NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN DINSDAG UIT ONZE INDIEN. TWEEDE BLAD. WAT DE BLADEN ZEGGEN. Een compromis Bern of Weenen. De „Nederlander'' geeft naar aanlei ding van wat de laatste dagen in de Roomsche pers over de houding van de Chr. Hist. Kamerfractie geschreven werd, de volgende verklaring: De leden der Chr.-Historische Ka merfractie oordeelen over behoud van het gezantschap bij den Heiligen Stoel, gelijk bleek bij de stemming op 11 Nov. 1925. Zij oordeelen over een compro mis: Bern of Weenen, teneinde daarmede het behoud van het Recht- sche Kabinet mogelijk te maken, gelijk zij zich uitspraken op 9 December. Als „De Maasbode", of eenig ander vriendêlijke vriend, nu meent deze po sitieve verklaring woordenspel te mogen noemen, hij doe wat zijn hart hem ingeeft, wij hebben hier dit punt behandeld voor de laatste maal. Nu is na 9 December 1925, door den Kabinetsformateur, nog gepoogd ze kerheid te'verkrijgen omtrent hetgeen de Chr.-Hist. Kamerleden zouden doen, indien de maatregel Bern of Wee nen, waar zij zich tegen verklaarden, niettemin genomen mocht worden. En nu herhalen wij, hetgeen wij ook reeds op 27 Januari schreven, dat het uitermate moeilijk zoo niet onmo- lijk is, op zulk een vraag een beslist antwoord te geven. Wordt voor zulk een maatregel de medewerking ge vraagd der Kamer, in den vorm van een nieruwen begrootingspost, dan zou den de Chr.-Hist. uiteraard kunnen te- gestemmen. Maar is er geen afzonder lijke begrootingspost ja wordt zelfs in de toelichting geen afzonderlijk be drag, als onderdeel van een samenvat- tenden begrootingspost, genoemd dan kan van tegenstemmen geen spra ke zijn, dan zou uitkomst gezocht kun nen worden in het stemmen vóór een motie of vóór een zoodanig amende ment, dat zakelijk met een motie ge lijk staat. Zoolang de inhoud van zoo danig voorstel niet vaststaat is het uiteraard onmogelijk zijn houding er tegenover te bepalen. Daarom ver klaarden sommige Chr .-historische Kamerleden, dat zij zich niet konden uitspreken; huqne houding zou vol komen verstaanbaar afhan gen van den inhoud van eenige motie of eenig amendement en van de situa tie, waaronder zoodanig voorstel in stemming kwam. Andere leden dei- club, die den Kabinetsformateur, in zijne hoogst moeilijke omstandigheden, eenig houvast wilden geven, meenden dat uitkomst zou kunnen worden ge vonden in een klar.e principieele n otie, tijdig en zelfstandig door de club voor te stellen. Maar deze motie zou uitsluitend de bedoeling hebben, uiting te geven aan de teleurstelling over het nemen, door de Regeering, van een maatregel, waar de Christelijk- historischen principieel tegen var en en tegen bleven. Toen de Rof,mschen het voorstellen van een zoodanige motie wilden be letten, heeft Dr. de Visser, zonder na der berav.d, zijne taajt als beëindigd beschouwd. Zóó eelden wij het mede op 27 Jan. en zóó herhalen wij het nu voor het laatst. Die het beter meent te wetei, mag 'het zeggen; maar hij doet verstan diger met zijn mond te houden; want als hij het anders zegt dan wij, dau is bfj er vierkant naast. En daarmede b/dsta! t II- L KERK EN «CHOOL. Begrafenis Dr. J. C. de Moor Onder ontzaglijk groote belangstel- ing heeft gisteren de teraardebestel- tng piaata gehad van het stoffelijk over «hot van Dr. JCS. de Moor, in leven predikant der Gerei Kerk van Utrecht. Nadat te 12 uur in het sterfhuis sen korte rouwdienst was gehouden, vaar iu Ds. R. E, van Arkel voorging, lie een woord van troost en bemoe- iiging sprak naar aanleiding van Ps. 12, was er om) 1 uur een. samenkomst n de Zuiderkerk. De belangstelling was FEUILLETON. üCathlyn Barrington. Zonder aarzeling begonnen ze aan hun gevaarlijken tocht. Ze liepen een eindje en kwamen op een punt, waar het mogelijk was den berg te beklim men en nu ging bet behoedzaam voor waarts. Blokken steen en struiken versper den den weg en Kathlyn stelde voor, den draagstoel achter te laten, die hen in hun bewegingen belemmerde. „Neen" z-ei Forsyth, „we moeten 'm meenemen. Hij kan ons nog te pas ko men. Bovendien, als we hem hier ach terlaten, is het voor onze vervolgers een aanwijzing van den weg, dien we gegaan zijn." En dus ging de stoel weer verder mee. 't Bleek evenwel een gevaarlijke onderneming te zijn. De grond was ver schrikkelijk ongelijk en tweemaal moesten ze zich letterlijk door de strui ken heenworstelen. Langs gapende afgronden en onstui mige bek^n trokken ze verder. Glibbe rige hellingen moesten ze beklimmen, waar een val doodelijke gevolgen kon hebben. Bovendien moesten ze zoo stil mogelijk te werk gaan, uit vrees van geboord te worden door de soldaten. .hiervoor zóó groot, dat velen niet kon den worden toegelaten en honderden zich met een staanplaats tevreden moes ten stellen. Onder de talrijke aanwezigen merk ten wij op d? he3ren H. Cólrjn en 'A. W. F. Idenburg, de burgemeester en de 'secretaris der gemeente Utrecht, Prof. Slotemaker de Bruine, afgevaardigden van de Generale Synode," de Geref. Kerken van Utrecht, Den Haag en As sen, de Vrjje Universiteit, de Theol. school, van tal van corporaties, in wier bestuur de overledene zitting had, vele bekende predikanten, en hoogleeraren, enz.; naast een groot aantal 'Utrechte naren waren inzonderheid ook vele Ha genaars aanwezig, om hun geliefden leeraar de laatste eer te bewijzen. Onder diepe stilte, terwjjl alien zich van hun zitplaatsen verhieven, werd de kist de kerk binnengedragen en voor den preekstoel neergezet. Toen de we duwe, met haar kinderen binnenkwam, stonden allen weer op van hun zit plaatsen. Ds. R. E. van Arkel sprak onge veer als volgt: Het heeft onzen God behaagd, onzen trouwen broeder Johannes Cornelis de Moor, uit de strijdende Kerk in de triumfeerende over te brengen. Wjj zijn samengekomen om zijn lichaam toe te vertrouwen aan de aarde, waar het zal rusten tot zijn Koning komt. Zalig zijn de dooden, die in den Heere sterven. Hun werken volgen met hen. Slechts een viertal sprekers kunnen spreken, kondigde spreker aan. Velen hadden den wensch tot spreken te ken nen gegeven, maar de samenkomst wordt zoo sober mogelijk gehouden, Ds. J. C. RuIImann sprak als oud ste predikant der Geref. Kerk van U- treent, mede uit naam van den Ker- keraad en alle Kerkelijke college's, waar aan Dr. de Moor in stad, provincie en classis verbonden was, niet om een lof rede te houden op menschelijke voor treffelijkheid, maar om de Majesteit te aanbidden, van God, Die almachtig is, en de nietigheid uit te roepen van den mensch. Immers is een ieder metnsch ijdelheid en daaraan zijn wij nu door dit plotseling afsterven herinnerd. Geheel Assen, geheel Utrecht, geheel Nederland is ontroerd en beluistert een stem Gods. Zoo hebben de bijzondere omstandigheden er toe medegewerkt, -dat Dr. de Moor door zijn sterven voor meerderen gepredikt heeft dan ooit in zijn leven. Onze Utrechtsche Gemeente staat ver baasd. Nog is de rouw werkelijk ons te machtig. Waken of droomen wij? Wij weten, 'dat het waar is, maar wij kunnen het niet doorleven. Nog is het ons, of wij hem bezitten. Wij Kunnen het niet gelooven, dat wij zijn vrien delijke verschijning niet meer zullen zien, dat wij zijn opbouwende prediking zijn vriendelijken raad nu voor altijd zullen missen. God had wat beters voor hem. Nu heeft hij zijn levensideaal bereikt. Nu is zijn levensplan verwezenlijkt, dat hij eens openbaarde, toen hij in de sluitingsrede van de Synode in Den Haag, in 1914 zeide: „De begeerte die God in onze zielen werkt, is deze, dat wij onzen arbeid voor het kerkelijk le ven productief maken tot den laatsten ademtocht". Inderdaad, zoo is het ge schied. En nu is hij uit de strijdende Kerk overgegaan in.de triumfeerende. Nu is hp vrp van zonde en eeuwig zalig tevens. Hij heeft het zoo beter dan wij. Wij tasten hier in de nevelen, hij .wandelt in het licht. De hemel is hem geopend door Christus. Daarom zp Hem .ook nu de lof toegebracht tot in der eeuwigheid. Ds. K. Fern hout sprak namens de Generale Synode en namens de Ge ref. Kerken, bpr. richtte zich tot de familie en betuigde haar het hartelijk meeleven der Synode. Dat de Heere u trooste. Spr. wees er op, dat het droeve be richt van het overlijden van Dr. de Moor rijn schaduw over de Synode wierp. De Synode leed een groot ver lies. 'Maar de weduwe en de kinderen trof gr^oter verlies. Met u hej>ben wp geleden en ons gehaast om u dat te zeggen en te doen ervaren. Nu zpa wp weer hier om er u ver zekering van te doen. Uw droefheid is zoo groot en uw verlies overviel u zoo plotseling. Wij w.eten er iets van wat- gij verloor. Wij zagen hem in de Na twee uren van onafgebroken zwoegen besloten ze even te rusten. Ze waren alle drie buiten adem en de twee mannen dampten van het zweet. Een oogenblik zetten ze zich neer in 'truwe berggras. Nauwelijks hadden ze dit gedaan, of van uit de diepte kwam een geluid van ruwe stemmen Ching luisterde en grinnikte daarna. „Soldaten twisten om kaarten. Een slaan ander." Forsyth luisterde om nauwkeurig na té gaan, waar de soldaten zich be vonden. De stemmen schenen vlak on der hen vandaan te komen. In weer wil van de mist hadden ze dus toch de juiste richting behouden. „Kom. Kathlyn" zei hij in een hoop volle stemming. „Kom Ching. Terwijl ze aan het twisten zijn, zullen ze ner gens anders ooren voor hebben en wij kunnen dan ongehinderd het gevaar lijke punt voorbijkomen." Ze vervolgden hun weg met spoed. Gemakkelijk was het evenwel niet De weg werd steeds moeilijker begaan baar, scherpe rotspunten kwamen meer en meer voor den dag en alles was even nat en glibberig. Tenslotte, toen ze zich veilig en wel voorbij de soldaten waanden, probeerden ze den gewonen weg weer te bereiken. Maar dat mislukte. Door de rotsblokken werden ze gedwongen steeds te 9tijgen Synode druk bezig met aandacht voor alles wat er voorviel, met ijver om niet het minste deel van net werk te hebben Wat meet, als het oog zoo scherp is, de hand zoo rusteloos, de toewijding zoo onbepaald, de liefde van het hart wel innig zijn geweest. Wij treuren met u en de uwen om zrjn heengaan. Hij nam een plaats in onder de Bedienaren des Woords als nauwelijks een tweede, 'n plaats, die hij zich verwerven had door zijn dienende liefde/ Geen Generale Synode, waaraan hp niet deelnam. In moeilijke oogenblikken was het zpn \tpord, dat licht ontstak en stor men wist te bezweren. Het groote en het kleine had zijn zorg, het een niet minder dan het ander. Zoo denken wp aan hem. Spr. zou niet weten waar te beginnen en te ein digen, om te wijzen op zijn beteekemis, door zijn arbeid in ae pers, aan de plaats die hij innam, door het contact met de V. en zpn arbeid voor de Diac. Conferentie. Het luidst spreken stellig de Kerken die hp_ dienen mocht. Om strpd roe men zij zijn nauwgezette zorgen, voor hèt kleinste lam zpner kudde en de groote toewijding in den meer intiemen pmgang, dien hp met de leden zpner gemeente zocht. Laat ons daarom God danken voor wat Hij ons in hem geschonken heeft. Onze God blpft genade voor genade. Wp willen uit die volheid putten, om het verlies te dragen en om vast te houden hieraan, dat God Zich nooit vergist en dat het eind hiervan zpn zal de glorie van Zpn grooten Naam. Prof. Dr. F. W. Grosheide sprak namens de Vrpe Universiteit als rector Hij richtte zich, mede namens de cu ratoren, tot de familie bij dit droef verscheiden. Het was spr., die nog on der den indruk van dit sterven verkeert, een taak, die hp moeilijk kon voloren- gen, hier te spreken. Ook in den kring der V. U. is de ontroering groot. Door studie en promotie behporue hp tot haar en hp betoonde zich een waar dig leerling. De Vrije Universiteit had zijn liefde, Voor haar heeft hij veel gedaan als curator. Hij poogae steeds alles in het goede spoor te leiden. Een woord van dank aan God voor, wat hij voor de Vrije Universiteit deed, past ons. Spr. richtte daarna troostwoorden tot de weduwe en familieleden. D r. K. D ij k sprak als vriend na mens de vrienden. Spr. weet niet waar te beginnen. Om dit stoffelijk over schot staan zoovelen met een ver scheurd hart, die van hem vriendschap mochten gemeten. Dan ziet spr. allen, die met hem door zijn herderlijken arbeid in aan raking kwamen. De breede schare zij ner leerlingen, die niet slechts in hem zagen hun leermeester, maar hun bes ten vriend; en waar hij kwam, aan de ziekbedden, daar werden banden ge legd. Het is een groote schare van hen, die zoo treuren en ktagen tot den God des Hemels. Spr. ziet den engeren kring van hen, die met hem hebben saamge- werkt. Wie met hem mocht meewer ken voor het Koninkrijk Gods vond in hem een vriend, altijd bereid te hel pen, die altijd den arbeid gemakkelijk maakte. Spr. denkt dan aan de enkelen, die hem van nabij kenden, aan wie hij' gunde een blik in zijn ziel. Het was op merkelijk, dat de deur van zijn ziel den laatsten tijd hoe langer hoe wij der openging. O, wat verliezen wij in hem ontzaglijk veel. Toen spr. Woensdagavond vlak na zijn dood, stond bij de stervenssponde, was het spr. ot een muur zich optrok, ot wij niet verder konden werken. Toen heeft spr. gevoeld, dat God alleen ons er weer overheen moet bren gen en ons toeroept: Weest manlijk, weest sterk. God heeft hem midden uit zijn ar beid weggeroepen. Dit hoorde bij De Moor. Het is ae bede van zijn vrien den, dat God u, die het meest be droefd zijt, moge troosten. Wat moet hij voor u geweest zijn. God trooste u. Dat kunnen wij niet doen. Spr. herinnerde aan wat Dr. de Moor zelve schreef over het voord:' „God zal alle tranen afwisschen". Als God het doet, dan wordt het hart getroost en de ziel gesterkt. t)e Heere vervulle zijn ledige plaats Terwijl Forsyth en KÜthlyn bij den stoel bleven, ging Ching vooruit om het pad te zoëken. Nauwelijks was hij vertrokken, of uit de verte klonk het gerommel van den donder. Forsyth keek rond. „Ik ben bang, dat we slecht weer krijgen." „Ja" zei Kathlyn op ontmoedigenden toon. 'tOnweer zal spoedig hier zijn.' Nauwelijks had ze dit gezegd, of het flikkeren van 't licht weerkaatste op de toppen der boomen beneden hen "en het gerommel van den donder klonk weer, maar nu heel wat dichterbij. „Ik hoop, dat Ching niet lang weg blijft" zei Forsyth en zag eens in het rond. Plotseling weer een lichtstraal, onmiddellijk gevolgd door het rollen van den donder, die in de bergen weer kaatste. Kathlyn kroop wat dichter' tegen 'm aan. Beschermend sloeg hij den arm om haar heen en fluisterde haar toe: „Ik maak me bezorgd voor Ching. lieveling. Maar 't onweer zal de vervol ging ook verhinderen; en al is het hier op deze open vlakte ook verschrik kelijk, het is nog niet zoo vreeselijk als in 't paleis' van den mandarijn in Pi Chow." „Neen" fluisterde ze terug. „En we zijn samen." - Ja" antwoordde hij, en kuste haar. „Laten we nooit vergeten: Wat God met Zijn gemeenschap. God leent ons menschenmaar God geefi ons Zich zelf. En Hem mogen wij houden. En zoo nemen wij afscheid en bui gen wij ons neer en dan is 't alsof door de donkerheid een stem klinkt: „Ik ben de opstanding en het leven. Die in Mij gelooft zal leven, al ware hij ook gestorven en leven in der eeuwigheid". Geloot gij dat? God geve liet te zeggen, al is het door de tranen heen: Wij gelooven. Ds. R. E. van Arke 1 sprak een kort slotwoord, waarna de stoet uit de Kerk vertrok. Onder het uitdragen der kist speelde het orgel Psalm 42, waarbij ons onwillekeurig de woorden van vers 3: „O mijn ziel, wat buigt g'u neder", in de gedachten kwamen. Daarna vertrok de stoet naar het kerkhof. Ondanks het regenachtig weer, had den vele honderaen zich een plaats verzekerd. Bij het groot aantal wach tenden voegden zich nog de velen uit de kerk. Nimmer heeft men zoover men zich heugt op het Utrechtsch ker-khot een.zoo grooten toeloop ge zien. Een ontzaglijke stoet volgde achter de lijkbaar. Onder doodsche stilte daalde de kist in de groeve neer. Ds. v. Arkel sprak slechts een kort woord, waarin hij het woord, dat de overledene nog tot ons richt, ver tolkte. Hij zal nu spreken, aldus spr., nadat hij gestorven is. Na zijn dood zegt hij ons nog wat hij geloofde. Het geloot, dat wij'belijden, tot eer van zijn en onzen Goa. Spr. las hierop voor uit het boek van Dr. de Moor de twaalf artikelen des geloots. Daarna liet hij nog zingen den# psalm dien Dr. De Moor den laatsten Zondag, dat hij predikte de gemeente op de lippen legde, Psalm 42 3: „O, mijn ziel, wat buigt g'u neder". Ds. L. Smilde van Haastrecht, jongste zwager van den overledene, sprak namens de familie een kort dankwoord, waarbij hij'dankte voor de vele en hartelijke belangstelling in deze dagen ondervonden. Speciaal dankte spr. Ds. van Arkel voor het woora' in het sterfhuis gesproken en voor de leiding der begrafenis, waar door alles zoo ordelijk verliep. D s. v. Arkel ging voor in een roerend dankgebed, waarna de me nigte diep ontroerd de begraafplaats verliet. Uit het Sociale Leven. Geen neutraliteit. Dezer dagen hield het Alg. Ned. Vak verbond te Utrecht zijn congres, 't Kon eigenlijk nauwelijks meer dien naam dragen. 't Bleek wel hoe ver de beteekenis van het A.N.V. inschrompelde. Op 1 October j.l. staat het nog aangegeven met bijna 22,000 leden. Nu was het nog slechts de kleinste helft van dat getal. Behalve de voorzitter, Dekker, die reeds vroeger zijn ontslag nam, was het nu op deze vergadering ook de bezoldigde secretaris-penningmees ter, de heer T. B. van Ingen Schenau, die ontslag nam en daarbij bleef. Een voorstel tot contributieverhooging werd verworpen. 't Is wel een snelle afloop met het A.N.V. Zijn geschiedenis bewijst, dat neutraliteit niet mogelijk en niet te handhaven is, bij den strijd om de be ginselen, die ook daar zeer sterk de verhoudingen beheerscht. Men wil nog het A.N.V. in 't leven behouden. Kracht of invloed, zegt de Rotterd. heeft het echter absoluut niet meer. De afvallende deelen ko men gewoonlijk in den sociali9ti9chen hoek terecht. Neutraliteit z.g. op het gebied der vakbeweging, men ziet het weer, voert gewoonlijk tot .het socia lisme. Positief-chri9telijke organisatie is voor een Christusbelijder ei9ch van be ginsel. heeft samengevoegd. „Kan de mensch niet scheiden" vul de ze aan. Zij zwegen. Het naderende onweer maakte alles zoo donker als in den nacht. Forsyth werd 9teeds ongeduldi ger. Twintig minuten waren al voorbij en nog kwam Ching niet terug. Als Ching in het donker den weg kwijt raakte, danMaar niet lang be hoefde hij nog in onrust te verkeeren. Ching kwam naar hem toe. Mismoe dig schudde hij het hoofd en zei: „Niet kunnen vinden." Dat is zoo mooi niet" antwoordde Forsyth. „Maar we kunnen hier niet blijven" vervolgde hij, toen een felle bliksemschicht de lucht doorkliefde. „We moeten een of andere schuil plaats #zoeken. Gindsche rotsen zullen ons in ieder geval voor den regen be schutten. Laten we daarheen gaan. Vandaar uit kunnen we misschien iets meer zien." Ching en hij namen den stoel weer op. Kathlyn liep voor hen uit in de richting van de overhangende rotsen. "Weer flitste de bliksem door de lucht en verlichtte den ganschen omtrek. Vóór nog de donder zich liet hooren, uitte Kathlyn een kreet van verras sing. Forsyth, vreezen de dat ze getroffen was door den bliksem, liet den draag- Commnnisme in de culture®. Naar aanleiding van de houding der suikerwerkgevers op Java ten aanzi-n van propaganda voor het communis me in de cultures, heeft de Deli Crt. eens geinformeerd hoe men hier in Deli daartegenover staat. Daarbij ver nam het blad, dat ook daar overleg is gepleegd en maatregelen zijn geno men, doch niet door een vaste regeling voor alle gevallen. Men tracht goe>l op de hoogte te blijven en propaganda zooveel mogelijk te voorkomen en te gen te gaan. Redenen tot onrust zijn er zeker niet. Steenkool in Zuid-Oost-Borneo. De Locomotief meldt, dat het hoofd van den mijnbouw heeft meegedeeld, dat aanzienlijke koolafzettingen zijn gevonden in Zuid-Oost-Borneo. De steenkool bevindt zich aan de Oostzij de en aan de Westzijde van het Sena- henggebergte, tusschen de Kloempang baai en de Pamoekanbaai. Bruidskleed van bankbiljetten. De Borneo P. vernam uit Amoentai, hoe daar veel ergernis evrwekt is door het feit, dat voor het huwelijk van 'n kind van hadji Abduulah, één der rub berkoningen aldaar, het trouwpakje geheel van bankbiljetten van 20, 50 en 100 gulden gemaakt was. Een groot aantal biljetten is ver knipt en tot een trouwcostuum teza men genaaid. Den kleinen ambtenaar, zegt 'tblad, valt bet heel moeilijk, het kost- en schoolgeld van zijn zoon voor de H. I.S. te betalen, en hij ziet nu, hoe er met het kostbare geld gesmeten wordt alleen en uitsluitend om anderen de oogen uit te steken. Ontkleuring van brandspiritus. De hoofdinspecteur der in- en uit voerrechten en accijnzen, de heer F. L. Pannekoek, heeft in een rondschrijven 't vermoeden uitgesproken, dat brand spiritus op groote schaal ontkleurd wordt, ten behoeve van de fabricage van reukwaters, waarop groote hoe veelheden brandspiritus en odeurs in de odeurfabrieken in Nederlandsch- Indië zijn aangehouden. De ontkleu ring geschiedde door middel van mag nesiumpoeder en beendermeel. Verduistering van <3 mille. Bij de gebruikelijke jaarlijksche kas controle voor het opmaken van de ba lans bleek dezer dagen bij de Ned.-Ind. Handelsbank te Soerabaja, dat deChi- neesche kassier Tam Lang Hin inden loop van drie maanden een bedrag van ruim 43 duizend gulden moet hebben verduisterd. Onmiddellijk, vertelt het „Soerab. Hbl." werd de recherche ontboden, ter wijl de kassier al vast in verhoor werd genomen. Oorspronkelijk trachtte hij nog te ontkennen zich te hebben schuldig ge maakt aan verduistering, doch reeds vóór de komst der recherche ten kan tore van de Handelsbank bekende de Chinees inderdaad de drie-en-veertig duizend gulden te hebben gestolen. Hij had namelijk zwaar gespeeld op de verschillende races der laatste maan den te Sidoardjo, Soerabaja en Malang en daarbij voortdurend verloren. Om deze verliezen te dekken nam hij gel den uit de onder zijn berusting zijnde kas. Mep vermoedt, dat nog een ge deelte van het geld te achterhalen zal zijn en stelt daarom een nauwkeurig onderzoek in. De kassier werd gearres teerd en in preventief arrest gesteld. De bevoorrechte stad. In den laat9ten tijd heerscht te Ban doeng een eigenaardige ziekte. Er ontstaat een gezwel tusschen huid en vleesch. Iemand, door deze ziekte aangetast, begaf zich naar een bekend Indisch arts, doch de geneesheer ver- stoel vallen, ijlde naar haar toe en vroeg: „O Kathlyn, wat is er?" „Dick, ginds is een pad." „Een pad?" zei hij ohgeloovig. „Waar dan?" „Hier, het loopt onder langs dezen rots. Ik zag, het juist bij den laatsten bliksemstraal. Kijk, daar!" riep ze uit, en bij het flikkeren van de volgen de straal bleek, dat ze juist gezien had „Zag je het?" „Ja" antwoordde hij verheugd, ,,'t is een weg en die weg voert ook in de richting, waarheen wij moeten gaan. Ga in den stoel, Kathlyn. We zullen zien, waar dit pad ons brengt Kathlyn stapte in den draagstoel er» zoo vervolgden ze nu hun weg. Voor en na werd het pad hel verlicht door de bliksemstralen, 't Pad vertoonde n reeks van uitgehouwen treden. Gemak kelijk beklommen ze die en bereikVn een kleine vlakte, waarop zlcb een dikke. 9teenen muur verhief. Ze wacht ten op de volgende bliksemstraal en bij dat licht zag Forsyth een geopende poort. Ze stapten de poort binnen. Aan de andere zijde van den muur kwamen ze op een plein, waar talrljko lichten flikkerden. „Terwijl ze den stoel ln de poort lie ten staan, beraadslaagde Forsyth met Ching. „Wat Is dit, Ching?"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1926 | | pagina 5