NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN ZATERDAG 16 JANUARI 1926 Aan het einde der Week Het mag wel als een wonder be schouwd worden, dat er nog steeds geen nieuwe ministercrisis in Frankrijk is. Want weer loopen de regerings voorstellen, die ten doel hebben den financieelen toestand meester te wor den, ernstig gevaar. Zelfs werden ze in de commissie voor de financiën met groote stemmenmeerderheid verwor pen. Dit zal Briand echter niet verhinde ren de voorstellen ongewijzigd voor de Kamer te brengen in de hoop de meer derheid van de Kamer te kunnen over reden, evenals hij dat met de voorloo- pige plannen van Loucheur gedaan heeft. Maar als ook deze voorstellen verworpen worden zal hij zich wel niet kunnen handhaven. 't Systeem der evenredige vertegen woordiging brengt mede, dat het slechts .zelden voor zal kornen, dat een bepaalde partij de volstrekte meerder heid -heeft, maar als ook bij de kleine re partijen elk gevoel van saamhoorig- heid ontbreekt is de vorming van een homogeen ministerie wel heel moeilijk Het Fransche parlement is in zoo veel partijtjes gesplitst, die elk slechts haar eigen belang zien, dat men zich afvraag hóede zaak zonder hulp van een dictator weer in orde te brengen is. Maar zoolang partijbelang gesteld wordt boven landsbelang komt er ze ker geen verbetering. Toch schijnt het ook voor de Duit- sclie sociaal-democraten nog een moei lijke keuze geweest te zijn. daar ook zij het partijbelang boven dat van liet land' stelden, en zoo blijk gaven hun geméenschapsidealen alleen voor een bepaalde klasse te bestemmen. De algemeen gewenschte Groote Coalitie is eindelijk door hen, niette genstaande 't advies van de meest vooraanstaande partijgénooten verwor pen en zoo is de mogelijkheid een ster ke regeering te vormen vervallen. Hét deelnemen aan de regeering zou hun waarschijnlijk wel eenige stem men aan de communisten gekost heb ben, en het is daarom eigenlijk te ver wonderen, dat ze niet reeds al eerder tot de scherpste oppositie zijn overge gaan. Het groote aantal werkloozen, dat in eenige weken van 1 tot V millioen gestegen is, brengt natuurlijk veel zor gen voor de partijleiding, maar door alleen eischen te stellen, en zelf niet mede te willen werken bij de uitvoering der eischen, worden deze menschen toch zeker niet geholpen. Als Dr. Lu ther in deze omstandigheden kans ziet- een kabinet te vormen, zal dat toch moeten steunen op medewerking van de Duitsch-nationalën, die het ver drag van Locarno, waarop de hoop van zoovele staatslieden gebouwd is, hebben getracht te saboteeren. Zij-zien dan ook den dag reeds nade rend-waarop zij. op hun beurt weer 't belang van de partij boven dat van 't land kunnen stellen. Zouden onze parlementariërs soms ook meenen, dat een demissionair Ka binet een landsbelang is? Naar den duur van de crisis te oordeelen heeft het er allen schijn van. De geruchten, als zou Dr. de Visser in de afgeloopen week zijn Kabinet vormen, bleken al te optimistisch te zijn- Buitengewone ministerraden en frac tievergaderingen wisselden elkaar af, maar al 't gepraat bracht ons, althans in 't publiek, niets verder tot de op lossing. Uit het grijs verleden. HEBFiEEUWSCHE TEKST EN GRÏEKSCHB VERTALING. Van geen enkel der boejeen van het Oude of Nieuwe Testament bezitten wij meer het oorspronkelijke handschrift, dat van den auteur zeiven afkomstig is. Het ware op zichzelf niet onmogelijk geweest, dat er ons een bewaard was ■ww.' vuai ttgamsaawfyjggs*KSBg«i gebleven, want de oudste papyrusrol, die wij bezitten (een blad rekeningen uit den tijd van koning Assa, in 1893 te Sakkara gevonden) dateert v&n om streeks 2G00 v. Chr., alzoo nog duizend jaar vóór Mozes' tijd. Dank zij het dro ge klimaat van Egypte en het voor treffelijk schrijfmateriaal dat men ge bruikte zijn deze teksten zoo goed ge conserveerd. Voor de boeken des Ouden cn Nieuwen Verbonds evenwel staan ons alleen handschriften ten dienste, die vele eeuwen jongeV zijn dan het oi'igi- neel. Het zijn dus afschriften van af schriften, en daar nog weer eens af schriften van, enz. enz. Deze handschriften bevatten natuur lijk- wat de hoofdzaken betreft den zelfcien tekst doch op tal van onderge schikte punten wijken zij onderling, en dus ook van het oorspronkelijke af. Het is de taak van de geleerden die zich met de studie der tekstcri- t i e k bezig houden, te trachten zoo veel mogelijk den juisten tekst vast te stellen. Daarbij zijn van groote beteekenis de oude vertalingen, omdat clie vervaar digd zijn naar andere, veelal oudere handschriften dan die, welke wij thans nog bezitten. Met name geldt dit wat het Nieuwe Testament betreft van de Vulgata (de Latijnsclie vertaling van den kerkva der Hieronymus) en voor het Oude T. van de Septuagint. De oude handschriften van den Hebreeuwschen tekst des Ouden Tes taments zijn uit de lOcle eeuw na Chr. afkomstig. Deze handschriften komen over het algemeen tot in de kleinste bijzonderheden met elkaar overeen. Nu zou dit op zichzelf een verheugend feit zijn, indien daaruit kon afgeleid worden, dat de Heilige Schritfen precies zoo als zij door Mozes, de pro feten en de verdere gewijde schrijvers w^ren te boek gesteld, bezaten. De geschiedenis leert het evenwel anders. Na de verwoesting van Jeru zalem, toen de Joden over de geheele wereld begonnen verspreid te worden, werd door hun geleerden de volgens hun inzicht juiste tekst des Ouden Tes taments vastgesteld en deze tekst werd sindsdien op pijnlijknauwkeurige wij ze overgeleverd. De geleerden, die zich sinds de 7de eeuw na Chr. met deze overlevering van den tekst bezig hielden worden de Massorethen genoemd, zulks naar het I-Iebreeuwsche woord „massorah", dat „overlevering" beteekent. De Massoretliische tekst dateert, zoo als met vrij groote waarschijnlijkheid kan worden aangenomen, uit den tijd van keizer Hadrianus (omstreeks 125 na Chr.); de grootste, verdienste voor cle vaststelling van dezen tekst komt toe aan den beroemden- Rabbi Akiba. Er zijn ook geleerden, die van. mee- ning zijn, dat de handschriften op een lateren tekst dan dien uit de 2de eeuw teruggaan, doch van een ouderen is geen sprake. Hieruit volgt de groote waarde van de Septuagint voor de vaststelling van den oorspronkelijken tekst des Ouden Verbonds. Immers de vertaling der zeventigen is afkomstig uit de derde en de eerste helft der tweede eeuw vóór Chr.; de vertalers hadden derhalve een Hebreeuwschen tekst vóór zich, die 3 a 4 eeuwen ouder is dan de Massoretliische. Wanneer wij dus den Griekschen tekst der Septuagint terug vertalen in het Hebreeuwsch, zijn wij weer heel wat dichter gekomen bij den oorspronkelijken tekst der Oud testamentische schrijvers. Nu doet zich evenwel de vraag voor: bezitten wij de oude, echte Septua gint? Een vraag, die wij helaas ook. in ontkennenden zin moeten beantwoor den. Ook de tek^t der Septuagint heeft een geschiedenis gehad en het is oen moeilijk, ja we kunnen wel zeggen een onmogelijk werk, met zekerheid den oorspronkelijken tekst te.herstellen. Dit neemt evenwel niet weg, dat wij met behulp van de Septuagint eenige waardevolle verbeteringen in den jla.v sorethischen tekst hebben kunnen aan brengen. Een van de belangrijkste verschil punten tusschen den Hebreeuwschen tekst en de Griekscne vertaling ligt op het gebied der tijdrekenkunde van de oudste periode der Oudtestamenti sche geschiedenis. Dit begint reeds in Geil. 5 3, vol gens den Hebreeuwschen tekst was Adam 130 jaar, volgens de Septuagint 230 jaar bij de geboorte van Seth. Der gelijke velschillen zijn er dit geheele hoofdstuk door, zoodat volgens den Hebreeuwschen tekst van Adam tot den zondvloed 1656, volgens de Sep tuagint 2242 jaren zijn verloopen. Van den zondvloed tot Abrahams komst in Kanaan zijn volgens den He breeuwschen tekst 427, volgens de Septuagint 1307 jaren; van Abrahams komst in Kanaiin tot den uittocht van Jsraël uit Egypte zijn resp. 645 en 430 jaar. Welke dezer beide lezingen is nu de juiste? Dit is een moeilijk vraagstuk, doch de meeste geleerden zijn van oordeel, dat we in de Septuagint over het al gemeen de oudste traditie voor ons hebben. SCHAAKRUBRIEK Redacteur: J. VERSTOEP Jzn. Fred Hendrikstraat 37, Delft, Probleem No. 1 (driezet). Auteur: Konrad Erlin „Tidskrift för Schack"). Zwart 6 stukken. a b c d e f g h Wit 7 stukken. Ter afwisseling van zware Moskou- partijen bieden wij onzen lezers dit maal eens wat lichter kost aan in den vorm van: Een Schaak-anecdote. Een zeker nogal gezette Engelsch- man, die dikwijls velé en groote rei zen maakte en de afgelegenste hoeken der aarde bezocht, had op een van z'n kleinere reizen, waarbij hij ook ons land met een bezoek vereerde, 't dam men geleerd, en beweerde na dien tijd tegen ieder, die het maar hoor'en wil de, dat er in het damspel yeél meer zat dan in het schaken. Eens toen hij in Afrika vertoefde, werd hij door Kannibalen gevangen genomen. In hun kamp gekomen werd de Engelschman voor den hoofdman gebracht; deze vroeg hem of hij ook schaakte; verbaasd gaf de gevangene hierop een bevestigend antwoord, waarop de wilde den gevangene beval, een partij 'met hem te spelen. Won de gevangene, dan zou hij weder fn vrijheid gesteld worden, verloor hfj, dan zóu hij worden opgegeten. Onze flegmatieke Engelschman zette zich, zonder een spier van zijn gelaat te vertrekken, voor het reeds gezette bord en begon met wit spelende, zijn partij, inwendig dat spel, waar „niet veel in zat" verwenschende. Al spoe dig bleek, dat de gevangene verreweg de sterkste was; reeds in de opening wist hij eeri stuk te veroveren, dat door eenige pionnen en de zwarte da me gevolgd werd, tot hij ten slotte 'n winststelling had verkregen. De hoofdman begon spijt te gevoe len, dat hij het plan van spelen had geopperd; bij eiken zet zag hij zich meer en meer het lekkere houtje ont snappen. Eindelijk had de partij den op dat diagram aangegeven stand ver kregen, terwijl de Engelschman de volgende zetten deed: !Df8f. Het ge- a b c d e t g h laat van den hoofdman werd hoe lan ger hoe donkerder; hij speelde den eenigen zet, die hem ten dienste stondKh7 Hierop volgde 2 Ta7:t waarop de wilden iets meer had dan Lb7, waarbij hij meteen merkte, dat hij met den volgenden zet mat zou zijn. Woedend sprong hij op en be^l den gevangene de partij af te breken. De Engelschman zette het reeds op genomen matgevende stuk weer neer en wachtte bedaard af, wat nu komen zou. De hoofdman zat eenigen tijd som ber voor zich uit te staren; woede over den wanhopigen stand van zijn partij, en spijt over het ontsnappen van het lekkere kluifje teekenden zich beurtelings op zijn gelaat af. •Ineens richtte hij zich op en zeide, dat hij deze partij niet wilde verlie zen, en dat, wanneer de gevangene het waagde te winnen, hij geroosterd zou werden. Won daarentegen nu nog ide hoofdman^ dan zou hij den ge vangene in vrijheid stellen. Zoodoende keerde de valsche hoofd man de blaadjes om, daarbij sluw be rekenende, dat het hem nu gemakke lijk zou vallen, de partij remise te maken, en hij dus toch nog naar wil lekeur over den gevangene kon be schikken. De Engelschman nam kalm deze yeranclering van zaken op, maar zag tevens het wanhopige van den toe stand in. De partij opgeven mocht hij niet, had de hoofdman hem toege schreeuwd; hij moest spelen; gaf hij een-voor-een zijn stukken weg, dan zou de wilde altijd in de gelegenheid zijn remise te houden; hij moest dus volgens de regels van het spel, den wilde dwingen te winnen. Hij liep een poos uiterlijk volmaakt kalm, maar inwendig ten einde raad, heen en weer, en was al van plan hei heele bord om te smijten, en den wil de te smeeken, hem dan in vredes naam maar te vermoorden. Toen hij opeens een idee kreeg. Rustig ging hij zitten en speelde verder; na een vier tal zetten had de hoofdman volgens alle regelen der kunst mat gezet. De gevangene had in den afgebroken stand der partij een zelfmat in 4 zet ten ontdekt. De wilde was een en al verbazing en een bijgeloovige vrees lag op zijn gelaat, toen hij den gevan gene de vrijheid gaf, en hem verzocht meer zullen moeten dalen en dat de arbeidsduur langer zal moeten worden, dan menigeen wenscht. Maar ook als dat gebeuren moet, amice, dan is 't nog niet onverschillig h o e 't gebeurt. Dan kan 't met schokken en sprongen gaan ,en 't kan ook heel geleidelijk ge beuren, voetje voor voetje en niet meer dan op een bepaald tijdstip absoluut noodzakelijk is. En nu kan een sterke organisatie daarop grooten invloed uitoefenen. Een arbeider is vaak niet in de gelegen heid daarover met zijn patroon rustig te overleggen en de zaak van alle kan ten te bezien en 't is voor een patroon niet mogelijk met zijn arbeiders ieder afzonderlijk te onderhandelen en den toestand van het bedrijf en de eischen van den tijd uiteen te zetten. Maar dat alles kan wel gebeuren in den organisatorischen weg. De organi satie-bestuurders hebben gelegenheid zich met allerlei zaken het bedrijfsle ven rakende op de hoogte te stellen en de patroons zullen niet licht weigeren de bestuurders, als zij althans verstan dige menschen zijn te ontvangen en met hen overleg te plegen. En zoo is nog vaak heel,wat te be reiken en is ook wel heel wat bereikt de laatste jaren. Hier werd een loons verlaging uitgesteld of als een tijde lijke maatregel ingevoerd, daar werd het percentage belangrijk gewijzigd, enz. Dat wordt niet altijd aan de groo te klok gehangen, maar 't gebeurt veel meer dan menigeen denkt. Maar nu spreekt het vanzelf, dat der gelijke bestuurders alleen sterk staan, als ze ook een groot aantal georgani- seerden achter zich hebben, en dat ze zwakker staan naarmate het aantal ge- or^auiseerden vermindart. En daarom zoo spoedig mogelijk het kamp te verlaten. De Engelschman maakte zich uit de voeten, hij zich-zelf mompelende, dat er in schaken toch nog wel iets meer zat dan in dammen. Aan de lezers wordt opgedragen het slot van deze merkwaardige partij te zoeken. G: DE BRIE GEMENGD NIEUWS^ Slaapziekte. Te Oude Pekela komt bij een zoon van deen schoen*, maker Feijen sedert eenige dagen s.aap ziekce voor. Kou in de schoolkamer. Gedurende de laatste dagen werkte de centrale verwarming in de R. H..BS. te Hoorn bijzonder siecht. De leer aren en de leerlingen klaagden her haaldelijk over de temperatuur, die in sommige lokalen niet boven de 4(J gr. febraebt kon worden. Toen Dond^r- ag de eerste schooltijd voorbij was, besloten eenige leerlingen 's nv.ddags niet terug te keeren. Zoo ^geschiedde. Eenige ouders hebben'brieven aan den directeur geschreven, waarop geant woord werd, dat de NooicLOosten wind de schuldige was. doch dat ove rigens de temperatuur best vol was te houden. 1 Te dicht bij de kachel, Een 29-jarige gehuwde vropw, wonende in de Rembrandusiraat, is te dicht bij een brandende kachel in haar woning gekomen, waardóór haar kleeding in brand, geraakte. Ze vluchtte de straat op; haar toestand was van dien aard, dat ze door den Gemeentelijken Ge neeskundigen dienst naar het zieken huis aan "den Zuid wal moest worden gebracht. Zes personen door het ijs ge zakt. Gistermiddag omstreeks 4 uur zijn langs dm PeLeiaarschen weg nabij de manege in Den Bosch zes fjersonen, die op het overstroomde and aan het schaatsenrijden waren, door het ijs gezakt. Met zeer groote moeite jhet was levensgevaarlijk werk hebben politie en burgers vier per sonen gered, de 17-jarige Marie Ver donk werd dood opgehaald. Men heeft nog drie' kwartier lang tever geefs kunstmatige ademhaling toege past. Ook een 20-jarige jongeman, G. A. Koningstem, was reeds overleden, toen hij werd opgehaald. Er gingen geruchten, dat het aan tal slachtoffers nog grooter was. doch de gemeentepolitie heeft meegedééld dat er niemand meer vermist word. Twee jongens verd r on k e el. Donderdag zijn ce Udenhout, naar het Dgbl. v. N„Br. meldt, in de leem putten bij het schaatsenrijden twee jon gens verdronken., P. v. D., oud 17 jaan en J. v. d. I., oud 18 jaar. Ze wil1- den een anderen jongen, A. de H., die door het ij's gezakt was, redden en slaafden hierin ook, doch kwamen zelf om. Ernstige aan ri^di ng. Don derdagavond kwamen de gebroeders De Groot met een kar fruit en-groen te vam Utrecht naar Zeist, toen zij, even voorbij „Vollenhove" door een; autobus achterop werden gereden. De 19-jarige De* Groot, die de kar duwde werd overreden en was op slag dood, terwijl de kar en de jongen, die er voor trok, op zij werden geslingerd. Deze jongen werd ernstig verwond naar de klinieken te Utrecht vervoerd. Fabrieksbrand. ^Gistermor gen 11 uur is door onbekende oorzaak brand ontstaan in de drogerij van de textielfabriek der N.V. Baekers en Ray makers t'e Eindhoven. De brandweer der gemeente, bijge staan, door die van de Phil'ipsfabriet ken, pakte het vuur, dat zich inmiddels had uitgebreid; krachtig aan. Hierdoor, kon hét vuur tot de droogkamer be perkt blijven. Na een uur was men: het vuur meester. Er is veel water schade geleden. maak ik van deze gelegenheid gebruik om alle arbeiders die ik bereiken kan te adviseeren zich fe organiseeren en organisatorisch mee te leven. Natuurlijk moeten ze zich niet aan^ sluiten bij een der moderne organisa* ties. Daar hooren ze als Christen-ar beiders niet thuis. Het bedoelen van die organisaties i^. piet den bedrijfs brede maar den strijd en de rest is voor hen bijzaak. Dat is telkens weer gebleken. Toen er van Christelijke zij de op het sluiten van collectieve ar beidsovereenkomsten werd aangedron gen, welke overeenkomsten in de prac- tijk van groote beteekenis zijn geble ken, hebben zij zich daartegen verzet, omdat ze vreesden, dat daardoor de „beweging", wat heel wat anders is dan het arbeidersbelang, zou worden ge schaad. En zoo hebben telkens weer de Christelijke organisaties de leiding weten te nemen, tot heil van de ar beiders wier belangen zij vertegen woordigden en in 't belang ook van de betrokken bedrijven. Bovendien: voor wie waarlijk als Christen wil leven is er in de moder ne organisaties, die met de S.D.A.P. in zeer nauw verband staan, geen plaats. Op de vraag wat goede* werken zijn wordt door den Heidelbergschen Ca techismus geantwoord:-alleen die uit een waar geloof, naar de wet Gods, Hem ter eere geschieden. Als dat de regel werd amice, van al ons werken, op elk gebied van pa troons en arbeiders beide, van pa- troonsvereenigingen en arbeidersorga nisaties, dan zou er nog hoop zijn voor de toekomst. Maar hoever zijn we nog van dat ideaal verwijderdI VERITAS Leidsclie Penkrassen. Amice. In het laatste nummer van „Ons Schild" het orgaan van den Christelij- ken Besturenbond werden door den heer Grotenhuis enkele opmerkingen gemaakt óver het door den Gemeente raad genomen besluit inzake de extra- uitkeering aan werkloozen, waarmee ik mij geheel kan vereenigen. Na er op gewezen te hebben, dat een deel van de rechterzijde een standpunt innam, dat tot nu toe van die zijde steeds als in strijd met onze beginselen is veroor deeld, vestigt hij er de aandacht op, dat men om billijk te zijn verder had moeten gaan en ook aan de trekken- den uit de werkloozenkassen, althans een gedeelte van hen, een toelage had behooren te verschaffen. Onder deze categorie van personen zijn er toch heel wat, die volstrekt niet in betere conditie zijn dan de uitgetrokkenen. En wanneer men clu,s begint met extra- uitkeeringen te verschaffen, dan moet men niet halverwege blijven staan, maar dan moeten ook allen van wie geacht kan worden, dat ze het noodig hebben, daarvan profiteeren. Deze opmerking amice, schijnt me volkomen juist. Of het eer-, of het an der. Wier erkent, dat de taak van de Overheid is aan zekere groepen van ingezetenen uitkeeringen te verschaffen die moet ook de consequenties daar van willen aanvaarden. En dan is het zooals de heer G. opmerkt, dan komen ook vele trekkers voor zulk een toela ge in aanmerking evenals misschien vele arbeiders die geregeld werken, maar wier loonen van dien aard zijn, dat schraalhans geregeld keuken meester is. Want dat is ook een kwaad van de- zon tijd amice, dat, terwijl de voor naamste levensbenoodigdheclen nog maar altijd even duur blijven, de loo nen van vele arbeiders zoo laag zijn, dat ze ook in verband met de hooge woninghuren voortdurend de grootste moeite hebben om rond te komen. En het ontmoedigende, hierbij is, dat de kans om hierin verbetering te brengen al heel gering- schijnt. Wanneer althans juist is wat de voorzitter van de Kamer van Koophan del, vandaag meedeelde omtrent den toestand van handel en industrie, dan is de economische toestand ver van gunstig en ziet het er voor vele bedrij ven en bijgevolg voor de orbeidersbe- volking donker uit. De afzetgebieden, zoo betoogde lnj, gaan voor meerdere bedrijven verlo ren; wij ondervinden de nadeelige ge volgen van de liberale handelspolitiek, die voorschreef, dat wij hier het vrij- liandelssysteem moest blijven huldigen ook toen men overal den invoer van on ze producten belemmerde en boven dien is er een steeds toenemende in voer van buitenlandsche artikelen waartegen het niet mogelijk is te con- curreeren. Om aan deze bezwaren het hoofd te kunnen bieden zal men goedkooper moeten produceeren en als dat niet mogelijk blijkt, zal men er toe over moeten gaan den werktijd te verlengen en de uurloonen te verlagen. Maar wanneer men dat doet dan komen de arbeiders die 't nu reeds zco zwaar te verantwoorden hebben nog meer in 't gedrang en wordt veler positie met recht onbou'dbaai'. Geen wonder amice, dat velen met zorg de toekomst tegen gaan# En als ge mij nu vraagt wat er dan gedaan kan worden om de dreigende gevaren af te wenden, dan moet ik het antwoord schuldig blijven. Er zou een oplossing te vinden zijn indien slechts enkele bedrijven door de on gunst der tijden getroffen werden, maar zoo is 't niet. Bijna geen bedrijf of er wordt geklaagd over gebrek aan werk, over moeilijkheden waarmede men heeft te worstelen. Dat ondervin den 't best de menschen die eenmaal zonder werk zijn. Wat een moeite kost het niet om weer aan den slag te ko men. Overal stoot men het hoofd. Nu zijn er heel wat arbeiders en hun getal is niet gering, die daarin aanlei ding vinden om te bedanken voör hun ne vakorganisatie. Er is een tijd ge weest, dat er met deze organisaties wat te verdienen viel. 't Leken wel een soort automaten. Men betaalde zijn contributie en tegelijkertijd zag men de vruchten in den vorm van hooger loon en een verbeterde rechtspositie. Maar dat is nu uit. De vruchten liggen nu niet meer zoö vlak voor de hand en nu zijn er niet weinigen, die nu maar voor hunne organisatie bedanken omdat 't toch niets geeft. Dat is echter een heel kortzichtige redeneering. Vooreerst is het niet juist, wanneer men de vakorganisaties als een soort loon-automaat beschouwt, maar bovendien is het al heel dwaas, wanneer men in dezen tijd van achter uitgang meent niets beters te kunnen doen dan zich uit de organisatie terug te trekken. De tijd van de opgaande lijn is voor bij, misschien voorgoed, dat weet ik niet. Mar.r vast staat, dat we met heel wat dingen op den terugtocht zijn. Niet onmogelijk, dat de loonen nog

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1926 | | pagina 6