rcreUWE LEIDSCHE COURANT VAN ZATERDAG 14 NOVEMBER 1925
i WËËDE BLAD.
Uit de Schriften.
RIJK EN ARM.
De rijke zal niet vermeerde
ren, en de arme zal niet ver
minderen van de helft des sik
kels, als gjj het hefoffer des
HEEREN geeft, om voor uw
zielen verzoening te doen.
Ex. 3c: 15.
Sè wet des Heeren aan Israël kende,
bij strenge rechtvaardigheid, toch ook
weer barmhartigheid jegens de zwak
ken, ook jegens de zwakken in sociaal
opzicht.
De eisch ten aanzien van allerlei of
feranden werd voor dengeen, die te
arm was om ze te bekostigen, verzacht
tot zooveel als zijn hand bereiken kon,
zooals het wordt uitgedrukt.
Zoo drukte de eisch der tienden ge
lijkmatig op de geheele bevolking. Die
tienden moest elk geven. Voer den rij
ke was het veel, voor den arme weinig.
Een instelling, die, zooals vanzelf
spreekt, niet bestemd is om slaafsch te
worden nagevolgd, maar die wel het
beginsel predikt van een billijke ver
deeling der lasten.
Daarom is het des te meer opmerke
lijk, dat er van één heffing melding
gemaakt wordt, die van ieder, hoofd
voor hoofd, hetzelfde bedrag eischte.
Deze heffing werd voor het eerst ge
daan ,toen in de woestijn de taberna
kel moest worden gemaakt, en is niet
onmogelijk later bestendigd.
Ze bestond hierin, dat bij de telling
des volks, naar de volwassen mannen
van twintig jaar en ouder, ieder een
hoofdgeld had te betalen van een hal
ven heiligen sikkel, dat is ongeveer de
helft van een daalder.
De opbrengst van deze heffing was
bestemd voor den tabenakel,- boven
hetgeen vrijwillig door allen, mannen
en vrouwen, reeds was bijeengebracht.
Ze beliep (volgens Exodus 38 25) de
voor dien tijd niet zoo geringe som van
bijna een half millioen. -
Van meer belang dan de bestemming
van dit hoofdgeld is de beweegreden,
die voor deze heffing wordt opgegeven.
Het was n.l. om voor de zielen ver
zoening te doen. En terwijl het be-
besteed werd voor den dienst van de
tent "der samenkomst, zou het aldus
den kinderen Israëls ter gedachtenis
zijn voor het aangezicht des Heéren.
Natuurlijk kon dit geld op zichzelf
hen niet aangenaam maken bij den
Heere, evenmin als de offers de zonden
konden wegnemen. Maar naar den
aard van heel de bedeeling der scha
duwen, bedoelde ook deze heffing den
kinderen Israëls het geestelijke zinne
beeldig voor te stellen en in te prenten.
Ze moesten er door leeren verstaan,
dat zij, ook al waren zij het volk des
verbonds, toch een volk van zondaren
waren, die alleen door verzoening van
hun zielen met den Heere in zijn wo
ning konden gemeeschap hebben.
Dior het geven van dit hoofdgeld bij
zijn overgang tot de getelden, moest
dus ieder Israëliet persoonlijk belijden
Zijn onwaardigheid voor den Heere, er
kennen dat vanwege zijn zonden de
Heere niet bij Hem kon wonen, erken
nen dat hij eerst verzoening voor God
van noode had.
En dit mocht nu de rijke niet ver
meerderen, en de arme mocht het niet
verminderen.
Hierbij kwam geen offervaardigheid
te pas. Hier was ook geen vermin-
ring van den eisch der wet mogelijk.
Hoog was hét bedrag niet. De helft
van een daalder, voor eenmaal in zijn
geheele leven, kon voor niemand ber
zwaar opleveren. En in zooverre wer
den zelfs de armen er niet al te zeer
door belast.
Maar dat bedrag moest er dan ook
komen.
In deze gelijkheid van den eisch dei-
wet voor rijk en arm werd bovendien
aan heel het volk ingeprent deze diepe
waaj-heid, dat als zondaar rijk en arm
voor God gelijk staan.
De arme is niet grooter zondaar voor
God dan de rijke. En de rijke is niet
grooter zondaar dan de arme. Beide
zijn als mensch en als zondaar voor
God gelijk. Beide hebben ze hun on
waardigheid te erkennen en te belij
den. Bei ie hebben ze noudig door ver
zoening bij God aangenaam te worden.
Maar ook voor beide is de weg der
verzoening tot God geopend, in genade.
Zoo ze met de oprechte erkenning van
hun onwaardigheid voor deh Heere
naderen, wil de Heere zoowel den een
als den anderen in genade aannemen.
Hier op»-nt zich reeds het perspectief
op de gelijkheid van arm en rijk in de
gemeente Gods, onder Oud- en Nieuw
Verbond beide. Hier kan de rijke zich
niet verheffen tegen den arme. Hier
doet de arme voor den rijke niet ondor.
Juist de geringheid van dit zoen
geld, dez'-n losprijs voor de ziel,
sneed elke gedachte af, alsof ze zich-
zelvên zij het ook met eenige inspan
ning bij God aangenaam konden
maken.
Zoo Ucht had bij den rijke indien hij
/vrijwillig het bedrag had kunnen ver-
hoogen, de gedachte kunnen postvat
ten, dat hij .in de gemeente des Heeren
om z u rijkdom toch wel van iets meer
beteekenis was. Maar nu kon dat niet.
Zoo is het dan ook metterdaad.
God maakt geen onderscheid tus-
schen rijk en arm. En als waarlijk in
het hart van den een zoowel als van
den ander het besef van zijn onwaar
digheid voor God leeft, maar ook het
geloof in de vrije genade Gods, waar
door Hij beide aannam tot zijn gemeen
te, dan vinden en erkennen ze elkander
ook als gelijkgerechtigden in zijn ge
meente.
En bij de belijdenis van die onwaar
digheid past dan ook volstrekt geen
pronken met den rijkdom, die men van
God heeft verkregen.
Zeker, daarna kan de rijke van zijn
goederen den Heere meer offeren dan
de arme; maar hij mag het toch nooit
vergeten, dat hij door dezelfde vrije
gunst van God als de ander tot des
Heeren dienst is verwaardigd.
Het onderscheid op sociaal terrein
wordt hiermede niet opgeheven, even
min als het onderscheid tusschen
meerderen en minderen ten opzichte
van het gezag.
Maar de gelijkheid als zondaar en
als begenadigde moet toch de scherpte
van dat onderscheid wegnemen, en hén
mild jegens elkander stemmen.
En als dan straks de rijke en de ar
me elk hun tienden brengen, dan is er
geen reden tot zelfverheffing voor den
een noch ook tot beschaming voor den
ander.
Het blijkt altoos genade, waardoor,
de groote zoowel als de kleine gave
aangenaam wordt bij den Heere.
Het nieuw Jeruzalem.
Gij heilige stad des Heeren,
O nieuw Jeruzalem!
U zoekt mijn smachtend harte,
U looft mijn jubelstem.
Het aadiaarsoog des zieners
Heeft eens uw gians aanschouwd.
Uw poorten, elk een paerei,
Uw straten levend goud.
Hij zag u nederdalen
Uit 's Hemels heerlijkheid;
Versierd met edelsteenen
En als een bruid bereid.
Hij hoorde een stem weerklinken
Als ruischend golfgeklots:
Nu staat hij in net midden,
De tabernakel Gods.
Nu woont Hij' bij de menschen
In eeuwgen zonneschijn.
Zij zullen Hem tot zonen,
Hij hun tot Vader zijn.
Gedroogd zijn alle tranen,
Beslist is elke strijd;
Daér is noch dood noch zonde,
Noch moeite noch gekrijt.
.Geen koude, die meer huivert,
Geen hitte, die meer blaakt;
Voorbj,} zijn de eerste dingen.
't Is alles nieuw gemaaktI
O, Heilige Stad des -Heeren,
O, ware vaderstad!
Och, of de moede pelgrim
Uw straten reeds betrad!
Gij Heer, die op den troon zit,
Vernieuw ook mijn.gemoed,
Opdat ik eens daar boven
Uw Heerlijkheid begroet!
GUNNING.
KERK EN SCHOOL.
NED. HERV. KERK.
Zestal: Te Vlaardingen (vac. J.
KatJ: L. E. Klomp te Oldebroek, H/..
J. van Schuppen te Groot-Ammers, J.
J. Timmer te Ermelo, Ph. Vreug-
denhil te GorinChem, H. A. Leenmans
Jr. te Delft en D. J. van de Graaf te
Ridderkerk.
Beroepen: Te Ouddorp, Ds. A.
Dekker te Opheusden.
Aangenomen: naar Steenwijk. J.
P. van Leusden te Oudwaarde en Wes-
tesgeest. Naar Gieten: J. Boonstra
te Odoorn.
Beroepen: te L'ollum c.a., A'. ,V(j.
Feenstra te Oudenhoorn.
GEREF. KERKEN.
Beroepen: Te Augustinusga, D.
G. A. Brouwer te Paesens.
Bedankt: Voor 's-Gravenhags-Wl.
R. E. van Arkel te Utrecht.
,CHR. GEREF
Tweetal: Te Broek op Langen-
dijk: J. Jongeleen te Hilversum en
A. Gruppen te Vlissingen.
Kerkbouw.
Het nieuwe kerkje der Geref. Gem.
te Bodegraven, is nu geheel gereed.
Het bestaat uit een blok met twee
woonhuizen. In een der huizen heeft
zich gevestigd Ds. G. van Reenen,
em. predikant bij de Geref. Geta/.r
die zich verbonden heeft min of meer
regelmatig op te treden.
Leesdienst en radio-preek.
In de „Bazuin" behandelt Prof.
Bouwman de hraag of de kerkeraad
ten behoeve van den kerkdienst ge
bruik mag maken van een radio-preek
in plaats van een preek, die gele
zen wordt.
Prof. Bouwman beantwoordt deze
vraag ontkennend en schrijft:
Wij stemmen volgaarne toe dat de
radio is een kostelijke vinding, die
wij pok mogen aanwenden in den
dienst van het Koninkrijk. En daar
om zouden wij het niet absoluut ver
keerd vinden om ten behoeve van een
kerkedienst gebruik te maken* van een
radio-preek. Doch wel zouden wij wil-,
len waarschuwen tegen een bedenke
lijke zijde.
Allereerst is er geen persoonlijk con
tact tusschen den spreker en de hoor
ders bij de radio-preek. Er is zeer be
zwaarlijk een eenheid en een goeden
gang in zulk een dienst te krijgen. De
eenheid van gebed, psalmgezang en
preek gaat licht teloor. .Wat gesproken
wordt is door de radio niet altoos
goed te hooren. Maar al zouden ook
de atmospherische storingen zooveel
mogelijk kunnen worden overwonnen
het bezwaar blijft, dat het karakter
van een gemeente-vergadering licht
schade lijdt. En wat wij in net be
gin van dit artikel opmerkten, hef^ge-
vaar is niet buitengesloten, dat men
een anderen en niet-gereformeerden
prediker hoort. En zoo zou de g)e-
meente een prooi kunnen worden van
verkeerde leeringen.
Om die réden zouden wij niet kun-
nan goedkeuren, dat in eene gemeente-
vergadering. samengekomen voor de
bediening des Woords, in plaats van
leesdienst gebruik gemaakt werd van
een radio-toestel tot beluistering van
een radiopreek.
Het is wel eenigszhis te verstaan'
dat menigeen niet zoo gaa'm?* een lees
dienst bezoekt. Het voorlezen en het
voorgaan in den leesdienst is een moei
lijk werk; en niet allen zijn daarvoor
geschikt. Om die reden moeten de
kerkeraden er voor zorgen, dat zij die
aangewezen worden voor den lees
dienst daarvoor ook de gaven bezit-
Jen. Op zichzelve behoort het lezen
in den dienst niet tot het werk van
een ouderling. En daarom is. de ker
keraad -geheel vrij in de keuze van
den broeder, die daarvoor van God
gaven heeft ontvangen. Natuurlijk is,
het 't meest gewenscht dat een ouder-'
ling optreedt, wijl hij -een vertrouwens
man is, en gekozen is tot opziener.
Maar indien het geval zich mocht
voordoen hetgeen haast een on
mogelijk geval is dat niet een der
ouderlingen de gave des gebeds en
van het voorlezen bezit, zou de ker
keraad een anderen broeder daarvoor
kunnen aanwijzen.
Hoe anderen worden ingelicht.
Hoe zonderling soms het buitenland
omtrent onze kerkelijke toestanden
wordt ingelicht, kan blijken uit het
volgende:
De „Chicago Tribune" ontving van
zijn Haagschen correspondent een be
richt dat als volgt luidt:
„Amerika had zijn monkey-case,
maar Nederland heeft nu zijn „serpent
case" als een parallel van het ver
maarde geval in Dalton.
Dr. Vangeelkerken, een Calvinis
tisch predikant is voor een bijzon
dere Synode gedaagd om zich daar
te verantwoorden over het feit, dat
hij aan het spreken van de slang in
Genesis heeft getwijfeld.
De preek van den Hollandschen pre
dikant, waarin hij de vraag stelde,
of de slang inderdaad sprak, heeft
veel beroering gebracht in de krin-
en van pers en kerk. Tengevolge
aarvan staat hir thans voor de mo
gelijkheid uit de kerk gezet te worden,
tenzij' hij voor de Synode verschijnt
en zich onderwerpt aan haar funda
mentalistisch geloof.
Ondertusschen houdt de pers zich
bezig met de vraag of de Synode aan
den „ketter" de kwestie' zal voorleg
en welke taal de slang gesproken
éeft, Hebreeuwsch of Syrisch of dat
zij hem alleen zék vragen de algemeene
strekking van de woorden, zooals die
in het Nederlandsch Oude Testament
voorkomen, te aanvaarden".
Na deze mededeeling zij'n de, Ame
rikanen zeker wel in staat zich over
het geval Geelkerken een oordeel te
vormen
Aanwas van stndenten.
In het voorloopig verslag der On-
derwijsbegrooting wordt er op gewe
zen, dat inzonderheid de beoefenaren
ider exacte wetenschappen klagen over
de bezwaren bij het onderwijs onder
vonden, in verband met den aanwas
van het aantal studenten, zonder dat
van Regeeringswege iets gedaan werd
voor uitbreiding van ruimte in labo
ratoria en klinieken, en voor vermeer
dering van het assisteerend personeel.
ALCOHOL IN INDIE.
De neutrale orde van goede Tempe
lieren heeft bij de ambtenaren van net
Binnenlandsch bestuur in Ned. Indië
een onderzoek ingesteld naar het ge
bruik van alcohol aldaar. Van de 8oo
vragenlijsten zijn er meer dan 200 be
antwoord. Daaruit bljjkt, dat helaas de
kring der gebruikers zich uitbreidt en
de drank haar weg vindt naar de kam
pongs en dessa's, tot in de verst afge
legen uithoeken van Ned. Indië.
Het kan niet gezegd worden, dat de
Europeanen in het algemeen in dezen
een goed voorbeeld geven. Een bericht
als dit: „Op Inlandsche feesten en
feestdagen worden door de bevolking
geen alcoholica gedronken; alleen voor
het Bestuur, waar dit aanwezig is, wor
den eenige flesschën gereserveerd",
maakt een pijnlijken indruk.
Ook blijkt de aanmaak van inheemsch
gedistilleerd, vooral in de buitenbezit
tingen, van grooten omvang te zijn.
bovendien lijdt Indië op grooten
schaal aan clanaestienen aanmaak, waar
van, zooals bekend is, vooral de Chi-
neezen de bewerkers zijn. Zoo schrijdt
op verschillende wijzen het misbruik
van alcohol in onze kolonie voo-rt.
AAN HET ZOEKUCHT.
Leiden, 14 November 1925.
'tls toch wel een vroolijke boel in
de Communistische Partij?
De partij stelt candidaten, maar een
paar dictators in Rusland sturen een
telegram en de wettig gekozen candi
daten hebben plaats te maken voor
anderen.
Een partijbestuur, reglementair ge
kozen, wprdt op dezelfde manier opge
ruimd.
En een afdeelingsbestuur, dat tegen
zulk éen onduldbare dictatuur in ver
zet komt, wordt zonder vorm van pro
ces van zijn functie ontheven.
Meerdere afdeelingen beginnen dit
Russische juk nu wel wat al te knel
lend. te vinden en willen in elk geval
de geroyeerde heeren gelegenheid ge
ven hun standpunt uiteen te zetten,
maar van de zijde der dictators wordt
het mogelijke gedaan en daartoe
behooren soms ook vuistelijke argu
menten om dit te verhinderen,
Geëischt wordt een cadaver-gehoor-
zaamheid zon'der meer. De partij ge-
nooten hebben niet te denken, veel
minder te handelen, maar alleen te
gehoorzamen.
't Is eigenlijk om to lachen als ik zie
hoe de communisten met hunne be
kende groote „monden" zich laten ty-
ranniseeren door menschen die ze
nooit gezien hebben en wier namen
ze niet eens kennen.
Maar als ik dan 'denk aan de mo
gelijkheid. dat deze partij tot invloed
komt en in het roode kamp de leiding
krijgt, en als ik dan zie hoe hier met
een krachtig bewind gespeeld wordt
en zoo de kansen van de revolutionai
ren worden versterkt, dan vergaat mij
de lust om te lachen.
OBSERVATOR
Het behoeft geen betoog, da. hierin
een groot gevaar schuilt voor de volks
gezondheid, de arbeidskracht, de wel
vaart, en ziekten als zenuw aan menin
gen, tuberculose, krankzinnigheid, hier
van dikwijls de ijzingwekkende gevol
gen zijn.
.jWjj prijzen het in de regeering, dat
zij door verschillende middelen dit
kwaad tracht te keeren. Op de volks
scholen wordt op het kwade van den
alcohol gewezen. Hier en daar worde a
de dessavergaderingen benut, om_ op
dit gevaar de aandacht te vestigen. Ver
spreiding van volkslectuur, waarin deze
zaak wordt- behandeld, hóéft herhaal
delijk plaats.
De bekende drankprdomiantie e:i ge
westelijke of gemeentelijk verordmn
gen doen eenig nut. Dcch dit alles is
in verhouding tot het kwaad en de ver
meerdering daarvan slechts van geringe
beteekenis.
Daarom stemt het tot groote blijd
schap, dat, blijkens de gehouden enquê
te, uit den kring der bestuursambte
naren op krachtige bestrijding wordt
aangedrongen. Sommigen willen bejier
king van het aantal tapper jj-vergun hin
gen; anderen een hoog er accijns of in
voerrecht, weer anderen strenger be
straffing van overtreders; nog anderen
verbod van invoer, aanmaak en ver
koop. Een regent komt zelfs met. het
krasse voorstel „aan iederen landsdie
naar worde de eisch gesteld geen al
coholische dranken te gebruiken op
straffe van verwijdering uit 's lauds
Idienst".
Maar één ding is jammer, namelijk,
dat in Indië, behalve de orde der goede
^Tempelieren en het Heilsleger, geen
flinke, krachtige vereenigingen beste an,
die, zooals hier te lande, een energieke
[propaganda tegen het alcoholgebruik in
voeren. Het wordt meer dan tijd, dat
dit geschiede. De regeering kan aan ge
drongen worden met vaste'11 tred op den
eenmaal ingeslagen weg voort te gaan
en den goedgezmden bestuursambtena
ren zal het gemakkelijker vallen hier op
te treden. En tengevolge van dit een
parig handelen zal het gevaar worden
gekeerd, dat ook Indië steeds meer
bedreigt; het gevaar van degeneratie
door alcohol.
FEUILLETON.
Het geheim van Colde Feil.
(93)
„Ja, zeer ernstig, de arme man zal
niet lang meer leven, de dokters zijn
bij hem. U zult niet lang behoeven
te waken, zuster Téresa."
„Arme man" zei zij en toen ging
zuster Mirjam voort m<\ haar werk.
terwijl zuster Teresa peinzend in het
vuur keek.
Plotseling hief zij het hoofd op.
„Ik had het bijna vergeten te vra
gen" zei zij, „wat scheelt de patient?
Hij heeft een ongeluk gehad, niet
waar?"
.Ja, en een zwaar ongeluk ook Hij
reed paard en toen schrok het paard,
sloeg op hol en smeet hem tegen den
grond. Zijn hoofd is niet gewond maar
zijn ruggegraat is gebroken."
„Er is dus geen hoop voor hem?"
zei zuster Teresa.
„Heelemaal niet" antwoordde zus
ter Mirjam.
Zij zwegen weer. Zuster Teresa staar
de drooiperig in het vuur en luister
de naar het loeien van den storm om
liet hospitaal.
Zij zat daar stil te peinzen, geheel
onbewust van de groote gebeurtenis,
die er zou plaats grijpen. Terwijl het
haardlicht zijn glans werpt op haar
gelaat en haar Zwart zusterkleed, ter
wijl de wind klagelijk giert, om de
sterke, grijze muren van het hospitaal
terwijl zij wacht tot zij geroepen
wordt in de ziekenkamer, hebben wij
nog wat te vertellen van de vrouw,
die eens hekend was onder den naam
van „Hester Blair."
HOOFDSTUK LI.
De Vreiszusters,
De bisschop der Anglicaansche kerk
van Beuton was een man met ©en
sterk, warm hart, dat gloeide van
liefde voor de menschen, die aan zijn
geestelijke verzorging waren toever
trouwd. Daarom peinsde hij steeds op
middelen om wat zwak, arm en be
hoeftig was, onder hen te steunen en
te helpen. Nu scheen 'het wel, dat de
zulken in zijn bisdom voortdurend in
aantal toenamen. Aan de aiyjere zijde
was er een groot aantal ongehuwde
vrouwen, die zonder eigenlijk doel
voortleefden en tevergeefs verstrooi
ing zochten in haar leeg bestaan.
Waarom zou hij niet deze vrouwen
vragen om hem te helpen bij zijn werk
van barmhartigheid? De bi schóp
van Beuton Voeld* lat hij z'-
twee zijden nuttig htbaar wei-
zou kunnen doen.
Hij begon dus met enkele vrouwen,
wier warme, liefdevolle harten dade
lijk zich tot den arbeid onder de zwak
ken en hulpeloozen voelden aange
trokken. Langzamerhand breidde zich
dit werk uit en ontwikkelde het zich
steedg meer en meer. Tot op zekeren
dag een oude dame stierf, die vertrou
wen had in het plan van den bis
schop en hem een groot deel van haar
vermogen naliet Hij voelde zich thans
gelukkig en begon aan de verwezen
lijking van het reeds lang beraamd
plan.
Hij stelde aan eenige dames, die
hem reeds lang geholpen hadden voor
om samen te gaan wonen en zich aan
een vasten leefregel te onderwerpen.
Zij waren door geen belofte of eed ge
bonden en konden gaan en komen,
zooals zij wilden, doch zoo lang zij in
het huis waren, moesten zij zich wij
den aan den dienst der barmhartig
heid.
De bisschop liet nu in een der arme
wijken van Londen een groot huis en
een hospitaal bouwen. Het huis kreeg
spoedig den naam van „Het Zuster
huis" en het hospitaal werd eao van
de best bestuurde van de stad. Het
werd van uit het zusterhuis bedliend
en was geheel aan de zor« van de zus
ters toevertrouwd.
Toen vroeg, tot zijn groote vreug
de, de oudste dochter van den bis
schop. Monica Grey, verlof om haar
leven aan dit werk te geven en hij gaf
haar dit met blijdschap. Monica Grey
was een vrouw met buitengewone
geestesgaven en een sterk karakter.
Zij zou nooit tevreden geweest zijn
met het bestuur van een kleine huis
houding, maar in het beheeren van
een groot hospitaal, dat altijd vol zie
ken was en een uitgebreid zusterhuis,
dat vele inwoonsters telde en van de
weesinrichting met zijn talrijke kin*
dertjes, vond zij plaats voor baai-
werkkracht en werklust.
Na verloop van tijd werd zij direc
trice en er was geen gemeenschap te
vinden, die meer bloeide en gedijde,
dan die waarover zij regeerde.
De bisschop gaf aan deze dames 'n
naam, die door iedereen, ook door
hen. die niet met het w.erk instemden
heel mooi werd gevonden „De Vre-
dezusters" en in der waarheid
brachten zij vrede en troost tot in de
droevigste oorden. Het is onmogelijk
na te gaan, hoeveel goed door hen
werd gedaan, te tellen de zegeningen,
die door haar werden verspreid, de
armen, diq werden getroost, de hon-
gerigeu, die werden gevoed, de zieken
die werden verzorgd.
De Vredezusters waren wijd en zijd
hekend en onder de wijze en verstan
dige leiding van Monica Grey deden
zij groote dingen. Vele bisschoppen
hadden het Verlangen om het voor
beeld van den bisschop van Beuton te
volgen, maar zij hadden niet z'n moed
en ondernemingsgeest.
Op zekeren dag kwam er een dame
aan het zusterhuis, die vroeg om de
'directrice te spreken, en toen Monica
Grey naar haar toe ging, stonden 2
edele, hoogstaande vroii\ven tegen
over elkaar.
De bezoekster was 'n schoone vrouw
wier gelaat de uitdrukking droeg van
veel geleden smart en ellende, een
vrouw met -diepe lijdenslijnen om
haar mond, die alleen gegroefd kon
den worden door'het bitterste leed.
,U vroeg mij te spreken?" zei de di
rectrice vriendelijk. Zij wist bij inge
ving, dat zij te doen zou hebben met
een ziel, die verduisterd was door
smart.
,Ja. Ik wilde u vragen, of u mij
hier nemen wlit opnemen of u
mij hier wilt laten wonen en mii'i
hulp bij uw werk wilt aannemen."
„Als u het wenscht en u voor hot
werk bent uitverkoren."
(Wordt vervolgd}.