking door Nederland en dan nog al9 propa- ganda-mid<Jel alleen filmen met uit sluitend Fransche teksten worden ver toond. dat gaat allee te boven. Onveilig strand. Het strand zal de volgende week on veilig zijn op Maandag, Donderdag en Vrijdag tot Wassenaarsche Slag we gens schieten met mitrailleurs en ge weren, van 10 uur v.m. tot half 3 uur n.m. en op Dinsdag en Woensdag tot Katwijk, wegens schieten met geschut van half 12 v.m. tot half 3 uur n.m. De aandacht wordt er op gevestigd, dat het strand 9lechts dan weder voor het publiek toegankelijk is, wanneer de vlaggen, waardoor de onveiligheid van het strand wordt aangeduid, zijn ingehaald. FEUILLETON. Kathlyn Barrington. 60) Eér Ah IJeo den stoel neerzetten en naar zijn mes grijpen kon, voelde hij reeds Forsyth's handen aan zijh keel. De helper van Ah IJeo was heel wat vlugger, liet den stoel vallen en maak te zich zoo snel mogelijk uit de voe ten. Met Ah IJeo was het nu ook spoe dig gedaan. Aan handen en voeten gebonden lag hij machteloos op den grond. „O Dick" hoorde Forsyth roepen. Met één sprong was hij bij Kathlyn, die zich weenende van blijdschap om zijn hals wierp. „Lieveling, heb ik je weer" ant woordde Forsyth, haar liefkoozingen beantwoordend. „Wat heb ik een angst uitgestaan." „En wat was ik wanhopig, toen Ah IJeo mij vertelde, dat je gedood was" zei Kathlyn. „Zei Ah IJeo dat?" vroeg Forsyth op verontwaardigden toon. Nauwelijks bemerkte Ching, dat For syth boos was op Ah IJeo, of hij wend de zich tot Forsyth en zei: „Ah IJeo 'lechte man. Ching Ah IJeo dooden.' „Neen" zei Forsyth, „we mogen geen kwaad met kwaad vergelden, Ching. Weet je niet, dat er geschreven staat: „Mijne is de wraak, ik zal het vergelden." Ching schudde niet-begrijpend het hoofd, maar liet toch zijn plannen varen. „Wij zullen Ah IJeo zijn wapenen ontnemen en dan kunnen we zijn ban den wel weer losmaken. Hier, in deze provincie, waar Li-Weng-Ho zijn macht en invloed niet kan laten gel den, zal hij ons geen kwaad meer kun nen doen." Forsyth onderzocht Ah IJeo van top tot teen en na overtuigd te zijn, dat hij geen wapens meer bij zich had, sneed hij diens banden los. Ah IJeo sprong haastig op en rende weg. Waarheen? HOOFDSTUK XXV. Vreemdelingen. 0<?k Forsyth en x zijn metgezellen bleven niet lang op de plaats, waar de overval had plaats gehad. Voor Ah IJeo behoefden ze nu geen vrees meer te koesteren, maar de weg'bood in 't geheel geen schuilplaats voor den nacht. Forsyth en Ching waren beiden zoo moe, dat ze naar een of andere rustplaats verlangden. Waar die even wel te vinden? ■De Chinees uit L(u Chow nam den draagstoel van voren op en Ching van achteren. Zoo trokken ze weer terug naar Lu Chow. Daar blijven wilden ze evenwel niet; want hoewel ze van een paar der inwoners hulp hadden on dervonden, staarde» het overige ge deelte der bevolking hen zoo vreemd en dreigend aan, dat ze het maar raad zaam vonden, verder te trekken. De „behulpzame" Chinees vond evenwel blijkbaar, dat hij zijn plicht gedaan 'had, zette den draagstoel op den grond en liep, zonder verdere plichtpleging, weg. Forsyth zag wel, dat hem nu' niets anders overbleef, dan zelf de open plaats in te nemen. Zoo droegen ze dus Kathlyn, wier voet te pijnlijk wasf dan dat ze veel kon loopen. Maar ook voor de beide dragers was het haast onmogelijk nog verder te gaari. De vermoeienissen van de laat ste dagen en nachten, en van den laatsten dag en nacht in 't bijzonder, lieten zich bij beiden gelden. Ze sleep ten zich werktuigelijk voort. Ze liepen als in een droom, meer slapende dan wakende. Eindelijk bereikten ze, tegen het val len van den avond, een dorp. Aan twee groote booinen was 2en uithangbord opgehangen, dat met gouden letters vertelde, dat hier was „de Herberg van het Geluk." „Hier zullen we rusten" zei -Forsyth. Het strakke, koude gezicht van den herbergier verscheen en zonder een blijk van nieuwsgierigheid te toonen, vroeg de herbergier, wat ze wensch- ten. 't Duurde niet lang of ze zaten met hun drieën te smullen aan het eenvoudige maal, dat de herbergier hen had voorgezet. Ondertusschen ver telden ze aan elkaar hun wederzijd- sche ervaringen na hun scheiding. Kathlyn was het overige gedeelte van den weg door Ah IJeo heel correct, maar toch kortaf behandeld. Nog al tijd kon ze baar vreugde over haar be vrijding niet uiten. Ze was vol dank baarheid en als ze dacht aan de ge varen, die Forsyth terwille van haar had doorstaan, straalden haar oogen vol liefde hem tegen. Maar ook Ching werd niet vergeten. Ze schudde hem dankbaar de hand. Ching beschouw de al 't geen hij gedaan had als plicht en toen ze hem nog eens haar dank betuigde, maakte hij daaraan een ein de, door te zeggen: „Al klaar. Hier rijst. Wij eten, eten on ^an slapen, sla pen." Kathlyn en Forsyth glimlachten om de wijze, waarop Ching den hem toe komenden dank afwees. Zijn raad om te „slapen, slapen' volgden ze even wel op. Liever evenwel dan in de don kere kamertjes, die de herbergier met den weidschen naam betitelde van „logeerkamers" verkozen ze te slapen op den grooten hooizolder. Lang en vast was hun slaap en eerst laat in den morgen werd Forsyth wakker, toen hij door Ching geroepen werd. „Opstaan, dokter Forsyth. Wij weg gaan, vlug weggaan." Forsyth was terstond klaar wakker Welk gevaar bedreigde hen nu weer? Hij zou niet lang in 't onzekere blijven „Menschen uit het dorp vinden ons hier. Zij boos zijn. Vragen herbergier zenden ons weg. Heel veel menschen.* „Dus moeten we hier vandaan?" „Herbergier zeggen: hem spijten, hij niet helpen. Hij niet graag hebben her berg met steenen'gooien." Maar wat zal er gebeuren, als we de herberg verlaten?" „Mij niet weten. Veel menschen bui ten. Zij ons dreigen, zij ons slaan mis schien. Zij ons werpen met steenen misschien. U ze daar zien." Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1926 | | pagina 5