NIEUWE LEIDSCHE
COURANT VAN ZATERDAG T3" FEBRUARI T92S"
TWEEDE BLAD.
jj| Uit de Schriften.
Waar zou ik heengaan voor U?
Waar zoude ik henengaan
voor uwen Geest, en waar zou
de ik henenvlieden voor uw
aangezicht
Psalin 139 7*
Psahn honderd-neg'en-en-dei't;g wordt
niet ten onrechte genoemd de Psalm
van Gods alomtegenwoordigheid.
Toch begint hij daarmede niet. Want
vóór alles valt de nadruk op Gods
alwetendheidHeere, Gij doorgrondt
en kent mij, Gij weet mijn zitten en
mijn opstaan; Gij verstaat van verre
mijne gedachtenEn van deze al
wetendheid des Heeren komt de Psal
mist dan vanzell tot zijn alomtegen
woordigheid.
Metterdaad is dit ook de orde, waar
m deze deugden Gods door ons moe
ten gekend worden. Den eersten in
druk ontvangen wij niet van Gods al
omtegenwoordigheid, maar van zijn al
wetendheid. Wh gevoelen het, dat Hij
ons doorziet, dat Hij ons altijd en
overal doorziet.
Die alwetendheid en alomtegenwoor
digheid Gods wordt nu ook uitgedrukt
in dezen vorm, dat hij 'belijdt: voor
U kan ik niet vluchten; ik kan mij
nergens voor U verbergen.
Niet dat hem dit hindert. Integen
deel, het is met blijdschap, dat hij
deze dingen indenkt en aan zijnen
God belijdt. En deze Psalm, die inzet
in den.toon der diepe ootmoedigheid,
verheit zich tot aanbidding, en lofver-
heffing van den Heere.
Het is hem zoo kostelijk, dit te
overdenken, dat deze Psalm zelfs be
sluit met de bede: Doorgrond mij, en
ken mij, o God; en zie, of bij mij een
schadelijke weg zij; en leid mij op den
eeuwigen weg.
Deze gezindheid des harten bij de
overdenking van Gods alwetendheid,
en alomtegenwoordigheid is alleen be
staanbaar, waar de vreeze Gods in het
hart woont.
Zoo kunnen de goddeloozen niet
denken en niet bidden. Een God, die
alles weet en overal tegenwcoidig is,
kunnen zij niet verdragen. Zulk een
God staat hun in den weg. En daarom
rekenen ze er liefst niet mede.
Maar ook al weten en erkennen wij,
dat God alles van ons weet en dat ten
allen tijde en overal, dat Hij waar we
ook zijn, ons doorgrondt dan ver
vult ons dit meestal eer met diepen
eerbied, dan dat het ons tot vreugde
zou zijn
De roekeloosheid, waarmede som
mige menschen zich op Gods alwetend
heid beroepen, zoodra ze hun bewerin
gen in twijfel hooren trekken, is stui
tend. En ge zoudt hun willen vragen:
.Weet ge wel wat gij zegt?
Zonder geloof in de vergeving der
zonden zou Gods alwetendheid en al
omtegenwoordigheid u bestendig doen
vreezen en in gedurigen angst uw ziel
beklemd houden.
Want dan weet die God zeker ook
de oprechtheid van uw bedoelen, de
zuiverheid van uw beweegredenen, de
waarheid van uw getuigenissen. Maar
Hij weet evengoed uw zonden en ver
keerdheden. Ook dat wat menschen
niet weten en zelfs niet weten kunnen.
Dan is er voor u geen reden om te
juichen. En daarom is het zoo *100-
aig, dat het tusschen u en uwen God
vrede is geworden door het bloed der
verzoening.
Dan is voor den alwetenden God
wel alles geopend, en niets bedekt.
Maar dan bedekt Hij ook uwe zonden,
zoodat ze u niet meer behoeven te
storen in de blijde aanbidding van
dezen grooten en heerlijken God.
Nu is het opmerkelijk, dat de Psal
mist onder anderen zegt: Waar zoude
ik henengaan voor uwen Geest, en
waar zoude ik henenvlieden yoor uw
aangezicht
Zeer terecht worden deze woorden
door de Christelijke Kerk aangehaald
als een bewijs voor de Godheid van
den Heiligen Geest. Want al treedt
hier het persoonlijk bestaan van den
Heiligen Geest in onderscheiding van
den Vader en den Zoon niet op den
voorgrond, toch bestaat de Geest Gods
zelfstandig in God.
Niet alleen de Vader is overal tegen
woordig en alwetend, maar ook de
Zooit, en desgjelijks de Heilige Geest.
Wél nioet hier onderr^heid gemaakt
worden met de inwoning van den
Heiligen Geest, die alleen den gel00-
vigen Len deele valt. Maar üe alwetend
heid en de alomtegenwoordigheid van
den Heiligen Geest ten opzichte van
alle sichepsel en alle menschenkind
mag hierom niet worden voorbijgezien.
Dit kan ook niet anders zijn.
(Want waarom is God alwetend ten
opzichte van ons en alomtegenwoor
dig? Immers hierom, dat Hij ons heeft
geschapen, en ons nog steeds in zijn
hand heeft. Daarom ligt ons ganscne
bestaan voor Hem open; er is niets
verborgens in. Maar daarom kunnen
wij ook nooit aan zijn macht ontko
men.
En in dat scheppen van onze men-
schelijke persoonlijkheid heeft ook de
Heilige Geest de hand. De Geest Gods
heeft mij gemaakt en de adem des
Almachtigen heeft mij levende ge
maakt, zegt de Schrift.
Daarom, omdat de Heilige Geest
ot wilt ge: de Geest des Heeren, ook
alle natuurlijk leven aanblies, en der
halve ook onderhoudt, daarom is
er aan dien Geest des Heeren geen
ontkomen,
Het eenig onderscheid is, dat de
natuurlijke mensch dit niet bemerkt,
en de door Gods Geest verlichte
mensch wel.
Die alwetendheid en alomtegen
woordigheid van den Geest des Hee
ren toont zich bij den nog onweder
geboren mensch in angst en ver
schrikking der consciëntie. Hij gevoelt
dit als een geheimzinnige hoogere
Macht, waaraan hij' zich niet kan ont
trekken.
En toch zoekt hij het van zich at
te schudden.
Maar als de Geest Gods ons doet
verstaan dat Hij het is, die aldus zijn
Goddelijke tegenwoordigheid ons be
kend maakt, dan keert het ook om.
Dan geven we ons aan dien Geest
over. En, tot den Heere bekeerd, bid
den wij, 'dat die Heilige Geest in ons
wone, en ons niet verlate.
Verwerp mij niet van uw aangezicht,
en neem uwen Heiligen Geest niet
van mij
VERLOSSING.
Zondaar onder schuld gebogen,
Ga tot Jezus, met uw schuld,
En aan angst en smet onttogen,
Ziet gij 's Heeren raad onthuld
In den zoendood
Die uw oordeel heeft vervuld!
Zondaar, blind, en naakt en gchuldig:
Vlucht tot Jezus Hij is rijk.
Hij, ontfermend, en geduldig,
Wil, dat Gods genade u blijkt.
Dat Zijn heilzon
Van uw voetspoor nooit meer wijkt!
Zondaar, zonder hoop op leven,
Zie op Jezus, en ontwaar,
Welk een macht Hem is gegeven
.Als' uw Heer en Middelaar!
Hij, uw Heiland,
Maakt al Gods beloften waar!
Zondaar, onrein en misdadig,
A Jezu en uw naci..,
Keert in lichtglans. Hij genadig,
't Hart, dat naar verlossing smacht,
Zal Hij heelen,
Die ons stervend 't leven bracht!
C. H. SPURGEON.
KERK EN SCHOOL.
NED. HERV. KERK.
Beroepen: Te Goudeiak, 0. Vlas
blom te Driessum.
GEREF. KERKEN.
Tweetal: Te 's Gravenliage-Weet
Dr. J. Hoek te Soest en C. v. d. Woude
te Gorredjjk,
Emeritaat.
Ds. F. Zantinge, predikant der Ge-
ref. Kerk van Hoorn, Beeft tegen i Mei
zijn emeritaat aangevraagd.
Ds. J. J. Westerbeek van Eerten. f
In den ouderdom van 2° jaar is gis
teren, na zeer korte ongesteldheid te
Kampen overleden Ds. J. J. Wester
beek van Eerten, emeritus-predikant d.
Geref. Kerk aldaar.
I s. Westerbeek werd 3 Febr. 1856
geboren en in 1878 candidaat in de pro
viurie Utrecht.
r.7 jSpril 1879 verbond hp zich aan
de Xoa.' Herv. Gemeente van Vleuten.
In 1885 vertrok hp naar Mijdrecht, waar
Ilij ju 1887 met de Doleantie meeging, '9
April verbond de overledene zich aan
do Geref. kerk van Kampen, waar hü
na j! dienstjaren 1 April: 1924 eervol
emeritaat ontving.
De overledene, die tot het laatst van
zijn leven vacante kerken diende, jieeft
dok naam gemaakt door het schrijven
van enkele stichtelijke werken.
Radio-preek.
De intreepredicatie van Ds. G. R.
Kuyper, Woensdag 24 Febr. in een der
Geref. Kerken van 's Gravemhage-Oost,
zal, iiaar üe „Standaard" meldt, per
radio worden uitgezonden, ook in de
beide aridere kerkgebouwen van 's Gra-
venhage-Oost. Zoodat wjj Jjjgr het eigen
aardige voorval beleven, dat een Ge
meente in drie verschillende kerkge
bouwen haar nieuwen leeraar kan aan-
hooren.
Bond van Besturen van Prot. Chr.
Kweekscholen.
De afemeS!ke- vex04l&rmg_ van den
Bond van Besturen van Protestantach-
Christelüke kweekscholen in Nederland,
is Donderdag te Utrecht gehouden.
De voorzitter, Ds. H. C. van den
Brink, van Zandvoort, opende de ver
gadering na gebed met een inleidend
woord, waarin hjj waarschuwde tegen de
vreeze, dat velen en velerlei omstan
digheden tegen oins zijn. Hjj wees op
het oude ideaal onzer opleiding te vor
men voor onze scholen ware Christen-
onderwijzers, mannen en vrouwen, die
.God vreezen en wier beginsel en lust
hgjï is, oaz® aankomende onderwijzers
en onderwijzeressen te leiden in de oude
beproefde paden.
Vertegenwoordigd waren 12 kweek
scholen. .Verder waren er 10 adviseeren
de leden ter vergadering.
In de vacature-Prof. Grosheide (niet
herkiesbaar) werd gekozen Mr. L. K.
Okma, van Witmarsum, de heer Gras
werd als adviseerOnd lid gekozen.
Daarna kreeg_de heer A. Oosterlee,
directeur der Meisjeskweekschool, te
Zetten, het woord voor het onderwérp:
dat hij op verzoek van het bestuur in
leidde: „de toekomst onzer Kweekscho
len".
Na een kort historisch overzicht ber
spreekt inleider het bekende getal 18:
'het gemiddeld aantal geslaagden per
jaar. Uok hij wenscht dat getal te ver
dagen, maai' spreekt toch ook eeaiigen
twijfel .uit, of de regeering, die groote
kosten voor de opleiding maakt en op
dat punt gaarne zou bezuinigen, een aan
zienlijke verlaging van dat getal zal toe
staan. Hij handhaaft ijjn meening, dat
onze kweekscholen, 21 in getal, niet te
yeel zijnT_zoodu-a men verder ziet dan
het jaar 1929; komen onze gekapsiisde
scholen in hun leerlingental weer met
de masten omhoog, dan kan niet één
kweekschool gemist. Hp zou het afkeu
ren, indien de lycea een promotierecht
voor het onderwijzersschap zouden ver
krijgen ,terwjjl b.v. een nieuwe R. K.
te Amsterdam zelis ^cgn cent subsidie
[Ontvangt. Veeleer dient de regeering
nog 'meer zorg te besteden aan de kweek
scholen, opdat wij den achterstand, dien
wij inzake opleiding nog hebban ojj de
beste buitenfandsehe opleidingen, kun
nen inhalen.
Wat wij achter al die regelen en re
gelingen zoeken, dat is het groote ver
langen van ons opleiders om ai de scho
len te geven, mannen, vol van liefde
voor hun volk en de groote taak. Met
een aanhaling van Beets geeft hij
een hooge gedachte van wat ons volk
van zijn onderwijzers en van onzei op
leiding wacht, bi aar dat hooge ideaal
moeten we blijven streven.
Als tjjdelijken maatregel doet inleider
aan de hand het geleidelijk stopzet
ten van het staatsexamen voor de hulp-
acte. Dat is beter, dan het sluiten van
kweekscholen, die straks waarschijn
lijk over drie jaar reeds weer regel
matig moeten gaan werken.
Om de vrijheid van examen te redden
zou ihet instituut van extraneï bij 0112a
eindexamens kunnen dienen, meenen
sommigen. Anderen stellen de bezwa
ren tegen deze beide gedachtan in het
licht.
Verder worden besproken: het gemid
deld getal geslaagden per jaar, het beur
IsznstelesL do practische opleiding, het
gevaar van opzetten der eischen. van
ons examen onder eigen pressie.
De inleider beantwoordde verschil
lende vragen.
Na de bespreking van eanige huis
houdelijke zaken, werd de vergadering
n.a ^dankzegging door den heer Ooster
lee' gesloten.
Jaarvergadering „De Unie".
Op de jaarvergadering van „De Unie"
,,Een school met den Bijbel Dinsdag
6 April a s. in het Jaarbeursgebouw te
Utrechtte houden,, zal, naar wj veme
men, als spreker optreden de heer G.
^leima, directeur van de Chr. Kweek
school te Groningen, met het onderwerp
,;De persoonlijkheid van den onder
wijzer in de Chr .School".
Jaarvergadering „De Schoolraad".
Op de vergadering An den Schoob
raad voor Üe scholen met den Bijbel, op
(Woensdag 7 April a.s„ eveneens in het
Jaarbeursgebouw te Utrecht te houden,
zal de voorzitter, Ds. J. L. Pierson,
Ned. Herv. prsdikant te Groningen, re-
fereeren over: „Hoe kan de band tus
schen gezin en school versterktwor
den?"
BINNENLAND.
DE KABINETSCRISIS.
Het is niet van belang ontbloot te
vermelden, zegt het „Hbld.", dat de
kabinetsformateur, de heer mr. J. Lim
burg, bijzonder veel gewicht schijnt te
hechten aan de deelneming van eelit-
sche personen aan zijn kabinet.
Wij vernemen, althans, dat hij zeer
zijn best heeft gedaan, eenigen mee te
krijgen. Bij de onderhandelingen mei
verschillende personen over de vor
ming van een extra-parlementair ka-v
binet moet minister De Geer -een zoo
danige actieve rol hebben vervuld, of
nog vervullen, dat men hem in politie
ke kringen den hulpformateur
noemt.
G. Bruna. f
Gisternacht is de heer G. Bruna, lid
van den Utrechtschen gemeenteraad
en voorzitter van de r.-k. raadsfractie,
redacteur van „Het Centrum", bijna
55 jaar oud, aan de gevolgen van een
hevige longontsteking overleden.
De heer Bruna werd geboren te Heu-
men, bezocht het gymnasium te Nij-
magen en Amsterdam en studeerde
ii} fle godgeleerdheid aan de Amster-
damsche universiteit. Hij vervulde het
predikambt bij de Nederl. Hervormde
gemeente te Duursen en Enter en
ging in 1899 over tot de r.-k. kerk. In
dat zelfde jaar werd hij benoemd tot
redacteur van het Huisgezin, welke be
trekking hij in 1900 verwisselde met
die van redacteur van het Centrum.
Mr. J. Ankerman.
Naar wij vernemen, is het oud-lid
van de Tweede Kamer en oud-lid van
den gemeenteraad, mr. J. Ankerman
te Scheveningen, ernstig ongesteld.
Prol. Mr. J. A. Veraart
Bij beschikking van den Minister v.
Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen
is mr. J. A. Veraart, hoogleeraar op
non-activiteit, tot wederopzeggings
toegelaten als privaat-docent in de af-
deeling Algemeene Wetenschappen
aan de Technische Hoogeschool, om
onderwijs te geven in de beginselen
der economie, het socialisme, de vraag
stukken der economische bedrijfsorga
nisatie en het handelsrecht.
Onveiligheid aan de grens
De malaise aan de overzijde der
grens, zoo wordt uit Heerlen gemeld,
is groot. Talrijke fabrieken hebben
haar bedrijf ingekrompen of geheel
stopgezet en het aantal Duitsche werk-
loozen neemt steeds meer toe. Alleen
in Aken reeds wordt het aantal werk-
loozen geschat op meer dan 16.000.
Vermoedelijk in verband hiermede
neemt de criminaliteit de laatste
maanden toe en geen nacht gaat voor
bij of er hebben aan de Duitsche zijde
inbraken plaats, waarbij soms belang
rijke bedragen ontvreamd worden.
In Alsdorf vond op klaarlichten dag
AAN HET ZOEKLICHT.
Leidep, 13 Februari 1926.
De wondere spraakverwarring»
waarvan in Genesis 11 sprake is, was
oorzaak, dat de menschen die beoog
den bijeen te blijven, in de ver
strooiing kwamen.
De gevolgen van die verstrooiing
worden in niet geringe mate getem
perd door de uitgebreide taalstudiën.
Zelfs heeft men reeds een wereldhulp
taal uitgevonden, die het verstaan be
langrijk vergemakkelijkt.
Soms krijg ik echter den indruk,
,dat naar mate het taalverschil minder
gevoeld wordt, de verwarring grootere
vormen aanneemt omdat men elkaar
niet blijkt te verstaan.
Wat worden, ook in het gewone le
ven, heel veel kwresties niet geweldig
opgeblazen oihdat men elkaar niet
kan of wil verstaan!
En wat wordt de oplossing van tal
van in den grond nietige geschillen
niet bemoeilijkt, zoo niet onmogelijk
gemaakt, omdat er is een opzettelijk
misverstaan en niet begrijpen.
En dat misverstaan vindt als regel
zijn oorzaak in het pogen, dat allen
menschen eigen is, om zich een toren
te bouwen en zichzelf een naam te
maken.
Eerst als daarvoor in de plaats komt
een zoeken van de eere van God die
alleen groot is en Wiens Naam alleen
waard is geheiligd te worden, komt
er ook weer de mogelijkheid om de
spraak zijns naasten te verstaan.
Waaruit m.i. volgt, dat de alge
meene spraakverwarring van dezen
tijd nu niet bepaald als een gunstig
verschijnsel kan worden aangemerkt.
OBSERVATOR.
een overval in een bank plaats. In
Butgenbach werd een postbode op den
middag neergeslagen en aan een boom
vastgebonden. Met ruim 8000 mark
maakten de aanranders zich uit ie
voeten. Ook aanrandingen van vrou
wen hebben meermalen plaats, enkele
malen vlak bij de Hollandsche grens.
Verkeerstnspectle Znid-Holland.
Door den Bond van Bedrijfsautohou
ders in Nederland is in overleg met
de betrokken autoriteiten opgericht
een vrijwillige verkeersinspectie voor
de provincie Zuid-Holland.
Nederlandsche fierheid.
Het „Laatste Nieuws" schrijft ondef
het opschrift: Nederlandsche hoffelijk
heid:
Zooal8 wij hebben aangekondigd,
wordt in het „Holland Huis" te Brus
sel een film vertoond, „Een rcltf door
Nederland en Nederlandsch Indië" dit
in verband met de koninklijke zilve
ren bruiloft.
Tot onze verbazing vernemen wij,
dat a! de opschriften, op één enkel na,
voor heel dén film uitsluitend Fransch'
zijn!
Ook de bediening, aan kleerkamer»
buffet en in de zaal is Fransch.
Het „Holland-Huis" wil door middel
van dezen film Nederland en Indië,
en du9 ook het Nederlandsche volk, in
ons land beter doen kennen en waar
deeren.
Dat er te Brussèl, te midden van een
grootendeels Vlaamsche bevolking
door Nederland en dan nog al9 propa-
ganda-mid<Jel alleen filmen met uit
sluitend Fransche teksten worden ver
toond. dat gaat allee te boven.
Onveilig strand.
Het strand zal de volgende week on
veilig zijn op Maandag, Donderdag en
Vrijdag tot Wassenaarsche Slag we
gens schieten met mitrailleurs en ge
weren, van 10 uur v.m. tot half 3 uur
n.m. en op Dinsdag en Woensdag tot
Katwijk, wegens schieten met geschut
van half 12 v.m. tot half 3 uur n.m.
De aandacht wordt er op gevestigd,
dat het strand 9lechts dan weder voor
het publiek toegankelijk is, wanneer
de vlaggen, waardoor de onveiligheid
van het strand wordt aangeduid, zijn
ingehaald.
FEUILLETON.
Kathlyn Barrington.
60)
Eér Ah IJeo den stoel neerzetten en
naar zijn mes grijpen kon, voelde hij
reeds Forsyth's handen aan zijh keel.
De helper van Ah IJeo was heel wat
vlugger, liet den stoel vallen en maak
te zich zoo snel mogelijk uit de voe
ten. Met Ah IJeo was het nu ook spoe
dig gedaan. Aan handen en voeten
gebonden lag hij machteloos op den
grond.
„O Dick" hoorde Forsyth roepen.
Met één sprong was hij bij Kathlyn,
die zich weenende van blijdschap om
zijn hals wierp.
„Lieveling, heb ik je weer" ant
woordde Forsyth, haar liefkoozingen
beantwoordend. „Wat heb ik een angst
uitgestaan."
„En wat was ik wanhopig, toen Ah
IJeo mij vertelde, dat je gedood was"
zei Kathlyn.
„Zei Ah IJeo dat?" vroeg Forsyth
op verontwaardigden toon.
Nauwelijks bemerkte Ching, dat For
syth boos was op Ah IJeo, of hij wend
de zich tot Forsyth en zei: „Ah IJeo
'lechte man. Ching Ah IJeo dooden.'
„Neen" zei Forsyth, „we mogen
geen kwaad met kwaad vergelden,
Ching. Weet je niet, dat er geschreven
staat: „Mijne is de wraak, ik zal het
vergelden."
Ching schudde niet-begrijpend het
hoofd, maar liet toch zijn plannen
varen.
„Wij zullen Ah IJeo zijn wapenen
ontnemen en dan kunnen we zijn ban
den wel weer losmaken. Hier, in deze
provincie, waar Li-Weng-Ho zijn
macht en invloed niet kan laten gel
den, zal hij ons geen kwaad meer kun
nen doen."
Forsyth onderzocht Ah IJeo van top
tot teen en na overtuigd te zijn, dat
hij geen wapens meer bij zich had,
sneed hij diens banden los. Ah IJeo
sprong haastig op en rende weg.
Waarheen?
HOOFDSTUK XXV.
Vreemdelingen.
0<?k Forsyth en x zijn metgezellen
bleven niet lang op de plaats, waar
de overval had plaats gehad. Voor Ah
IJeo behoefden ze nu geen vrees meer
te koesteren, maar de weg'bood in 't
geheel geen schuilplaats voor den
nacht. Forsyth en Ching waren beiden
zoo moe, dat ze naar een of andere
rustplaats verlangden. Waar die even
wel te vinden?
■De Chinees uit L(u Chow nam den
draagstoel van voren op en Ching van
achteren. Zoo trokken ze weer terug
naar Lu Chow. Daar blijven wilden ze
evenwel niet; want hoewel ze van een
paar der inwoners hulp hadden on
dervonden, staarde» het overige ge
deelte der bevolking hen zoo vreemd
en dreigend aan, dat ze het maar raad
zaam vonden, verder te trekken. De
„behulpzame" Chinees vond evenwel
blijkbaar, dat hij zijn plicht gedaan
'had, zette den draagstoel op den grond
en liep, zonder verdere plichtpleging,
weg. Forsyth zag wel, dat hem nu'
niets anders overbleef, dan zelf de
open plaats in te nemen. Zoo droegen
ze dus Kathlyn, wier voet te pijnlijk
wasf dan dat ze veel kon loopen.
Maar ook voor de beide dragers was
het haast onmogelijk nog verder te
gaari. De vermoeienissen van de laat
ste dagen en nachten, en van den
laatsten dag en nacht in 't bijzonder,
lieten zich bij beiden gelden. Ze sleep
ten zich werktuigelijk voort. Ze liepen
als in een droom, meer slapende dan
wakende.
Eindelijk bereikten ze, tegen het val
len van den avond, een dorp. Aan twee
groote booinen was 2en uithangbord
opgehangen, dat met gouden letters
vertelde, dat hier was „de Herberg
van het Geluk."
„Hier zullen we rusten" zei -Forsyth.
Het strakke, koude gezicht van den
herbergier verscheen en zonder een
blijk van nieuwsgierigheid te toonen,
vroeg de herbergier, wat ze wensch-
ten. 't Duurde niet lang of ze zaten
met hun drieën te smullen aan het
eenvoudige maal, dat de herbergier
hen had voorgezet. Ondertusschen ver
telden ze aan elkaar hun wederzijd-
sche ervaringen na hun scheiding.
Kathlyn was het overige gedeelte van
den weg door Ah IJeo heel correct,
maar toch kortaf behandeld. Nog al
tijd kon ze baar vreugde over haar be
vrijding niet uiten. Ze was vol dank
baarheid en als ze dacht aan de ge
varen, die Forsyth terwille van haar
had doorstaan, straalden haar oogen
vol liefde hem tegen. Maar ook Ching
werd niet vergeten. Ze schudde hem
dankbaar de hand. Ching beschouw
de al 't geen hij gedaan had als plicht
en toen ze hem nog eens haar dank
betuigde, maakte hij daaraan een ein
de, door te zeggen: „Al klaar. Hier
rijst. Wij eten, eten on ^an slapen, sla
pen."
Kathlyn en Forsyth glimlachten om
de wijze, waarop Ching den hem toe
komenden dank afwees. Zijn raad om
te „slapen, slapen' volgden ze even
wel op. Liever evenwel dan in de don
kere kamertjes, die de herbergier met
den weidschen naam betitelde van
„logeerkamers" verkozen ze te slapen
op den grooten hooizolder. Lang en
vast was hun slaap en eerst laat in
den morgen werd Forsyth wakker,
toen hij door Ching geroepen werd.
„Opstaan, dokter Forsyth. Wij weg
gaan, vlug weggaan."
Forsyth was terstond klaar wakker
Welk gevaar bedreigde hen nu weer?
Hij zou niet lang in 't onzekere blijven
„Menschen uit het dorp vinden ons
hier. Zij boos zijn. Vragen herbergier
zenden ons weg. Heel veel menschen.*
„Dus moeten we hier vandaan?"
„Herbergier zeggen: hem spijten, hij
niet helpen. Hij niet graag hebben her
berg met steenen'gooien."
Maar wat zal er gebeuren, als we
de herberg verlaten?"
„Mij niet weten. Veel menschen bui
ten. Zij ons dreigen, zij ons slaan mis
schien. Zij ons werpen met steenen
misschien. U ze daar zien."
Wordt vervolgd).