WAT DE BLADEN ZEGGEN.
NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN DONDERDAG 12 NOVEMBER 1925
TWEEDE BLAD.
DE PERS OVER DE
MINISTERS-CRISIS.
De Maasbode (R.K.) spreekt van
benepen antipapisme en bij sociaal
democraten en vrijzinnig-democraten
van sluwe politieke berekening, een
minderwaardig politiek spel, alleen ge
speeld om stukken te maken.
„De politieke gevolgen der gevallen
beslissing, aldus dit blad, hebben zich
al aanstonds scherp afgeteekend, al
laten zich de uiterste consequenties
nog moeilijk overzien.
Aan de rechtsche samenwerking is
door dit verloop van zaken een, mis
schien wel onherstelbare, slag toege
bracht. De verklaring door Mgr. No-
lens in de avondzitting van gisteren
afgelegd, laat hieromtrent geen twij
fel. En het ligt overigens voor de hand
dat hoe gewichtig ook de belangen
mogen geacht worden, bij een besten
dig samengaan der rechtsche partijen
betrokken aan zulk regeerings-ac-
coord de feitelijke grondslag ontvalt,
wanneer men het omtrent essentieels
punten niet eens blijkt.
Van de Katholieke fractie mag voors
hands worden verwacht, dat zij in
isolement haar kracht joeken zal-.
Dat de breuk zich ar aanstonds tot
In den boezem van het Kabinet heeft
doorgezet is op te maken uit de ver
klaring van den minister-president
betreffende de ontslag-indiening door
de vier Katholieke ministers. Een vol
slagen ^abinets-crisis staat dus onge
twijfeld voor de deur.
Met het hopelooze vooruitzicht dat
de "parlementaire wagen vaster in het
moeras zit dan ooit. Want dat de „de
mocratische" linkerzijde eenig effect
zal hebben te verhopen van haar ma
noeuvre, is van te voren uitgesloten.
Noch naar links, noch ook naar
rechts thans, glimt er meer een licht
straaltje aan den politieken horizon:
voor een parlementaire Regeering, in
den vollen zin des woords, is de kans
momenteel verkeken.
Wat onheil toch kan blinde staats
zucht brouwen!"
De Residentiebode (R.K.) meent
dat het voor de hand ligt, dat het al
legaartje van links, nu maar eens
toont, wat het kan.
Alleen de Katholieke ministers na
men tot nog toe, volgens de aankon
diging van den heer Colijn, ontslag.
Zullen de overigen ook heengaan? Zoo
niet, "hoe moet het kabinet dan opge
kalefaterd worden? Zal de heer Colijn
voortregeeren met nog enkele Chr
Hi^torischen en Anti-Revolutionairen
in de regeering, om bij de eerste de
beste gelegenheid weer om te vallen?
In elk geval zijn thans weer ds. Ker
sten en de heer Snoeck Henkemans
aan bod. Dat zijn de twee, die de kruik
kapot hebben geslagen, zij hebben dus
-te staan voor de scherven."
Het Handelsblad wijst er op,
dat met deze beslissing en het daarna
'heengaan van de R.K. ministers, het
werk van minister Colijn, bij de kabi-
metsvorming verricht, in duigen ligt.
Wij denken er niet aan, zegt dit or
gaan, ons te begeven in profetieën.
Eén feit verdient echter bijzondere
aandacht. De coalitie is getroffen in
haar Achilleshiel, op een tijdstip, toen
de coalitie-politiek nog niet had uit
geleefd. De vrucht, die van groote
waarde zou zijn geweest, als zij rijp
van den boom was gevallen, is geplukt
op een tijdstip nu ze nog groen is.
Dergelijk politiek ongeduld wreekt
zich meestal en ook nu naar alle waar
schijnlijkheid. De coalitie, die men van
daag poogt dood te maken, door een
voorstel als dat van den heer Kersten
niet te beoordeelen naar eigen ver
diensten, maar te meten met den
maatstaf van mogelijke parlementaire
consequenties, zou zeer wel nieuwe
kracht kunnen putten uit de omstan
digheid, dat men haar voortijdig dood
pcogt te verklaren.
Wij betwijfelen daarom, of voor een
gezonde en normale ontwikkeling van
ons politiek leven hetgeen heden ge
beurd is wel toejuiching verdient.
Ten aanzien van de tegenstemmers
behoort onderscheid te worden ge
maakt tusschen degenen, die regelma
tig en principieel hun stem hebben
uitgebracht tegen het gezantschap bij
den paus en degenen, die uit politie
ke berekening het amendement- Ker
sten hebben gesteund. De verantwoor
delijkheid dezer laatsten voor het ge
beurde is uiteraard veel grooter dan
van de eerste."
Het Utrechtsch Dagb 1. (lib.)
Wij betreuren het, zegt het blad, al
lereerst, omdat partijen als de Vrij
heidsbond, de S.D.A.P. en de Vrijzin
nigdemocraten, voor wie het gezant
schap bij den Paus een betrekkelijk
onverschillige zaak is, hulp hebben
verleend aan een gevaarlijk clericalis-
me. Onzes inziens toch, is het gezant
schap bij den Paus allerminst een ge
tuigenis van blakend Katholicisme
van het Nederlandsche volk, maar een
diplomatieke instelling met een zuiver
zakelijk karakter en een instelling van
beteekenis omdat, zooals nog onlangs
een liberaal journalist, die in Romein-
sche kringen bizonder thuis is, in het
Algemeen Handelsblad schreef, aan
het Vaticaan verschillende diploma
tieke draden samenkomen, en bekend
heid met wat in en om het Vaticaan-
sche centrum geschiedt, de grootste
waarde kan hebben voor onze inter
nationale oriëntatie. Wij achten dus
op zichzelf cie afschaffing van het ge
zantschap een daad van onverstand
en van laakbare onhoffelijkheid je
gens de Autoriteit, bij wie een Neder-
landsch gezant was geaccrediteerd.
Maar bovendien achten wij het zeer
bedenkelijk, dat alle niet-katholieke
partijen in de Kamer, met uitzonde
ring van de anti-revolutionairen, in 'n
periode van zoo uitzonderlijke moei
lijkheden bij de oplossing van het so
ciale probleem, de godsdienstige* ver
deeldheid hebben aangescherpt, en het
land den ondienst hebben bewezen
van een ontijdige Kabinetscrisis.
Het kabinet-Colijn was, bij de ver
deeldheid der linkerzijde, de eenige
parlementaire mogelijkheid. Het was
nog buiten de gelegenheid om zijn da
den te toonen, maar velen hadden er
goede verwachtingen van. Thans gaat
men het onverhoeds omver halen om
redenen buiten zijn eigenlijk beleid,
thans gaat men de Katholieken, een
belangrijke volksgroep, wier medewer
king aan de oplossing der groote na
tionale problemen dringend noodzake
lijk is, moedwillig vervreemden. Ter
wijl er o.i. tegen het door een liberale
Regeering ingesteld en onder Protes-
tantsche bewindslieden voortgezet ge
zantschap bij den Paus geenerlei prin-
cipieele Protestantsche bedenking kan
bestaan.
Dat ook de minister van buitenland-
sche zaken niet is afgetreden, noemt
het blad het toppunt van onbegrijpe
lijkheid; het gelooft niet aan de mo
gelijkheid van een compromis met de
katholieke bewindslieden, noch dat de
anti rev. premier met anti-rev., christ.
hist, en Vrijheidsbonders tot een be
vredigend bewind kan komen. Het
ziet slechts dat een tweede machtige
partij van onverzoenlijken, naast de
sociaal-democraten, is geschapen en
spreekt daar zijn liberale teleurstel
ling over uit."
De „Nieuwe R o 11. C rit." wij9t
er op, dat een heel ingewikkelde en
heel bijzondere politieke toestand is
ontstaan.
„Uit de verkfariilg van den heer Co
lijn kan worden afgeleid, dat geen
van de protestantsche ministères, ook
de minister van buitenlandsche zaV
ken niet, in het gevallen votum re
den zouden hebben gevonden, hun ont
slagaanvrage in te dienen. Dat is ook
begrijpelijk. De beslissing trof geen
punt van het regeeringsprogram, noch
eenig regeering3beginsel. Een eigenlijk
gezegd conflict tusschen de Kamer en
de regeering, datgene, wat in normale
omstandigheden tot een kabinetscrisis
leidt, is er dan ook niet. Dit blijkt ook
wel hieruit, dat het kabinet feitelijk
ten val wordt gebracht door een partij,
die het kabinet bij de stemming, die
tot de ontslagaanvrage geleid beeft,
heeft gesteund. Zij zegt de samenwer
king op, niet omdat zij het kabinet
niet langer vertrouwt integendeel,
met het kabinet en zijn beleid was zü
wonderwel ingenomen zelfs niet om
dat de regeering ten aanzien van een
ondergeschikt punt iets verlangde, dat
zij niet wilde want, de regeering
wilde hetzelfde als de katholieke par
tij doch bloot.. ..omdat zij tegen
een van de coalitiegenooten korzelig
is geworden. De heer Nolens heeft
Dinsdagavond ongevraagd voor den
leider van het ministerie het woord
genomen, en zich de vraag gesteld, of
het ministerie nog wel voldoende op
de Christelijk-Historischen kon bou
wen. Toen hij tot de conclusie kwam.
dat dit niet het geval was, heeft hij
niet verder afgewacht, hoe de regee
ring er zelve over dacht, maar haar
metterdaad een antwoord afgedwon
gen, dat uit de verklaring van den
heer Colijn zelf nog niet eens af te
leiden viel."
„In deze cr-isis, zoo besluit het blad.
is echter van eenige politieke gedach
te geen spraak. Het heele conflict is
geboren uit een nuk, die op geen en
kel staatkundig beginsel berust. Nu
een wensch van de katholieken niet
wordt vervuld, toonen zij een nijdigen
kop
Het is op het oogenblik nog te vroeg,
om zich over de mogelijke oplossing
van deze crisis een klaar denkbeeld
te kunnen vormen. Wij althans staan
tegenover de gebeurtenissen, waarin
het kabinet zijns ondanks werd be
trokken, nog te vreemd, om er eene
gemotiveerde meening over ten beste
te kunnen geven. Dit slechts lijkt ons
duidelijk, dat men het wijste zal doen.
bij de oplossing den boozen pruiler
maar in zijn hoek te laten staan."
Het Vaderland (lib.) merkt o.
m. het volgende op:
Dat een sociaal-democratisch-Katho-
liek-vrijzinnig ministerie uit deze cri
sis zou kunnen voortkomen, lijkt ons
al heel onwaarschijnlijk; de Katholie
ken kunnen toch moeilijk thans de
hand toesteken aan hen, die hun zoo
grooten slag toebrachten, om die te
weigeren aan de antirevolutionairen,
die hen in deze zoo trouw hielpen. De
eenige uitweg lijkt ons eén nationaal
Kabinet uit Rechts en Links samen
gesteld, dat tot taak blijft houden de
saneering van onzen financieelen toe
stand."
Na dan een beschouwing te hebben
gegeven over de coalitie vervolgt het
blad:
„Dat het moordende gezwel in de
Coalitie steeds grooter afmetingen aan
nam, het was bekend, en men heeft nu
niet meer zich af te vragen of zij, die
er toe mee hielpen, om dat duidelijk
te maken voor een ieder, daarvoor het
juiste oogenblik hebben gekozen. De
zaak is gebeurd en daarmee uit. En
in alle gevallen is, zelfs al weet men
weer in de Coalitie een nieuw middel
te vinden, om de macht niet uit han
den te geven, dit gewonnen, dat het
weer een stap nader is, om dit ver
bond der onwaarachtigheid tot het
verleden te doen behooren."
Aan een beschouwing in de Tijd
(R.K.) is het volgende ontleend:
„Nu de Christelijk Historischen er
de voorkeur aan gaven, meer aan de
verlangens van de anti-papistische ele
menten onder ons kiezersvolk, dan
naar de hooge belangen van het va
derland te handelen, staan wij vermoe
delijk aan een keerpunt van de poli
tiek, in wier voorzichtig beleid en sa
menwerking met hoeveel opofferin
gen onzerzijds! de belangen van
volk en vaderland beide zoovele jaren
veilig zijn geweest. Of een Kameront
binding met een raadpleging van de
kiezers wellicht een nieuwe orientee
ring zal brengen? Dat wij in dit geval
het oordeel des lands niet zouden
vreezen, behoeft geen betoog.
De belangrijke beslissing, die heden
gevallen is, zal aan anderen de rech
te houding moeilijker maken dan aan
ons. Welke oplossing zij ook vinden
voor de moeilijkheid, waarin zij na het
debuut van het Kabinet-Colijn, waar
terecht groote dingen van werden ver
wacht, het land buiten onze schuld
hebben gebracht, onze nationale R. K.
Staatspartij, die recht en vrijheid vor
dert voor alle Nederlandsche belan
gen ook voor het nationale belang,
dat, gelijk de Minister van Buitenland
sche Zaken weer duidelijk uiteenzette,
met het gezantschap bij den H. Stoel
is gemoeid, kan op haar toekomst ge
rust zijn!
KERK EN SCHOOL.
NED. HERV. KERK.
Zestal: Te Joure c.a.: H. Guittart
te Oosterhaule, B. C. J. W. Hoek te
Vuren en Dalem, O. S. Jellema te St.
Anna-Paroehie, Ti. Jonker te Bieze-
linge, Th. M. v. Lorati te De Lier en
L. Moolhuizen te Minnertsga.
Beroepen: Te Vreeswijk, S. C. van
Wijngaarden te Linschoten. Te Waarder
H. J. van Sehuppen te Groot-Ammers.
GEREF. KERKEN.
Beroepen: Te Abcoude (Baam-
ibriigge), J. A. Schep te Dronrjjp.
DOOPSGEZINDE GEMEENTE.
Tweetal: Te Leeuwarden, J. D.
Dozy te West-Terschelling en P. Vis
te Drachten.
Bevastlglag, Intrede, Aischeid.
Cand. J. W. v. Ree hoopt Donder
dagavond 19 November intrede te doen
bij de Chr. Geref. Gem. te Schiedam,
na Dinsdagavond 177 November beves
tigd te zijn door Ds. P. de Groot te
Rotterdam.
Ds. Th. Hoen, predikant der
Ned. Herv. Gem. te Ommeren (Betuwe)
nam Zondag j.l. afscheid van zijn ge
meente, wegens vertrek naar Ee (Fr.)
Tot afscheidstekst was gekozen Jes. 40
vers 8.
Van de ringcollega's waren aanwe
zig de consulent Ds. Brinkhorst van
Ingen, Ds. Foeken van Maurik en Ds.
Raams van Rijswijk.
De consulent sprak den heengaanden
collega op hartelijke wijze toe.
Ds. T. J, v. Oostrom1 So ede
die opnieuw naar Ned.-Indië vertrekt,
zal op 20 December a.s. afscheid nemen
van de Ned. Herv. Gemeenta te IJmui-
den.
Ambtsjubileum.
Ds. G. H. Toebes, em. pred. der
Geref. Kerk van St. Laurens, wonende
te Middelburg, hoopt 15 November a.s.
den dag te herdenken, waarop hij voor
40 jaar bevestigd werd te Haamstede.
Op 6 September 1S9Ó deed hij zijn
intrede te St. Laurens, welke Gemeente
hij diende tot 1920.
Op 1 September van genoemd jaar
(ontving hij eervol emeritaat.
Beroepbaar.
Tot de Evangeliebedienin'g in de Ned.
Herv. Kerk zijn toegelaten.de candi-
daten E. R. Damsté te Apeldoorn en
W. A. Plug te Ankeveen, beiden aan
de Rijksuniversiteit te Utrecht.
Ds. J. A. de Vries.
Bij den Kerkeraad der Geref. Kerk
van Zaandam is ingekomen een ver-
coek van Ds. J. A. de Vries, om, we
gens voortdurende ongesteldheid, eer
vol emeritaat te mogen ontvangen met
ingang van 1 Januari a.s.
Ds. de Vries denkt te Zaandam te
hlnven wonen.
Wegens den toestand zijner gezond
heid kan er van een afscheidsprediking
geen sprake zijn.
Ds. J. Gispen
Naar de „Standaard'' verneemt, is
aan Ds. J. Gispen, Geref, predikant te
Groningen, gedurende een geruimen tijd
ontheffing van zijn arbeid verleend,
zulks in verband met het feit, dat. hij
zich overwerkt heeft en op medisch
advies rust moet nemen.
Ds. A. van der Heijden,
Ds. A. van der Heijden, docent aan
de Theol. school van de Chr. Geref.
Kerk te Apeldoorn, is benoemd tot
Officier in de Orde van Oranje-Nassau.
STATEN-GENERAAL.
TWEEDE KAMER.
Hei gezantschap bij den Paus.
Nadat Dinsdagavond laat de alge-
raeene beschouwingen van de begroo
ting van binnenlandsche Zaken waren
beëindigd kwamen de artikelen aan
de orde.
Bij de behandeling van art. 3 licht de
de heer KERSTEN (Stk. Ger. Partij)
het amendement toe om het gezant
schap bij den Paus op te heffen. In dit
gezantschap ziet hij de erkenning van
de geestelijke macht des Pausen en die
strijdt met de Ger. Belijdenis.
De heer NOLENS acht het niet
gewenscht, dat dit punt ieder jéar
aan de orde komt. Alle motieven, voor
dit gezantschap zijn onverzwakt ge
bleven en de opheffing zou uiterst
grievend zijn voor de katholieken.
Bij aanneming van dit amendement
zou spr. moeten overwegen, of aan de
begrooting wel de steun kan worden
verleend, en zelfs of het wel mogelijk
is, steun te verleenen aan dit kabiüet,
samengesteld uit de groepen, die bun
steun aan dit amendement geven.
De heer LINGBEEK (Herv. Geref.
St.Partij) ziet niet in, waarom aan het
hoofd der R. K. kerk een voorkeur
moet worden gegeven. Waarom wordt
zij bevoorrecht boven de Grieksch
Katholieke kerk?, boven de Synode
der Hervormde of Gereform. Kerk?
Als de Paus als wereldlijke macht ge
zanten ontvangt, heeft spr. ook ern
stige bezwaren. Hij wil diens Stoel niet
erkennen, en acht erkenning een kren
king der historie.
De heer SNOECK HENKEMANS
(Chr. Hist.) herinnert aan vroegere
discussies. Aan een tijdelijk gezant
schap gaf spr. zijn stem maar niet aan
een blijvend. Afschaffing zou een grief
zijn voor de Katholieken, zegt de heer
Nolens. Spr. wijst op dat de handha
ving van dit gezantschap in 1929 grie-
vend was voor sprekers fractie, maar
die fractie onthield haar stem niez aan
de begrooting.
Spr. heeft de overtuiging, dat de
huidige partijverhouding de bestff is,
maar dat neemt niet weg, dat daarbij
spr. zijn vrijheid wil behouden. De ver
antwoordelijkheid valt dus op dengene,
die het conflict uitlokt.
De heer VLIEGEN (S.D.A.P.) acht de
kwestie van niet groote beteekennis.
Is er nut bij dit gezantschap? Hij meent
van niet. Er is nooit iets zake'ijks me
degedeeld over bet nut hiervan Hij zal
dus vcor het amendement stemmen.
De MINISTER zegt, dat er geen no
vum is, dat afschaffing rechtvaardigt.
Syr. beeft herhaaldelijk de gr m.cif.n
voor handhaving aangegeven. Het nut
is in twijfel getrokken.
Is dan beweren vraagt spcdat e«'n
einde is gekomen aan het vredesstre-
ven van den Pauselijken Stoel? Spr.
acht het verkeerd, thans een schakel
weg te nemen uit het internationaal
verkeer. Het nut bewijzen met stukken
kan spr. niet, maar ieder kan begrij-
FEUILLETON.
Hef geheim van Colde Feil.
91)
„Ik heb die niet gedaan!" riep zij uit.
>,0, Leo, geloof mij toch, ik heb die
biet begaan. Is er dan geen recht, geen
genade, geen erbarmen? Waarom wil
je mij niet gelooven op mijn woord?
Denk toch eens aan, wat ik heb te
lijden en ik ben onschuldig. Houd
die eene gedachte vast Leo, dat ik on
schuldig ben. Wat beb ik toch gedaan
snikte zij, „dat zulk een vreeselijk lot
mij moet treffen? Waarom wordt mijn
leven verwoest door een misdaad, die
ik niet beging? Leo, geloof me toch!
Haar laatste woorden waren niet
meer dan een benauwde wanhoops
kreet.
„Ik kan niet" antwoordde hij. „Het
leidt tot niets. Je 'doet mij en jezelf
maar verdriet aan alles is. uit tU3-
schen ons. Ik trouwde met Alice Kent,
die ik hield voor een eenvoudig, edel
meisje, ik zou nooit getrouwd zijn met
Hester Blair."
„Je kunt het niet meenen, Leo! Het
zou te wreed zijn. O lieveling, dat kun
je toch .niet doen? Vraag jezelf af,
waarom ik zoo vreeselijk moet lijden.
•Wat heb ik toch gedaan, dat zulk een
vloek op mijn leven rust. Je moest
medelijden met mij hebben en mij hel
pen en steunen."
„Ik heb ook medelijden met je" zei
hij. „Ik zal niet spreken over mijn ei
gen smart die is nog zelfs grooter
dan de jouwe. Ik beklaag je Je hebt
lange jaren voor je, waarin je berouw
kunt hebben en vergeving kunt zoe
ken."
„Je gelooft dus nog altijd, dat ik het
heb gedaan?" vroeg zij, beteekent dan
mijn woord niets voor je?"
„Ik geloof, dat jij bet hebt gedaan!
Je was nog een jong misschien
slecht opgevoed meisje, Hester. Je
stond tegen je lot op. Je man heeft je
stervende beschuldigd!"
Zij wendde zich bitter weenende
van hem af.
„Het helpt niets" zei hij, „om er nog
meer van te zeggen. Het zal je aan
niets ontbreken, wat geld je kan ge
ven, maar mijn liefde, mijn vertrou
wen heb je voor altijd verbeurd.
Zij wierp zich op de knieën voor
hem en strekte smeekend haar han
den naar'hem uit.
„Hoor mij aan!" riep zij uit. „O hoor
mij aan, Leo, voor je mij weg zendt!
Laat mij je de geschiedenis van mijn
leven vertellen!"
Onder bittere tranen en hartver
scheurend snikken vertelde zij haar
levensgeschiedenis van af den tijd, dat
zij als de kleine Hester Carol had rond
gezworven over de heuvelen tot aan
het uur waarin zij den harden strijd
met haar geweten had gevoerd, vóór
zij met hem trouwde. Toen keek zij
hem met betraande oogen aan. „En
nu" zei zij „nu"
„Ik heb mijn oordeel niet veran
derd" zei hij. „Het is een treurige ge
schiedenis, een droevige geschiedenis,
maar dat neemt niet weg, dat ik je
voor schuldig houd. Ik heb mijn over
tuiging gegrond op bet verloop van
het proces, dat ik heb gelezen, wei
nig vermoedende, hoe dit eenmaal een
rol zou spelen in mijn eigen leven.
Als je eenige verklaring kon geven,
als je mij kon aantoonen, hoe het mo
gelijk was, dat iemand behalve jij de
misdaad kon hebben gedaan, dan zou
het iets anders zijn.
„O Leo, Leo, ik ben onschuldig!"
riep zij wanhopig uit, „geloof mij! M'n
wanhoopskreten zullen je heel je le
ven in de ooren klinken. Je zendt mij
van je weg en ik heb geen kwaad ge
daan!" Zij kwam naderbij, maar hij
week achteruit.
„Laat mij je nog eenmaal kussc::
zei zij, laat mii ie vaarwel mcgc
zeggen."
„Neen" antwoordde hij langzaam,
„ik zal je gelaat nooit meer kussen.
Hester nooit meer. Ik bid God je
te bewaren en te geleiden en je de
genade te geven om berouw te heb
ben."
Je bent wreed!" riep zij uit „je
bent bitter wreed!"
„Je bent nog veel wreeder voor mij
geweest!" zei hij. „Als je tot mij zou
kunnen komen met de bewijzen van
je ons.chuld in je handen, dan zou ik
je kunnen vergeven. Ik kan veel ver
geven, maar dat niet niet die opzet
telijke, afschuwelijke moord. Ik ver
laat je nu en beveel je aan in de hoe
de van God. Vaarwel mijn verloren
vrouw, vaarwel voor altijd."
Zij hief met een stom gebaar als
een laatste smeekbede haar armen
omhoog. Zij wilde hem volgen naar
de deur, maar plotseling begaven zich
haar krachten en toen Lord Arden
zich voor het laatst omkeerde om nog
één blik te werpen op de vrouw, die
hij had liefgehad met al de kracht van
zijn edel gemoed, lag zij daar machte
loos terneergezonken op den grond.
HOOFDSTUK L.
Est gezang „Miiercre." 1)
Lz laatste tonen stierven langzaam
zii zweefden nog zacht en droe
vig door de hooge gewelven van de
kerk. Nu was het licht der kaarsen
uitgedoofd en.de laatste echo van het -
„Miserere" versmolten. Eén voor één i
verlieten de zwart gekleede zusters
haar plaatsen in het koor. Slechts één
bleef achter een zuster met een
vriendelijk, rustig gelaat, die haar
oogen gevestigd hield op het witte
marmeren kruis vóór haar.
Op het gelaat van deze zuster lag
een uitdrukking van diepen ernst en
grenzeloozen weemoed. Wie er naar
keek, wist, dat daarachter verborgen1
was een levensgeschiedenis, die sprak
van smait en leed. Toch droeg dat
gelaat het stempel van zielerust, die
na harden, bitteren strijd was verwor
ven. Het grootste kenmerk ervan was
de verheven vrede en ongestoorde
kalmte, waarvan het tolk was.
De heldere blauwe oogen waren ge
richt op het marmeren kruis. Een
vrouw zat dicht in haar nabijheid,
half verborgen in het schemerduister
van de kerk de gebeden voor de kin
deren op te zeggen. En tot de zwijgen
de, donkere gestalte drongen deze
woorden door:
„Vergeef mij de zonden mijner jeu7>
o HeerI"
1) Erbarming Heer.
iW&rdt pervoip"