NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN DINSDAG
UIT ONZE INDIEN.
TWEEDE BLAD.
WAT DE BLADEN ZEGGEN.
Een compromis Bern of Weenen.
De „Nederlander'' geeft naar aanlei
ding van wat de laatste dagen in de
Roomsche pers over de houding van
de Chr. Hist. Kamerfractie geschreven
werd, de volgende verklaring:
De leden der Chr.-Historische Ka
merfractie oordeelen over behoud van
het gezantschap bij den Heiligen Stoel,
gelijk bleek bij de stemming op 11 Nov.
1925. Zij oordeelen over een compro
mis: Bern of Weenen, teneinde
daarmede het behoud van het Recht-
sche Kabinet mogelijk te maken, gelijk
zij zich uitspraken op 9 December.
Als „De Maasbode", of eenig ander
vriendêlijke vriend, nu meent deze po
sitieve verklaring woordenspel te
mogen noemen, hij doe wat zijn hart
hem ingeeft, wij hebben hier dit punt
behandeld voor de laatste maal.
Nu is na 9 December 1925, door den
Kabinetsformateur, nog gepoogd ze
kerheid te'verkrijgen omtrent hetgeen
de Chr.-Hist. Kamerleden zouden doen,
indien de maatregel Bern of Wee
nen, waar zij zich tegen verklaarden,
niettemin genomen mocht worden.
En nu herhalen wij, hetgeen wij ook
reeds op 27 Januari schreven, dat het
uitermate moeilijk zoo niet onmo-
lijk is, op zulk een vraag een beslist
antwoord te geven. Wordt voor zulk
een maatregel de medewerking ge
vraagd der Kamer, in den vorm van
een nieruwen begrootingspost, dan zou
den de Chr.-Hist. uiteraard kunnen te-
gestemmen. Maar is er geen afzonder
lijke begrootingspost ja wordt zelfs
in de toelichting geen afzonderlijk be
drag, als onderdeel van een samenvat-
tenden begrootingspost, genoemd
dan kan van tegenstemmen geen spra
ke zijn, dan zou uitkomst gezocht kun
nen worden in het stemmen vóór een
motie of vóór een zoodanig amende
ment, dat zakelijk met een motie ge
lijk staat. Zoolang de inhoud van zoo
danig voorstel niet vaststaat is het
uiteraard onmogelijk zijn houding
er tegenover te bepalen. Daarom ver
klaarden sommige Chr .-historische
Kamerleden, dat zij zich niet konden
uitspreken; huqne houding zou vol
komen verstaanbaar afhan
gen van den inhoud van eenige motie
of eenig amendement en van de situa
tie, waaronder zoodanig voorstel in
stemming kwam. Andere leden dei-
club, die den Kabinetsformateur, in
zijne hoogst moeilijke omstandigheden,
eenig houvast wilden geven, meenden
dat uitkomst zou kunnen worden ge
vonden in een klar.e principieele n otie,
tijdig en zelfstandig door de club voor
te stellen.
Maar deze motie zou uitsluitend de
bedoeling hebben, uiting te geven aan
de teleurstelling over het nemen, door
de Regeering, van een maatregel, waar
de Christelijk- historischen principieel
tegen var en en tegen bleven.
Toen de Rof,mschen het voorstellen
van een zoodanige motie wilden be
letten, heeft Dr. de Visser, zonder na
der berav.d, zijne taajt als beëindigd
beschouwd.
Zóó eelden wij het mede op 27 Jan.
en zóó herhalen wij het nu voor het
laatst. Die het beter meent te wetei,
mag 'het zeggen; maar hij doet verstan
diger met zijn mond te houden; want
als hij het anders zegt dan wij, dau is
bfj er vierkant naast. En daarmede
b/dsta!
t II- L
KERK EN «CHOOL.
Begrafenis Dr. J. C. de Moor
Onder ontzaglijk groote belangstel-
ing heeft gisteren de teraardebestel-
tng piaata gehad van het stoffelijk over
«hot van Dr. JCS. de Moor, in leven
predikant der Gerei Kerk van Utrecht.
Nadat te 12 uur in het sterfhuis
sen korte rouwdienst was gehouden,
vaar iu Ds. R. E, van Arkel voorging,
lie een woord van troost en bemoe-
iiging sprak naar aanleiding van Ps.
12, was er om) 1 uur een. samenkomst
n de Zuiderkerk. De belangstelling was
FEUILLETON.
üCathlyn Barrington.
Zonder aarzeling begonnen ze aan
hun gevaarlijken tocht. Ze liepen een
eindje en kwamen op een punt, waar
het mogelijk was den berg te beklim
men en nu ging bet behoedzaam voor
waarts.
Blokken steen en struiken versper
den den weg en Kathlyn stelde voor,
den draagstoel achter te laten, die hen
in hun bewegingen belemmerde.
„Neen" z-ei Forsyth, „we moeten 'm
meenemen. Hij kan ons nog te pas ko
men. Bovendien, als we hem hier ach
terlaten, is het voor onze vervolgers
een aanwijzing van den weg, dien we
gegaan zijn."
En dus ging de stoel weer verder
mee. 't Bleek evenwel een gevaarlijke
onderneming te zijn. De grond was ver
schrikkelijk ongelijk en tweemaal
moesten ze zich letterlijk door de strui
ken heenworstelen.
Langs gapende afgronden en onstui
mige bek^n trokken ze verder. Glibbe
rige hellingen moesten ze beklimmen,
waar een val doodelijke gevolgen kon
hebben. Bovendien moesten ze zoo stil
mogelijk te werk gaan, uit vrees van
geboord te worden door de soldaten.
.hiervoor zóó groot, dat velen niet kon
den worden toegelaten en honderden
zich met een staanplaats tevreden moes
ten stellen.
Onder de talrijke aanwezigen merk
ten wij op d? he3ren H. Cólrjn en 'A.
W. F. Idenburg, de burgemeester en de
'secretaris der gemeente Utrecht, Prof.
Slotemaker de Bruine, afgevaardigden
van de Generale Synode," de Geref.
Kerken van Utrecht, Den Haag en As
sen, de Vrjje Universiteit, de Theol.
school, van tal van corporaties, in wier
bestuur de overledene zitting had, vele
bekende predikanten, en hoogleeraren,
enz.; naast een groot aantal 'Utrechte
naren waren inzonderheid ook vele Ha
genaars aanwezig, om hun geliefden
leeraar de laatste eer te bewijzen.
Onder diepe stilte, terwjjl alien zich
van hun zitplaatsen verhieven, werd de
kist de kerk binnengedragen en voor
den preekstoel neergezet. Toen de we
duwe, met haar kinderen binnenkwam,
stonden allen weer op van hun zit
plaatsen.
Ds. R. E. van Arkel sprak onge
veer als volgt:
Het heeft onzen God behaagd, onzen
trouwen broeder Johannes Cornelis de
Moor, uit de strijdende Kerk in de
triumfeerende over te brengen. Wjj zijn
samengekomen om zijn lichaam toe te
vertrouwen aan de aarde, waar het zal
rusten tot zijn Koning komt. Zalig zijn
de dooden, die in den Heere sterven.
Hun werken volgen met hen.
Slechts een viertal sprekers kunnen
spreken, kondigde spreker aan. Velen
hadden den wensch tot spreken te ken
nen gegeven, maar de samenkomst
wordt zoo sober mogelijk gehouden,
Ds. J. C. RuIImann sprak als oud
ste predikant der Geref. Kerk van U-
treent, mede uit naam van den Ker-
keraad en alle Kerkelijke college's, waar
aan Dr. de Moor in stad, provincie en
classis verbonden was, niet om een lof
rede te houden op menschelijke voor
treffelijkheid, maar om de Majesteit
te aanbidden, van God, Die almachtig is,
en de nietigheid uit te roepen van den
mensch. Immers is een ieder metnsch
ijdelheid en daaraan zijn wij nu door
dit plotseling afsterven herinnerd.
Geheel Assen, geheel Utrecht, geheel
Nederland is ontroerd en beluistert een
stem Gods. Zoo hebben de bijzondere
omstandigheden er toe medegewerkt,
-dat Dr. de Moor door zijn sterven voor
meerderen gepredikt heeft dan ooit in
zijn leven.
Onze Utrechtsche Gemeente staat ver
baasd. Nog is de rouw werkelijk ons
te machtig. Waken of droomen wij?
Wij weten, 'dat het waar is, maar wij
kunnen het niet doorleven. Nog is het
ons, of wij hem bezitten. Wij Kunnen
het niet gelooven, dat wij zijn vrien
delijke verschijning niet meer zullen
zien, dat wij zijn opbouwende prediking
zijn vriendelijken raad nu voor altijd
zullen missen. God had wat beters voor
hem.
Nu heeft hij zijn levensideaal bereikt.
Nu is zijn levensplan verwezenlijkt, dat
hij eens openbaarde, toen hij in de
sluitingsrede van de Synode in Den
Haag, in 1914 zeide: „De begeerte die
God in onze zielen werkt, is deze, dat
wij onzen arbeid voor het kerkelijk le
ven productief maken tot den laatsten
ademtocht". Inderdaad, zoo is het ge
schied. En nu is hij uit de strijdende
Kerk overgegaan in.de triumfeerende.
Nu is hp vrp van zonde en eeuwig
zalig tevens. Hij heeft het zoo beter
dan wij. Wij tasten hier in de nevelen,
hij .wandelt in het licht. De hemel is
hem geopend door Christus. Daarom zp
Hem .ook nu de lof toegebracht tot
in der eeuwigheid.
Ds. K. Fern hout sprak namens
de Generale Synode en namens de Ge
ref. Kerken, bpr. richtte zich tot de
familie en betuigde haar het hartelijk
meeleven der Synode. Dat de Heere
u trooste.
Spr. wees er op, dat het droeve be
richt van het overlijden van Dr. de
Moor rijn schaduw over de Synode
wierp. De Synode leed een groot ver
lies. 'Maar de weduwe en de kinderen
trof gr^oter verlies. Met u hej>ben wp
geleden en ons gehaast om u dat te
zeggen en te doen ervaren.
Nu zpa wp weer hier om er u ver
zekering van te doen. Uw droefheid
is zoo groot en uw verlies overviel u
zoo plotseling. Wij w.eten er iets van
wat- gij verloor. Wij zagen hem in de
Na twee uren van onafgebroken
zwoegen besloten ze even te rusten. Ze
waren alle drie buiten adem en de
twee mannen dampten van het zweet.
Een oogenblik zetten ze zich neer in
'truwe berggras. Nauwelijks hadden
ze dit gedaan, of van uit de diepte
kwam een geluid van ruwe stemmen
Ching luisterde en grinnikte daarna.
„Soldaten twisten om kaarten. Een
slaan ander."
Forsyth luisterde om nauwkeurig
na té gaan, waar de soldaten zich be
vonden. De stemmen schenen vlak on
der hen vandaan te komen. In weer
wil van de mist hadden ze dus toch de
juiste richting behouden.
„Kom. Kathlyn" zei hij in een hoop
volle stemming. „Kom Ching. Terwijl
ze aan het twisten zijn, zullen ze ner
gens anders ooren voor hebben en wij
kunnen dan ongehinderd het gevaar
lijke punt voorbijkomen."
Ze vervolgden hun weg met spoed.
Gemakkelijk was het evenwel niet De
weg werd steeds moeilijker begaan
baar, scherpe rotspunten kwamen
meer en meer voor den dag en alles
was even nat en glibberig. Tenslotte,
toen ze zich veilig en wel voorbij de
soldaten waanden, probeerden ze den
gewonen weg weer te bereiken. Maar
dat mislukte. Door de rotsblokken
werden ze gedwongen steeds te 9tijgen
Synode druk bezig met aandacht voor
alles wat er voorviel, met ijver om niet
het minste deel van net werk te hebben
Wat meet, als het oog zoo scherp is, de
hand zoo rusteloos, de toewijding zoo
onbepaald, de liefde van het hart wel
innig zijn geweest. Wij treuren met u
en de uwen om zrjn heengaan. Hij nam
een plaats in onder de Bedienaren des
Woords als nauwelijks een tweede, 'n
plaats, die hij zich verwerven had door
zijn dienende liefde/ Geen Generale
Synode, waaraan hp niet deelnam.
In moeilijke oogenblikken was het
zpn \tpord, dat licht ontstak en stor
men wist te bezweren.
Het groote en het kleine had zijn
zorg, het een niet minder dan het ander.
Zoo denken wp aan hem. Spr. zou
niet weten waar te beginnen en te ein
digen, om te wijzen op zijn beteekemis,
door zijn arbeid in ae pers, aan de
plaats die hij innam, door het contact
met de V. en zpn arbeid voor de
Diac. Conferentie.
Het luidst spreken stellig de Kerken
die hp_ dienen mocht. Om strpd roe
men zij zijn nauwgezette zorgen, voor
hèt kleinste lam zpner kudde en de
groote toewijding in den meer intiemen
pmgang, dien hp met de leden zpner
gemeente zocht.
Laat ons daarom God danken voor
wat Hij ons in hem geschonken heeft.
Onze God blpft genade voor genade.
Wp willen uit die volheid putten, om
het verlies te dragen en om vast te
houden hieraan, dat God Zich nooit
vergist en dat het eind hiervan zpn zal
de glorie van Zpn grooten Naam.
Prof. Dr. F. W. Grosheide sprak
namens de Vrpe Universiteit als rector
Hij richtte zich, mede namens de cu
ratoren, tot de familie bij dit droef
verscheiden. Het was spr., die nog on
der den indruk van dit sterven verkeert,
een taak, die hp moeilijk kon voloren-
gen, hier te spreken. Ook in den kring
der V. U. is de ontroering groot. Door
studie en promotie behporue hp tot
haar en hp betoonde zich een waar
dig leerling.
De Vrije Universiteit had zijn liefde,
Voor haar heeft hij veel gedaan als
curator. Hij poogae steeds alles in
het goede spoor te leiden. Een woord
van dank aan God voor, wat hij voor
de Vrije Universiteit deed, past ons.
Spr. richtte daarna troostwoorden
tot de weduwe en familieleden.
D r. K. D ij k sprak als vriend na
mens de vrienden. Spr. weet niet waar
te beginnen. Om dit stoffelijk over
schot staan zoovelen met een ver
scheurd hart, die van hem vriendschap
mochten gemeten.
Dan ziet spr. allen, die met hem
door zijn herderlijken arbeid in aan
raking kwamen. De breede schare zij
ner leerlingen, die niet slechts in hem
zagen hun leermeester, maar hun bes
ten vriend; en waar hij kwam, aan de
ziekbedden, daar werden banden ge
legd. Het is een groote schare van
hen, die zoo treuren en ktagen tot den
God des Hemels.
Spr. ziet den engeren kring van
hen, die met hem hebben saamge-
werkt. Wie met hem mocht meewer
ken voor het Koninkrijk Gods vond in
hem een vriend, altijd bereid te hel
pen, die altijd den arbeid gemakkelijk
maakte.
Spr. denkt dan aan de enkelen, die
hem van nabij kenden, aan wie hij'
gunde een blik in zijn ziel. Het was op
merkelijk, dat de deur van zijn ziel
den laatsten tijd hoe langer hoe wij
der openging. O, wat verliezen wij
in hem ontzaglijk veel.
Toen spr. Woensdagavond vlak na
zijn dood, stond bij de stervenssponde,
was het spr. ot een muur zich optrok,
ot wij niet verder konden werken.
Toen heeft spr. gevoeld, dat God
alleen ons er weer overheen moet bren
gen en ons toeroept: Weest manlijk,
weest sterk.
God heeft hem midden uit zijn ar
beid weggeroepen. Dit hoorde bij De
Moor. Het is ae bede van zijn vrien
den, dat God u, die het meest be
droefd zijt, moge troosten. Wat moet
hij voor u geweest zijn. God trooste u.
Dat kunnen wij niet doen.
Spr. herinnerde aan wat Dr. de
Moor zelve schreef over het voord:'
„God zal alle tranen afwisschen". Als
God het doet, dan wordt het hart
getroost en de ziel gesterkt.
t)e Heere vervulle zijn ledige plaats
Terwijl Forsyth en KÜthlyn bij den
stoel bleven, ging Ching vooruit om
het pad te zoëken. Nauwelijks was hij
vertrokken, of uit de verte klonk het
gerommel van den donder.
Forsyth keek rond. „Ik ben bang,
dat we slecht weer krijgen."
„Ja" zei Kathlyn op ontmoedigenden
toon. 'tOnweer zal spoedig hier zijn.'
Nauwelijks had ze dit gezegd, of het
flikkeren van 't licht weerkaatste op
de toppen der boomen beneden hen "en
het gerommel van den donder klonk
weer, maar nu heel wat dichterbij.
„Ik hoop, dat Ching niet lang weg
blijft" zei Forsyth en zag eens in het
rond. Plotseling weer een lichtstraal,
onmiddellijk gevolgd door het rollen
van den donder, die in de bergen weer
kaatste.
Kathlyn kroop wat dichter' tegen 'm
aan. Beschermend sloeg hij den arm
om haar heen en fluisterde haar toe:
„Ik maak me bezorgd voor Ching.
lieveling. Maar 't onweer zal de vervol
ging ook verhinderen; en al is het
hier op deze open vlakte ook verschrik
kelijk, het is nog niet zoo vreeselijk
als in 't paleis' van den mandarijn in
Pi Chow."
„Neen" fluisterde ze terug. „En we
zijn samen."
- Ja" antwoordde hij, en kuste haar.
„Laten we nooit vergeten: Wat God
met Zijn gemeenschap. God leent ons
menschenmaar God geefi ons Zich
zelf. En Hem mogen wij houden.
En zoo nemen wij afscheid en bui
gen wij ons neer en dan is 't alsof
door de donkerheid een stem klinkt:
„Ik ben de opstanding en het leven.
Die in Mij gelooft zal leven, al ware
hij ook gestorven en leven in der
eeuwigheid".
Geloot gij dat? God geve liet te
zeggen, al is het door de tranen heen:
Wij gelooven.
Ds. R. E. van Arke 1 sprak een
kort slotwoord, waarna de stoet uit de
Kerk vertrok. Onder het uitdragen
der kist speelde het orgel Psalm 42,
waarbij ons onwillekeurig de woorden
van vers 3: „O mijn ziel, wat buigt
g'u neder", in de gedachten kwamen.
Daarna vertrok de stoet naar het
kerkhof.
Ondanks het regenachtig weer, had
den vele honderaen zich een plaats
verzekerd. Bij het groot aantal wach
tenden voegden zich nog de velen uit
de kerk. Nimmer heeft men zoover
men zich heugt op het Utrechtsch
ker-khot een.zoo grooten toeloop ge
zien.
Een ontzaglijke stoet volgde achter
de lijkbaar.
Onder doodsche stilte daalde de kist
in de groeve neer.
Ds. v. Arkel sprak slechts een
kort woord, waarin hij het woord, dat
de overledene nog tot ons richt, ver
tolkte. Hij zal nu spreken, aldus spr.,
nadat hij gestorven is. Na zijn dood
zegt hij ons nog wat hij geloofde. Het
geloot, dat wij'belijden, tot eer van zijn
en onzen Goa.
Spr. las hierop voor uit het boek
van Dr. de Moor de twaalf artikelen
des geloots.
Daarna liet hij nog zingen den#
psalm dien Dr. De Moor den laatsten
Zondag, dat hij predikte de gemeente
op de lippen legde, Psalm 42 3: „O,
mijn ziel, wat buigt g'u neder".
Ds. L. Smilde van Haastrecht,
jongste zwager van den overledene,
sprak namens de familie een kort
dankwoord, waarbij hij'dankte voor de
vele en hartelijke belangstelling in
deze dagen ondervonden. Speciaal
dankte spr. Ds. van Arkel voor het
woora' in het sterfhuis gesproken en
voor de leiding der begrafenis, waar
door alles zoo ordelijk verliep.
D s. v. Arkel ging voor in een
roerend dankgebed, waarna de me
nigte diep ontroerd de begraafplaats
verliet.
Uit het Sociale Leven.
Geen neutraliteit.
Dezer dagen hield het Alg. Ned. Vak
verbond te Utrecht zijn congres, 't Kon
eigenlijk nauwelijks meer dien naam
dragen.
't Bleek wel hoe ver de beteekenis
van het A.N.V. inschrompelde. Op 1
October j.l. staat het nog aangegeven
met bijna 22,000 leden. Nu was het
nog slechts de kleinste helft van dat
getal. Behalve de voorzitter, Dekker,
die reeds vroeger zijn ontslag nam,
was het nu op deze vergadering ook
de bezoldigde secretaris-penningmees
ter, de heer T. B. van Ingen Schenau,
die ontslag nam en daarbij bleef. Een
voorstel tot contributieverhooging
werd verworpen.
't Is wel een snelle afloop met het
A.N.V. Zijn geschiedenis bewijst, dat
neutraliteit niet mogelijk en niet te
handhaven is, bij den strijd om de be
ginselen, die ook daar zeer sterk de
verhoudingen beheerscht.
Men wil nog het A.N.V. in 't leven
behouden. Kracht of invloed, zegt de
Rotterd. heeft het echter absoluut
niet meer. De afvallende deelen ko
men gewoonlijk in den sociali9ti9chen
hoek terecht. Neutraliteit z.g. op het
gebied der vakbeweging, men ziet het
weer, voert gewoonlijk tot .het socia
lisme.
Positief-chri9telijke organisatie is
voor een Christusbelijder ei9ch van be
ginsel.
heeft samengevoegd.
„Kan de mensch niet scheiden" vul
de ze aan.
Zij zwegen. Het naderende onweer
maakte alles zoo donker als in den
nacht. Forsyth werd 9teeds ongeduldi
ger. Twintig minuten waren al voorbij
en nog kwam Ching niet terug. Als
Ching in het donker den weg kwijt
raakte, danMaar niet lang be
hoefde hij nog in onrust te verkeeren.
Ching kwam naar hem toe. Mismoe
dig schudde hij het hoofd en zei: „Niet
kunnen vinden."
Dat is zoo mooi niet" antwoordde
Forsyth. „Maar we kunnen hier niet
blijven" vervolgde hij, toen een felle
bliksemschicht de lucht doorkliefde.
„We moeten een of andere schuil
plaats #zoeken. Gindsche rotsen zullen
ons in ieder geval voor den regen be
schutten. Laten we daarheen gaan.
Vandaar uit kunnen we misschien
iets meer zien."
Ching en hij namen den stoel weer
op. Kathlyn liep voor hen uit in de
richting van de overhangende rotsen.
"Weer flitste de bliksem door de lucht
en verlichtte den ganschen omtrek.
Vóór nog de donder zich liet hooren,
uitte Kathlyn een kreet van verras
sing.
Forsyth, vreezen de dat ze getroffen
was door den bliksem, liet den draag-
Commnnisme in de culture®.
Naar aanleiding van de houding der
suikerwerkgevers op Java ten aanzi-n
van propaganda voor het communis
me in de cultures, heeft de Deli Crt.
eens geinformeerd hoe men hier in
Deli daartegenover staat. Daarbij ver
nam het blad, dat ook daar overleg
is gepleegd en maatregelen zijn geno
men, doch niet door een vaste regeling
voor alle gevallen. Men tracht goe>l
op de hoogte te blijven en propaganda
zooveel mogelijk te voorkomen en te
gen te gaan. Redenen tot onrust zijn
er zeker niet.
Steenkool in Zuid-Oost-Borneo.
De Locomotief meldt, dat het hoofd
van den mijnbouw heeft meegedeeld,
dat aanzienlijke koolafzettingen zijn
gevonden in Zuid-Oost-Borneo. De
steenkool bevindt zich aan de Oostzij
de en aan de Westzijde van het Sena-
henggebergte, tusschen de Kloempang
baai en de Pamoekanbaai.
Bruidskleed van bankbiljetten.
De Borneo P. vernam uit Amoentai,
hoe daar veel ergernis evrwekt is door
het feit, dat voor het huwelijk van 'n
kind van hadji Abduulah, één der rub
berkoningen aldaar, het trouwpakje
geheel van bankbiljetten van 20, 50 en
100 gulden gemaakt was.
Een groot aantal biljetten is ver
knipt en tot een trouwcostuum teza
men genaaid.
Den kleinen ambtenaar, zegt 'tblad,
valt bet heel moeilijk, het kost- en
schoolgeld van zijn zoon voor de H.
I.S. te betalen, en hij ziet nu, hoe er
met het kostbare geld gesmeten wordt
alleen en uitsluitend om anderen de
oogen uit te steken.
Ontkleuring van brandspiritus.
De hoofdinspecteur der in- en uit
voerrechten en accijnzen, de heer F. L.
Pannekoek, heeft in een rondschrijven
't vermoeden uitgesproken, dat brand
spiritus op groote schaal ontkleurd
wordt, ten behoeve van de fabricage
van reukwaters, waarop groote hoe
veelheden brandspiritus en odeurs in
de odeurfabrieken in Nederlandsch-
Indië zijn aangehouden. De ontkleu
ring geschiedde door middel van mag
nesiumpoeder en beendermeel.
Verduistering van <3 mille.
Bij de gebruikelijke jaarlijksche kas
controle voor het opmaken van de ba
lans bleek dezer dagen bij de Ned.-Ind.
Handelsbank te Soerabaja, dat deChi-
neesche kassier Tam Lang Hin inden
loop van drie maanden een bedrag van
ruim 43 duizend gulden moet hebben
verduisterd.
Onmiddellijk, vertelt het „Soerab.
Hbl." werd de recherche ontboden, ter
wijl de kassier al vast in verhoor werd
genomen.
Oorspronkelijk trachtte hij nog te
ontkennen zich te hebben schuldig ge
maakt aan verduistering, doch reeds
vóór de komst der recherche ten kan
tore van de Handelsbank bekende de
Chinees inderdaad de drie-en-veertig
duizend gulden te hebben gestolen. Hij
had namelijk zwaar gespeeld op de
verschillende races der laatste maan
den te Sidoardjo, Soerabaja en Malang
en daarbij voortdurend verloren. Om
deze verliezen te dekken nam hij gel
den uit de onder zijn berusting zijnde
kas. Mep vermoedt, dat nog een ge
deelte van het geld te achterhalen zal
zijn en stelt daarom een nauwkeurig
onderzoek in. De kassier werd gearres
teerd en in preventief arrest gesteld.
De bevoorrechte stad.
In den laat9ten tijd heerscht te Ban
doeng een eigenaardige ziekte. Er
ontstaat een gezwel tusschen huid
en vleesch. Iemand, door deze ziekte
aangetast, begaf zich naar een bekend
Indisch arts, doch de geneesheer ver-
stoel vallen, ijlde naar haar toe en
vroeg: „O Kathlyn, wat is er?"
„Dick, ginds is een pad."
„Een pad?" zei hij ohgeloovig. „Waar
dan?"
„Hier, het loopt onder langs dezen
rots. Ik zag, het juist bij den laatsten
bliksemstraal. Kijk, daar!" riep ze
uit, en bij het flikkeren van de volgen
de straal bleek, dat ze juist gezien had
„Zag je het?"
„Ja" antwoordde hij verheugd, ,,'t is
een weg en die weg voert ook in de
richting, waarheen wij moeten gaan.
Ga in den stoel, Kathlyn. We zullen
zien, waar dit pad ons brengt
Kathlyn stapte in den draagstoel er»
zoo vervolgden ze nu hun weg. Voor
en na werd het pad hel verlicht door
de bliksemstralen, 't Pad vertoonde n
reeks van uitgehouwen treden. Gemak
kelijk beklommen ze die en bereikVn
een kleine vlakte, waarop zlcb een
dikke. 9teenen muur verhief. Ze wacht
ten op de volgende bliksemstraal en
bij dat licht zag Forsyth een geopende
poort. Ze stapten de poort binnen. Aan
de andere zijde van den muur kwamen
ze op een plein, waar talrljko lichten
flikkerden.
„Terwijl ze den stoel ln de poort lie
ten staan, beraadslaagde Forsyth met
Ching.
„Wat Is dit, Ching?"