NTEUWETEJDSCWE COURANT VAN ZATERDAG 26 SEPTEMBER Ï9"25
TWEEDE BLAD.
En er werd stltle.
„Jezus opgestaan zijnde bestrafte den
„wind en de watergolven, en ze hielden
„op en er werd sttilte."
Lukas 324.
Jezus had een drukken dag achter
Zich. Hij wilde een oogenblik los
zijn van de schare. Wht zal Hij doen?,
inij zal overvaren naar de andere
zijde. De discipelen volgen* Jezus ini
het schip. Dat was geen mooi schip.
Dat was maar een visschersboot. Al
les in het Evangelie is altijd weer even
heerlijk. De eenvoudige Jezus, die het
eenvoudige voor lief neemt. Als Jezus
had gezeten op een mooi stoomschip
van onze dagen, met prachtige sa
lons en kajuiten, ach, dan waren wij
veel te bang geweest om hem te na
deren. Maar tot een Jezus die in een
visschersboot gaat, durven wij wel ko
men.
Jezus vaart naar de overzijde mer
zijn discipelen. Maar terwijl zir daa/
denken: wij zullen een heerlijk zee
tochtje ondernemen, komt er eens
klaps die verraderlijke stormwind.
De gansche zee is in beroering; heftig
beuken de golven, tegen het scheepje;
en te midden van dit alles slaapt
Jezus. De nood wordt groot. De dis
cipelen worden bang. De boot kraakt
en wordt opgeheven en neergeplot/
in de diepte. Ze durven het niet lan
ger volhouden. De orkaan neemt toe.
pe duisternis wordt al dieper cn die
per. Zil voelen het, zoo straks gaan
wij ten gronde.
De storm op zee. Is dat niet het
gevaar voor alle eeuwen? Ook thans,
waar de volkeren ondanks den geslo
ten „vrede" nog tegenover elkaar
staan en er van ware verbroedering
nog weinig sprake is?
Hoe zal het einde zijn van den
Storm, die is opgestoken, waardoor
de golven slaan tegen het schip der
staten r 4
Diezelfde storm wordt gevoeld in
ons Christendom. De Kerken staan
tegenover elkander. Daar is con-
currentie-geest, zelfs op geestelijk ge
bied. Daar is jaloezie, haat en nijd,
en, dat onder de Christenen, terwijl
men als één man zou moeten staan,
meer dan ooit in deze dagen. Die
stormwind openbaart 2ich in allerlei
partijstrijd, omdat zij den kostbaar-
sten tijd besteed hebben aan bijza
ken.
Ook in ons eigen leven woedt die
storm, de orkaan van smart en tegen
spoed, de vloed van ongeioovige re
deneeringen, de golven van rampen»
die tegen onze levensboot opslaan,
waardoor het schip aan het krakep
gaat en het schijnt dat het reddeloos
verloren is. Wat een golfslagen beu
ken er aan tegen onze kleine ranke
levensboot. Wat kan het er donk:/
uitzien, wanneer het geloot minde/
wordt, wanneer wij aan het vragen
komen: Is het wei waar, wat God
.zegt, terwijl ik daar zie de dingen
die er tegen strijden?
De storm is er en het gevaar, is
groot. En Jezus slaapt.
Is het op dit oogenblik ook niet
ot Jezus slaapt in den storm der vol
keren? Waarom dan toch geen vrede?
Waarom dan nog één ziel geofferd?
Waarom dan de Christenen geschei
den? Waarom dan niet als een man
aan het front gestaan van het Ko
ninkrijk Gods om met elkaar dé vij
and tegemoet te gaan?
Jezus slaapt. Weet gij waarom? Op
dat wij zullen begrijpen^ dat wij diep
afhankelijk van Hem zijn. Wij' willen
vrede probeeren te krijgen langs eigen
.gevonden wegen. En daarom slaapt
Jezus door, al is de orkaan hevig.
Wij willen dikwijls de Christenheid
«samenbrengen, niet langs den éénen
(Weg, doch lang zijwegen.
En wij in ons eigen leven, wij wil
len her probeeren, om ons levens-
schip door de golven heen te wer
ken. Maar de stormwind komt en
het scheepje kraakt, en wij dreigen te
vergaan, opdat wij zullen begrijpen
dat nooit die stormwind door ons kan
worden gestild, en wij zelt ons schip
nooit veilig door de golven' heen kun-:
inen brengen.
Want dat kan alleen maar de Heeri
der [natuur: Jezus Christus. „En Hij*
opstaande, bestrafte den wind en dei
watergolven, en ze hielden op en ér!
werd stilte".
In den nood op Jezus Christus al
leen vertrouwd. Weet iemand een op
lossing van den volkerenhaat Neen,
maar op Zijn tijd zult gij' het hoeren:
Sltorm zwijg stil.
Weet iemand een middel om de|
gescheiden Christenheid tot één te
brengen Hij weet het 3 „Storm zwijg
stil." Het zal de dag zijn waarop
onze Christenheid schuld zal belijden
en zal zeggen: „Nu verstaan wij (het
woord van Jezus, dat wij allen (ini
Hem gelijk zijn".
En onze eigen nood en gewaren?
Ons levensschip dreigt ten onder
te gaan door tal van tegenspoeden
zoodat wij moeten uitroepen: Wij' ver-i
gaan, tenzij dat wij Jezus Christus!
hebben, en tot Hem gaan en op Herp
vertrouwen.
Daarom, zegt Hij ook: Hoe staat
'het eigenlijk met uw geloof?. Waan
uw geloof te zien?
Nu is het donker, nu is het storm-)
wind en waar is uw vertrouwen in
Mij? Nu komt het er op aan, om het
alleen met Mij te wagen. Met Mijl
alleen. Waar is uw geloof?
Als ik slaap, zijt ge bang, want
gij roept: Wij vergaan.
Maar ben Ik er dan niet? Lig ilq
niet te slapen naast het roer? Hebl
Ik niet de macht om het levensschip
te brengen naar de overzijde?
Ruwe stormen mogen woeden,
Alles om mij heen zij' nacht;
God, mijn God zal mij behoeden,
God houdt voor mijn heil de wacht.
Waar is uw geloof? Waar is het
in donkeren stormnacht? Wees niet
angstig. Jezus is aan boord te mid
den der stormen en Hij kan het zeg
gen: Storm zwijg stil" en het wordt
stil. Hebt gij dat reeds in uw leven,
ervaren?
DE BLADEREN.
De zonne zond haar stralen uit
Om d'aarde té vergouden,
Die, al te langen tijd verwaaid,
Verregend en ontverfd,
Niet meer aan blijde dagen dacht,
Maar aan de winterkoude
Zich zonder klagen overgaf
en stil en willig sterft.
De stralen die op 't bladerdak
een wijle wilden rusten,
Ze gleden door de takken heen
en vonden, vuil, versleurd,
De kleine groene bladerkens
die zij zoo gaarne kusten.
„Och arme groene bladerkens!
Wat is met u gebeurd?"
Maar nauw gevoelt het bladervolk,
het slappe, natbetraande,
Verloren volk de warmte van
den gouden zonnegroet,
Of knisperend en knetterend
begint bet doodgewaande.
Te leven en te krullen in
den koesterenden gloed.
Nu loopen alle blaadjes ln
het zonlicht langs de wegen,
Nu dansen zij hun rondedans
den menschen voor den voet,
Nu ruischen zij hun vrijheidslied
den ouden boomen tegen,
Die weten, dat. het bladervolk
zoo 'telken jare doet.
JACQ. E. v. d. WAALS.
KERK EN SCHOOL.
NED. HERV. KERK.
Beroepen: Te Hoogersinilde (toez.)
A. A. Wildschut, cand. te Haarlem. Te
Spanbroek en Opmeer, G. W. Goedhart
gewezen predikant te Oosterbeek.
Bedankt: Voor Aalsmeer, H. W. J
C. Hanselaar te Zevenbergen.
GEREF. KERKEN.
Aangenomen: Naar Alteveer, C.
Stam .cand. te IJsselstein. Naar Lange-
slag, S. Oegemak te Grafhorst.
Bedankt: .Voor Aalsmeer, Helmond
Haamstede en Woubïugge, C. Stam,
cand. te IJsselstein. Voor Schoonoord,
Overschild/cand. S. Oengema te Graf
horst.
Bevestiging, Intr.de, Afscheid.
Ds. J. Se ven stier, te Koïïum, hoopt
Zondag 18 October etk. afscheid van
de Ned. Herv. Gem. te nemen en Zondag
25 October intrede .te doen bij de Herv.
gemeente te Donkerbroek en Haule.
Den 1 iden Oct. a.s. hoopt de heer
W!. Tb. Hoek, TheoL cand. zijn intre
de te doen bij de Ned. Herv. Geim. te
Wadenoven, na des morgens bevestigd
te! zijn door Ds. J. A. Hoek van Nijega.
De Vrije Universiteit.
In de „Heraut" schrijft prof. H. H.
Kuyper naar aanleiding van het aan
staande vertrek van pief. Bouman yan
de Vrije naar een Rijksuniversiteit o.m.
„Voor een medisch hooglteeraar is
het schier ondoenlijk om zijn weten
schappelijker arbeid voort te zetten,
wanneer de noodige hulpmiddelen hem
ontbreken en bij alleen overblijft, zon
der hoop op uitbreiding der .faculteit.
En hoe gaarne we ook gewenscht had
den, dat de liefde voor onze Hooge-
school en haar beginsel hem bewogen
zouden hebben de zware taak voort te
zetten, we eerbiedigen de beslissing,
die hij nam.
Maar wel stelt deze benoeming de
Vrije Universiteit voor een zeer ern
stige vraag. Al begrijpen we, dat vooral
een Christelijke regeering er prijs op
stelt de mannen van Christelijke begin
selen aan de Rijksuniversiteien te be
noemen, de mogelijkheid, dat de Vrije
Universiteit, zich zal kunnen uitbreiden,
wordt daardoor al zeer gering. Mannen
van zulke uitnemende wetenschappelijke
gaven zijn vooral op medisoh en na
tuurkundig gebied zeldzaam te vinden
en nog zeldzamer is bet, wanneer zulke
mannen de Christelijke belijdenis zijn
toegedaan. Gelukt bet de Vrije Uni
versiteit op zulke mannen de hand te
Ueggeen, dan is dit wel een 6ijzond5ire
gunst van onzen Gi?3. Eischt de Re
geering nu, «enerzijds, dat de Vrije un,-
versiteit, om den effectus civilis harer
graden te behouden, zich moet uitbrei
den tot een volledige Universiteit met
alie vijf faculteiten, m2ar komt ze, zoo
dra de Vrije Universiteit het geluk heeft
geschikte hoogleeraren te vinden en
een poging waagt om een nieuwe facul
teit te vormen, door een benoeming aan
de Rijksuniversiteiten deze mannen ons,
ontnemen, dan maakt zo aan de Vrije
Universiteit het ook onmogelijk aan de
weUeiijko eischen te voldoen".
De colleges van Prof. Vlsscher.
Aan het verslag van Trof. Hugo Vis-
sc'ner uitgebracht aan het bestuur van
uen Gereï. Bond omtrent de college's
door hem aan de theologische studenten
te Utrecht gegeven, is het volgende ont
i college heb ik gegeven. In
de e rste plaats een co lego in de dog-
insuek, au. gec.gd,d, gedurende twee
uren eiken Maandag .werd gegeven Van
46 uur.
Voor dit college hadden aanvankelijk
18 studenten geteekend. Later werd dit
uitgebreid tot 25. Het bezoek was vrij
geregeld, en werd eerst minder ge
trouw tegen den tjjd der examens, maar
bedroeg in aantal nimmer minder dan
vijftien.
Behandeld werd, om een vasten grond
te verkrijgen do locus de Scriptura. Na
een beknopte inleiding, waarin de spe
cifiek Christelijke karaktertrekken in 't
openbaringsproces werden aangewezen
de bron der Godskennis en de daarmede
samenhangende onderscheiding tusschen
theologia naturalis en revelata in het
licht werd gesteld, was de weg geopend
tot de leer der Heilige Schriftuur. Ont
wikkeld werd eene Beschouwing over
het Woord Gods en de Heilige Schrift;
de Openbaring en hare expressie. Ver
volgens werd stilgestaan bjj de Open
baringsmiddelen en bij het Woord als
Heilige Schrift
Vervolgens werd het canoniek karak
ter van Oud- en Nieuw Testament uit
eengezet en ten slotte stil gestaan bij
de Forma Scripturae, waarbjj de in
spiratie werd toegelicht.
En eindelijk werd een onderzoek ge-
wüd aan: Het geloof in de Heiiigie
Schrift.
Tot mgn leedwezen heb ik dit onder
werp niet geheel kunnen afwerken in
dezen cursus niet slechts omdat de va-
cantie was ingetreden en de studenten
dus huiswaarts gaan, maar ook omdat
ik juist de laatste samenkomst door
het overlijden mijner zuster niet kon
houden.
Wat aangaat het tweede cóllege, dit
werd gegeven eiken Vrijdagavond van
half 8 tot half 10. De strekking daar
van was den studenten gelegenheid te -
geven hunne bezwaren en moeilijkheden
mij voor te leggen. Daar bet echter
noodig is een leiddraad te hebben, be-
behandelde ik met hen den Heidelberg-
schen Catechismus. Van de 2de tot em
met de 7de Zondagsafdeelinc.
Dit college werd geregeld bezocht
door 1215 studenten, waaronder ook
van niet-belijnd Gereformeerde richting
Tal van vragen van allerlei aard heb
ik daar met ae jongelui besproken, vra
gen naar aanleiding van den Catechis- -
mus, ma-ar ook andere, die zij onder
hunne studie of door hetgeen zij bü de
college's van andere Hoogleeraren ge
hoord hadden, bü zich voelden opkomen
Over het geheel werd ook dit college,
waar tevens gelegenheid was om ook
practische wenken te geven bü de oefef
Hingen, die ik 'Een maken liet over de
Zondagsafdeeling, niet slechts getrouw,
maar ook met vrucht gevolgd. Er
heerschte een aangename toon en de
jongelui gaven bink van groote belang
stelling en üver, terwül er ook invloed
op hen geoefend kon worden tot het
aanvatten van de studie der beginselen.
De Christelijke Vredeszending.
In een uitvoerige circulaire wüst de
heer C. J. Smith, hoofd der Ghr. Nat.
school te Groot-Ammers op de verschrik
kingen van den oorlog en den dolzinni
gen bewapeningswedstrüd voor den oor-
Jog, te land, ter zee en in de lucht.
Hij herinnert aan het vermaan: Tot
de Wet en tot de Getuigenis, en merkt
op, dat die van andere dingen dan van
bloedvergieten en oorlog spreken. Zelfs
een verdedigingsoorlog wordt dooij den
schrüver in den grond der zaak uiting
van groepsegoïsme en voorstaan van
groepsbelangen genoemd. Hü kan niet
in de oorlogsellende berusten en wil
alleen strijden met het zwaard des Gees-
tes.
Ten slotte z^gt de schrüver te yril-
len stichten een Bureau voor Chris-
telüke Vredeszending, welks werkwüze
wij hierbü kor lelijk uiteenzeten:
1. Doef:Het voeren der vrede6pro-
paganda, nationaal en internationaal
om het volk zedelük voor te bereiden
voor de geestelüke weerbaarheid: ie.
door verspreiding van lectuur; 2e. door
uitgave van een orgaan voor correspon-
dentiei mededeelingen, etc.; 3e. door
verkoop van propaganda-middMsn voor
den vrede.
H. Grondslag. De belüdenis van
den Christus der Schriften, volgens
Mattheus 16:16. Het Bureau houdt zich
buiten alle partij-politiek.
III. Werkwüze. Het verspreiden
van lectuur etc. door middel van cor
respondenten; het zoeken van verbin
ding met gelijkgerichte organisaties; wü
noemen in dit verband: „de Christe-
lÜke Bond tegen het militairisme", de
te Leeuwarden bestaande „Nederland-
sche Vereeniging van Christenen tot
fcestrüding van den oorlog", bestaande
uit orthodoxe leden der Ned. Herv.
Kerk en belüdende lidmaten der Gerêf.
Kerken, voorts de orthodoxe leden der
„Groep van Godsdienstige voorgangers
en' gemeenteleden tegen oorlog en oor
logstoerusting", enz.
DE LAGERONDERWIJSW1ET 1920.
Op den schooldag van den Bond van
Christelijke scholen in de Alblasser-
waard refereerde Mr. Terpstra, secre
taris van den Schoolraad over „Moei
lijkheden in de practijk bij de naleving
van de Lager Onderwijswet 1920.'
Aan het verslag van deze vergade
ring ontleenen wij het volgende:
„Spr. wijst op de verschillende be-
oordeetingen van deze wet. Zij is
roemd als het gewenschte resultaat
van den schoolstrijd, maar anderzijds
is gesproken van de „dwangwet 1920
en is felle critiek geoefend. Aan weers
zijden is naar spr.s meening overdrij
ving. Nagegaan wordt daÉ eerst, wel
ke, resultaten de wet van 1920 tot op
heden heelt gehad. Gewezen wordt op
den groei van het aantal leerlingen
AAN HET ZOEKLICHT.
Leiden, 26 September 1925.
Een hooge plaats was door God aan
den mensch geschonken.
Geschapen naar het beeDd Gods, ont
ving hij de heerschappij over al de
werken van Gods handen. Met eer en
heerlijkheid werd hfj gekroond.
Maar met die hooge plaats niet te
vreden, greep de mensch naar het
hoogste.
.,Gij zult als God wezen" dat was de
revolutionaire leuze die hem bekoorde
En toen, terwijl hij zich tot in den
hemel meende te verheffen, is de
mensch neergeploft in namelooze el
lende, en hij blijft in die ellende voort-
dolen, zoolang hij zich tegen God blijft
verzetten.
Er is een weg van ontkoming.
Maar alleen in den weg der verne
dering.
Door te worden wat we zijn, diep
ellendige zondaren die bet „als God
zijn" laten varen en leeren diep voor
God te buigen.
Maar dan keert ook de vroegere glo
rie weer terug.
Dan klinkt den gevallen en onttroon
den mensch in de ooren de blijde bood
schap: a 11 e 8 is uwe.
Want gij zijt van Christus.
En Christus is Gods.
OBSERVATOR.
der bijzondere scholen en meer bepaald
van die Scholen met den Bijbel, zoo
wel over t geheele land als in de groo
te steden; op de vermeerdering van
het aantal schoolgebouwen, de ver
nieuwingen. en verbeteringen, aan de
bestaand.- gebouwen aangebracht en
vooral ook op de aanzienlijke verbe
tering in de salarieering der onderwij
zers, we! niet door de wet van 1920,
maar toch in nauwen samenhang met
die wet. Voorts op de verbetering van
de opleiding voor onderwijzer, enz.
Dat in 1920 de conclusies van het
Gewijzigd Unierapport niet geheel ver
wezenlijkt konden worden, lag aan ver
schillende omstandigheden, welke spr
nagaat. Met de historisch geworden
toestanden moet elke wetgever bij de
toepassing der zuivere beginselen re
kening houden.
Gevraagd mag echter worden, of de
wet van 1920 ons verder gebaacht heeft
in de richting van het Gewijzigd Unie
rapport. Spreker gaat daartoe de vijf
conclusies van dit rapport na en trekt
daarbij dan telkens een vergelijking
met de wet van 1920.
Bestreden wordt de opvatting, dat
het beter ware geweest, indien aan de
bijzondere school niet 100 pet. maar
b.v. 80 of 90 pet. der kosten vergoed
waren. Of dat aan de Schoolbesturen
vrijheid gegeven moet worden om in
plaats van de volle 100 pet slechts 80
of 90 pet. der subsidie in ontvangst te
nemen, mits zij dan ook van een deel
der subsidie-voorwaarden vrijgesteld
zouden worden.
Tenslotte bespreekt de referent de
positie van de openbare school en
trekt daarbij een vergelijking tus
schen art. 195 van de tegenwoordige
Grondwet en de L.O. wet 1920 eener-
zijds, en het voorstel-Heemskerk tot
herziening der G.W. van 1913 en de
laatste conclusie van het Gewijzigd
Unierapport anderzijds. Er wordt op
gewezen, hoe de schoolstrijd weliswaar
zijn oorsprong vond in de ontkerste
ning van de algemeene volksschool,
maar dat na 1857 de actie hoe langer
hoe meer is gericht op de vrije school
voor heel de natie; Spreker bestrijdt
het instituut „overheidsschool" en
spreekt er zijn blijdschap over uit, dat
dit onderdeel van het 9choolvraagstuk
in den laat9ten tijd weer meer in stu
die genomen wordt"
FEUILLETON.
Het geheim van Colde Feil.
52)
Toen zij deze woorden zong verrees
voor haar oog het vreeselijke gelaat
v. haar stervenden man. Zij had haar
gelukkige jeugd aan hem opgeofferd
en hij had haar beloond, door haar
voor hij stierf te brandmerken als mis
dadigster. Kon de winterstorm zoo
scherp, zoo vlijmend, zoo vernietigend
zijn als dit?
Toch scheen het haar toe, dat zij
slechts zong voor dezen vreemdeling,
die haar met zijn donkere oogen aan
zag en dat zij in deze klacht over de
ondankbaarheid van de menschen,
voor hem de geschiedenis van haar le
ven uit zong. De laatste woorden van
het lied stierven weg en het sQheen
hem toe, die haar gadesloeg, dat tra
nen, die zij niet wilde laten vallen,
haars ondanks haar oogen vulden.
„U voelt de waarheid van dat lied?"
zei hij tot haar.
„Ja" antwoordde zij. „Ik zou geen
woord meer kunnen zingen."
Toen kwam madame op haar toe en
bedankte haar. De Engelsche gezant
vroeg zoo dringend om aan haar te
^worden voorgesteld, dat madame de
Saint Luce hem niet kon weigeren.
Het volgende half uur bracht Alice
door in een opgewekt gesprek met een
der meest schitterende staatslieden
van Europa. Hij was geheel nieuw voor
haar, maar zij voelde zich volkomen
op haar gemak. Hij was verbaasd over
haar vlugheid van begrip, over haar
verstandige opmerkingen. Hij kon
geen oogenblik ook maar den vreese-
lijken achtergrond vermoeden.
,En toen vond zij Lord Arden aan
baar zijde. Hij keek haar met ernstige,
vriendelijke oogen aan.
„Ik wilde u nog eens in 't bijzonder
bedanken, juffrouw Kent" zei hij, „ik
had daarvoor niet eerder gelegenheid.
U heeft mij meer genoegen verschaft,
dan ik in jaren gekend heb. Toen ik
jong wa9, was ik vol poëzie en roman
tiek. Ik heb daarvan op mijn reizen
wat verloren, maar dit alles kwam
weer hij mij boven, bij bet hooren van
uw stem. U kunt zich niet voorstellen,
hoezeer die op mijn moeders stem ge
lijkt. Mijn moeder is de eenige liefde
van mijn leven, juffrouw Kent, of lie
ver, ik mag zeggen, „was", want ik heb
haar jaren geleden verloren en pie-
mand heetf ooit haar plaats ingeno
men. Zij was een schoone,- donkere
vrouw, met blanke handen, en een
zachte, lieve stem. Zij zong altijd in
de schemering, nooit als de lampen
aan waren. Ik weet niet, of zij wel hee-
lemaal gelukkig was, mijn lieve moe
der. Ik vereerde haar zoo; haar dood
was een ontzettende slag voor mij.
„Zoo heb ik mijn vader liefgehad",
mompelde Alice Kent.
„Werkelijk?" riep hij uit. „Dan kunt
u mijn gevoel begrijpen?"
„Volkomen" antwoordde zij.
„Het is wonderlijk" zei hij, „hoe de
dood van één mensch een schaduw
kan werpen op heel ons leven."
Zij huiverde even. Wie wist dat be
ter dan zij. De dood van een mensch
had niet alleen haar leven verduisterd,
maar bijna ook haarzelf ter dood ge
bracht.
„Heb ik u pijn gedaan?" vroeg hij
bezorgd.
„Ik zie, dat ik de berinnering aan
een groot verdriet bij u heb opgewekt
„Ik heb zeer geleden onder het ver
lies van mijn vader" zei zij zacht.
„Toch moesten wij daaronder niet
zoo zwaar gebukt gaan" antwoordde
hij. „Indien wij gelooven, dat de dood
slechts een overgang is tot een hooger
leven, dan mogen wij niet zoo wan
hopig treuren over onze gestorvenen.
En het ingaan van onze geliefden in
een gelukkige wereld, moest niet ons
leven verduisteren."
„Neen, daarin heeft u gelijk" zeide
2ij. „Maar ons hart bliift het gemis
diep voelen. Hoe geheel anders zou
mijn leven zijn, indien mijn vader er
nog was."
Hij keek haar aan, maar haar oogen
bleven neergeslagen.
„Wilt u mij vergeven, als ik u een
vraag doe?" zei hij. „Het moge bru
taal schijnen, maar ik hoop, dat u het
niet zoo wilt opvatten. Ho© komt het,
dat u, die geboren schijnt te zijn om
een leidende positie in de groote we
reld in te nemen, die er alle gaven
voor hebt hoe komt het, dat u hier
de betrekking vervult van gezelschaps
juffrouw?"
Zij hief het hoofd naar hem op met
een bekoorlijke bescheidenheid en ne
derigheid die hij nooit vergat.
„Ik denk, dat u zich vergist in mij"
zei ze zacht. „Mijn vader was zeer ze
ker een heer en mijn moeder, ofschoon
ik mij haar niet herinner, was een
dame. Doch mijn vader was niet rijk.
Hij was dokter en gedurende de laat
ste jaren van zijn leven was hij erg
arm. Ik kwam hier in Parijs, toen Ik
nog heel jong was, als leerares in En-
gelsch. Het leek mij toe, dat zulk een
leven hier minder saai en eentonig zou
zijn dan een dergelijk leven in Enge
land. Ik hoop" voegde zij er snel aan
toe „dat u mij niet minder zult achten
na mijn eerlijke bekentenis, dat ik niet
geboren ben in hooge krinsen en er
niet toe behoor."
„U er minder om achten?" zei hij.
„In mijn oogen zijn waarheid en op
rechtheid de grootste deugden in de
wereld. Ik kan u niet zeggen, hoe hoog
ik ze schat. Mijn moeder u zult
denken, dat ik altijd over haar spreek
mijn moeder leerde mij om alle leu
genachtigheid te haten en te verach
ten. Eerlijkheid en waarheidsliefde
hebben voor mij veel meer bekoring,
dan schoonheid, bevalligheid en be
gaafdheid. Vergeef mij, als ik er nog
één ding bijvoeg. Al bent u dan niet,
zooals u het noemt, „geboren in hooge
kringen" u zoudt daar toch in ieder
opzicht volkomen op uw plaats zijn."
Haar hart sloeg sneller en joeg een
blos naar haar gelaat. Het was lang
geleden, dat zij naar hoffelijke compli
menten had geluisterd.
Toen praatten zij samen over de
fraaie wereldstad met haar prachtige
kunstpaleizen. En hoe meer Lord Ar
den met haar sprak, hoe meer hij haar
bewonderde. Zij was zoo verstandig
en had zulke frissche en oorspronke
lijke ideeën.
Het was de gelukkigste avond, dien
Alice Kent had doorleefd, sedert zij als
Hester Carol zwierf over de Schotschf
heide.
<Wordi vcrvólad).