rcreUWE LEIDSCHE COURANT VAN ZATERDAG 14 NOVEMBER 1925 i WËËDE BLAD. Uit de Schriften. RIJK EN ARM. De rijke zal niet vermeerde ren, en de arme zal niet ver minderen van de helft des sik kels, als gjj het hefoffer des HEEREN geeft, om voor uw zielen verzoening te doen. Ex. 3c: 15. Sè wet des Heeren aan Israël kende, bij strenge rechtvaardigheid, toch ook weer barmhartigheid jegens de zwak ken, ook jegens de zwakken in sociaal opzicht. De eisch ten aanzien van allerlei of feranden werd voor dengeen, die te arm was om ze te bekostigen, verzacht tot zooveel als zijn hand bereiken kon, zooals het wordt uitgedrukt. Zoo drukte de eisch der tienden ge lijkmatig op de geheele bevolking. Die tienden moest elk geven. Voer den rij ke was het veel, voor den arme weinig. Een instelling, die, zooals vanzelf spreekt, niet bestemd is om slaafsch te worden nagevolgd, maar die wel het beginsel predikt van een billijke ver deeling der lasten. Daarom is het des te meer opmerke lijk, dat er van één heffing melding gemaakt wordt, die van ieder, hoofd voor hoofd, hetzelfde bedrag eischte. Deze heffing werd voor het eerst ge daan ,toen in de woestijn de taberna kel moest worden gemaakt, en is niet onmogelijk later bestendigd. Ze bestond hierin, dat bij de telling des volks, naar de volwassen mannen van twintig jaar en ouder, ieder een hoofdgeld had te betalen van een hal ven heiligen sikkel, dat is ongeveer de helft van een daalder. De opbrengst van deze heffing was bestemd voor den tabenakel,- boven hetgeen vrijwillig door allen, mannen en vrouwen, reeds was bijeengebracht. Ze beliep (volgens Exodus 38 25) de voor dien tijd niet zoo geringe som van bijna een half millioen. - Van meer belang dan de bestemming van dit hoofdgeld is de beweegreden, die voor deze heffing wordt opgegeven. Het was n.l. om voor de zielen ver zoening te doen. En terwijl het be- besteed werd voor den dienst van de tent "der samenkomst, zou het aldus den kinderen Israëls ter gedachtenis zijn voor het aangezicht des Heéren. Natuurlijk kon dit geld op zichzelf hen niet aangenaam maken bij den Heere, evenmin als de offers de zonden konden wegnemen. Maar naar den aard van heel de bedeeling der scha duwen, bedoelde ook deze heffing den kinderen Israëls het geestelijke zinne beeldig voor te stellen en in te prenten. Ze moesten er door leeren verstaan, dat zij, ook al waren zij het volk des verbonds, toch een volk van zondaren waren, die alleen door verzoening van hun zielen met den Heere in zijn wo ning konden gemeeschap hebben. Dior het geven van dit hoofdgeld bij zijn overgang tot de getelden, moest dus ieder Israëliet persoonlijk belijden Zijn onwaardigheid voor den Heere, er kennen dat vanwege zijn zonden de Heere niet bij Hem kon wonen, erken nen dat hij eerst verzoening voor God van noode had. En dit mocht nu de rijke niet ver meerderen, en de arme mocht het niet verminderen. Hierbij kwam geen offervaardigheid te pas. Hier was ook geen vermin- ring van den eisch der wet mogelijk. Hoog was hét bedrag niet. De helft van een daalder, voor eenmaal in zijn geheele leven, kon voor niemand ber zwaar opleveren. En in zooverre wer den zelfs de armen er niet al te zeer door belast. Maar dat bedrag moest er dan ook komen. In deze gelijkheid van den eisch dei- wet voor rijk en arm werd bovendien aan heel het volk ingeprent deze diepe waaj-heid, dat als zondaar rijk en arm voor God gelijk staan. De arme is niet grooter zondaar voor God dan de rijke. En de rijke is niet grooter zondaar dan de arme. Beide zijn als mensch en als zondaar voor God gelijk. Beide hebben ze hun on waardigheid te erkennen en te belij den. Bei ie hebben ze noudig door ver zoening bij God aangenaam te worden. Maar ook voor beide is de weg der verzoening tot God geopend, in genade. Zoo ze met de oprechte erkenning van hun onwaardigheid voor deh Heere naderen, wil de Heere zoowel den een als den anderen in genade aannemen. Hier op»-nt zich reeds het perspectief op de gelijkheid van arm en rijk in de gemeente Gods, onder Oud- en Nieuw Verbond beide. Hier kan de rijke zich niet verheffen tegen den arme. Hier doet de arme voor den rijke niet ondor. Juist de geringheid van dit zoen geld, dez'-n losprijs voor de ziel, sneed elke gedachte af, alsof ze zich- zelvên zij het ook met eenige inspan ning bij God aangenaam konden maken. Zoo Ucht had bij den rijke indien hij /vrijwillig het bedrag had kunnen ver- hoogen, de gedachte kunnen postvat ten, dat hij .in de gemeente des Heeren om z u rijkdom toch wel van iets meer beteekenis was. Maar nu kon dat niet. Zoo is het dan ook metterdaad. God maakt geen onderscheid tus- schen rijk en arm. En als waarlijk in het hart van den een zoowel als van den ander het besef van zijn onwaar digheid voor God leeft, maar ook het geloof in de vrije genade Gods, waar door Hij beide aannam tot zijn gemeen te, dan vinden en erkennen ze elkander ook als gelijkgerechtigden in zijn ge meente. En bij de belijdenis van die onwaar digheid past dan ook volstrekt geen pronken met den rijkdom, die men van God heeft verkregen. Zeker, daarna kan de rijke van zijn goederen den Heere meer offeren dan de arme; maar hij mag het toch nooit vergeten, dat hij door dezelfde vrije gunst van God als de ander tot des Heeren dienst is verwaardigd. Het onderscheid op sociaal terrein wordt hiermede niet opgeheven, even min als het onderscheid tusschen meerderen en minderen ten opzichte van het gezag. Maar de gelijkheid als zondaar en als begenadigde moet toch de scherpte van dat onderscheid wegnemen, en hén mild jegens elkander stemmen. En als dan straks de rijke en de ar me elk hun tienden brengen, dan is er geen reden tot zelfverheffing voor den een noch ook tot beschaming voor den ander. Het blijkt altoos genade, waardoor, de groote zoowel als de kleine gave aangenaam wordt bij den Heere. Het nieuw Jeruzalem. Gij heilige stad des Heeren, O nieuw Jeruzalem! U zoekt mijn smachtend harte, U looft mijn jubelstem. Het aadiaarsoog des zieners Heeft eens uw gians aanschouwd. Uw poorten, elk een paerei, Uw straten levend goud. Hij zag u nederdalen Uit 's Hemels heerlijkheid; Versierd met edelsteenen En als een bruid bereid. Hij hoorde een stem weerklinken Als ruischend golfgeklots: Nu staat hij in net midden, De tabernakel Gods. Nu woont Hij' bij de menschen In eeuwgen zonneschijn. Zij zullen Hem tot zonen, Hij hun tot Vader zijn. Gedroogd zijn alle tranen, Beslist is elke strijd; Daér is noch dood noch zonde, Noch moeite noch gekrijt. .Geen koude, die meer huivert, Geen hitte, die meer blaakt; Voorbj,} zijn de eerste dingen. 't Is alles nieuw gemaaktI O, Heilige Stad des -Heeren, O, ware vaderstad! Och, of de moede pelgrim Uw straten reeds betrad! Gij Heer, die op den troon zit, Vernieuw ook mijn.gemoed, Opdat ik eens daar boven Uw Heerlijkheid begroet! GUNNING. KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK. Zestal: Te Vlaardingen (vac. J. KatJ: L. E. Klomp te Oldebroek, H/.. J. van Schuppen te Groot-Ammers, J. J. Timmer te Ermelo, Ph. Vreug- denhil te GorinChem, H. A. Leenmans Jr. te Delft en D. J. van de Graaf te Ridderkerk. Beroepen: Te Ouddorp, Ds. A. Dekker te Opheusden. Aangenomen: naar Steenwijk. J. P. van Leusden te Oudwaarde en Wes- tesgeest. Naar Gieten: J. Boonstra te Odoorn. Beroepen: te L'ollum c.a., A'. ,V(j. Feenstra te Oudenhoorn. GEREF. KERKEN. Beroepen: Te Augustinusga, D. G. A. Brouwer te Paesens. Bedankt: Voor 's-Gravenhags-Wl. R. E. van Arkel te Utrecht. ,CHR. GEREF Tweetal: Te Broek op Langen- dijk: J. Jongeleen te Hilversum en A. Gruppen te Vlissingen. Kerkbouw. Het nieuwe kerkje der Geref. Gem. te Bodegraven, is nu geheel gereed. Het bestaat uit een blok met twee woonhuizen. In een der huizen heeft zich gevestigd Ds. G. van Reenen, em. predikant bij de Geref. Geta/.r die zich verbonden heeft min of meer regelmatig op te treden. Leesdienst en radio-preek. In de „Bazuin" behandelt Prof. Bouwman de hraag of de kerkeraad ten behoeve van den kerkdienst ge bruik mag maken van een radio-preek in plaats van een preek, die gele zen wordt. Prof. Bouwman beantwoordt deze vraag ontkennend en schrijft: Wij stemmen volgaarne toe dat de radio is een kostelijke vinding, die wij pok mogen aanwenden in den dienst van het Koninkrijk. En daar om zouden wij het niet absoluut ver keerd vinden om ten behoeve van een kerkedienst gebruik te maken* van een radio-preek. Doch wel zouden wij wil-, len waarschuwen tegen een bedenke lijke zijde. Allereerst is er geen persoonlijk con tact tusschen den spreker en de hoor ders bij de radio-preek. Er is zeer be zwaarlijk een eenheid en een goeden gang in zulk een dienst te krijgen. De eenheid van gebed, psalmgezang en preek gaat licht teloor. .Wat gesproken wordt is door de radio niet altoos goed te hooren. Maar al zouden ook de atmospherische storingen zooveel mogelijk kunnen worden overwonnen het bezwaar blijft, dat het karakter van een gemeente-vergadering licht schade lijdt. En wat wij in net be gin van dit artikel opmerkten, hef^ge- vaar is niet buitengesloten, dat men een anderen en niet-gereformeerden prediker hoort. En zoo zou de g)e- meente een prooi kunnen worden van verkeerde leeringen. Om die réden zouden wij niet kun- nan goedkeuren, dat in eene gemeente- vergadering. samengekomen voor de bediening des Woords, in plaats van leesdienst gebruik gemaakt werd van een radio-toestel tot beluistering van een radiopreek. Het is wel eenigszhis te verstaan' dat menigeen niet zoo gaa'm?* een lees dienst bezoekt. Het voorlezen en het voorgaan in den leesdienst is een moei lijk werk; en niet allen zijn daarvoor geschikt. Om die reden moeten de kerkeraden er voor zorgen, dat zij die aangewezen worden voor den lees dienst daarvoor ook de gaven bezit- Jen. Op zichzelve behoort het lezen in den dienst niet tot het werk van een ouderling. En daarom is. de ker keraad -geheel vrij in de keuze van den broeder, die daarvoor van God gaven heeft ontvangen. Natuurlijk is, het 't meest gewenscht dat een ouder-' ling optreedt, wijl hij -een vertrouwens man is, en gekozen is tot opziener. Maar indien het geval zich mocht voordoen hetgeen haast een on mogelijk geval is dat niet een der ouderlingen de gave des gebeds en van het voorlezen bezit, zou de ker keraad een anderen broeder daarvoor kunnen aanwijzen. Hoe anderen worden ingelicht. Hoe zonderling soms het buitenland omtrent onze kerkelijke toestanden wordt ingelicht, kan blijken uit het volgende: De „Chicago Tribune" ontving van zijn Haagschen correspondent een be richt dat als volgt luidt: „Amerika had zijn monkey-case, maar Nederland heeft nu zijn „serpent case" als een parallel van het ver maarde geval in Dalton. Dr. Vangeelkerken, een Calvinis tisch predikant is voor een bijzon dere Synode gedaagd om zich daar te verantwoorden over het feit, dat hij aan het spreken van de slang in Genesis heeft getwijfeld. De preek van den Hollandschen pre dikant, waarin hij de vraag stelde, of de slang inderdaad sprak, heeft veel beroering gebracht in de krin- en van pers en kerk. Tengevolge aarvan staat hir thans voor de mo gelijkheid uit de kerk gezet te worden, tenzij' hij voor de Synode verschijnt en zich onderwerpt aan haar funda mentalistisch geloof. Ondertusschen houdt de pers zich bezig met de vraag of de Synode aan den „ketter" de kwestie' zal voorleg en welke taal de slang gesproken éeft, Hebreeuwsch of Syrisch of dat zij hem alleen zék vragen de algemeene strekking van de woorden, zooals die in het Nederlandsch Oude Testament voorkomen, te aanvaarden". Na deze mededeeling zij'n de, Ame rikanen zeker wel in staat zich over het geval Geelkerken een oordeel te vormen Aanwas van stndenten. In het voorloopig verslag der On- derwijsbegrooting wordt er op gewe zen, dat inzonderheid de beoefenaren ider exacte wetenschappen klagen over de bezwaren bij het onderwijs onder vonden, in verband met den aanwas van het aantal studenten, zonder dat van Regeeringswege iets gedaan werd voor uitbreiding van ruimte in labo ratoria en klinieken, en voor vermeer dering van het assisteerend personeel. ALCOHOL IN INDIE. De neutrale orde van goede Tempe lieren heeft bij de ambtenaren van net Binnenlandsch bestuur in Ned. Indië een onderzoek ingesteld naar het ge bruik van alcohol aldaar. Van de 8oo vragenlijsten zijn er meer dan 200 be antwoord. Daaruit bljjkt, dat helaas de kring der gebruikers zich uitbreidt en de drank haar weg vindt naar de kam pongs en dessa's, tot in de verst afge legen uithoeken van Ned. Indië. Het kan niet gezegd worden, dat de Europeanen in het algemeen in dezen een goed voorbeeld geven. Een bericht als dit: „Op Inlandsche feesten en feestdagen worden door de bevolking geen alcoholica gedronken; alleen voor het Bestuur, waar dit aanwezig is, wor den eenige flesschën gereserveerd", maakt een pijnlijken indruk. Ook blijkt de aanmaak van inheemsch gedistilleerd, vooral in de buitenbezit tingen, van grooten omvang te zijn. bovendien lijdt Indië op grooten schaal aan clanaestienen aanmaak, waar van, zooals bekend is, vooral de Chi- neezen de bewerkers zijn. Zoo schrijdt op verschillende wijzen het misbruik van alcohol in onze kolonie voo-rt. AAN HET ZOEKUCHT. Leiden, 14 November 1925. 'tls toch wel een vroolijke boel in de Communistische Partij? De partij stelt candidaten, maar een paar dictators in Rusland sturen een telegram en de wettig gekozen candi daten hebben plaats te maken voor anderen. Een partijbestuur, reglementair ge kozen, wprdt op dezelfde manier opge ruimd. En een afdeelingsbestuur, dat tegen zulk éen onduldbare dictatuur in ver zet komt, wordt zonder vorm van pro ces van zijn functie ontheven. Meerdere afdeelingen beginnen dit Russische juk nu wel wat al te knel lend. te vinden en willen in elk geval de geroyeerde heeren gelegenheid ge ven hun standpunt uiteen te zetten, maar van de zijde der dictators wordt het mogelijke gedaan en daartoe behooren soms ook vuistelijke argu menten om dit te verhinderen, Geëischt wordt een cadaver-gehoor- zaamheid zon'der meer. De partij ge- nooten hebben niet te denken, veel minder te handelen, maar alleen te gehoorzamen. 't Is eigenlijk om to lachen als ik zie hoe de communisten met hunne be kende groote „monden" zich laten ty- ranniseeren door menschen die ze nooit gezien hebben en wier namen ze niet eens kennen. Maar als ik dan 'denk aan de mo gelijkheid. dat deze partij tot invloed komt en in het roode kamp de leiding krijgt, en als ik dan zie hoe hier met een krachtig bewind gespeeld wordt en zoo de kansen van de revolutionai ren worden versterkt, dan vergaat mij de lust om te lachen. OBSERVATOR Het behoeft geen betoog, da. hierin een groot gevaar schuilt voor de volks gezondheid, de arbeidskracht, de wel vaart, en ziekten als zenuw aan menin gen, tuberculose, krankzinnigheid, hier van dikwijls de ijzingwekkende gevol gen zijn. .jWjj prijzen het in de regeering, dat zij door verschillende middelen dit kwaad tracht te keeren. Op de volks scholen wordt op het kwade van den alcohol gewezen. Hier en daar worde a de dessavergaderingen benut, om_ op dit gevaar de aandacht te vestigen. Ver spreiding van volkslectuur, waarin deze zaak wordt- behandeld, hóéft herhaal delijk plaats. De bekende drankprdomiantie e:i ge westelijke of gemeentelijk verordmn gen doen eenig nut. Dcch dit alles is in verhouding tot het kwaad en de ver meerdering daarvan slechts van geringe beteekenis. Daarom stemt het tot groote blijd schap, dat, blijkens de gehouden enquê te, uit den kring der bestuursambte naren op krachtige bestrijding wordt aangedrongen. Sommigen willen bejier king van het aantal tapper jj-vergun hin gen; anderen een hoog er accijns of in voerrecht, weer anderen strenger be straffing van overtreders; nog anderen verbod van invoer, aanmaak en ver koop. Een regent komt zelfs met. het krasse voorstel „aan iederen landsdie naar worde de eisch gesteld geen al coholische dranken te gebruiken op straffe van verwijdering uit 's lauds Idienst". Maar één ding is jammer, namelijk, dat in Indië, behalve de orde der goede ^Tempelieren en het Heilsleger, geen flinke, krachtige vereenigingen beste an, die, zooals hier te lande, een energieke [propaganda tegen het alcoholgebruik in voeren. Het wordt meer dan tijd, dat dit geschiede. De regeering kan aan ge drongen worden met vaste'11 tred op den eenmaal ingeslagen weg voort te gaan en den goedgezmden bestuursambtena ren zal het gemakkelijker vallen hier op te treden. En tengevolge van dit een parig handelen zal het gevaar worden gekeerd, dat ook Indië steeds meer bedreigt; het gevaar van degeneratie door alcohol. FEUILLETON. Het geheim van Colde Feil. (93) „Ja, zeer ernstig, de arme man zal niet lang meer leven, de dokters zijn bij hem. U zult niet lang behoeven te waken, zuster Téresa." „Arme man" zei zij en toen ging zuster Mirjam voort m<\ haar werk. terwijl zuster Teresa peinzend in het vuur keek. Plotseling hief zij het hoofd op. „Ik had het bijna vergeten te vra gen" zei zij, „wat scheelt de patient? Hij heeft een ongeluk gehad, niet waar?" .Ja, en een zwaar ongeluk ook Hij reed paard en toen schrok het paard, sloeg op hol en smeet hem tegen den grond. Zijn hoofd is niet gewond maar zijn ruggegraat is gebroken." „Er is dus geen hoop voor hem?" zei zuster Teresa. „Heelemaal niet" antwoordde zus ter Mirjam. Zij zwegen weer. Zuster Teresa staar de drooiperig in het vuur en luister de naar het loeien van den storm om liet hospitaal. Zij zat daar stil te peinzen, geheel onbewust van de groote gebeurtenis, die er zou plaats grijpen. Terwijl het haardlicht zijn glans werpt op haar gelaat en haar Zwart zusterkleed, ter wijl de wind klagelijk giert, om de sterke, grijze muren van het hospitaal terwijl zij wacht tot zij geroepen wordt in de ziekenkamer, hebben wij nog wat te vertellen van de vrouw, die eens hekend was onder den naam van „Hester Blair." HOOFDSTUK LI. De Vreiszusters, De bisschop der Anglicaansche kerk van Beuton was een man met ©en sterk, warm hart, dat gloeide van liefde voor de menschen, die aan zijn geestelijke verzorging waren toever trouwd. Daarom peinsde hij steeds op middelen om wat zwak, arm en be hoeftig was, onder hen te steunen en te helpen. Nu scheen 'het wel, dat de zulken in zijn bisdom voortdurend in aantal toenamen. Aan de aiyjere zijde was er een groot aantal ongehuwde vrouwen, die zonder eigenlijk doel voortleefden en tevergeefs verstrooi ing zochten in haar leeg bestaan. Waarom zou hij niet deze vrouwen vragen om hem te helpen bij zijn werk van barmhartigheid? De bi schóp van Beuton Voeld* lat hij z'- twee zijden nuttig htbaar wei- zou kunnen doen. Hij begon dus met enkele vrouwen, wier warme, liefdevolle harten dade lijk zich tot den arbeid onder de zwak ken en hulpeloozen voelden aange trokken. Langzamerhand breidde zich dit werk uit en ontwikkelde het zich steedg meer en meer. Tot op zekeren dag een oude dame stierf, die vertrou wen had in het plan van den bis schop en hem een groot deel van haar vermogen naliet Hij voelde zich thans gelukkig en begon aan de verwezen lijking van het reeds lang beraamd plan. Hij stelde aan eenige dames, die hem reeds lang geholpen hadden voor om samen te gaan wonen en zich aan een vasten leefregel te onderwerpen. Zij waren door geen belofte of eed ge bonden en konden gaan en komen, zooals zij wilden, doch zoo lang zij in het huis waren, moesten zij zich wij den aan den dienst der barmhartig heid. De bisschop liet nu in een der arme wijken van Londen een groot huis en een hospitaal bouwen. Het huis kreeg spoedig den naam van „Het Zuster huis" en het hospitaal werd eao van de best bestuurde van de stad. Het werd van uit het zusterhuis bedliend en was geheel aan de zor« van de zus ters toevertrouwd. Toen vroeg, tot zijn groote vreug de, de oudste dochter van den bis schop. Monica Grey, verlof om haar leven aan dit werk te geven en hij gaf haar dit met blijdschap. Monica Grey was een vrouw met buitengewone geestesgaven en een sterk karakter. Zij zou nooit tevreden geweest zijn met het bestuur van een kleine huis houding, maar in het beheeren van een groot hospitaal, dat altijd vol zie ken was en een uitgebreid zusterhuis, dat vele inwoonsters telde en van de weesinrichting met zijn talrijke kin* dertjes, vond zij plaats voor baai- werkkracht en werklust. Na verloop van tijd werd zij direc trice en er was geen gemeenschap te vinden, die meer bloeide en gedijde, dan die waarover zij regeerde. De bisschop gaf aan deze dames 'n naam, die door iedereen, ook door hen. die niet met het w.erk instemden heel mooi werd gevonden „De Vre- dezusters" en in der waarheid brachten zij vrede en troost tot in de droevigste oorden. Het is onmogelijk na te gaan, hoeveel goed door hen werd gedaan, te tellen de zegeningen, die door haar werden verspreid, de armen, diq werden getroost, de hon- gerigeu, die werden gevoed, de zieken die werden verzorgd. De Vredezusters waren wijd en zijd hekend en onder de wijze en verstan dige leiding van Monica Grey deden zij groote dingen. Vele bisschoppen hadden het Verlangen om het voor beeld van den bisschop van Beuton te volgen, maar zij hadden niet z'n moed en ondernemingsgeest. Op zekeren dag kwam er een dame aan het zusterhuis, die vroeg om de 'directrice te spreken, en toen Monica Grey naar haar toe ging, stonden 2 edele, hoogstaande vroii\ven tegen over elkaar. De bezoekster was 'n schoone vrouw wier gelaat de uitdrukking droeg van veel geleden smart en ellende, een vrouw met -diepe lijdenslijnen om haar mond, die alleen gegroefd kon den worden door'het bitterste leed. ,U vroeg mij te spreken?" zei de di rectrice vriendelijk. Zij wist bij inge ving, dat zij te doen zou hebben met een ziel, die verduisterd was door smart. ,Ja. Ik wilde u vragen, of u mij hier nemen wlit opnemen of u mij hier wilt laten wonen en mii'i hulp bij uw werk wilt aannemen." „Als u het wenscht en u voor hot werk bent uitverkoren." (Wordt vervolgd}.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1925 | | pagina 5