WAT DE BLADEN ZEGGEN. NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN DONDERDAG 12 NOVEMBER 1925 TWEEDE BLAD. DE PERS OVER DE MINISTERS-CRISIS. De Maasbode (R.K.) spreekt van benepen antipapisme en bij sociaal democraten en vrijzinnig-democraten van sluwe politieke berekening, een minderwaardig politiek spel, alleen ge speeld om stukken te maken. „De politieke gevolgen der gevallen beslissing, aldus dit blad, hebben zich al aanstonds scherp afgeteekend, al laten zich de uiterste consequenties nog moeilijk overzien. Aan de rechtsche samenwerking is door dit verloop van zaken een, mis schien wel onherstelbare, slag toege bracht. De verklaring door Mgr. No- lens in de avondzitting van gisteren afgelegd, laat hieromtrent geen twij fel. En het ligt overigens voor de hand dat hoe gewichtig ook de belangen mogen geacht worden, bij een besten dig samengaan der rechtsche partijen betrokken aan zulk regeerings-ac- coord de feitelijke grondslag ontvalt, wanneer men het omtrent essentieels punten niet eens blijkt. Van de Katholieke fractie mag voors hands worden verwacht, dat zij in isolement haar kracht joeken zal-. Dat de breuk zich ar aanstonds tot In den boezem van het Kabinet heeft doorgezet is op te maken uit de ver klaring van den minister-president betreffende de ontslag-indiening door de vier Katholieke ministers. Een vol slagen ^abinets-crisis staat dus onge twijfeld voor de deur. Met het hopelooze vooruitzicht dat de "parlementaire wagen vaster in het moeras zit dan ooit. Want dat de „de mocratische" linkerzijde eenig effect zal hebben te verhopen van haar ma noeuvre, is van te voren uitgesloten. Noch naar links, noch ook naar rechts thans, glimt er meer een licht straaltje aan den politieken horizon: voor een parlementaire Regeering, in den vollen zin des woords, is de kans momenteel verkeken. Wat onheil toch kan blinde staats zucht brouwen!" De Residentiebode (R.K.) meent dat het voor de hand ligt, dat het al legaartje van links, nu maar eens toont, wat het kan. Alleen de Katholieke ministers na men tot nog toe, volgens de aankon diging van den heer Colijn, ontslag. Zullen de overigen ook heengaan? Zoo niet, "hoe moet het kabinet dan opge kalefaterd worden? Zal de heer Colijn voortregeeren met nog enkele Chr Hi^torischen en Anti-Revolutionairen in de regeering, om bij de eerste de beste gelegenheid weer om te vallen? In elk geval zijn thans weer ds. Ker sten en de heer Snoeck Henkemans aan bod. Dat zijn de twee, die de kruik kapot hebben geslagen, zij hebben dus -te staan voor de scherven." Het Handelsblad wijst er op, dat met deze beslissing en het daarna 'heengaan van de R.K. ministers, het werk van minister Colijn, bij de kabi- metsvorming verricht, in duigen ligt. Wij denken er niet aan, zegt dit or gaan, ons te begeven in profetieën. Eén feit verdient echter bijzondere aandacht. De coalitie is getroffen in haar Achilleshiel, op een tijdstip, toen de coalitie-politiek nog niet had uit geleefd. De vrucht, die van groote waarde zou zijn geweest, als zij rijp van den boom was gevallen, is geplukt op een tijdstip nu ze nog groen is. Dergelijk politiek ongeduld wreekt zich meestal en ook nu naar alle waar schijnlijkheid. De coalitie, die men van daag poogt dood te maken, door een voorstel als dat van den heer Kersten niet te beoordeelen naar eigen ver diensten, maar te meten met den maatstaf van mogelijke parlementaire consequenties, zou zeer wel nieuwe kracht kunnen putten uit de omstan digheid, dat men haar voortijdig dood pcogt te verklaren. Wij betwijfelen daarom, of voor een gezonde en normale ontwikkeling van ons politiek leven hetgeen heden ge beurd is wel toejuiching verdient. Ten aanzien van de tegenstemmers behoort onderscheid te worden ge maakt tusschen degenen, die regelma tig en principieel hun stem hebben uitgebracht tegen het gezantschap bij den paus en degenen, die uit politie ke berekening het amendement- Ker sten hebben gesteund. De verantwoor delijkheid dezer laatsten voor het ge beurde is uiteraard veel grooter dan van de eerste." Het Utrechtsch Dagb 1. (lib.) Wij betreuren het, zegt het blad, al lereerst, omdat partijen als de Vrij heidsbond, de S.D.A.P. en de Vrijzin nigdemocraten, voor wie het gezant schap bij den Paus een betrekkelijk onverschillige zaak is, hulp hebben verleend aan een gevaarlijk clericalis- me. Onzes inziens toch, is het gezant schap bij den Paus allerminst een ge tuigenis van blakend Katholicisme van het Nederlandsche volk, maar een diplomatieke instelling met een zuiver zakelijk karakter en een instelling van beteekenis omdat, zooals nog onlangs een liberaal journalist, die in Romein- sche kringen bizonder thuis is, in het Algemeen Handelsblad schreef, aan het Vaticaan verschillende diploma tieke draden samenkomen, en bekend heid met wat in en om het Vaticaan- sche centrum geschiedt, de grootste waarde kan hebben voor onze inter nationale oriëntatie. Wij achten dus op zichzelf cie afschaffing van het ge zantschap een daad van onverstand en van laakbare onhoffelijkheid je gens de Autoriteit, bij wie een Neder- landsch gezant was geaccrediteerd. Maar bovendien achten wij het zeer bedenkelijk, dat alle niet-katholieke partijen in de Kamer, met uitzonde ring van de anti-revolutionairen, in 'n periode van zoo uitzonderlijke moei lijkheden bij de oplossing van het so ciale probleem, de godsdienstige* ver deeldheid hebben aangescherpt, en het land den ondienst hebben bewezen van een ontijdige Kabinetscrisis. Het kabinet-Colijn was, bij de ver deeldheid der linkerzijde, de eenige parlementaire mogelijkheid. Het was nog buiten de gelegenheid om zijn da den te toonen, maar velen hadden er goede verwachtingen van. Thans gaat men het onverhoeds omver halen om redenen buiten zijn eigenlijk beleid, thans gaat men de Katholieken, een belangrijke volksgroep, wier medewer king aan de oplossing der groote na tionale problemen dringend noodzake lijk is, moedwillig vervreemden. Ter wijl er o.i. tegen het door een liberale Regeering ingesteld en onder Protes- tantsche bewindslieden voortgezet ge zantschap bij den Paus geenerlei prin- cipieele Protestantsche bedenking kan bestaan. Dat ook de minister van buitenland- sche zaken niet is afgetreden, noemt het blad het toppunt van onbegrijpe lijkheid; het gelooft niet aan de mo gelijkheid van een compromis met de katholieke bewindslieden, noch dat de anti rev. premier met anti-rev., christ. hist, en Vrijheidsbonders tot een be vredigend bewind kan komen. Het ziet slechts dat een tweede machtige partij van onverzoenlijken, naast de sociaal-democraten, is geschapen en spreekt daar zijn liberale teleurstel ling over uit." De „Nieuwe R o 11. C rit." wij9t er op, dat een heel ingewikkelde en heel bijzondere politieke toestand is ontstaan. „Uit de verkfariilg van den heer Co lijn kan worden afgeleid, dat geen van de protestantsche ministères, ook de minister van buitenlandsche zaV ken niet, in het gevallen votum re den zouden hebben gevonden, hun ont slagaanvrage in te dienen. Dat is ook begrijpelijk. De beslissing trof geen punt van het regeeringsprogram, noch eenig regeering3beginsel. Een eigenlijk gezegd conflict tusschen de Kamer en de regeering, datgene, wat in normale omstandigheden tot een kabinetscrisis leidt, is er dan ook niet. Dit blijkt ook wel hieruit, dat het kabinet feitelijk ten val wordt gebracht door een partij, die het kabinet bij de stemming, die tot de ontslagaanvrage geleid beeft, heeft gesteund. Zij zegt de samenwer king op, niet omdat zij het kabinet niet langer vertrouwt integendeel, met het kabinet en zijn beleid was zü wonderwel ingenomen zelfs niet om dat de regeering ten aanzien van een ondergeschikt punt iets verlangde, dat zij niet wilde want, de regeering wilde hetzelfde als de katholieke par tij doch bloot.. ..omdat zij tegen een van de coalitiegenooten korzelig is geworden. De heer Nolens heeft Dinsdagavond ongevraagd voor den leider van het ministerie het woord genomen, en zich de vraag gesteld, of het ministerie nog wel voldoende op de Christelijk-Historischen kon bou wen. Toen hij tot de conclusie kwam. dat dit niet het geval was, heeft hij niet verder afgewacht, hoe de regee ring er zelve over dacht, maar haar metterdaad een antwoord afgedwon gen, dat uit de verklaring van den heer Colijn zelf nog niet eens af te leiden viel." „In deze cr-isis, zoo besluit het blad. is echter van eenige politieke gedach te geen spraak. Het heele conflict is geboren uit een nuk, die op geen en kel staatkundig beginsel berust. Nu een wensch van de katholieken niet wordt vervuld, toonen zij een nijdigen kop Het is op het oogenblik nog te vroeg, om zich over de mogelijke oplossing van deze crisis een klaar denkbeeld te kunnen vormen. Wij althans staan tegenover de gebeurtenissen, waarin het kabinet zijns ondanks werd be trokken, nog te vreemd, om er eene gemotiveerde meening over ten beste te kunnen geven. Dit slechts lijkt ons duidelijk, dat men het wijste zal doen. bij de oplossing den boozen pruiler maar in zijn hoek te laten staan." Het Vaderland (lib.) merkt o. m. het volgende op: Dat een sociaal-democratisch-Katho- liek-vrijzinnig ministerie uit deze cri sis zou kunnen voortkomen, lijkt ons al heel onwaarschijnlijk; de Katholie ken kunnen toch moeilijk thans de hand toesteken aan hen, die hun zoo grooten slag toebrachten, om die te weigeren aan de antirevolutionairen, die hen in deze zoo trouw hielpen. De eenige uitweg lijkt ons eén nationaal Kabinet uit Rechts en Links samen gesteld, dat tot taak blijft houden de saneering van onzen financieelen toe stand." Na dan een beschouwing te hebben gegeven over de coalitie vervolgt het blad: „Dat het moordende gezwel in de Coalitie steeds grooter afmetingen aan nam, het was bekend, en men heeft nu niet meer zich af te vragen of zij, die er toe mee hielpen, om dat duidelijk te maken voor een ieder, daarvoor het juiste oogenblik hebben gekozen. De zaak is gebeurd en daarmee uit. En in alle gevallen is, zelfs al weet men weer in de Coalitie een nieuw middel te vinden, om de macht niet uit han den te geven, dit gewonnen, dat het weer een stap nader is, om dit ver bond der onwaarachtigheid tot het verleden te doen behooren." Aan een beschouwing in de Tijd (R.K.) is het volgende ontleend: „Nu de Christelijk Historischen er de voorkeur aan gaven, meer aan de verlangens van de anti-papistische ele menten onder ons kiezersvolk, dan naar de hooge belangen van het va derland te handelen, staan wij vermoe delijk aan een keerpunt van de poli tiek, in wier voorzichtig beleid en sa menwerking met hoeveel opofferin gen onzerzijds! de belangen van volk en vaderland beide zoovele jaren veilig zijn geweest. Of een Kameront binding met een raadpleging van de kiezers wellicht een nieuwe orientee ring zal brengen? Dat wij in dit geval het oordeel des lands niet zouden vreezen, behoeft geen betoog. De belangrijke beslissing, die heden gevallen is, zal aan anderen de rech te houding moeilijker maken dan aan ons. Welke oplossing zij ook vinden voor de moeilijkheid, waarin zij na het debuut van het Kabinet-Colijn, waar terecht groote dingen van werden ver wacht, het land buiten onze schuld hebben gebracht, onze nationale R. K. Staatspartij, die recht en vrijheid vor dert voor alle Nederlandsche belan gen ook voor het nationale belang, dat, gelijk de Minister van Buitenland sche Zaken weer duidelijk uiteenzette, met het gezantschap bij den H. Stoel is gemoeid, kan op haar toekomst ge rust zijn! KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK. Zestal: Te Joure c.a.: H. Guittart te Oosterhaule, B. C. J. W. Hoek te Vuren en Dalem, O. S. Jellema te St. Anna-Paroehie, Ti. Jonker te Bieze- linge, Th. M. v. Lorati te De Lier en L. Moolhuizen te Minnertsga. Beroepen: Te Vreeswijk, S. C. van Wijngaarden te Linschoten. Te Waarder H. J. van Sehuppen te Groot-Ammers. GEREF. KERKEN. Beroepen: Te Abcoude (Baam- ibriigge), J. A. Schep te Dronrjjp. DOOPSGEZINDE GEMEENTE. Tweetal: Te Leeuwarden, J. D. Dozy te West-Terschelling en P. Vis te Drachten. Bevastlglag, Intrede, Aischeid. Cand. J. W. v. Ree hoopt Donder dagavond 19 November intrede te doen bij de Chr. Geref. Gem. te Schiedam, na Dinsdagavond 177 November beves tigd te zijn door Ds. P. de Groot te Rotterdam. Ds. Th. Hoen, predikant der Ned. Herv. Gem. te Ommeren (Betuwe) nam Zondag j.l. afscheid van zijn ge meente, wegens vertrek naar Ee (Fr.) Tot afscheidstekst was gekozen Jes. 40 vers 8. Van de ringcollega's waren aanwe zig de consulent Ds. Brinkhorst van Ingen, Ds. Foeken van Maurik en Ds. Raams van Rijswijk. De consulent sprak den heengaanden collega op hartelijke wijze toe. Ds. T. J, v. Oostrom1 So ede die opnieuw naar Ned.-Indië vertrekt, zal op 20 December a.s. afscheid nemen van de Ned. Herv. Gemeenta te IJmui- den. Ambtsjubileum. Ds. G. H. Toebes, em. pred. der Geref. Kerk van St. Laurens, wonende te Middelburg, hoopt 15 November a.s. den dag te herdenken, waarop hij voor 40 jaar bevestigd werd te Haamstede. Op 6 September 1S9Ó deed hij zijn intrede te St. Laurens, welke Gemeente hij diende tot 1920. Op 1 September van genoemd jaar (ontving hij eervol emeritaat. Beroepbaar. Tot de Evangeliebedienin'g in de Ned. Herv. Kerk zijn toegelaten.de candi- daten E. R. Damsté te Apeldoorn en W. A. Plug te Ankeveen, beiden aan de Rijksuniversiteit te Utrecht. Ds. J. A. de Vries. Bij den Kerkeraad der Geref. Kerk van Zaandam is ingekomen een ver- coek van Ds. J. A. de Vries, om, we gens voortdurende ongesteldheid, eer vol emeritaat te mogen ontvangen met ingang van 1 Januari a.s. Ds. de Vries denkt te Zaandam te hlnven wonen. Wegens den toestand zijner gezond heid kan er van een afscheidsprediking geen sprake zijn. Ds. J. Gispen Naar de „Standaard'' verneemt, is aan Ds. J. Gispen, Geref, predikant te Groningen, gedurende een geruimen tijd ontheffing van zijn arbeid verleend, zulks in verband met het feit, dat. hij zich overwerkt heeft en op medisch advies rust moet nemen. Ds. A. van der Heijden, Ds. A. van der Heijden, docent aan de Theol. school van de Chr. Geref. Kerk te Apeldoorn, is benoemd tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau. STATEN-GENERAAL. TWEEDE KAMER. Hei gezantschap bij den Paus. Nadat Dinsdagavond laat de alge- raeene beschouwingen van de begroo ting van binnenlandsche Zaken waren beëindigd kwamen de artikelen aan de orde. Bij de behandeling van art. 3 licht de de heer KERSTEN (Stk. Ger. Partij) het amendement toe om het gezant schap bij den Paus op te heffen. In dit gezantschap ziet hij de erkenning van de geestelijke macht des Pausen en die strijdt met de Ger. Belijdenis. De heer NOLENS acht het niet gewenscht, dat dit punt ieder jéar aan de orde komt. Alle motieven, voor dit gezantschap zijn onverzwakt ge bleven en de opheffing zou uiterst grievend zijn voor de katholieken. Bij aanneming van dit amendement zou spr. moeten overwegen, of aan de begrooting wel de steun kan worden verleend, en zelfs of het wel mogelijk is, steun te verleenen aan dit kabiüet, samengesteld uit de groepen, die bun steun aan dit amendement geven. De heer LINGBEEK (Herv. Geref. St.Partij) ziet niet in, waarom aan het hoofd der R. K. kerk een voorkeur moet worden gegeven. Waarom wordt zij bevoorrecht boven de Grieksch Katholieke kerk?, boven de Synode der Hervormde of Gereform. Kerk? Als de Paus als wereldlijke macht ge zanten ontvangt, heeft spr. ook ern stige bezwaren. Hij wil diens Stoel niet erkennen, en acht erkenning een kren king der historie. De heer SNOECK HENKEMANS (Chr. Hist.) herinnert aan vroegere discussies. Aan een tijdelijk gezant schap gaf spr. zijn stem maar niet aan een blijvend. Afschaffing zou een grief zijn voor de Katholieken, zegt de heer Nolens. Spr. wijst op dat de handha ving van dit gezantschap in 1929 grie- vend was voor sprekers fractie, maar die fractie onthield haar stem niez aan de begrooting. Spr. heeft de overtuiging, dat de huidige partijverhouding de bestff is, maar dat neemt niet weg, dat daarbij spr. zijn vrijheid wil behouden. De ver antwoordelijkheid valt dus op dengene, die het conflict uitlokt. De heer VLIEGEN (S.D.A.P.) acht de kwestie van niet groote beteekennis. Is er nut bij dit gezantschap? Hij meent van niet. Er is nooit iets zake'ijks me degedeeld over bet nut hiervan Hij zal dus vcor het amendement stemmen. De MINISTER zegt, dat er geen no vum is, dat afschaffing rechtvaardigt. Syr. beeft herhaaldelijk de gr m.cif.n voor handhaving aangegeven. Het nut is in twijfel getrokken. Is dan beweren vraagt spcdat e«'n einde is gekomen aan het vredesstre- ven van den Pauselijken Stoel? Spr. acht het verkeerd, thans een schakel weg te nemen uit het internationaal verkeer. Het nut bewijzen met stukken kan spr. niet, maar ieder kan begrij- FEUILLETON. Hef geheim van Colde Feil. 91) „Ik heb die niet gedaan!" riep zij uit. >,0, Leo, geloof mij toch, ik heb die biet begaan. Is er dan geen recht, geen genade, geen erbarmen? Waarom wil je mij niet gelooven op mijn woord? Denk toch eens aan, wat ik heb te lijden en ik ben onschuldig. Houd die eene gedachte vast Leo, dat ik on schuldig ben. Wat beb ik toch gedaan snikte zij, „dat zulk een vreeselijk lot mij moet treffen? Waarom wordt mijn leven verwoest door een misdaad, die ik niet beging? Leo, geloof me toch! Haar laatste woorden waren niet meer dan een benauwde wanhoops kreet. „Ik kan niet" antwoordde hij. „Het leidt tot niets. Je 'doet mij en jezelf maar verdriet aan alles is. uit tU3- schen ons. Ik trouwde met Alice Kent, die ik hield voor een eenvoudig, edel meisje, ik zou nooit getrouwd zijn met Hester Blair." „Je kunt het niet meenen, Leo! Het zou te wreed zijn. O lieveling, dat kun je toch .niet doen? Vraag jezelf af, waarom ik zoo vreeselijk moet lijden. •Wat heb ik toch gedaan, dat zulk een vloek op mijn leven rust. Je moest medelijden met mij hebben en mij hel pen en steunen." „Ik heb ook medelijden met je" zei hij. „Ik zal niet spreken over mijn ei gen smart die is nog zelfs grooter dan de jouwe. Ik beklaag je Je hebt lange jaren voor je, waarin je berouw kunt hebben en vergeving kunt zoe ken." „Je gelooft dus nog altijd, dat ik het heb gedaan?" vroeg zij, beteekent dan mijn woord niets voor je?" „Ik geloof, dat jij bet hebt gedaan! Je was nog een jong misschien slecht opgevoed meisje, Hester. Je stond tegen je lot op. Je man heeft je stervende beschuldigd!" Zij wendde zich bitter weenende van hem af. „Het helpt niets" zei hij, „om er nog meer van te zeggen. Het zal je aan niets ontbreken, wat geld je kan ge ven, maar mijn liefde, mijn vertrou wen heb je voor altijd verbeurd. Zij wierp zich op de knieën voor hem en strekte smeekend haar han den naar'hem uit. „Hoor mij aan!" riep zij uit. „O hoor mij aan, Leo, voor je mij weg zendt! Laat mij je de geschiedenis van mijn leven vertellen!" Onder bittere tranen en hartver scheurend snikken vertelde zij haar levensgeschiedenis van af den tijd, dat zij als de kleine Hester Carol had rond gezworven over de heuvelen tot aan het uur waarin zij den harden strijd met haar geweten had gevoerd, vóór zij met hem trouwde. Toen keek zij hem met betraande oogen aan. „En nu" zei zij „nu" „Ik heb mijn oordeel niet veran derd" zei hij. „Het is een treurige ge schiedenis, een droevige geschiedenis, maar dat neemt niet weg, dat ik je voor schuldig houd. Ik heb mijn over tuiging gegrond op bet verloop van het proces, dat ik heb gelezen, wei nig vermoedende, hoe dit eenmaal een rol zou spelen in mijn eigen leven. Als je eenige verklaring kon geven, als je mij kon aantoonen, hoe het mo gelijk was, dat iemand behalve jij de misdaad kon hebben gedaan, dan zou het iets anders zijn. „O Leo, Leo, ik ben onschuldig!" riep zij wanhopig uit, „geloof mij! M'n wanhoopskreten zullen je heel je le ven in de ooren klinken. Je zendt mij van je weg en ik heb geen kwaad ge daan!" Zij kwam naderbij, maar hij week achteruit. „Laat mij je nog eenmaal kussc:: zei zij, laat mii ie vaarwel mcgc zeggen." „Neen" antwoordde hij langzaam, „ik zal je gelaat nooit meer kussen. Hester nooit meer. Ik bid God je te bewaren en te geleiden en je de genade te geven om berouw te heb ben." Je bent wreed!" riep zij uit „je bent bitter wreed!" „Je bent nog veel wreeder voor mij geweest!" zei hij. „Als je tot mij zou kunnen komen met de bewijzen van je ons.chuld in je handen, dan zou ik je kunnen vergeven. Ik kan veel ver geven, maar dat niet niet die opzet telijke, afschuwelijke moord. Ik ver laat je nu en beveel je aan in de hoe de van God. Vaarwel mijn verloren vrouw, vaarwel voor altijd." Zij hief met een stom gebaar als een laatste smeekbede haar armen omhoog. Zij wilde hem volgen naar de deur, maar plotseling begaven zich haar krachten en toen Lord Arden zich voor het laatst omkeerde om nog één blik te werpen op de vrouw, die hij had liefgehad met al de kracht van zijn edel gemoed, lag zij daar machte loos terneergezonken op den grond. HOOFDSTUK L. Est gezang „Miiercre." 1) Lz laatste tonen stierven langzaam zii zweefden nog zacht en droe vig door de hooge gewelven van de kerk. Nu was het licht der kaarsen uitgedoofd en.de laatste echo van het - „Miserere" versmolten. Eén voor één i verlieten de zwart gekleede zusters haar plaatsen in het koor. Slechts één bleef achter een zuster met een vriendelijk, rustig gelaat, die haar oogen gevestigd hield op het witte marmeren kruis vóór haar. Op het gelaat van deze zuster lag een uitdrukking van diepen ernst en grenzeloozen weemoed. Wie er naar keek, wist, dat daarachter verborgen1 was een levensgeschiedenis, die sprak van smait en leed. Toch droeg dat gelaat het stempel van zielerust, die na harden, bitteren strijd was verwor ven. Het grootste kenmerk ervan was de verheven vrede en ongestoorde kalmte, waarvan het tolk was. De heldere blauwe oogen waren ge richt op het marmeren kruis. Een vrouw zat dicht in haar nabijheid, half verborgen in het schemerduister van de kerk de gebeden voor de kin deren op te zeggen. En tot de zwijgen de, donkere gestalte drongen deze woorden door: „Vergeef mij de zonden mijner jeu7> o HeerI" 1) Erbarming Heer. iW&rdt pervoip"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1925 | | pagina 5