Hoest-Keel pijn Ons BabbelhoekSe. jj NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN DONDERDAG 24 DECEMBER 1925 1.arstte hij in een zenuwachtig snikken mulat hij even tevergeefs had ge tracht mede te zingen. Dat gaf groote consternatie. Allen beijverden zich om Henkie te kalmee- ren of hem te vragen, wat hem scheel de Maar Oma gaf stilzwijgend een wenk dat men nu niets moest vra gen en leidde het kind even-de kamer uit, tegelijk haar zoori beduidend mee te komen. Deze volgde, ongerust. Wat zou hem nu weer boven 't hoofd han gen, zou het kind ziek zijn? Het vent je zag reeds lang erg bleek.... In de slaapkamer van de jongens zette Oma zich neer en drukte ze haar kleinkind in haar armen. Wat is het mijn lieve vent? zeide ze, en 't klonk zoo moederlijk, zoo teeder. Vertel het maar aan Oma, wat je scheelt. Toen kwam het aangrijpend ver haal, waarbij een sombere, donkere man in een kamerhoek tranen stortte. Onderbroken door zware schokken van het heele lichaampje vertelde het kind van zijn verdriet over het dood-zijn van mamaatje, van het vorige Kerst feest toen hij net bij zijn moeder had gestaan als dit keer bij Oma, en hoe ze toen allen op verzoek van Moe, het zelfde versje hadden gezongen. En tel kens als er dan een lied uit was, had Mammie hem een kusje gegeven De oude dame, tactvolle vrouw, liet het kind vrij-uit vertellen, maar kal meerde en troostte door haar teedere aandacht. Maar de vader was heenge gaan, om alleen te zijn en te denken over zijn zondige nalatigheid tegenover dit eenzame zieltje, dat naar zonlicht hunkerde, en naar liefde, omdat het niet zónder die liefde kon. Langen tijd zat hij stil neer, de vader, vóór hij zich weer naar het gezelschap begaf, maar toen hij zich uit zijn roerlooze zitten omhoog hief, wist hij, dat deze avond als een beslissing in zijn leven stond, scheiding makend tusschenhet oude leven, dat voor zichzelf alleen was geweest en het nieuwe, waarin hij zijn egoisme zou bestrijden met heel de kracht van zijn doelbewust willen. Nu dit Kerstfeest hem de fak kel ontstoken had, ter onderscheiding van datgene, wat God behagelijk was, lag zijn plicht hem klaar en scherp belijnd voor de oogen. Een paar uren daarna gingen de drie kinderen van Renen ter ruste. Toen zij in hun bedjes lagen, kwam papa zelf hun alle drie nog even in stoppen net als moeder vroeger deed. Met een blijden glimlach in de oogen sloeg de kleine Henkie hartstochte lijk zijn armpjes om vaders hals en trok diens gezicht tegen zijn nog gloei end hoofdje. Vader bleef nog even bij den kleinen jongen Samen fluisterden ze wat, toen drukte de vader een kus op 't voorhoofd van zijn jongste. Dan ging hij zachtjes de kamer uit, het hoofd gebogen. In zijn oogen brandden opnieuw tranen op RECLAME. Doos60-90ct. bij ApotH.en Drogisten. DE BET EKENIS VAN HET KERST FEEST. aarde! De mensch niet meer de ver vloekte, maar een van Gods welbeha gen. In mijn Fransche Bijbeltje staat het zoo mooi: „Paix sur la terra parmi les hommes de son bon vouloir." In Jezus Christus was het welbeha gen van den Vader vleesch geworden, en als we Zijn leven overdenken, zijn het de uitgestrekte handen die ons het meest ontroeren. Naar heiligen alleen?neen! Naar Judassen en Thomassen en Za- cheüssen en Levi's, naar Nicodemus- sen en Nathanaëls. Als ik het Kerstfeest goed begrijp, dan is het de gedachtenis aan den grooten dag, toen de Almachtige, de reine God Zich neerboog tot ons, ge- schondenen en mismaakten, en een kus drukte op ons gehavend voorhoofd. VAN RIJKDOM EN ARMOEDE. In Engeland, aldus A. v. H. S. in de „Nederlander", zijn pas uitgekomen mémoires van Sir Almeric Fitzroy. Deze man heeft gedurende verschei dene jaren het intieme leven gekend van velen die in hoogheid gezeten wa ren in Engeland. Hij schrijft ook over den tijd, toen King Edward nog Prin ce of Wales was. Op zekeren dag gaat de konings zoon een gesticht zien. Zoo'n droevig gesticht. Er leefden acht en twintig mannen in, die zóó door den oorlog waren mis maakt, dat je ze niet in het gewone menschenleven had kunnen terugzen den. Nu waren zij daar bij elkaar die acht en twintig, en de groote dag was daar, dat een Koninklijk bezoek hun gebracht zou worden. Prins Edward 'zag met groote ont roering die voor het leven geschonde- nen, die zelfs door de menschen der wetenschap waren opgegeven. Hij spreekt hun vriendelijk toe, als of ze er allen heel gewoon uitzagen. Opeens echter vraagt hij: „Waar is de acht en twintigste? Men fluistert.... en mompelt.... kijkt verlegenen spreekt veront schuldigingen. De acht en twintigste was niet te voorschijn gekomen. Het was haast niet om aan te zien, en zeker niet voor koningsoogen, zooals die man geschon den was. De Prins van Wales gaat naar de kamer van den ongelukkige, praat met hem, en als hij weggaat, geeft hij Ivem een kus. „Een geste, een houding!" zegt mis schien een cynicps of een heel nuchtere ziel. Maar het was voor dien armen verbannene een groote dag in zijn le ven. De toekomstige Koning, had hem een kus gegeven, hem, den geschonde- ne! Ik voel altijd alsof in den nacht van het wonderheerlijke Kerstfeest God zich neerboog tot den mensch en hem een kus gaf. Nooit zal het weer betarffde zijn op Wat kcmt ons de kribbe van Beth lehem vertellen? Eerstens dit: dat wij zijn hopeloos arm en naakt' en blind. En verder: Dat :de Heiland arm ge worden is, zichzelf arm gemaakt heeft, met als eenig doel: ons rijk te maken. Rijk niet in de beteekenis, waarin dio beklagenswaardige bedelares uit Moskou's straten het zich denkt, maar rijk zóó, dat we alles hebben, wat noo- •d;g is om getroost te leven en zalig te sterven. Wie 'dat begeert, kan gaan naar Bethlehems kribbe. Die aileen kan waarjijk Kerstfeest vieren. DE ROOS VAN JERICHO. Niet lang geleden kon men in de bladen een ontroerend, droevig bericht lezen uit Rusland, waar menschen die vroeger schatrijk waren door de revo- utie tot iden bedelstaf zijn gebracht. Eén dier slachtoffers, vorstin T. heeft haar man en haar kinderen en ook haar fortuin verloren. En nu doolt ze door de straten van Moskou, 't meest door die straten, waar de rijken en grooten van vroeger dagen leefden. Steunende op een stok, grooter dan zij zelf, schrijdt ze voort. Een soort van mantel, van aan el kaar genaaide' meelzakken, dekt haar meer dan schamele kleeding. Op den rug torst "ze een zak, waarin ze alles wat ze onderweg krijgt, met zich voert. Haar hoofd is gedekt met een ouden zomerhoed, vol gaten. Eenige verfom faaide struisveei'en bewijzen, dat het hoofddeksel waarschijnlijk in dagen van weelde is gekocht. Haar voeten steken in een paar veel te groote heerenschoenen, die evenwel zoo afgedragen zijn, dat de teenen der beklagenswaardige bedelares hier en daar zich door de gaten in het boven leer vertoonen. Haar gelaat, schoon door ellende en kommer veranderd, draagt nog de spo ren van voornaamheid en schoonheid. Als ze op den hoek der straat geko men is, blijft ze stil staan. Een droeve klacht, een jammerlijk geween laat zij hooren, 'tis of zij 'tieder wil laten hooren: Wat kan er van een mensch worden? Waar zijn de dagen, dat zij zich kleedde in zijde en fluweel? Waar is de tijd, dat de fijnste hand schoen, de keurigste schoen haar hand en voet schoeide? Waar zijn de dienaars, die haar vroeger op haar wenken bedienden en die het niet zouden gewaagd hebben, dat hun meesteres een zoo zwaren la alleen torste? Waar is het met fiere paarden be spannen rijtuig, waar de automobiel, die haar bracht overal, waar zij' zich nu met moeizamen tred moet heen- sleepen? Waar zijn de schitterende maaltij den, de luisterrijke feesten, waar zij den neus zou opgetrokken hebben voor den mondvoorraad, dien zij thans in haar ruigen zak meevoert? Hoor haar lange, jammerlijke klacht die zij uitstoot, telkens als zij op den hoek van een straat even stil staat, en waarin zij als 't ware al die vragen uitschreit. Ontzettend! Zóó rijk, zoo geëerd, zoo gevierd te zijn geweest, zóó volop van 't heerlijkste en 't schoonste,wat de we reld geeft, genoten te hebben., en dan nu zoo. rampzalig arm te moeten zijn! Voelt men iets van de schrille te genstelling? En nog veel schriller is de tegenstelling die Bethlehem's krib be te zien geeft. Want het hulbehoevende kindeke in dien stal is oneindig veel meer, dan c^e voornaamste vorst, die ooit op aar de geleefd heeft. Zijn Paleis, waarin Hij woonde, was heerlijker dan het kostelijkste lustslot, dat ooit Nebukadnezar, of welke ge weldige der aarde ook, heeft gebouwd. Voor den Heinel koos 't Kindeke een stal. Duizenden en tienduizenden engelen waren Zijn gewillige dienaars, die ge hoorzaamden en vlogen op Zijn wen ken. Wat ontzaglijke armoede heef': het Kindeke in Bethlehem's kribbe geko zen en wat onzegbare heerlijkheid, he oft Hij verlaten. Gij weet schrijft de apostel Pau- lus aan de Gemeente van Korinthe de genade van onzen Hcc-re Jezu3 Christus, dat Hij om uwentwil is arm geworden daar Hij rijk was opdat gij door Zijne armoede zoudt rijk wor den. É-en merkwaardige plant, uie voor al vroeger in den Kersttijd veel van zich deed spreken, is de roos van Jericho. Dit is een in de zandige vlakten van Arabië, Zuid-Palestina en Noord-Afrika voorkomend laag struik je, dat evenwel niet tot de rozen, maar tot des kruisbloemigen behoort. Het merkwaardige is, dat takjes en bla deren door droogte tot een bolletje ineenschrompelen, maar weer als een roos ontluiken, als de plant in water :zet wordt. Eertijds bestond in sommige streken van Duitschland en ook hier en daar in ons land het gebruik, zulk een roos van Jericho op Kerstavond in water te zetten, mei het gevolg, dat tegen middernacht als het ware een nieuw leven geboren werd. Helaas ging dit met allerlei bijgeloof gepaard, men meende b.v. dat de plant tegen be smettelijke ziekte en bliksem bevei ligde. Men wachtte onder het zingen van Kerstliederen op 'het wonder der herleving van de roos van Jericho, in plaats dat men bedaoht, dat alleen dat Leven, dat ems in Betlehems stal geboren werd, verlossen en beveiligen kan. Tal van legenden zijn aan de roos van Jericho verbonden. Zoo zou zjijbij Maria's vlucht naar Egypte ontspro ten zijn, overal waar zij 'haar voet in de woestijn zette, terwijl zij volgens anderen een geschenk van den engel Gabriel aan Maria is geweest. ,Weer een andere legende weet te Vérhalén, dat de el ers te roos van Jericho ont loken is bij Christus' geboorte. Geen wonder ook, dan waarzeggers en tooveaaars ervan gebruik maakten, om het publiek te bedotten, en dat velen met biigeloovigen eerbied voor de plant vervuld waren, zoodat nog in 1873 op de Wereldtentoonstelling te Wieenen er hooge prijzen voor be taald werden. Wat nu eigenlijk het doel is van de wonderbare eigenschap, die dit struikje bezit? Gedurende de korte regenperiode in de kale zandvlakten draagt de roos van-Jericho vrucht, maar in den drogen tijd raken 'da wortels uit den bodem los en krom men de takjes zich tot een bolletje, dat door den wind wordt voortge dreven. Vallen de zaadjes in yqchtigen grond, dan ontkiemen zij, terwijl ook de plant zelf, in aanraking gekomen met water, zich weer zal ontplooien. De eigenschap staat dus in nauw ver band met het klimaat der landen, waar de roos van 'Jericho voorkomt, en laat ons zien, hoe God ook voor de plant zorgt, en hoe Zijn wijsheid het plan tenleven zelfs in dorre landen lijk maakt. &—=%h TOMMl's KERSTFEEST. 't Was de laatste schooldag. Mor gen zou de vacantie beginnen, de Kerstvacantie. Ejal 1 beloofde zoo'n prettige ttijd te zullen worden. Sinds een paar dagen was 't begini. nen te vriezen, o, als 't nu maar even doorging, dan zou men straks volop kunnen genieten van het ijsvermaak. Geen wonder dan ook, dat vooral de schooljeugd met reikhalzend verlangen naar ae vacantie tutzag. Gelukkig, nog maar èen middag en de pret kon beginnen. In 't gezin van bakker Holm was "de maaltijd geëindigd, en waren He twee Jongens bezig zich klaar te makemi ?oor scdiool. „Morgen is 't vacantie, Jongens wat een pret. stond Adriaan de oudste, te zingen terwijl hij zTj'n jas aantrok. „Hé Tom, 'wat treuzel je weer. riep hij toen naar binnen, „ik ga weg hoor Tegelijk liep hij dq gang uit en de winkel door. „Blijf maarrif' klonk zijn hel dere jongensstem toen de winkelbel overging. Tom was nog binnen en fcocui zijn boeken bij elkaar. Er was geen grooter tegen-telling denkbaar dan deze beide broertjes. Adriaan dë oudste, was elf jaar, en een en al vroolijkheid en beweging. Soms wel wat al te erg vond Moeder. Tom was een verlegen, blozend ven tje. Mees.al was hij' stil en in zichzelf gekeerd. Wanneer Moeder van haar drykke Adriaan naar haar stille Tom 'kéék kon zij zich wel eens bezorgd om nem maken. Zou hij ziek zijn? Maar ne:n, daar zag hij loch e blozend voor. Dan moedgde zij hem maar wat aan én uj.can e hem.aah het pra.en Maar nu, de laatste week voor de va cam ie maakte zij zich ernstig onge rust. Turn zag b eek, so.r.s erg blee: cn zijn e nu:,,. w..s veel mme! u dan anders. „Schedi er wat nan ut had m ie der al een paar maal gevra'agd. Maar telkens klonk he. nr. wo «rd: „Nee moe "n treetje hoofdpijn. Moeder keek naar hem, terwijl hij met zijn boeken bezig was. Wat zag hij ook nu weer erg wit, en 't scheen alsof hij .niet klaar kon komen met zijn boekenïasch. „Laat ik je eens helpen Tom", zei moeder en maakte handig de riempjes vast. Hij was toch ook haar jongste cn pas acht jaar. Toen vroeg, ze be. zorgd, terwijl ze haar hand op zijn hoofd legde: „Tommy, ben je niet goed. wil j'e niet liever ihuis blijven.' Haastig pakte Tom zijn tasch. „Nee moe", heusch niet", zei hij, ,,'k heb 'aileen maar een klein beetje hoofdpijn, dag moes"!..., en weg was hij. Bezorgd keek moeder hem na Hij was toch niet zooals: anders. Ze zou het nog even aanzien, maar als het niet beter werd, stopte ze hem in bed en liet den dokter komen. Daar ging de winkelbel over. Moe der haastte zich naar voor n nad er geruimen tija werK. t Was nu zoo vlak tegen Kerstmis veel drukker ate anders in den winkel. Tom Holm, was een stil en in zich zelf gekeerd ventje, 't was zoo. Maar, als hij zoo stil dn, zijn hoekje zat, schijn baar ledig, dan wist moeofer nie:, cat Tommy's gedachten druk bezig waren (Moeder had door haair: drukke winkel ook lang niet voldoende tijd om hem nauwkeurig gade te slaan. Maar wat moeder niet zoo goed zag, merkte zijn onderwijzer, mijnheer Dirkse, zooveel beter. Als hij aan 't vertellen was, hetzij Bijbelsche geschiedenis of Ya_ derlandsche geschiedenis, of een ge woon verhaal, dan had hij geen aam. dachtiger leerling dan Tom Holm. En dat hij 't gehoorde niet dadelijk vergat, maar er soms lang over na dacht, dat -merkte mijnheer Wel, als hii later ging terug vragen. Mocht de vertelling, so.ns moeilijk geweest zijn, en mocht niemand het meer weten, Tom Holm kon van het begin tot het einde alles na vertellen. En daarom had Tommy, al voelde hij zich lang niet goed, ook niet thuis wBcti blijven dezen laatsten school middag. [Want Mijnheer had beloofd, hij zou de Kerstgeschiedenis vertellen. O, Tommy kende het verhaal van het Kind in de kribbe al zoo goed. Maar nooit zou het hem gaan vervelen. En Mijnheer Dirkse kon zoo mooi vertellen... 'tWas doodstil in deklas en Tommy's oogen waren onafgewend op zijn onderwijzer gericht, toen hij zei: „Maar waarom verliet dc« Heere JeL zus toch den heerlijken hemel, waar 'duizenden en nog eens duizenden en jgelen gereed stonden om» Hem te dist, nen op Zijn wenken. Waarom?... Wel jóngens en meisjes, als de Hea re Jezus niet bij ons op'aarde was gekomeif, niet de straf had gedragen, voor het kwade dat wij deden, dan zou den w ij ook nooit bij Hem in den Hemel hebben kunnen komen. Maar Hij was toch de Heere van den hemel?Gods eigen Zoon? Waar om ging hij dan niet wonen in het prachtige paleis in Jeruzalem Waar om kwam Hij clan als een k:ndje klein ën teer in een ar me lijken'stal f Waarom Opdat nooit eenig mensch of kind zou kunnen reggen: ik ben te arm. of ik ben te klein, de Heere Jezus wil naar mij niet hooren". Zoo ging mijnheer Dirkse voort. Tommy had vol aandacht geluisL terd. O, ja, nu wist hij het weer. al was hij maar een kleine jongen, de Hei land wilde naar hem ook' hooren. En 's avonds toen hij in zijn bedje la? en moeder reeds lang dacht dat nij sliep, fluisterde hij zachtjes, terwijl hij zijn kleine handen gevouwen op de dei. kens lag: „Lieve Heere Jezus, wilt U geven, dat ik óók in Uw" heerlijke hemel mag komen "t? „MoederMoeder Verschrikt ontwaakte Miej. Holm/. Hoorde zij daar nu roepen of vélt. beeldde ze zich dat maar rh 4fZe zat nu rechtop in bed en. luister de. Geen geluid drong tot haar door. Boven sliep Adriaan, maar in het kleine kamertje naast de slaapkamer van vader en moeder, stond Tommy's ledikant. Ze had zich zeker vergist. Juist wiL de ze zich weer rustig ne rleggen, daar opeens hoorde ze weer 1 (ft roepen: Moeder Moeder Er was geen vergissing mogelijk, 't Kwam uit Tommy's kamertje. Met één sprong was ze het bed uit, en stond meteen voor Tommy's bed. Hij zat rechtop en staarde haar met groote oogen aan. Moeder zag 't da delijk, hij' was hard ziek. „W|at scheelt er aan mijn jongen? vroeg ze terwijl ze probeerde hem zachtjes neer te leggen. Hoe schrok moeder. Tom horkeudo haar niet eens. „MoederMoeder klonk het weer, en even later kreunendm'n hoofd m'n hoofd". „Stil maar vent", kalmeerde ze, móeder is hier. Heb je zoo'n hoof du pijn Tom?" 't Kind gaf geen antwoord, kreru mend liet hij zich in zijn kussens vaL len. Van zijn even kalmer zijn, maakte moeder gebruik om haastig vader te roepen en wat kleeren aan te trekken. Vol bezorgdheid stonden de ouders aan het bed. Wat zou hun jongen sche len Toen even later het onrustig woelen en kreunen weer begon, trachtte moe. der door koudwaterverbanden hem vat te kalmeeven. Maar 't hielp slechts voor een oogen blik. Daar ging de bel over. Bij 't nacht lichtje kek. vader op de kiok. Al zes uur? daar was de bakkersknecht dus al. Toen vader den knecht had binnenga laten zei hij tot moeder: „Wat dunkt je vrouw, 't is nog wél ocg, maar zou ik toch maar mét om den dokter gaan?", Moeder keek naar Tom. Onrustig plukten zijn kleine vingers aan de la, eens. Smeekend klonk opeens zijn üem: „Stil toch, meester vertelt.4. en even later, bijna fluisterend.!.... Kindjein. ae.^kribbe „Hij ijlt" fluisterde moeder, „ja man, haal maar gauw den dokter, ik durf heusch niet l^ger wachten". En toen vader eg was, maakte moeder zich allerlei verwijten. Waar om jftad zij hem niet eerder thuis ge(- houden, niet eerder den dokter laten komen Maar. zij had niet kunnen denken, dat het kind zoo hard ziek zou worden. Dokter kwam. Zorgvuldig onder zocht hij de kleine zieke, voelde hem den pols,'t horloge in de hand. Toen schudde hij het hoofd. „Is 't gevaarlijk dokter?" vroegen vader en moeder tegelijk. Dokter gat een ontwijkend anti woord. 1 Most het eerst nog wat aanzien, maar... hij moet een zorgvuldigever pleging hebben. En dat zal hier met uw drukke zaak moeilijk gaan. 't Bes! te is, dat hijhier aarzelde dokter even, dat hij naar een inrichting ver voerd wordt"'. Verslagen zagen vader en moeder el kander aan. Hun arme jongen. Mocht hij niet eens thuis blijven? En hij had zich zooveel van het Kerstfeest th,uis voorgesteld. Moeder had hem beloofd dat hij dit jaar een klein boompje mocht hebben. Kan het heusch niet anders dok ter?" vroeg vader. „Neen Holm"., antwoordde dokter 't Is in het belang van het kind". Twee uur flater kwam de brancard voor. Moeder snikte toen de verpleegt, ster haar jongen het huis uitdroeg. Tommy zelf merkte er niets van.i. De gansche dag was 't druk in'de winkel van bakker Holm. Moeder moest voortdurend achter de toon bank blijven. Maar telkens dwaalden haar gedachten naar haar jongen. Hoe zou het met hem zijn? Gelukkig was tante Marie gekomen' om te helpen. Zij kon wel niet de> wiry, kei bedienen, maar zij kon de huishouu ding doen en voor Adriaan zorgen. "Zij was nu eiven naar het ziékenhuis. Vanavond zouden vader en moeder gaan Even mochten zij maar bij rijn bedje Tommy lag nog steeds in ijlende koorts. En telkens had hij het in rijn ijlen over meester Dirkse en dan weer óver t Kind.-»'in de kribbe. Vader en moeder gingen heen. De volgende morgen mochten rij heel vroeg weerkomen. Zoo ging het een paar dagen lang. De koorts bleef aauL houden. 't Kind werd al zwakke® u „We zullen meester Dirkse een boodschap sturen", zei moeder. „Tom my praai: telkens over hem, misschien wordt hii veel rustiger als hij hem eens gezien heeft. Meester Dirkse kreeg een bood schap en kwam nog dienzelfden dag. Hij zat voor Tommy's bed en nam het magere handje in de zijne. Wat was dat kind veranderd in dien korten tijd", tiacht meester bij' zich zelf. Plotseling sloeg Tommy de oogenn op. „Meester", fluisterde hij, ,Mees- ter Mijnheer Dirkse boog zich over hem heen. Hoe gaat het Tommy", vroeg hij1 deelnemend. „Goed meester", zei Tommy verle gen, en toen terwijl rijn oogjes be gonnen te stralen en alle verlegenheid ver ween: ,,'k Ga naar den Heere.Jezus, w Meester was niet verwonderd. Hij wist. wel dat er altijd veel in dat kleine hartje had omgegaan. '„Ja Tommy ?Y' zei hij vragend, „houd je veel van den Heiland?' zoovéélfluisterde Tommy. Toen verloor hij hét bewustzijn, 't Was aanj-den morgen van de latei Kerstdag. In dei nachtelijke stilte had den de Kerstklokken reeds over de stad geluid. En nu spoedden velen zich kerkwaarts, om te luisteren naar t, oude, altijd weer nieuwe verhaal van 't Kind in de kribbede Koning in een stal Bakker Holm en rijn vrouw gingen niet naar de kerk. Heel vroeg in den morgen hadden zij reeds een bood- schap gekregen om in 't ziekenhuis te komen. Hun kleine jongen was stervend Nu stonden ze aan zijn bedje, moe der snikkend, vader vechtend tegen zijn tranen, 't Was Kerstmorgen, maar er was geen Kerstvreugde in hun hart. Slechts droefheid, groote droefheid. Moeder boog zich over het bedje. Zou haai jongen zóó heengaan, zonder nog eens tot haar te spreken? „Tommy", zei ze bijna smeekend, „Tommy, ken je me niet?" hij de stem zijner moeder verstaan.-' Langzaam sloeg hij Lijn oogen op. „Niet huilen, moeder,"... zei hij» „niet huilen, 'k ga naar den hemel". Nog eens trok er en zachte glim lcli over zijn bleek gezichtje, toen sloot hij zijn oogenvoor goed Hartbrekend was moeders snikken. Vader leidde haar zachtjes weg. En temidden van hun groote droef heid wisten ze het, dat, al konden zij het niet begrijpen, dat God Zich niet, Zich nooit vergist. Hij wist heten zij zouden het later verstaan, waarom TommY het Kerstfeest moest vieren In den hemel... ERANCINE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1925 | | pagina 7