NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN ZATERDAG 16 JANUARI 1926
Aan het einde der Week
Het mag wel als een wonder be
schouwd worden, dat er nog steeds
geen nieuwe ministercrisis in Frankrijk
is. Want weer loopen de regerings
voorstellen, die ten doel hebben den
financieelen toestand meester te wor
den, ernstig gevaar. Zelfs werden ze in
de commissie voor de financiën met
groote stemmenmeerderheid verwor
pen.
Dit zal Briand echter niet verhinde
ren de voorstellen ongewijzigd voor de
Kamer te brengen in de hoop de meer
derheid van de Kamer te kunnen over
reden, evenals hij dat met de voorloo-
pige plannen van Loucheur gedaan
heeft. Maar als ook deze voorstellen
verworpen worden zal hij zich wel
niet kunnen handhaven.
't Systeem der evenredige vertegen
woordiging brengt mede, dat het
slechts .zelden voor zal kornen, dat een
bepaalde partij de volstrekte meerder
heid -heeft, maar als ook bij de kleine
re partijen elk gevoel van saamhoorig-
heid ontbreekt is de vorming van een
homogeen ministerie wel heel moeilijk
Het Fransche parlement is in zoo
veel partijtjes gesplitst, die elk slechts
haar eigen belang zien, dat men zich
afvraag hóede zaak zonder hulp van
een dictator weer in orde te brengen
is. Maar zoolang partijbelang gesteld
wordt boven landsbelang komt er ze
ker geen verbetering.
Toch schijnt het ook voor de Duit-
sclie sociaal-democraten nog een moei
lijke keuze geweest te zijn. daar ook zij
het partijbelang boven dat van liet
land' stelden, en zoo blijk gaven hun
geméenschapsidealen alleen voor een
bepaalde klasse te bestemmen.
De algemeen gewenschte Groote
Coalitie is eindelijk door hen, niette
genstaande 't advies van de meest
vooraanstaande partijgénooten verwor
pen en zoo is de mogelijkheid een ster
ke regeering te vormen vervallen.
Hét deelnemen aan de regeering zou
hun waarschijnlijk wel eenige stem
men aan de communisten gekost heb
ben, en het is daarom eigenlijk te ver
wonderen, dat ze niet reeds al eerder
tot de scherpste oppositie zijn overge
gaan.
Het groote aantal werkloozen, dat in
eenige weken van 1 tot V millioen
gestegen is, brengt natuurlijk veel zor
gen voor de partijleiding, maar door
alleen eischen te stellen, en zelf niet
mede te willen werken bij de uitvoering
der eischen, worden deze menschen
toch zeker niet geholpen. Als Dr. Lu
ther in deze omstandigheden kans
ziet- een kabinet te vormen, zal dat
toch moeten steunen op medewerking
van de Duitsch-nationalën, die het ver
drag van Locarno, waarop de hoop
van zoovele staatslieden gebouwd is,
hebben getracht te saboteeren.
Zij-zien dan ook den dag reeds nade
rend-waarop zij. op hun beurt weer 't
belang van de partij boven dat van 't
land kunnen stellen.
Zouden onze parlementariërs soms
ook meenen, dat een demissionair Ka
binet een landsbelang is? Naar den
duur van de crisis te oordeelen heeft
het er allen schijn van. De geruchten,
als zou Dr. de Visser in de afgeloopen
week zijn Kabinet vormen, bleken al
te optimistisch te zijn-
Buitengewone ministerraden en frac
tievergaderingen wisselden elkaar af,
maar al 't gepraat bracht ons, althans
in 't publiek, niets verder tot de op
lossing.
Uit het grijs verleden.
HEBFiEEUWSCHE TEKST EN
GRÏEKSCHB VERTALING.
Van geen enkel der boejeen van het
Oude of Nieuwe Testament bezitten wij
meer het oorspronkelijke handschrift,
dat van den auteur zeiven afkomstig
is.
Het ware op zichzelf niet onmogelijk
geweest, dat er ons een bewaard was
■ww.' vuai ttgamsaawfyjggs*KSBg«i
gebleven, want de oudste papyrusrol,
die wij bezitten (een blad rekeningen
uit den tijd van koning Assa, in 1893
te Sakkara gevonden) dateert v&n om
streeks 2G00 v. Chr., alzoo nog duizend
jaar vóór Mozes' tijd. Dank zij het dro
ge klimaat van Egypte en het voor
treffelijk schrijfmateriaal dat men ge
bruikte zijn deze teksten zoo goed ge
conserveerd.
Voor de boeken des Ouden cn
Nieuwen Verbonds evenwel staan ons
alleen handschriften ten dienste, die
vele eeuwen jongeV zijn dan het oi'igi-
neel. Het zijn dus afschriften van af
schriften, en daar nog weer eens af
schriften van, enz. enz.
Deze handschriften bevatten natuur
lijk- wat de hoofdzaken betreft den
zelfcien tekst doch op tal van onderge
schikte punten wijken zij onderling,
en dus ook van het oorspronkelijke
af.
Het is de taak van de geleerden die
zich met de studie der tekstcri-
t i e k bezig houden, te trachten zoo
veel mogelijk den juisten tekst vast te
stellen.
Daarbij zijn van groote beteekenis de
oude vertalingen, omdat clie vervaar
digd zijn naar andere, veelal oudere
handschriften dan die, welke wij thans
nog bezitten.
Met name geldt dit wat het Nieuwe
Testament betreft van de Vulgata (de
Latijnsclie vertaling van den kerkva
der Hieronymus) en voor het Oude T.
van de Septuagint.
De oude handschriften van den
Hebreeuwschen tekst des Ouden Tes
taments zijn uit de lOcle eeuw na Chr.
afkomstig. Deze handschriften komen
over het algemeen tot in de kleinste
bijzonderheden met elkaar overeen.
Nu zou dit op zichzelf een verheugend
feit zijn, indien daaruit kon afgeleid
worden, dat de Heilige Schritfen
precies zoo als zij door Mozes, de pro
feten en de verdere gewijde schrijvers
w^ren te boek gesteld, bezaten.
De geschiedenis leert het evenwel
anders. Na de verwoesting van Jeru
zalem, toen de Joden over de geheele
wereld begonnen verspreid te worden,
werd door hun geleerden de volgens
hun inzicht juiste tekst des Ouden Tes
taments vastgesteld en deze tekst werd
sindsdien op pijnlijknauwkeurige wij
ze overgeleverd.
De geleerden, die zich sinds de 7de
eeuw na Chr. met deze overlevering
van den tekst bezig hielden worden de
Massorethen genoemd, zulks naar
het I-Iebreeuwsche woord „massorah",
dat „overlevering" beteekent.
De Massoretliische tekst dateert, zoo
als met vrij groote waarschijnlijkheid
kan worden aangenomen, uit den tijd
van keizer Hadrianus (omstreeks 125
na Chr.); de grootste, verdienste voor
cle vaststelling van dezen tekst komt
toe aan den beroemden- Rabbi Akiba.
Er zijn ook geleerden, die van. mee-
ning zijn, dat de handschriften op een
lateren tekst dan dien uit de 2de eeuw
teruggaan, doch van een ouderen is
geen sprake.
Hieruit volgt de groote waarde van
de Septuagint voor de vaststelling
van den oorspronkelijken tekst des
Ouden Verbonds. Immers de vertaling
der zeventigen is afkomstig uit de
derde en de eerste helft der tweede
eeuw vóór Chr.; de vertalers hadden
derhalve een Hebreeuwschen tekst vóór
zich, die 3 a 4 eeuwen ouder is dan de
Massoretliische. Wanneer wij dus den
Griekschen tekst der Septuagint terug
vertalen in het Hebreeuwsch, zijn wij
weer heel wat dichter gekomen bij
den oorspronkelijken tekst der Oud
testamentische schrijvers.
Nu doet zich evenwel de vraag voor:
bezitten wij de oude, echte Septua
gint? Een vraag, die wij helaas ook. in
ontkennenden zin moeten beantwoor
den.
Ook de tek^t der Septuagint heeft
een geschiedenis gehad en het is oen
moeilijk, ja we kunnen wel zeggen een
onmogelijk werk, met zekerheid den
oorspronkelijken tekst te.herstellen.
Dit neemt evenwel niet weg, dat wij
met behulp van de Septuagint eenige
waardevolle verbeteringen in den jla.v
sorethischen tekst hebben kunnen aan
brengen.
Een van de belangrijkste verschil
punten tusschen den Hebreeuwschen
tekst en de Griekscne vertaling ligt
op het gebied der tijdrekenkunde van
de oudste periode der Oudtestamenti
sche geschiedenis.
Dit begint reeds in Geil. 5 3, vol
gens den Hebreeuwschen tekst was
Adam 130 jaar, volgens de Septuagint
230 jaar bij de geboorte van Seth. Der
gelijke velschillen zijn er dit geheele
hoofdstuk door, zoodat volgens den
Hebreeuwschen tekst van Adam tot
den zondvloed 1656, volgens de Sep
tuagint 2242 jaren zijn verloopen.
Van den zondvloed tot Abrahams
komst in Kanaan zijn volgens den He
breeuwschen tekst 427, volgens de
Septuagint 1307 jaren; van Abrahams
komst in Kanaiin tot den uittocht van
Jsraël uit Egypte zijn resp. 645 en 430
jaar.
Welke dezer beide lezingen is nu
de juiste?
Dit is een moeilijk vraagstuk, doch
de meeste geleerden zijn van oordeel,
dat we in de Septuagint over het al
gemeen de oudste traditie voor ons
hebben.
SCHAAKRUBRIEK
Redacteur: J. VERSTOEP Jzn. Fred
Hendrikstraat 37, Delft,
Probleem No. 1 (driezet).
Auteur: Konrad Erlin „Tidskrift för
Schack").
Zwart 6 stukken.
a b c d e f g h
Wit 7 stukken.
Ter afwisseling van zware Moskou-
partijen bieden wij onzen lezers dit
maal eens wat lichter kost aan in den
vorm van:
Een Schaak-anecdote.
Een zeker nogal gezette Engelsch-
man, die dikwijls velé en groote rei
zen maakte en de afgelegenste hoeken
der aarde bezocht, had op een van z'n
kleinere reizen, waarbij hij ook ons
land met een bezoek vereerde, 't dam
men geleerd, en beweerde na dien tijd
tegen ieder, die het maar hoor'en wil
de, dat er in het damspel yeél meer
zat dan in het schaken.
Eens toen hij in Afrika vertoefde,
werd hij door Kannibalen gevangen
genomen. In hun kamp gekomen werd
de Engelschman voor den hoofdman
gebracht; deze vroeg hem of hij ook
schaakte; verbaasd gaf de gevangene
hierop een bevestigend antwoord,
waarop de wilde den gevangene beval,
een partij 'met hem te spelen. Won
de gevangene, dan zou hij weder fn
vrijheid gesteld worden, verloor hfj,
dan zóu hij worden opgegeten.
Onze flegmatieke Engelschman zette
zich, zonder een spier van zijn gelaat
te vertrekken, voor het reeds gezette
bord en begon met wit spelende, zijn
partij, inwendig dat spel, waar „niet
veel in zat" verwenschende. Al spoe
dig bleek, dat de gevangene verreweg
de sterkste was; reeds in de opening
wist hij eeri stuk te veroveren, dat
door eenige pionnen en de zwarte da
me gevolgd werd, tot hij ten slotte 'n
winststelling had verkregen.
De hoofdman begon spijt te gevoe
len, dat hij het plan van spelen had
geopperd; bij eiken zet zag hij zich
meer en meer het lekkere houtje ont
snappen. Eindelijk had de partij den
op dat diagram aangegeven stand ver
kregen, terwijl de Engelschman de
volgende zetten deed: !Df8f. Het ge-
a b c d e t g h
laat van den hoofdman werd hoe lan
ger hoe donkerder; hij speelde den
eenigen zet, die hem ten dienste
stondKh7 Hierop volgde 2 Ta7:t
waarop de wilden iets meer had dan
Lb7, waarbij hij meteen merkte, dat
hij met den volgenden zet mat zou
zijn. Woedend sprong hij op en be^l
den gevangene de partij af te breken.
De Engelschman zette het reeds op
genomen matgevende stuk weer neer
en wachtte bedaard af, wat nu komen
zou.
De hoofdman zat eenigen tijd som
ber voor zich uit te staren; woede
over den wanhopigen stand van zijn
partij, en spijt over het ontsnappen
van het lekkere kluifje teekenden zich
beurtelings op zijn gelaat af.
•Ineens richtte hij zich op en zeide,
dat hij deze partij niet wilde verlie
zen, en dat, wanneer de gevangene
het waagde te winnen, hij geroosterd
zou werden. Won daarentegen nu nog
ide hoofdman^ dan zou hij den ge
vangene in vrijheid stellen.
Zoodoende keerde de valsche hoofd
man de blaadjes om, daarbij sluw be
rekenende, dat het hem nu gemakke
lijk zou vallen, de partij remise te
maken, en hij dus toch nog naar wil
lekeur over den gevangene kon be
schikken.
De Engelschman nam kalm deze
yeranclering van zaken op, maar zag
tevens het wanhopige van den toe
stand in. De partij opgeven mocht hij
niet, had de hoofdman hem toege
schreeuwd; hij moest spelen; gaf hij
een-voor-een zijn stukken weg, dan
zou de wilde altijd in de gelegenheid
zijn remise te houden; hij moest dus
volgens de regels van het spel, den
wilde dwingen te winnen.
Hij liep een poos uiterlijk volmaakt
kalm, maar inwendig ten einde raad,
heen en weer, en was al van plan hei
heele bord om te smijten, en den wil
de te smeeken, hem dan in vredes
naam maar te vermoorden. Toen hij
opeens een idee kreeg. Rustig ging hij
zitten en speelde verder; na een vier
tal zetten had de hoofdman volgens
alle regelen der kunst mat gezet.
De gevangene had in den afgebroken
stand der partij een zelfmat in 4 zet
ten ontdekt. De wilde was een en al
verbazing en een bijgeloovige vrees
lag op zijn gelaat, toen hij den gevan
gene de vrijheid gaf, en hem verzocht
meer zullen moeten dalen en dat de
arbeidsduur langer zal moeten worden,
dan menigeen wenscht. Maar ook als
dat gebeuren moet, amice, dan is 't
nog niet onverschillig h o e 't gebeurt.
Dan kan 't met schokken en sprongen
gaan ,en 't kan ook heel geleidelijk ge
beuren, voetje voor voetje en niet meer
dan op een bepaald tijdstip absoluut
noodzakelijk is.
En nu kan een sterke organisatie
daarop grooten invloed uitoefenen. Een
arbeider is vaak niet in de gelegen
heid daarover met zijn patroon rustig
te overleggen en de zaak van alle kan
ten te bezien en 't is voor een patroon
niet mogelijk met zijn arbeiders ieder
afzonderlijk te onderhandelen en den
toestand van het bedrijf en de eischen
van den tijd uiteen te zetten.
Maar dat alles kan wel gebeuren in
den organisatorischen weg. De organi
satie-bestuurders hebben gelegenheid
zich met allerlei zaken het bedrijfsle
ven rakende op de hoogte te stellen en
de patroons zullen niet licht weigeren
de bestuurders, als zij althans verstan
dige menschen zijn te ontvangen en
met hen overleg te plegen.
En zoo is nog vaak heel,wat te be
reiken en is ook wel heel wat bereikt
de laatste jaren. Hier werd een loons
verlaging uitgesteld of als een tijde
lijke maatregel ingevoerd, daar werd
het percentage belangrijk gewijzigd,
enz. Dat wordt niet altijd aan de groo
te klok gehangen, maar 't gebeurt
veel meer dan menigeen denkt.
Maar nu spreekt het vanzelf, dat der
gelijke bestuurders alleen sterk staan,
als ze ook een groot aantal georgani-
seerden achter zich hebben, en dat ze
zwakker staan naarmate het aantal ge-
or^auiseerden vermindart. En daarom
zoo spoedig mogelijk het kamp te
verlaten.
De Engelschman maakte zich uit de
voeten, hij zich-zelf mompelende, dat
er in schaken toch nog wel iets meer
zat dan in dammen.
Aan de lezers wordt opgedragen het
slot van deze merkwaardige partij te
zoeken. G: DE BRIE
GEMENGD NIEUWS^
Slaapziekte. Te Oude Pekela
komt bij een zoon van deen schoen*,
maker Feijen sedert eenige dagen s.aap
ziekce voor.
Kou in de schoolkamer.
Gedurende de laatste dagen werkte de
centrale verwarming in de R. H..BS.
te Hoorn bijzonder siecht. De leer
aren en de leerlingen klaagden her
haaldelijk over de temperatuur, die in
sommige lokalen niet boven de 4(J gr.
febraebt kon worden. Toen Dond^r-
ag de eerste schooltijd voorbij was,
besloten eenige leerlingen 's nv.ddags
niet terug te keeren. Zoo ^geschiedde.
Eenige ouders hebben'brieven aan den
directeur geschreven, waarop geant
woord werd, dat de NooicLOosten
wind de schuldige was. doch dat ove
rigens de temperatuur best vol was te
houden. 1
Te dicht bij de kachel, Een
29-jarige gehuwde vropw, wonende in
de Rembrandusiraat, is te dicht bij
een brandende kachel in haar woning
gekomen, waardóór haar kleeding in
brand, geraakte. Ze vluchtte de straat
op; haar toestand was van dien aard,
dat ze door den Gemeentelijken Ge
neeskundigen dienst naar het zieken
huis aan "den Zuid wal moest worden
gebracht.
Zes personen door het ijs ge
zakt. Gistermiddag omstreeks 4
uur zijn langs dm PeLeiaarschen weg
nabij de manege in Den Bosch zes
fjersonen, die op het overstroomde
and aan het schaatsenrijden waren,
door het ijs gezakt. Met zeer groote
moeite jhet was levensgevaarlijk werk
hebben politie en burgers vier per
sonen gered, de 17-jarige Marie Ver
donk werd dood opgehaald. Men
heeft nog drie' kwartier lang tever
geefs kunstmatige ademhaling toege
past. Ook een 20-jarige jongeman, G.
A. Koningstem, was reeds overleden,
toen hij werd opgehaald.
Er gingen geruchten, dat het aan
tal slachtoffers nog grooter was. doch
de gemeentepolitie heeft meegedééld
dat er niemand meer vermist word.
Twee jongens verd r on k e el.
Donderdag zijn ce Udenhout, naar het
Dgbl. v. N„Br. meldt, in de leem
putten bij het schaatsenrijden twee jon
gens verdronken., P. v. D., oud 17 jaan
en J. v. d. I., oud 18 jaar. Ze wil1-
den een anderen jongen, A. de H., die
door het ij's gezakt was, redden en
slaafden hierin ook, doch kwamen
zelf om.
Ernstige aan ri^di ng. Don
derdagavond kwamen de gebroeders
De Groot met een kar fruit en-groen
te vam Utrecht naar Zeist, toen zij,
even voorbij „Vollenhove" door een;
autobus achterop werden gereden. De
19-jarige De* Groot, die de kar duwde
werd overreden en was op slag dood,
terwijl de kar en de jongen, die er
voor trok, op zij werden geslingerd.
Deze jongen werd ernstig verwond
naar de klinieken te Utrecht vervoerd.
Fabrieksbrand. ^Gistermor
gen 11 uur is door onbekende oorzaak
brand ontstaan in de drogerij van de
textielfabriek der N.V. Baekers en Ray
makers t'e Eindhoven.
De brandweer der gemeente, bijge
staan, door die van de Phil'ipsfabriet
ken, pakte het vuur, dat zich inmiddels
had uitgebreid; krachtig aan. Hierdoor,
kon hét vuur tot de droogkamer be
perkt blijven. Na een uur was men:
het vuur meester. Er is veel water
schade geleden.
maak ik van deze gelegenheid gebruik
om alle arbeiders die ik bereiken kan
te adviseeren zich fe organiseeren en
organisatorisch mee te leven.
Natuurlijk moeten ze zich niet aan^
sluiten bij een der moderne organisa*
ties. Daar hooren ze als Christen-ar
beiders niet thuis. Het bedoelen van
die organisaties i^. piet den bedrijfs
brede maar den strijd en de rest is
voor hen bijzaak. Dat is telkens weer
gebleken. Toen er van Christelijke zij
de op het sluiten van collectieve ar
beidsovereenkomsten werd aangedron
gen, welke overeenkomsten in de prac-
tijk van groote beteekenis zijn geble
ken, hebben zij zich daartegen verzet,
omdat ze vreesden, dat daardoor de
„beweging", wat heel wat anders is dan
het arbeidersbelang, zou worden ge
schaad. En zoo hebben telkens weer
de Christelijke organisaties de leiding
weten te nemen, tot heil van de ar
beiders wier belangen zij vertegen
woordigden en in 't belang ook van de
betrokken bedrijven.
Bovendien: voor wie waarlijk als
Christen wil leven is er in de moder
ne organisaties, die met de S.D.A.P. in
zeer nauw verband staan, geen plaats.
Op de vraag wat goede* werken zijn
wordt door den Heidelbergschen Ca
techismus geantwoord:-alleen die uit
een waar geloof, naar de wet Gods,
Hem ter eere geschieden.
Als dat de regel werd amice, van
al ons werken, op elk gebied van pa
troons en arbeiders beide, van pa-
troonsvereenigingen en arbeidersorga
nisaties, dan zou er nog hoop zijn voor
de toekomst.
Maar hoever zijn we nog van dat
ideaal verwijderdI
VERITAS
Leidsclie Penkrassen.
Amice.
In het laatste nummer van „Ons
Schild" het orgaan van den Christelij-
ken Besturenbond werden door den
heer Grotenhuis enkele opmerkingen
gemaakt óver het door den Gemeente
raad genomen besluit inzake de extra-
uitkeering aan werkloozen, waarmee
ik mij geheel kan vereenigen. Na er op
gewezen te hebben, dat een deel van
de rechterzijde een standpunt innam,
dat tot nu toe van die zijde steeds als
in strijd met onze beginselen is veroor
deeld, vestigt hij er de aandacht op,
dat men om billijk te zijn verder had
moeten gaan en ook aan de trekken-
den uit de werkloozenkassen, althans
een gedeelte van hen, een toelage had
behooren te verschaffen. Onder deze
categorie van personen zijn er toch
heel wat, die volstrekt niet in betere
conditie zijn dan de uitgetrokkenen.
En wanneer men clu,s begint met extra-
uitkeeringen te verschaffen, dan moet
men niet halverwege blijven staan,
maar dan moeten ook allen van wie
geacht kan worden, dat ze het noodig
hebben, daarvan profiteeren.
Deze opmerking amice, schijnt me
volkomen juist. Of het eer-, of het an
der. Wier erkent, dat de taak van
de Overheid is aan zekere groepen van
ingezetenen uitkeeringen te verschaffen
die moet ook de consequenties daar
van willen aanvaarden. En dan is het
zooals de heer G. opmerkt, dan komen
ook vele trekkers voor zulk een toela
ge in aanmerking evenals misschien
vele arbeiders die geregeld werken,
maar wier loonen van dien aard zijn,
dat schraalhans geregeld keuken
meester is.
Want dat is ook een kwaad van de-
zon tijd amice, dat, terwijl de voor
naamste levensbenoodigdheclen nog
maar altijd even duur blijven, de loo
nen van vele arbeiders zoo laag zijn,
dat ze ook in verband met de hooge
woninghuren voortdurend de grootste
moeite hebben om rond te komen. En
het ontmoedigende, hierbij is, dat de
kans om hierin verbetering te brengen
al heel gering- schijnt.
Wanneer althans juist is wat de
voorzitter van de Kamer van Koophan
del, vandaag meedeelde omtrent den
toestand van handel en industrie, dan
is de economische toestand ver van
gunstig en ziet het er voor vele bedrij
ven en bijgevolg voor de orbeidersbe-
volking donker uit.
De afzetgebieden, zoo betoogde lnj,
gaan voor meerdere bedrijven verlo
ren; wij ondervinden de nadeelige ge
volgen van de liberale handelspolitiek,
die voorschreef, dat wij hier het vrij-
liandelssysteem moest blijven huldigen
ook toen men overal den invoer van on
ze producten belemmerde en boven
dien is er een steeds toenemende in
voer van buitenlandsche artikelen
waartegen het niet mogelijk is te con-
curreeren.
Om aan deze bezwaren het hoofd te
kunnen bieden zal men goedkooper
moeten produceeren en als dat niet
mogelijk blijkt, zal men er toe over
moeten gaan den werktijd te verlengen
en de uurloonen te verlagen. Maar
wanneer men dat doet dan komen de
arbeiders die 't nu reeds zco zwaar te
verantwoorden hebben nog meer in 't
gedrang en wordt veler positie met
recht onbou'dbaai'.
Geen wonder amice, dat velen met
zorg de toekomst tegen gaan#
En als ge mij nu vraagt wat er dan
gedaan kan worden om de dreigende
gevaren af te wenden, dan moet ik
het antwoord schuldig blijven. Er zou
een oplossing te vinden zijn indien
slechts enkele bedrijven door de on
gunst der tijden getroffen werden,
maar zoo is 't niet. Bijna geen bedrijf
of er wordt geklaagd over gebrek aan
werk, over moeilijkheden waarmede
men heeft te worstelen. Dat ondervin
den 't best de menschen die eenmaal
zonder werk zijn. Wat een moeite kost
het niet om weer aan den slag te ko
men. Overal stoot men het hoofd.
Nu zijn er heel wat arbeiders en hun
getal is niet gering, die daarin aanlei
ding vinden om te bedanken voör hun
ne vakorganisatie. Er is een tijd ge
weest, dat er met deze organisaties
wat te verdienen viel. 't Leken wel een
soort automaten. Men betaalde zijn
contributie en tegelijkertijd zag men
de vruchten in den vorm van hooger
loon en een verbeterde rechtspositie.
Maar dat is nu uit. De vruchten liggen
nu niet meer zoö vlak voor de hand
en nu zijn er niet weinigen, die nu
maar voor hunne organisatie bedanken
omdat 't toch niets geeft.
Dat is echter een heel kortzichtige
redeneering. Vooreerst is het niet juist,
wanneer men de vakorganisaties als
een soort loon-automaat beschouwt,
maar bovendien is het al heel dwaas,
wanneer men in dezen tijd van achter
uitgang meent niets beters te kunnen
doen dan zich uit de organisatie terug
te trekken.
De tijd van de opgaande lijn is voor
bij, misschien voorgoed, dat weet ik
niet. Mar.r vast staat, dat we met heel
wat dingen op den terugtocht zijn.
Niet onmogelijk, dat de loonen nog