NTEUWETEJDSCWE COURANT VAN ZATERDAG 26 SEPTEMBER Ï9"25 TWEEDE BLAD. En er werd stltle. „Jezus opgestaan zijnde bestrafte den „wind en de watergolven, en ze hielden „op en er werd sttilte." Lukas 324. Jezus had een drukken dag achter Zich. Hij wilde een oogenblik los zijn van de schare. Wht zal Hij doen?, inij zal overvaren naar de andere zijde. De discipelen volgen* Jezus ini het schip. Dat was geen mooi schip. Dat was maar een visschersboot. Al les in het Evangelie is altijd weer even heerlijk. De eenvoudige Jezus, die het eenvoudige voor lief neemt. Als Jezus had gezeten op een mooi stoomschip van onze dagen, met prachtige sa lons en kajuiten, ach, dan waren wij veel te bang geweest om hem te na deren. Maar tot een Jezus die in een visschersboot gaat, durven wij wel ko men. Jezus vaart naar de overzijde mer zijn discipelen. Maar terwijl zir daa/ denken: wij zullen een heerlijk zee tochtje ondernemen, komt er eens klaps die verraderlijke stormwind. De gansche zee is in beroering; heftig beuken de golven, tegen het scheepje; en te midden van dit alles slaapt Jezus. De nood wordt groot. De dis cipelen worden bang. De boot kraakt en wordt opgeheven en neergeplot/ in de diepte. Ze durven het niet lan ger volhouden. De orkaan neemt toe. pe duisternis wordt al dieper cn die per. Zil voelen het, zoo straks gaan wij ten gronde. De storm op zee. Is dat niet het gevaar voor alle eeuwen? Ook thans, waar de volkeren ondanks den geslo ten „vrede" nog tegenover elkaar staan en er van ware verbroedering nog weinig sprake is? Hoe zal het einde zijn van den Storm, die is opgestoken, waardoor de golven slaan tegen het schip der staten r 4 Diezelfde storm wordt gevoeld in ons Christendom. De Kerken staan tegenover elkander. Daar is con- currentie-geest, zelfs op geestelijk ge bied. Daar is jaloezie, haat en nijd, en, dat onder de Christenen, terwijl men als één man zou moeten staan, meer dan ooit in deze dagen. Die stormwind openbaart 2ich in allerlei partijstrijd, omdat zij den kostbaar- sten tijd besteed hebben aan bijza ken. Ook in ons eigen leven woedt die storm, de orkaan van smart en tegen spoed, de vloed van ongeioovige re deneeringen, de golven van rampen» die tegen onze levensboot opslaan, waardoor het schip aan het krakep gaat en het schijnt dat het reddeloos verloren is. Wat een golfslagen beu ken er aan tegen onze kleine ranke levensboot. Wat kan het er donk:/ uitzien, wanneer het geloot minde/ wordt, wanneer wij aan het vragen komen: Is het wei waar, wat God .zegt, terwijl ik daar zie de dingen die er tegen strijden? De storm is er en het gevaar, is groot. En Jezus slaapt. Is het op dit oogenblik ook niet ot Jezus slaapt in den storm der vol keren? Waarom dan toch geen vrede? Waarom dan nog één ziel geofferd? Waarom dan de Christenen geschei den? Waarom dan niet als een man aan het front gestaan van het Ko ninkrijk Gods om met elkaar dé vij and tegemoet te gaan? Jezus slaapt. Weet gij waarom? Op dat wij zullen begrijpen^ dat wij diep afhankelijk van Hem zijn. Wij' willen vrede probeeren te krijgen langs eigen .gevonden wegen. En daarom slaapt Jezus door, al is de orkaan hevig. Wij willen dikwijls de Christenheid «samenbrengen, niet langs den éénen (Weg, doch lang zijwegen. En wij in ons eigen leven, wij wil len her probeeren, om ons levens- schip door de golven heen te wer ken. Maar de stormwind komt en het scheepje kraakt, en wij dreigen te vergaan, opdat wij zullen begrijpen dat nooit die stormwind door ons kan worden gestild, en wij zelt ons schip nooit veilig door de golven' heen kun-: inen brengen. Want dat kan alleen maar de Heeri der [natuur: Jezus Christus. „En Hij* opstaande, bestrafte den wind en dei watergolven, en ze hielden op en ér! werd stilte". In den nood op Jezus Christus al leen vertrouwd. Weet iemand een op lossing van den volkerenhaat Neen, maar op Zijn tijd zult gij' het hoeren: Sltorm zwijg stil. Weet iemand een middel om de| gescheiden Christenheid tot één te brengen Hij weet het 3 „Storm zwijg stil." Het zal de dag zijn waarop onze Christenheid schuld zal belijden en zal zeggen: „Nu verstaan wij (het woord van Jezus, dat wij allen (ini Hem gelijk zijn". En onze eigen nood en gewaren? Ons levensschip dreigt ten onder te gaan door tal van tegenspoeden zoodat wij moeten uitroepen: Wij' ver-i gaan, tenzij dat wij Jezus Christus! hebben, en tot Hem gaan en op Herp vertrouwen. Daarom, zegt Hij ook: Hoe staat 'het eigenlijk met uw geloof?. Waan uw geloof te zien? Nu is het donker, nu is het storm-) wind en waar is uw vertrouwen in Mij? Nu komt het er op aan, om het alleen met Mij te wagen. Met Mijl alleen. Waar is uw geloof? Als ik slaap, zijt ge bang, want gij roept: Wij vergaan. Maar ben Ik er dan niet? Lig ilq niet te slapen naast het roer? Hebl Ik niet de macht om het levensschip te brengen naar de overzijde? Ruwe stormen mogen woeden, Alles om mij heen zij' nacht; God, mijn God zal mij behoeden, God houdt voor mijn heil de wacht. Waar is uw geloof? Waar is het in donkeren stormnacht? Wees niet angstig. Jezus is aan boord te mid den der stormen en Hij kan het zeg gen: Storm zwijg stil" en het wordt stil. Hebt gij dat reeds in uw leven, ervaren? DE BLADEREN. De zonne zond haar stralen uit Om d'aarde té vergouden, Die, al te langen tijd verwaaid, Verregend en ontverfd, Niet meer aan blijde dagen dacht, Maar aan de winterkoude Zich zonder klagen overgaf en stil en willig sterft. De stralen die op 't bladerdak een wijle wilden rusten, Ze gleden door de takken heen en vonden, vuil, versleurd, De kleine groene bladerkens die zij zoo gaarne kusten. „Och arme groene bladerkens! Wat is met u gebeurd?" Maar nauw gevoelt het bladervolk, het slappe, natbetraande, Verloren volk de warmte van den gouden zonnegroet, Of knisperend en knetterend begint bet doodgewaande. Te leven en te krullen in den koesterenden gloed. Nu loopen alle blaadjes ln het zonlicht langs de wegen, Nu dansen zij hun rondedans den menschen voor den voet, Nu ruischen zij hun vrijheidslied den ouden boomen tegen, Die weten, dat. het bladervolk zoo 'telken jare doet. JACQ. E. v. d. WAALS. KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK. Beroepen: Te Hoogersinilde (toez.) A. A. Wildschut, cand. te Haarlem. Te Spanbroek en Opmeer, G. W. Goedhart gewezen predikant te Oosterbeek. Bedankt: Voor Aalsmeer, H. W. J C. Hanselaar te Zevenbergen. GEREF. KERKEN. Aangenomen: Naar Alteveer, C. Stam .cand. te IJsselstein. Naar Lange- slag, S. Oegemak te Grafhorst. Bedankt: .Voor Aalsmeer, Helmond Haamstede en Woubïugge, C. Stam, cand. te IJsselstein. Voor Schoonoord, Overschild/cand. S. Oengema te Graf horst. Bevestiging, Intr.de, Afscheid. Ds. J. Se ven stier, te Koïïum, hoopt Zondag 18 October etk. afscheid van de Ned. Herv. Gem. te nemen en Zondag 25 October intrede .te doen bij de Herv. gemeente te Donkerbroek en Haule. Den 1 iden Oct. a.s. hoopt de heer W!. Tb. Hoek, TheoL cand. zijn intre de te doen bij de Ned. Herv. Geim. te Wadenoven, na des morgens bevestigd te! zijn door Ds. J. A. Hoek van Nijega. De Vrije Universiteit. In de „Heraut" schrijft prof. H. H. Kuyper naar aanleiding van het aan staande vertrek van pief. Bouman yan de Vrije naar een Rijksuniversiteit o.m. „Voor een medisch hooglteeraar is het schier ondoenlijk om zijn weten schappelijker arbeid voort te zetten, wanneer de noodige hulpmiddelen hem ontbreken en bij alleen overblijft, zon der hoop op uitbreiding der .faculteit. En hoe gaarne we ook gewenscht had den, dat de liefde voor onze Hooge- school en haar beginsel hem bewogen zouden hebben de zware taak voort te zetten, we eerbiedigen de beslissing, die hij nam. Maar wel stelt deze benoeming de Vrije Universiteit voor een zeer ern stige vraag. Al begrijpen we, dat vooral een Christelijke regeering er prijs op stelt de mannen van Christelijke begin selen aan de Rijksuniversiteien te be noemen, de mogelijkheid, dat de Vrije Universiteit, zich zal kunnen uitbreiden, wordt daardoor al zeer gering. Mannen van zulke uitnemende wetenschappelijke gaven zijn vooral op medisoh en na tuurkundig gebied zeldzaam te vinden en nog zeldzamer is bet, wanneer zulke mannen de Christelijke belijdenis zijn toegedaan. Gelukt bet de Vrije Uni versiteit op zulke mannen de hand te Ueggeen, dan is dit wel een 6ijzond5ire gunst van onzen Gi?3. Eischt de Re geering nu, «enerzijds, dat de Vrije un,- versiteit, om den effectus civilis harer graden te behouden, zich moet uitbrei den tot een volledige Universiteit met alie vijf faculteiten, m2ar komt ze, zoo dra de Vrije Universiteit het geluk heeft geschikte hoogleeraren te vinden en een poging waagt om een nieuwe facul teit te vormen, door een benoeming aan de Rijksuniversiteiten deze mannen ons, ontnemen, dan maakt zo aan de Vrije Universiteit het ook onmogelijk aan de weUeiijko eischen te voldoen". De colleges van Prof. Vlsscher. Aan het verslag van Trof. Hugo Vis- sc'ner uitgebracht aan het bestuur van uen Gereï. Bond omtrent de college's door hem aan de theologische studenten te Utrecht gegeven, is het volgende ont i college heb ik gegeven. In de e rste plaats een co lego in de dog- insuek, au. gec.gd,d, gedurende twee uren eiken Maandag .werd gegeven Van 46 uur. Voor dit college hadden aanvankelijk 18 studenten geteekend. Later werd dit uitgebreid tot 25. Het bezoek was vrij geregeld, en werd eerst minder ge trouw tegen den tjjd der examens, maar bedroeg in aantal nimmer minder dan vijftien. Behandeld werd, om een vasten grond te verkrijgen do locus de Scriptura. Na een beknopte inleiding, waarin de spe cifiek Christelijke karaktertrekken in 't openbaringsproces werden aangewezen de bron der Godskennis en de daarmede samenhangende onderscheiding tusschen theologia naturalis en revelata in het licht werd gesteld, was de weg geopend tot de leer der Heilige Schriftuur. Ont wikkeld werd eene Beschouwing over het Woord Gods en de Heilige Schrift; de Openbaring en hare expressie. Ver volgens werd stilgestaan bjj de Open baringsmiddelen en bij het Woord als Heilige Schrift Vervolgens werd het canoniek karak ter van Oud- en Nieuw Testament uit eengezet en ten slotte stil gestaan bij de Forma Scripturae, waarbjj de in spiratie werd toegelicht. En eindelijk werd een onderzoek ge- wüd aan: Het geloof in de Heiiigie Schrift. Tot mgn leedwezen heb ik dit onder werp niet geheel kunnen afwerken in dezen cursus niet slechts omdat de va- cantie was ingetreden en de studenten dus huiswaarts gaan, maar ook omdat ik juist de laatste samenkomst door het overlijden mijner zuster niet kon houden. Wat aangaat het tweede cóllege, dit werd gegeven eiken Vrijdagavond van half 8 tot half 10. De strekking daar van was den studenten gelegenheid te - geven hunne bezwaren en moeilijkheden mij voor te leggen. Daar bet echter noodig is een leiddraad te hebben, be- behandelde ik met hen den Heidelberg- schen Catechismus. Van de 2de tot em met de 7de Zondagsafdeelinc. Dit college werd geregeld bezocht door 1215 studenten, waaronder ook van niet-belijnd Gereformeerde richting Tal van vragen van allerlei aard heb ik daar met ae jongelui besproken, vra gen naar aanleiding van den Catechis- - mus, ma-ar ook andere, die zij onder hunne studie of door hetgeen zij bü de college's van andere Hoogleeraren ge hoord hadden, bü zich voelden opkomen Over het geheel werd ook dit college, waar tevens gelegenheid was om ook practische wenken te geven bü de oefef Hingen, die ik 'Een maken liet over de Zondagsafdeeling, niet slechts getrouw, maar ook met vrucht gevolgd. Er heerschte een aangename toon en de jongelui gaven bink van groote belang stelling en üver, terwül er ook invloed op hen geoefend kon worden tot het aanvatten van de studie der beginselen. De Christelijke Vredeszending. In een uitvoerige circulaire wüst de heer C. J. Smith, hoofd der Ghr. Nat. school te Groot-Ammers op de verschrik kingen van den oorlog en den dolzinni gen bewapeningswedstrüd voor den oor- Jog, te land, ter zee en in de lucht. Hij herinnert aan het vermaan: Tot de Wet en tot de Getuigenis, en merkt op, dat die van andere dingen dan van bloedvergieten en oorlog spreken. Zelfs een verdedigingsoorlog wordt dooij den schrüver in den grond der zaak uiting van groepsegoïsme en voorstaan van groepsbelangen genoemd. Hü kan niet in de oorlogsellende berusten en wil alleen strijden met het zwaard des Gees- tes. Ten slotte z^gt de schrüver te yril- len stichten een Bureau voor Chris- telüke Vredeszending, welks werkwüze wij hierbü kor lelijk uiteenzeten: 1. Doef:Het voeren der vrede6pro- paganda, nationaal en internationaal om het volk zedelük voor te bereiden voor de geestelüke weerbaarheid: ie. door verspreiding van lectuur; 2e. door uitgave van een orgaan voor correspon- dentiei mededeelingen, etc.; 3e. door verkoop van propaganda-middMsn voor den vrede. H. Grondslag. De belüdenis van den Christus der Schriften, volgens Mattheus 16:16. Het Bureau houdt zich buiten alle partij-politiek. III. Werkwüze. Het verspreiden van lectuur etc. door middel van cor respondenten; het zoeken van verbin ding met gelijkgerichte organisaties; wü noemen in dit verband: „de Christe- lÜke Bond tegen het militairisme", de te Leeuwarden bestaande „Nederland- sche Vereeniging van Christenen tot fcestrüding van den oorlog", bestaande uit orthodoxe leden der Ned. Herv. Kerk en belüdende lidmaten der Gerêf. Kerken, voorts de orthodoxe leden der „Groep van Godsdienstige voorgangers en' gemeenteleden tegen oorlog en oor logstoerusting", enz. DE LAGERONDERWIJSW1ET 1920. Op den schooldag van den Bond van Christelijke scholen in de Alblasser- waard refereerde Mr. Terpstra, secre taris van den Schoolraad over „Moei lijkheden in de practijk bij de naleving van de Lager Onderwijswet 1920.' Aan het verslag van deze vergade ring ontleenen wij het volgende: „Spr. wijst op de verschillende be- oordeetingen van deze wet. Zij is roemd als het gewenschte resultaat van den schoolstrijd, maar anderzijds is gesproken van de „dwangwet 1920 en is felle critiek geoefend. Aan weers zijden is naar spr.s meening overdrij ving. Nagegaan wordt daÉ eerst, wel ke, resultaten de wet van 1920 tot op heden heelt gehad. Gewezen wordt op den groei van het aantal leerlingen AAN HET ZOEKLICHT. Leiden, 26 September 1925. Een hooge plaats was door God aan den mensch geschonken. Geschapen naar het beeDd Gods, ont ving hij de heerschappij over al de werken van Gods handen. Met eer en heerlijkheid werd hfj gekroond. Maar met die hooge plaats niet te vreden, greep de mensch naar het hoogste. .,Gij zult als God wezen" dat was de revolutionaire leuze die hem bekoorde En toen, terwijl hij zich tot in den hemel meende te verheffen, is de mensch neergeploft in namelooze el lende, en hij blijft in die ellende voort- dolen, zoolang hij zich tegen God blijft verzetten. Er is een weg van ontkoming. Maar alleen in den weg der verne dering. Door te worden wat we zijn, diep ellendige zondaren die bet „als God zijn" laten varen en leeren diep voor God te buigen. Maar dan keert ook de vroegere glo rie weer terug. Dan klinkt den gevallen en onttroon den mensch in de ooren de blijde bood schap: a 11 e 8 is uwe. Want gij zijt van Christus. En Christus is Gods. OBSERVATOR. der bijzondere scholen en meer bepaald van die Scholen met den Bijbel, zoo wel over t geheele land als in de groo te steden; op de vermeerdering van het aantal schoolgebouwen, de ver nieuwingen. en verbeteringen, aan de bestaand.- gebouwen aangebracht en vooral ook op de aanzienlijke verbe tering in de salarieering der onderwij zers, we! niet door de wet van 1920, maar toch in nauwen samenhang met die wet. Voorts op de verbetering van de opleiding voor onderwijzer, enz. Dat in 1920 de conclusies van het Gewijzigd Unierapport niet geheel ver wezenlijkt konden worden, lag aan ver schillende omstandigheden, welke spr nagaat. Met de historisch geworden toestanden moet elke wetgever bij de toepassing der zuivere beginselen re kening houden. Gevraagd mag echter worden, of de wet van 1920 ons verder gebaacht heeft in de richting van het Gewijzigd Unie rapport. Spreker gaat daartoe de vijf conclusies van dit rapport na en trekt daarbij dan telkens een vergelijking met de wet van 1920. Bestreden wordt de opvatting, dat het beter ware geweest, indien aan de bijzondere school niet 100 pet. maar b.v. 80 of 90 pet. der kosten vergoed waren. Of dat aan de Schoolbesturen vrijheid gegeven moet worden om in plaats van de volle 100 pet slechts 80 of 90 pet. der subsidie in ontvangst te nemen, mits zij dan ook van een deel der subsidie-voorwaarden vrijgesteld zouden worden. Tenslotte bespreekt de referent de positie van de openbare school en trekt daarbij een vergelijking tus schen art. 195 van de tegenwoordige Grondwet en de L.O. wet 1920 eener- zijds, en het voorstel-Heemskerk tot herziening der G.W. van 1913 en de laatste conclusie van het Gewijzigd Unierapport anderzijds. Er wordt op gewezen, hoe de schoolstrijd weliswaar zijn oorsprong vond in de ontkerste ning van de algemeene volksschool, maar dat na 1857 de actie hoe langer hoe meer is gericht op de vrije school voor heel de natie; Spreker bestrijdt het instituut „overheidsschool" en spreekt er zijn blijdschap over uit, dat dit onderdeel van het 9choolvraagstuk in den laat9ten tijd weer meer in stu die genomen wordt" FEUILLETON. Het geheim van Colde Feil. 52) Toen zij deze woorden zong verrees voor haar oog het vreeselijke gelaat v. haar stervenden man. Zij had haar gelukkige jeugd aan hem opgeofferd en hij had haar beloond, door haar voor hij stierf te brandmerken als mis dadigster. Kon de winterstorm zoo scherp, zoo vlijmend, zoo vernietigend zijn als dit? Toch scheen het haar toe, dat zij slechts zong voor dezen vreemdeling, die haar met zijn donkere oogen aan zag en dat zij in deze klacht over de ondankbaarheid van de menschen, voor hem de geschiedenis van haar le ven uit zong. De laatste woorden van het lied stierven weg en het sQheen hem toe, die haar gadesloeg, dat tra nen, die zij niet wilde laten vallen, haars ondanks haar oogen vulden. „U voelt de waarheid van dat lied?" zei hij tot haar. „Ja" antwoordde zij. „Ik zou geen woord meer kunnen zingen." Toen kwam madame op haar toe en bedankte haar. De Engelsche gezant vroeg zoo dringend om aan haar te ^worden voorgesteld, dat madame de Saint Luce hem niet kon weigeren. Het volgende half uur bracht Alice door in een opgewekt gesprek met een der meest schitterende staatslieden van Europa. Hij was geheel nieuw voor haar, maar zij voelde zich volkomen op haar gemak. Hij was verbaasd over haar vlugheid van begrip, over haar verstandige opmerkingen. Hij kon geen oogenblik ook maar den vreese- lijken achtergrond vermoeden. ,En toen vond zij Lord Arden aan baar zijde. Hij keek haar met ernstige, vriendelijke oogen aan. „Ik wilde u nog eens in 't bijzonder bedanken, juffrouw Kent" zei hij, „ik had daarvoor niet eerder gelegenheid. U heeft mij meer genoegen verschaft, dan ik in jaren gekend heb. Toen ik jong wa9, was ik vol poëzie en roman tiek. Ik heb daarvan op mijn reizen wat verloren, maar dit alles kwam weer hij mij boven, bij bet hooren van uw stem. U kunt zich niet voorstellen, hoezeer die op mijn moeders stem ge lijkt. Mijn moeder is de eenige liefde van mijn leven, juffrouw Kent, of lie ver, ik mag zeggen, „was", want ik heb haar jaren geleden verloren en pie- mand heetf ooit haar plaats ingeno men. Zij was een schoone,- donkere vrouw, met blanke handen, en een zachte, lieve stem. Zij zong altijd in de schemering, nooit als de lampen aan waren. Ik weet niet, of zij wel hee- lemaal gelukkig was, mijn lieve moe der. Ik vereerde haar zoo; haar dood was een ontzettende slag voor mij. „Zoo heb ik mijn vader liefgehad", mompelde Alice Kent. „Werkelijk?" riep hij uit. „Dan kunt u mijn gevoel begrijpen?" „Volkomen" antwoordde zij. „Het is wonderlijk" zei hij, „hoe de dood van één mensch een schaduw kan werpen op heel ons leven." Zij huiverde even. Wie wist dat be ter dan zij. De dood van een mensch had niet alleen haar leven verduisterd, maar bijna ook haarzelf ter dood ge bracht. „Heb ik u pijn gedaan?" vroeg hij bezorgd. „Ik zie, dat ik de berinnering aan een groot verdriet bij u heb opgewekt „Ik heb zeer geleden onder het ver lies van mijn vader" zei zij zacht. „Toch moesten wij daaronder niet zoo zwaar gebukt gaan" antwoordde hij. „Indien wij gelooven, dat de dood slechts een overgang is tot een hooger leven, dan mogen wij niet zoo wan hopig treuren over onze gestorvenen. En het ingaan van onze geliefden in een gelukkige wereld, moest niet ons leven verduisteren." „Neen, daarin heeft u gelijk" zeide 2ij. „Maar ons hart bliift het gemis diep voelen. Hoe geheel anders zou mijn leven zijn, indien mijn vader er nog was." Hij keek haar aan, maar haar oogen bleven neergeslagen. „Wilt u mij vergeven, als ik u een vraag doe?" zei hij. „Het moge bru taal schijnen, maar ik hoop, dat u het niet zoo wilt opvatten. Ho© komt het, dat u, die geboren schijnt te zijn om een leidende positie in de groote we reld in te nemen, die er alle gaven voor hebt hoe komt het, dat u hier de betrekking vervult van gezelschaps juffrouw?" Zij hief het hoofd naar hem op met een bekoorlijke bescheidenheid en ne derigheid die hij nooit vergat. „Ik denk, dat u zich vergist in mij" zei ze zacht. „Mijn vader was zeer ze ker een heer en mijn moeder, ofschoon ik mij haar niet herinner, was een dame. Doch mijn vader was niet rijk. Hij was dokter en gedurende de laat ste jaren van zijn leven was hij erg arm. Ik kwam hier in Parijs, toen Ik nog heel jong was, als leerares in En- gelsch. Het leek mij toe, dat zulk een leven hier minder saai en eentonig zou zijn dan een dergelijk leven in Enge land. Ik hoop" voegde zij er snel aan toe „dat u mij niet minder zult achten na mijn eerlijke bekentenis, dat ik niet geboren ben in hooge krinsen en er niet toe behoor." „U er minder om achten?" zei hij. „In mijn oogen zijn waarheid en op rechtheid de grootste deugden in de wereld. Ik kan u niet zeggen, hoe hoog ik ze schat. Mijn moeder u zult denken, dat ik altijd over haar spreek mijn moeder leerde mij om alle leu genachtigheid te haten en te verach ten. Eerlijkheid en waarheidsliefde hebben voor mij veel meer bekoring, dan schoonheid, bevalligheid en be gaafdheid. Vergeef mij, als ik er nog één ding bijvoeg. Al bent u dan niet, zooals u het noemt, „geboren in hooge kringen" u zoudt daar toch in ieder opzicht volkomen op uw plaats zijn." Haar hart sloeg sneller en joeg een blos naar haar gelaat. Het was lang geleden, dat zij naar hoffelijke compli menten had geluisterd. Toen praatten zij samen over de fraaie wereldstad met haar prachtige kunstpaleizen. En hoe meer Lord Ar den met haar sprak, hoe meer hij haar bewonderde. Zij was zoo verstandig en had zulke frissche en oorspronke lijke ideeën. Het was de gelukkigste avond, dien Alice Kent had doorleefd, sedert zij als Hester Carol zwierf over de Schotschf heide. <Wordi vcrvólad).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1925 | | pagina 5