WfEOWË LÈIDSCAE COURANT VAN ZATERDAG 12 SEFTEMBER 1925 T WEEDE BLAD. Uit de Schriften. 3 Een verstandig hart Geef dan Uwen. kkieoht een. verstandig hart. i Kon. 3 :9a. Als Salomo na den dood van zijn vader David den troon bestijgt, is het hart van gedachten vervuld. Hij droomt zijïn toekomstdroom. Hij ziet zichzelf als een groot en machtig vorst, zijn hof zal met de buitenland- sche hoven wedijveren in weelde en pracht, de grenzen van zijn rijk zullen zich uitbreiden naar alle zijden. Maar bij deze verwachtingen van macht, rijkdom, eer, drukt hem toch ook het gewicht van zijn groote ver antwoordelijkheid. En daarom, als God tot hem zegt: „Begeer wat ik u geven zal" dan dringt het gevoel zijner zwakheid hem tot de ootmoedige bede: „Geef Uwen kneeht een verstandig hart". Op die bede krijgt Salomo ten antwoord: „Daarom dat gij deze zaak begeerd hebt en niet begeerd hebt voor u vele jaren, noch voor u begeerd hebt rijk dom, noch begeerd hebt de ziel uwer vijanden, maar hebt begeerd verstand voor u om gerichtzaken te hoor en, zie Ik heb gedaan naar uWe woorden, zie Ik heb u een wijs en verstandig hart gegeven, dat uws gelijke niet vóór u geweest is, en uws gelijke na Ti niet opstaan zal. Zelfs ook, wat gij niet begeerd hebt, heb Ik u gegeven beide rijkdom en eer". Heerlijk is het leven van Salomo geweest. Van alle volken kwamen er om zijne wijsheid te hooren. Groot was zijn invloed en weldadig zijn heerschappij, totdat.totdat hij op lateren leeftijd nog weer heel on verstandig van hart werd. Onverstand komt naar het eigen woord des Heeren uit het hart van den mensch voort. De Farizeër uit de bekende gelijke- nis was ongetwijfeld een knap en #ge- leerd man. Daarbij deugdzaam, recht vaardig, hoog-kerkelijk. Hij had alle reden om tevreden te zijn over zich- zelven, wanneer hij zich met anderen ging vergelijken. Maar wat is zijn hart vol onver stand, wanneer hij trotsch en hoog-- moedig Ih het midden des Tempels gaat staan God dankende, dat hij niet is als de andere menschen. De tollenaar had natuurlijk ook een scherp verstand, een helder oordeel, een goed doorzicht. Anders zou hij geen tollenaar geworden zijn. Het zou hem ongetwijfeld niét veel moeite gekost hebben tegen den Fa rizeër een opmerking te maken, die dezen verwaten man geheel en al uit het veld sloeg. Maar hij is te verstandig van hart om zichzelve te handhaven. Hij denkt niet aan hetgeen hij heeft, maar hij' gevoelt heel diep, wat hij mist en daarom doet hij geen enkele poginp om zichzelve te rechtvaardigen. Een verstandig hart is altijd klein voor God, en het houdt ons klein voor God, omdat daarin het gevoe len is, hetwelk ook in Christus Jezus \vas. Wei weten, hoe Jezus reeds als kind hemelsche wijsheid zocht door te zijn in de dingen Zijns Vaders. De wijs heid van Jezus kan daarom ons hart alleen verstandig maken en verstan dig houden. Onze eigene wijsheid, hoe geleerd en diepzinnig ook, brengt den Vader en de dingen des Vaders niet in hef middelpunt van ons leven. Onze eigene wijsheid houdt de wereld en de dingen dezer wereld in het middelpunt van ons leven. Dat onverstand maakt den inensch zoo verschrikkelijk arm. FEUILLETON. Het geheim van Colde Feil. 40) Toen ging zij alleen naar het plaats je, dat zij temidden der JLngelsche me ren had uitgekozen; een aardig dorpje Greystone, waar zij een heel jaar bleef Hier herkreeg zij haar gezondheid, haar kracht en haar wondervolle schoonheid. Het was niet langer noo- dig om blond haar te dragen; Annie Malcolm, die dit had gedragen, was verdronken in zee. Toen het jaar om wa9, had zij geduld en onderwerping geleerd. Het was niet meer hetzelfde, onbezorgde, vroolijke kind van vroe ger, dat de wereld in ging. Waarom God haar al deze zware beproevingen gezonden had, begreep zij niet, maar haar ziel was tot rust gekomen. Heel haar verder leven gaf zij in Gods hand, wetende, dat Hij het zou leiden naar Zijn wil en dat het zoo het beste was. Zij voelde zich nu sterk en kalm en haar oude gezondheid had zij geheel herkregen. De herinneringen aan het vreesèlijke verleden werden vager en zwakker. Er waren tijden, dat het haar toescheen, alsof het een booze verwar de droom was geweest. ,Toen het jaar verliep begon zij te Er is een bekend boek, waarin liet leven van een beschaafde en welge stelde familie geteekend wordt. Uiter lijk gaat het dien menschen niet slecht. Integendeel. Maar wie op hun inner lijk leven let, bemerkt al heel spoe dig, dat er bij al deze menschen iets aan het levensgeluk ontbreekt. En wat het ergste is, zij leven allen hun eigen leven en staan zoodoende met hun ellende alleen. Ze zijn wel heel goed met elkander, maar ieder leeft toch voor zichzelf. Hun onver standig hart is onvatbaar en onontvan kelijk voor hoogere liefde. Zoodoende is er bij al de menschen, die in dit boek geteekend worden, een groote feegte, een vreesehjke armoiede. O, wat zijn er vele menschen, die in hun onverstand met inspanning van alle krachten jagen naar rijkdom, een goede positie, een eervolle plaats, zon der te bedenken, dat de wereld voorbij gaat met al hare heerlijkheid en be geerlijkheid. Mozes ba!d ernstig en dringend om wegneming van dat onverstand der zonde, toen hij de bede opzond: „Leer ons alzoo onze dagen tellen, opdat wij een wijs hart bekomen", en de Apostel Paulus vermaant ons: „Zoo iemand onder u dunkt, dat hij wijs is in deze wereld, die worde dwaas, opdat hij! wijs moge worden". In droevige zelfmisleiding noemt de wereld de hemelsche wijsheid altijd dwaashad. De Joden vonden Jezus een dwaas, omdat Hij den koningstroon weigerde, dien zij Hem aanboden. Toen de Hei land aan het kruis hing, bespotten zij Hem in hun onverstand als een dwaas, die wel anderen had verlost, maar zichzelve niet kon verlossen. Het is heden ten dage niet anders als in de dagen van Jezus omwande ling op aarde. Het is dwaasheid voor de wereld om de Schriften te onder zoeken, die ons wijs kunnen maken tot zaligheid. Het kruis van Golgotha, het ver zoenend sterven van Jezus Christus, behoort evenals de geheele Bijbel naar hare meening tot een antieke wereld beschouwing, die volkomen verouderd is. Het wijze ongeloof kan de dwaas heid van het Evangelie niet verstaan. Maar als de dingen der Vaders voor ons dwaasheid zijn, dan kennen wij den weg tot den Vader niet, dan ken nen wij den weg naar het Vaderhuis niet, en dan bezitten wij de ware le venswijsheid niet, die ons op de knieën brengt voor den alleen-wijzen God. Een hoogleeraar maakte eens met eenige leerlingen een studiereis om verschillende aardlagen te bestudee- ren. Ze kwamen bij een rotsachtig ge bergte en maakten hunne instrumenten klaar om de voorgenomen onderzoe kingen te doen. Maar voordat ze aan het werk gingen, ontblootte de hoog leeraar eerbiedig het hoofd en zeide: „Laten wij eerst wijsheid vragen aan Hem, die alle dingen gemaakt heeft". In hun onverstand zullen alle we reldwijzen voor zulk een hooggeleer de niet veel anders dan een medelij dende glimlach over hebben. De vreeze des Heeren „is en blijft echter het beginsel der ware levens wijsheid. Een verstandig hart zoekt daarom voortdurend aansluiting met Hem, in denwelken al de schatten der der wijsheid en der kennis verborgen zijn. Wie zóó bidt, ontvangt wat hij vraagt. Ja, ook wat hij niet begeert, geeft God hem mild en overvloedig, beide genade en eere. Leer mij, Heer! Schenk mij gretig luistrende ooren, Om te letten op Uw woord; Niets mag de aandacht ooit verstoren, Waar Uw roepstem wordt gehoord. Roep mij, spreek! En verbreek 'tStug gemoed en maak het week. Open Gij mijn mond en lippen, Om te spreken wat betaamt; 'kLiet zoo menig woord ontglippen, 'Waar mijn ziel zich diep voor schaamt: Laat mij, Heer! Nu veelmeer Zingen, spreken tot uw eer. Maak mij ijvrig, geef mij handen, Vaardig in Uw dienst alleen, Los van al de zondebanden. Die zich vlechten om mij heen: Als ik buk onder 't juk, Vin'dt mijn ziel het waar geluk. Doe mij gaarn met rappe voeten, Treden op bet smalle pad, Waar ik vrienden mag ontmoeten, Reizend naar de hemelstad, Die met lust, welbewust, Trekken naar bet land der rust. Leer mij, Heer, in alles de oogen Vragend naar U op te slaan, Of ze uw blik ontmoeten mogen. Of ik veilig voort kan gaan. Gaat Gij mee, op mijn bee, O, dan volgt het hart gedwee. KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK. Viertal: Te Groningen, H. P. Fort- gens te Voorschoten. T. J. Hospers te Gouda. G. Tichelaar te Leiderdorp. J. .Vermeulen te Noordwijld aan Zee. B eroepen: Te Aalsmeer, H. W. J. C. Hanselaar te Zevenbergen. Te Hilversum v(Afd. Prot. Bond), G. van Duyl te Assen. Aangenomen: Naar Hoogeveen, J. Kat te - .Vlaardingen. GEREF. KERKEN. Beréepen: Te Abcoude, M. Post te Bunschoten- Spakenburg. Bedankt: Voor Raard en Strijem, H. •Brinkman te Harmeien. Predikantsopleiding. Ds. Kersten deelt in de „Saambinder" méde, dat vopr de te stichten Theologi sche school tot nu toe f 26.256,12 ont vangen werd. Om te beginnen werd een bedrag van f 30.000 noodig geacht, zoo dat dus npg een kleine f 4000 ontbreekt, „Intusschen voegt Ds. Kersten hier aan toe zijn de lessen aangevangen in een klein gehuurd zaaltje. Acht, het is er ongezellig; maar we kunnen ons er vporloopdg in schikken en blijven rustig uitzien naar een eigen woning. De Heere doe ih*et kleine stekje opwassen, opdat de vele herderlooze gemeenten spoedig de vruchten mogen plukken van dezen arbeid. Want de opgst is groot en de beiders zijn weinige." Gerei. Kerk te Batavia. De kérkeraad te Batavia stelt pogingen in het werk om Ds. J. O. Aalders te Schoonhaven, die vroeger predikant van Batavia was, te verkrijgen als lid in een commissie, die in Nederland het beroe pingswerk van de kerk van Batavia voor bereidt. Gereformeerd leven in Duitschland. Op het dezer dagen te Lunteren gehou den 8ste Gereformeerd Studentencongres heeft om. Dr. Kolfhaus van Vlotho het woord gevoerd over bovenstaand onder werp. Is het lentetijd of wintertijd*in Duitsch land? Er is geen Gereformeerd leven, wel inyloed van Gereformeerde gedachten van 50, 60 jaren terug uit Nederland. In den tijd van Groen van Prisnsterer en Dr. Kuyper werden modernisme en liberalis me weer aangetast. Spr. schetst ver volgens de beteekenis van Kuyper voor de ontwikkeling van het Gereformeerde leven. In Duitschland is het leven als bij ons voor 50 jaar. De mensch staat in het centrum. Er is materialisme en idealisme, beide zonder God. Zal er nog eens een bloei komen tot eer van. God? Toch is er een kern van eenvoudige Christenen, die evenwel hun taak niet geheel begrijpen. Maar na den oorlog zijn de harten opengegaan en is er meer besef van verantwoordelijkheid gekomen ook met het oog op het openbare leven. Maar de leider ontbreekt. Men tracht voorloopig invloed te krijgen in de Duitsch-Nationale en Duitsche Volkspartij De Christelijke boeken winnen terrein. Sprekers biografie van Dr. Kuyper zal binnenkort een derden druk beleven. Het openbare leven kan slechts gezond worden als de Kerk leeft en haar roeping beseft. De Duitsche Protestantsche ker ken hadden tot aan den oorlog töe ge rust, lauw als de kerk van LaodiCea. Ze wachtten op de Staatshulp,' waren zonder initiatief. Het was vroeger onmogelijk in kennis te komen met de Gereformeerde, Calvi nistische beginselen. Men zag de banden aan den Staat niet. Thans zijn die banden gebipken en moet geleerd worden de vrijheid te ge bruiken. De hoop voor de toekomst is op de jongeren gevestigd, die weer naar de kerk vragen. Vroeger werd niet met de kerk gerekend, nu is dat veranderd. Dat is 't werk vooral van Prof. Karl Barth. Er is veel kritiek op Karl Barth, ook uit Nederland. Maar Barth is vOor de Duit- schers een ander dan vopr de Nedearkn der s. De Duitsche theologie ontwikkelde al les uit den mensch. En nu zegt Barth: God komt tot U". Daarmee richt hij zich tegen het filosofische en theologi- sce dhenken sinds S chleiermacherBarth zegt text het hedendaagsche Duitschland: Gelapf heeft met uw gevoelens niets te maken". Hij toomt weer het dua- lisime tusschen- zonde en genade, God en wereld. Hij prijst weer den Bijbel als Gods stem. Jezus is voor hem de Zoon van God, de Logos. De Duitsche jeugd schrikt op vcor zijn gewéldig woord Ernstig grijpt hij in ons geweten. Hij roept uit: „Er staat geschreven". De H. S. is Gods .Woofd, omdat ze Gods .Woord is. (Buliinger). Voor de ouderen der Gereformeerden herinnerden Barth's woorden aan de Re formatie. Nu hoorden zij weer het getuige nis der Apostelen door zijn mond. Gods Souvereiniteit wordt weer verkondigd. Spr. beweert niet ,dat Barth in éjle punten met onze belijdenis meegaat. Zijn Ontwikkeling is nog niet af. Wat het meest voor Barth pleit is de tegenstand van hen, die door hem op gejaagd worden. Het liberalisme moet verontrust zijn, omdat hier God weer in zijn geweldigheid gepredikt wordt. Ook te gen het orthodoxe conservatisme keert Barth zich. De winter is voorbijgaande en de lente nadert. 3 De moeilijkheden der Zending. Ver van de beschaafde wereld, in het centrum van Afrika, zoekt een zendeling naar de weinige middelen, die hem in staat zullen stellen, den landaard en het wezen der volksstammen te leeren kennen. Hij is er op uit, om den Bijbel te verta len in het eigenaardige idioom dezer nog zelden doorvorschte streken. Op een ge geven moment blijft hij steken. Hij zoekt en zoekt, luistert naar de lastige taal om hem heen, maar kan geen vertaling vin den voor het begrip geweten". Hij slaagt er niet in een, aannemelijke beschrijving ervoor te ontdekken. Pas ja ren later komt hij er achter. Een negerin wordt vermoord. De zwarte dorpelingen praten er over en zeggen herhaaldelijk tot elkaar: miai, miai, zal den moorde naar nimmer met rust laten. De zendeling luistert scherp toe. Hij vraagt, en krijgt te hoor en, dat miai bij de inlanders het zelfde is als in de beschaafde wereld het geweten. Nu pas is het miai van den zendeling bevredigd, nu pas kan hij Gods Woord in deze haast niet te doorvorschen taal verkondigen. Zoo werken velen van hen, zulke moei lijkheden hebben ze haast allen, de zen delingen der Bibelgesellschaft, die in alle deelen der wereld de dialecten en schrift- teekens der volkeren moeten bestudeeren om den weg te banen voor het Woord. Sedert ruim 120 jaar wordt dit moeilijk werk verricht en thans is de H. Schrift in bijna 1000 talen overgebracht. Amerikaansche Predikantenstand. Dat de Amerikaansche predikantsnwe reld toch anders is dan de onze, blijkt als men het volgende berichtje nagaat: Rev. Julius Seebach, predikant bij de Luthersche Memorial Church te Phila delphia, bepaalde dat gedurende zijn af wezigheid zijn vrouw in de prediking zou voorgaan. Niet de gemeente, doch de ringpredikanten hebben tegen dit geval protest aan geteekend Bisschop Freemann, episqopaalsch bis schop te Washington, heeft de benoeming tot eererabbi („associate", dUs ook „me dewerkend" rabbi) aan de Vrije Syna goge te New-Vork, waar zijn vriend rabbi Stephen S. Wise het hoofd is, officieel aanvaard. Bisschop William "Montgomery xSrown, ais „"fetter" door de Protestantscü Epfs- AAN HET ZOEKLICHT. Dekten, 12 SepL 1006. .Wonderlijk eenzijdig zijn wij men schen toch altijd. 't Staat er Zoo indrukwekkend en zoo eenvoudig tevens in Gods Woord: In den beginne schiep God den h^ mei en de aarde. Deze waarheid wordt in het alge meen nog wel toegestemd. Maar in de practijk van bet leven, is het maar al te veel zoo, dat ,wiq de aarde als ons particulier domein beschouwen waar wij 't voor heit zeg gen hebben en waar we met Gods ordeningen niet behoeven te rekenen- Of ook wel, er is in overgeestelijk- heid een zekere onverschilligheid voor de aarde en de dingen van het aard- sche leven. De gfoote beteekenis van het scheppingsfeit wordt niet gereali seerd en er is geen ijveren, om het aardsche leven en de aardsche verhou-» dingen te doen beantwoorden aan dö ordinantiën Gods. Maar Gods Woord leert het anders. In den beginne schiep God den he mel en dus heeft ons hart ook uit te gaan naar de hemelsche dingen. En God schiep ook de aarde en dij» moet ook de aarde beantwoorden aan het hooge doel waarvoor zij geschapen werd Al het schepsel, hemel en aarde, mpet dienen om den naam des Hee ren groot te maken en het is onze taak, om daartoe een ieder op zijne Wij ze en zijne plaats mee te werken. OBSERVATOR. copaalsche kerk veroordeeld, zag af van een voorgenomen toespraak in de Rocxro- sche kerk St. Mark te New-York, echter alleen o|mdat bisschop Manning zeer sterk zich hiertegen verzette. Rev. Roy Smith, predikant bij de Simp son Methodist Episcopal Church te Min neapolis wordt ons geteekend als pree- Icend over bet onderwerp „een dufs 'te oouwenDeze preek geschie9de zeer prac tisch". De prediker n5. spraK, ctfcht tfij den kansel inmiddels een miniatuur huis opbouwende. Of de preek daarbij goed verstaanbaar bleef, is niet duidelijk. Van rev. W. M. Yoemans staat op- geteekend, dat hij weigerde om de Ame rikaansche vlag rondom de kansels van de Perkimen Avenue en Pennyside kerken te ontplooien. En nu eischen beide ge meenten, dat hij zijn ambt zal neerleggen. 9 Commissiën van beroep. De Chr. Onderw. betoogt dat „eenher- zienig van de bevoegdheid van de Com missiën van Beroep dringend noodzake lijk is, wil er tenminste van het begrip rechtspositie van den onderwijzer iets meer overblijven dan een phrase". Het Chr. Schoolbl.„Onze Vacaturen" schreef naar aanleiding van een recente uitspraak van een der commissies: „Deze uitspraak (versterkt ons in de meening, dat de rechts positie van den onderwijzer bij de commis sie van beroep niet veilig is." Eerstge noemd blad schrijft o.m.: „Erlang zal in ons orgaan tot publicatie worden overgegaan, van een dossier, waar uit zonneklaar blijkt hoezeer we tot zulk een kras oordeel gerechtigd zijn, maar voorshands bepalen we ons er toe te wij zeil op het feit, dat de Commissiën van Beroep die iets anders dan recht spreken buiten haar boekje gaan. lien oordeel over een onderwijzer, dht hem broodeloos maakt, gegrond op een overweging dat de verhouding, hangende het proces zoo geworden is, dait het wen- sohelijk is om te ontslaan, is geen recht-» spraak, maar driedubbele partijdigheid. Immers wordt hier niet gerekend met dé (oorzaak van de slechte verhouding, die tot ontslag aanleiding gaf en ieder weet, dat aleer een ontslag gegeven wordt, de ver houding toch zeker ook wel iets te wen- schen overlaat. De vraag is niet naar wat -wenschelijk is, maar wat reoht is. Als nu toch een commissie van Beroep een uitspraak kan doen, waarbij het recht wordt veronachtzaamd, en het wensche- lijke (natuurlijk niet het wenschelijke voor den betrokkene, maar het wenschelijke voor (.d"e school] wordt gediend, dan is er reden voor de vraag naar herpemng van de bevoegdheid dezer commissiën". denken aan wat zij voor de rest van haar leven zou doen hoe zij het zou besteden, welk werk zij op zich zou nemen en waar zij zou gaan wonen. Van liefde en trouwen droomde zij niet.haar eenige gedachte was om verder een rustig leven te leiden ver van de plaats, die voor haar zulke pijn lijke herinneringen bevatte. Zij besloot van de Engelsche meren naar Parijs te gaan de beste plaats om op te gaan in de menigte; daar zou zij gaan wonen en les geven in het Engelsch. Zij had nog geld genoeg om van te leven tot zij daar betrekkingen zou hebben aangeknoopt en dan zou zij verder haar brood kunnen verdie nen. Zij ging dus naar Parijs en liet daar naamkaartjes drukken: Mejuffrouw Alice Kent Leerares in Engelsch en Muziek 15 Rue de Saint Jean en daar kreeg zij langzamerhand een flink aantal leerlingen. HOOFDSTUK XIII. Een bedorven kind. Een van de meest geziene en meest geachte families van Parijs was de fa milie Saint Luce. Zij stamde af van een oud, aanzienlijk geslacht, hun voorvaders waren met de Franscbe kruisvaarders uitgetogen. In de oude dagen der Royalisten, toen de Fran- sche lelies op ieder wapenschild prijk ten, had niemand die met meer trots gedragen dan de Saint Luce9. Zij hadden al de stormen overleefd, die op verschillende tijden in 't mooie Frankrijk hebben gewoed; al was het dikwijls moeilijk voor hen geweest En nu, in de dagen van de Republiek, leef den zij kalm en teruggetrokken en na men geen deel aan den politieken strijd en de eindelooze wisselvallighe den daarvan. Zij hadden veel bezit tingen en veel geld verloren, maar nog steeds mochten zij gerekend worden onder de rijken van het land. Louis de Saint Luceu die thans het hoofd was van de familie, was jong getrouwd Zijn vrouw was half een Engelsche, haar vader was een Fransch edelman, haar moeder een Engelsche freule en ofschoon zij was geboren in Frankrijk én daar altijd had gewoond, had ma dame de Saint Luce zeer sterk spre kende Engelsche karaktereigenschap pen, die haar dochter van haar over erfde. Clair de Saint Luce had al de Saksische openhartigheid en eerlijk heid, die door geen Fransche opvoe ding kon vyorden bedekt of verborgen Zij had de echt oud-Saksische waar heidsliefde gepaard aan de Fransche geestigheid en levendigheid. - Het is haast overbodig te zeggen, dat zij een bedorven kind was, als erfge name van een groot vermogen. Zij was mooi, bevallig, geestig en bad de be koring beide van den Engelscben ernst en de fijne Fransche beschaving. Zoo was zij een van de betooverendste meisjes, die men zich kon denken. Zij was nog maar zestien en was tot dus ver in strenge afzondering opgevoed. Madame de Saint Luce verwachtte van haar dochter, dat zij een van de schit terendste huwelijken in Frankrijk zou doen, en daarom vermeed zij zorgvul dig, dat meer gewone oogen naar haar zouden worden opgeslagen. Het familie-landgoed van de Saint Luces lag op de schoone en schilder achtige kust van Bretagne en heette „Les Fontaines" naar de vele, prach tige fonteinen, die er omheen lagen, waaraan aardige oude legenden ver bonden waren. Het was een oud, schilders kasteel, dat zeer fraai was gelegen, omgeven als het was door diepe, groe ne wouden, terwijl naar het Zuiden de eindeloos blauwe zee zich uitstrek te. De kust van Bretagne is het land van de dichters; de wilde, schuimende baren, de stijle, hooge rotsen, de diepe grotten, waar de woeste golven klot sen, de aardige kleine dorpen, waar nog de oud» sagen leven, dit alles heeft reeds menig dichterlijk gemoed ontroerd. Les Fontaines was eeu sprookje op-zichzelf. Het huis, dat de familie de Saint Luce in Parijs be woonde, zag uit op den firaaien tuin van de Tuileriën en was één van de grootste eh mooiste woonhuizen van de stad. Hier werden in deze weelde rige omgeving groote partijen en di ners gegeven, waarbij echter de mooie dochter des buizes nooit verscheen. Niets van wat zij begeerde werd haar ooit geweigerd, behalve deze „en- trée" in de groote wereld. In ieder op zicht was zij een bedorven kind te noe men, maar de beminnelijkhehid van baar karakter had niet geleden onder de voortdurende vervulling van al baar wenschen. Zij was nog geen twaalf jaar, toen baar levensweg dien van Alice Kont kruiste. Zij was tóen een wonderlijk "mooi kind. geheel verschillend van an dere Fransche meisjes. Haar oogen waren donker als van een Spaansche en daarbij had zi) het licht blonde haar van een Engelsche. Zij bewoog zich met een Fransche gratie en ha<$ frissche Engelsche rozen op haar waOr gen, op haar gezichtje speelde stee<lB een zonnige glimlach, en zij had een grappige manier van zich uit te druk ken, die allerinnemendst was. CWjotM veroólg'd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1925 | | pagina 5