NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN ZATERDAG HA OCTOBER 1923
Op 't Schip van Staat.
Rechten der Volksvertegenwoordiging.
Om als pleitbezorgers des volks bij
de regeering te kunnen optreden, kun
nen de Kamers behalve door het plei
ten harer leden ook van de reeds ge
noemde rechten gebruik maken, welke
hun bij de Grondwet worden toege
kend. We vinden ze nader omschreven
in de Reglementen van Orde voor de
Volksvertegenwoordiging. Deze regle
menten zijn wetten op zichzelf, als
men het aantal artikelen en de indee
ling ,in hoófdstukken nagaat. We heb
ben er drie. Voor elke Kamer één en
dan nog één voor de .Vereenigde zit
tingen der Kamers, zooals die o.m. bij
de opening van het Parlement op den
bekenden September-Dinsdag worden
gehouden.
't Is ons nu vooral om die bijzon
dere rechten te doen. We noemden ze
een vorigen keer reeds en zullen nu
in 't kort iets van elk zeggen. En om
dat de toepassing dier bevoegdheden
vooral uitkomt bij de behandeling van,
wetsontwerpen, beginnen we met een
recht, waarvan wel niet zoo heel veel
gebruik wordt gemaakt, maar dat toch
voor de behandeling van een wet als
een der eerste kan genoemd worden,
n.l. het recht van initiatief. -
In den regel wordt een wetsontwerp
in naam der Koningin door den be
trokken .minister ingediend, zooals dat
is omschreven in art. 110 Grw.: „De
Koning zendt zijn voorstellen, h'etzij
andere aan de Tweede Kamer bij
schriftelijke boodschap of door een
Commissie." Maar door bovenge
noemd recht van initiatief kunnen
volgens art. 116 Grw. ook de Staten-
Generaal voorstellen van wet aan den
Koning doen. De laatste jaren is het
nogal eens voorgekomen, dat van dit
recht gebruik werd gemaakt, o.a. door
het indienen van het bekende ontwerp
voor Plaatselijke Keuze, waarvan het
toenmalig Kamerlid Rutgers de ver
dediging was opgedragen. Zoo heet het
dan, want art. 117 zegt, dat de voor
dracht van zulk een wetsvoorstel uit
sluitend aan de Kamer toekomt.
Maakt dus een lid van dit recht ge
bruik dan kan hij niet persoonlijk dit
voorstel aan den Koning doen, maai*
de Kamers houden er eigenlijk eerst
een bespreking over en bieden na de
ze behandeling het voorstel al of niet
gewijzigd den Koning aan. 't Blijft ech
ter in zooverre een wetsvoorstel van
een Kamerlid, dat de voorsteller, wat
heel natuurlijk is, zijn eigen voorstel
in het Parlement verdedigt En dan in
beide Kamers, 't Betreft echter meest
kleinere wetten, daar de samenstel
ling van een grootere al heel wat wéVk
zelfs voor verscheidene ambtenaren
oplevert
Een wetsontwerp, dat van zeer veel
beteekenis is geworden, is de initiatief-
wet-Van,. Houten van 1874 tot 't tegen
gaan van overmatigen arbeid en het
verwaarloozen van kinderen.
Zulk een initiatief-ontwerp wordt
door de goedkeuring des Konings even
als alle wetten van kracht. Niet al
tijd echter verkreeg het die goedkeu
ring. Het on tw erp-Marchant in 1917
tot verhooging der onderwijzerssala
rissen kreeg de Koninklijke Sanctie
niet. Dat was van belang voor de on
derwijzers, maar ook bleek hier met
een, dat nog niet de wil der Kamers
wet was. Onze vroegere wethouder,
thans Prof. v. d. Pot te Groningen ves
tigde bij zijn intreerede te Groningen
daarop zeer bijzonder de aandacht.
Het recht van intiatief strekt zich
niet uit iot onwerpen, die speciaal vol
gens de Grw. van den Koning dienen
uit te gaan, .zooals b.v. de begrotings
wetten, die volgens art. 124 „vanwege
den Koning jaarlijks, aan de Tweede
Kamer worden aangeboden."
Nauw verwant aan bovengenoemd
recht is, het recht van amendement.
Bijna zou men het initiatief voor klei
nere wetten kunnen noemen, waar er
gebruik van gemaakt wordt om nieu
we artikelen in wetsvoorstellen inge
voegd te krijgen. Maar zelfs de gedach
te aan een initiatiefrecht-in-het-klein
moeten we laten varen, als we bij Prof.
Buys lezen, dat de verkrijging van dit
recht door de heeren, die de herzie
ning van 1848 voorbereidden, reeds vol
doende motief voor een grondwetsher
ziening werd geacht.
Men voelt van welk belang men dus dit
recht rekende, als men nagaat dat
grondwetsherziening in die dagen nog
heel wat meer voeten in de aarde had
dan thans, 't Belang valt dan ook niet
te ontkennen, al kunnen we het niet^
zoo hoog aanslaan als Prof. Buys dat
deed. Goed revolutionair denkend, zag
deze beschrijver onzer grondwet nu
het overwicht in de wetgeving in han
den der volksvertegenwoordiging ge
legd. De volksvertegenwoordiging zou
er dus regeermacht mee worden. En
Buys schreef: De Tweede Kamer be
paalt nu de redactie der wetten. Zij
is het ook, wie d ©hoofd rol bij dan
wetgevenden arbeid toekomt. Voor con
trole is nu een recht van mederegee-
ren in de plaats gesteld; de opzichter
werd bouwmeester."
De professor heeft echter, zooals ge
zegd, wat hoog gemikt en al kunnen
voorgestelde wijzigingen of amende-
RECLAME
menten soms malle gevallen in de wet
geving te voorschijn roepen, zooals on
langs nog bij het ontwerp tot afschaf
fing v. d. stemplicht, toch is er in de
woorden van Buys overdrijving.
De gevaren aan de vetteening van
dit recht verbonden werden echter wel
ingezien en daarom werd de uitoefe
ning er van aan bepaalde voorwaarden
gebonden. Een kamerlid, dat er ge
bruik van maken wil, moet zorgen,
dat zijn wijzigingsvoorstel door min
stens 5 leden der Kamer mede-onder
teekend is, wat op zichzelf als een be
langrijke belemmering kan zijn voor
een al te royaal gebruik van dit recht.
Dan moet het amendement niet iets
voorstellen, wat eigenlijk niet betrek
king heeft op het aanhangige artikel.
Ten slotte kan een amendement
wel niet-ontoelaatbaar zijn, omdat het
wél betrekking heeft op dezelfde rege
ling als het regeeringsvoorstel, maar
het zou toch aansturen op een doel,
dat buiten de grenzen van het voorge
stelde ontwerp zou vallen.
Van deze laatste komen nog al eens
voor, maar de betrokken minister laat
dan in den regel zijn „onaannemelijk"
hooren.
'Wordt nu een amendement tegen
den zin der. regeering toch aangeno
men door de 2e Kamer, dan kan blij
ken, dat Buys overdreef, toen hij het
leeuwendeel der regeermacht reeds in
handen ^an het Parleipent zag, want
dan kan de betrokken minister den
Koning nog voorstellen het aldus gea
mendeerde voorstel in te trekken.
Dit recht behoort uitsluitend aan de
Tweede Kamer of aan de Vereenigde
zittipg. De le Kamer, zoolang zij nog
zelfstandig bestaat, kan het niet heb
ben, omdat wijzigingen, welke deze
Kamer zoy, aanbrengen wel heel moei
lijk altijd in overeenstemming met de
meening der 2e Kamer zouden zijn te
brengen.
ONDER DAT REGIME LEEFDEN
WIJ TOEN.
Ds. J. J. Knap vertelt in „Oude Pa
den" van een der voortrekkers van
het Christelijk onderwijs, den heer W.
G. Aldershoff te Groningen.
Van de piek af heeft hij gediend.
Op dertienjarigen leeftijd kwam hij
als kweekeling op de Christel, school
aan het Guyotplein te Groningen. Niet
mèt, maar tegen zijn zin 't Is te be
grijpen! Een jongen van 13 jaar, die
over 40 leerlingen gesteld wordt,
neen, zoo iets hoort thuis in den ou
den tijd, men wrijft zich de oogeneens
uit, als men zulke paedagigische enor
miteiten leest.
Men leerde toentertijd practisch
schoolhouden.
Maar het hulponderwijzers-examen
moest gedaan worden.
Aldershoff was er, naar het oordeel
van zijn onderwijzers, klaar voor, hee-
lemaal klaar. Maar 't scheen een afge
sneden zaak de acte in Groningen te
halen. Éénmaal afgewezen te worden,
dit kan den beste overkomen, a|
was het vreemd, dat de examinator
een onderzoek instelde, of de kweeke-
lingen bij 't openbare, dan wel bij het
Christelijk onderwijs zouden gaan. Het
jongemensch, dat tot Alderhoffs ver
bazing verklaarde de openbare school
te zullen dienen, kwam er door en Al
dershoff ging ledig naar huis. De
tweede maal van hetzelfde laken, met
de noodige wijziging, een pak. Zulks
tot verbazing van zijn hoofdonderwij
zer, "die inzage van het examenwerk
verzochtgeweigerd. De derdemaal
eveneens tot verbazing van een open
baar hoofdonderwijzer, die hem les
gegeven hadgeweigerd, met een
uitbrander aan diens eigen adras er
bij, dat hij het als openbaar onderwij
zer bestaan had les te- geven aan ie
mand. die voor de Christelijke school
bestemd was, dit was ja een dood
zonde.
Driemaal met eere afgewezen!
Meer zullen wij er maar niet van
zeggen.
Op den Klokkehberg, waarlïeen nu
verhuisd werd, liep alles vlot. Het
duurde slechts een oogenblik, om zoo
te zeggen, en op 18-jarigen leeftijd
slaagde Aldershoff in Arnhem en
stond reeds op 1 November 1875 als
onderwijzer in de Christelijke school
van den heer Albracht te Groningen,
zij lag in de Barestraat. Reeds in den
loop der eerste maand kwam de school
opziener op bezoek. Toen hij den jon
gen onderwijzer voor de klasse zag
staan, kwam het er driftig uit, dat
Aldershoff niet meer in de klasse
mocht werken. Jawel, was het rustige
antwoord, ik ben hier onderwijzer. Dat
kan niet, klonk het terug, want je hebt
van 't najaar geen examen gedaan.
Jawel, in Arnhem.
En toen met 'n zwaren vloek uit dien
hoogen mond: „Hadden wij dat ge
weten!"
Onder dat regime leefden wij toen.
GEMENGD^NfEUwir
Vlieg ongelukje en. .Te Ma.
rignac bij Bordeaux is een vliegtuig
omlaag gestort. De bestuurder is ga
dood, de mecanicien brak zijln rug-
Igegraat.
Nabij Marseille is eveneens 'n vlieg)
machine gevallen. Iwee personen wer
den gedood, een derde werd gewond.
Een vierde persoon is verdwenen].
Een zesling. Uit Malaga)
wordt aan de Maarileensche bladen
gemeld: Een vrouw uit het dorp Mar
bella heeft een zesling ter wereld ge
bracht, drie jongens en drie meisjes'.
De toestand van-de moeder is ern
stig.
Ge v a a r 1 ij k h ee r s c h a p. Tei
Ter Apel (Gr./ is een zwaar gewapend
zigeuner gearresteerd, die sedert twee
jaren gezocht werd wegens moord,
gepleegd in Duitschland.
Doodgereden. De iVJaardin;?
sche bus heeft weer een slachtoffer
Igemaakt. Op den Schiedamsche weg
is de 41.jarige mej. A. W. Hl, die
eerst deze straat wilde oversteken^
maar zich midden op den rijweg weer
bedacht en terug wilde koeren, gegre
pen en enkele meters over den weg
gesleurd.
Hevig bloedende is de vrouw op
genomen en naar het Ziekenhuis ver.
voerd en aldaar kort na aankomst
overleden.
Ons Babbelhoekje.
Beste jongens en meisjes,
Veel briefjes heb ik niet ontvangen,
misschien ook omdat de raadsels niet
al te gemakkelijk waren. Ditmaal aal 't
wel beter gaan, denk ik.
Over een paar weken hoop ik weer,
een prijsraadsel te geven, maar dan
moet eerst de deelname weer wat gróo-
teï aqn.
_K<rait jongens ©n meisjes, allemaal
aantreden nu. -"li
„Moeders meisje''. .Noordwijk. Nog
wel gefeliciteerd hoor, met Moeders
verjaardag, 'tls wel wat laat, maar
je 'weet wel, beter laat dan niet.
„Heidebloempje", Leiden. Nee, ik ge
loof niet dat we het eerder hebben
gehad. En hoe gaat het nu met je
grootmoeder? Ik dacht niet, dat ze nog
zulke reizen kon maken.
„Wilgenroosje", Leiden. Die vragen
waren er ook meer voor de aardigheid
bijgedaan. Ja, dat wel, maar aan den
buitenkant.
„Waterlelie", Lisse. Dat was een heel
mooi rapport. Geen wonder ook als
je een 9 hebt voor vlijt. Hartelijk ge
feliciteerd hoor, met Grootmoeders ver
jaardag.
„Viooltje", Leiden. Ja hoor, ik heb
'het ook gezien. Geen wonder dat je
het een beetje angstig vond. Leuk, dat
jullie zoo samen speelt.
„Tommy", Leiderdorp. WonSn er
soms kennissen in het oude huis? Wel
aardig, die bekende plekjes zoo nog
eens te zien.
„Blondine", Koudekerk. Ja, we zijn
verhuisd en toen is de zwarte Jan met
een geplaatst. En 't was met dat natte
weer wat gezellig.
„Eosehviooltje Lisse. Dat was wel
het tegendeel van een prettigen dag.
En ben je nu weer heelemaal opge
knapt? Toch is 'tgoed maar voorzichtig
te zjjn.
iDe oplossing der raadsels is:
in de kleinste potles De
m©n de bests zalf. Ondeiideielenzalf,
warmte, Jet. eieren, deksel, bloempot
ten, bast, pinda's.
2. De kip is een kouwelijk dier,
want ze heeft altijd kippevel. Een her
tel e 1 ij n, die altijd met deftig bont
prijkt, is een deftig dier. Het schaap
to een lui dier, want 't blijft dag en
nacht onder de wol. Het k 0 n jj n is
een lekkerbek, want het trekt overal
rijn neus voor op. De mol is een muzi
kaal dier, want de 'mol speelt in vela
tnuziekpartjjen ©en groot© rol. De Spin
is een Beklagenswaardig dier, daar zijn
leven vaak aan een .zijden draadje
hangt. De ooievaar s, echte stelt-
loopers, kunnen onder de kunstemakers
gerekend worden.
Hier volgt een nieuw raadsel:
23. 28. 12. 14. 28. 39 een bekend
prediker.
21. 8. 37. 11 ,21. 29 een schuilnaam.
35. 45. 27. 19. 41. 31 verkocht ook
43. 4. 24. 11 zijn aflaatbrieven.
1. 15. 6. 31. 20. 9. 25. 46 de ge
boorteplaats van een bekend man.
Een 9. 32. 11. 33. 13. 7, is een
kasteel.
Het 30. 5. 16. 14. 45. 26 werd als
zeer verdienstelijk beschouwd.
Een 3. 17. 36. 15. 12. 19 is een
nieuweling in een klooster.
10. 22. 44 kunt ge gemakkelijk in
vullen.
Vele groeten,
OOM FELIX.
TOCH EEN PRETTIGE VACANTIE.
door Francina.
3.
HOOFDSTUK Hl.
De kleine zieke.
De maaltijd bij de familie van Dalen
was geëindigd en Herman's vader maak
te zich gereed om weer naar de far
briek te gaan. 't Was een roede be
trekking, die mijnheer van Dale daar
bekleedde, beter als zijn vroegere. Her
mail's ouders mnaktan dan ook van
de betere omstandigheden, waarin God
hen geplaatst had een dankbaar ge
bruik. Niet alleen voor zichzelf, maar
ook hielpen zij, waar zij konden, an
deren.
Op zekeren keer was vade- van de
fabriek thuis gekomen en had gezegd:
„Moeder, je, moest vanmiddag eens
naar juffrouw van Buren jgaan".
„Wie ie dat?had moeder gevraagd.
„Wel", was het antwoord, „dat is
de vrouw van een knecht, die bij ons
op de fabriek is. Ik Bpreek wel eens
met hem, en hij heeft mij verteld, dat
zijn zoontje Jan, een jongen ongeveer
zoo oud als Herman, al zoo lang ziek
is. Ga jij er nu eens heen en neem eens
wat voor ze mee, ik geloof, dat dit
daar erg welkom zal zijn".
Moeder had aan vaders verzoek vol
daan, maar had het bij dat eene be
zoek niet laten blijven. En ook heden
middag was zij van plan er heen ta
gaan en ditmaal Herman eens mee te
nemen.
Toen vader weg was en moeder alles
van den maaltijd had opgeruimd, maak
te zij zich gereed om iuit te gaan. Her
man zag dat zijn moeder eieren, vleesch
en fruit iu een mandje pakte. Hij had
zjjn vader wel eans over de familie van
Buren hooren spreken en dus begreep,
hjj het al.
„Moeder", vroeg hij, „gaat u naar
Jan van Buren?"
„Ja Herman", antwoordde moeder,
dan kun jij gelijk eens kennis met he<m
maken".
Herman vond het eigenlijk niets pret
tig. Veel liever was hjj thuis g
om zijn brief te schrijven, maar bi)
ondervinding wist hij, dat tegenprutte
len hem niet zou baten. Wat moeder
zei, dat moest gebeuren.
Weldra waren zij beiden op straat
t Herman droeg het mandje. Zij ver
poten de buurt waar Herman woonde
en waren spoedig in een heel ander
stadsgedeelte.
Aan d© huizen zag men reeds, dat
hier veel, minder welvarende menschen
woonden, dan in hun buurt. Sommige
zagen er zelfs bouwvallig en armoedig
uit. Voor een groot, verwaarloosd uit
ziend (huis .bleven zij staan.
„Is het hier?" vroeg Herman.
„Ja", antwoordde zijn moeder, „en
toch zijn we er nog niet. Nu moeten wij
nog dine hooge trappen opklimmen".
Bellen behoefde men niet. In zoo'n
groot huis, waar wel zes gezinnen wo
nen, staat de deur altijd open.
Herman volgde zijn moeder de steile
trappen op. Langs de trappen en op da
portalen, overal was het slordig. Hier
en daar werd er een hoofd buiten een
kamerdeur gestoken om te zien of dia
bezoekers ook bij hen moesten zijn.
Eindelijk waren zij boven. In 't
schemerdonker van een- portaal zag
Herman hoe op de deur waar zijn moe
der aanklopte „Van Buren" stond.
Een (njette vrouw opende de deur.
Zij zag er bleek en vermoeid uit.
..Dag juffrouw van Buren", zei mé-
Vrouw van Dalen, „ik kom nog eens
naar Jan kijken. Hoe gaat het met
hem?"
„Och, 'tgaat nogal, mevrouw", was
het antwoord, „maar komt u binnen".
Door Herman gevolgd, trad mevrouw
van Dalen ©en kleine kamer binnen.
Als men pas binnen kwam, kon men
niets onderscheiden, zoo donker was
het in de kamer. Eerst langzamerhand
toen de oogen aan dat schemerlicht
gewend raakten, kon men iets rondom
zich zien. Toen begreep lierman ook
Waarom het hier zoo donker was, want
vlak tegen het raam van de kamer
stond een heel hooge muur van een
and-er huis, die hier al het licht tegen
hield.
De vrouw had voor Herman en zijn
moeder ieder een stoel neergezt. Zij
'zelf ging op den rand van het ledi
kant zitten, dat voor het venster stond.
Hoewel alles er keurig onderhouden
uitzag, merkte men toch terstond, dat
hier geen weelde heerschte.
In liet ledikant lag een teer, bleek
jongetje.
„Dag Janneman", zei mevrouw van
■Dalen, „hoe gaat het er vandaag mee?
Kijk", en terwijl zette ze het mandje
met versnaperingen op tafeL 'k heb'
ook wat voor ja meegebracht'
De oogen van den kleinen zieke schit
terden, toen znn moeder het mandje
voor hem uitpakt© en hü al die heer
lijkheden zag.
„0, dank u wel, mevrouw", zei hij,
Ik heb altijd zoo'n dorst en dan ziin
druiven zoo heerlijk".
„En dit is mjjn zoontje Herman",
ging mevrouw voort, ,,'k heb hean eens
meegebracht, dan kunnen jullie eens
kennis maken".
Verlegen gaven de beide jongens el
kaar een hand.
„Nu jongens, praten jullie maar wat'
met elkaar zei mevrouw van Dalen,
terwijl zij zich tot Jan's moeder wend
de en met haar een gesprok begon.
Eerst keken de beide jongens elkaar
eens eens even aan.
Toen vroeg Herman: „Ben je ecg
triek?"
„Ik weet het niet", antwoordde Jam
„maar het duurt zoo lang. Ik lig al wel
haast een half jaar op bed. Nu ben ik
den laatsten tjd wel wat beter, maar
de dokter zegt, dat ik hier niet goed
beter kan worden.
„Hier niet?" vroeg Herman. „Waa®
dan wel?"
„De Idiokter zegt, dat ik naar zee
Snoet", antwoordde Jan, ,,alB ik twee
maanden aan zee kon zijn, zou ik
heelemaal beter -zen".
„Maar waarom 'ga je dan niet?" vroeg
(Herman weer.
Er kwam een blos op het gelaat van
den kleinen zieken.
„Het kon niet", zei hij zachtjes. „Het
kost o zooveel geld, zegt moeder, en
dat kunnen wij niet betalen".
1 Peinzend keek Herman naar Jan. Hij
dacht er over, hoe droevig het toch
wel was, als men zoo lang als Jan van
Buren ziek moest zijn. En daarbij altjjdj
in zoo'n donkere kamer te moeten lifpj
fen. Zelf was Herman, toen hij nog
uiten woonde, ook al eens een kleiig
poosje ziek geweest, maar teen hij aan',
het opknappen ging, had vader hem
iederen morgen naar den tuin gedra
gen en op een ruststoel neergelegd. En
hfi kreeg alles wat hij noodig had. Maar
deze jongen? Als moeder die versnaper
ringen met had gebracht, zou hif za'
zeker niet gekregen hebben. En nijf;
had de dokter gezegd, dat hij naar
buiten moest, naar zee, eti zijn mod
der kon h!et niet betalen. Moe6t hij
dan maar hier blijven liggen en nooit
weer sterk worden?
Een felle blos kleurde plotseling,
Herman's gelaat. Hn had gedacht, maag
op hetzelfde oogenblik die gedachte
weer teruggedrongen: Als Jan eens bij'
tante Jo kon logeeren in nflli plants?
Mevrouw van Balen JiaJ haar gesprek
met Jan's' moeder geëindigd. De vrouw
had haar hetzelfde medegedeeld als Jan
aan Herman had verteld: De kleine
zieke ging wel wat vooruit, maar moest
tot volkomen herstel van gezondheid
een tyd naar zee en dat Iron zij on
mogelijk bekostigen.
Nu stond mevrouw pp cjn afscheid
te nemen.
„Ik hoop eens gauw terug te komen",
beloofde ze, „het beste met kleine Jan".
Tusschen de twee jongens was het ijs
ook gebroken. Het was precise of ze
elkander al veel langer kenden en het
niet de eerst© maal was dat zij elkander
zagen.
{W.ordi vervolgd}.