'NÏÈlUWË LEffDSCHt C'ÖÜRANTT VAN 2 ATËRD AG~Tf JULI W25 Aan he! einde der 'Week. 't Gaat den Franschen in Marokko neg steeds niet voor den wind. De Fransche premier, die tevens mi nister van Oorlog is, heeft dan ook zelf verklaard, dat de toeetand buitenge woon moeilijk is. Daar komt bij, dat men te Parijs eigenlijk niet precies weet, wat men doen moet. Men hinkt op twee gedach ten. Aan den eenen kant zou men 't maar v het liefst' met Abd el Krim op een ac- coordje wille® gooien, en ook Spanje schijnt daar niet afkeerig van, Abd el Krim's gezag over. het Rif maar te er kennen. Al dat krijgsgedoe kost maar geld, en dat terwijl Frankrijk toch al zoo in de financieele moeilijkheden, zit. Daar komt bij dat de socialisten zich hoe lang zoo meer tégen de Marokko- politiek van Painlevé beginnen te ver zetten, en nu weer besloten hebben -tegen het door dezen aangevraagde cre- j diet van 183 millioan francs \m Hol- j landsch geld 21 a 22 millioen gulden) 4e stemmen. Abd el Krim kent deze zwakheid van zijn tegenstander natuurlijk hoel goed, en dit is voor hem een reden om bij de onderhandelingen niet al te toegeef lijk te zijn. Hij heeft immers succes en zal daarvan ten volle partij trachten te trekken. Daarom zo.u het voor de Fransch'en jVan belang zijn, den Rifleider door een krachtig offensief met meer strijdkrach ten en materieel mores te leeren. In verband hiermee is Frankrijk dan ook al begonnen het Ruhr gebied te ont ruimen, teneinde de aldus vrijgekomen troepen te gebruiken voor Marokko. Wie had dat eenige jaren geladen ikunnen denken, toen Poincaré op zulk een forsche wijze tegen Duitschland op trad. Weil zijn inmiddels de tijden ver- ianderd! Het is overigens maar te hopen voor Frankrijk,, dat het zich bijtijds uit. dit avontuur zal kunnen terugtrekken. Want als waarschuwend voorbeeld staat daar zijn zuidelijke nabuur Spanje, 'welks welvaart wordt verslonden door "den oorlog in Marokko, j Frankrijk mag zich thans nog, on danks zijn financieele moeilijkheden, in leen betrekkelijken voorspoed verheu- gen. Onder de brandende kwesties, die net heeft op te lossen, behoort althans niet die van de werkloosheid, want meer dere honderdduizenden arbeidskrach ten vinden in Frankrijk nog werk en brood I In dit opzicht is het verre gezegend 'boven ons land en Engeland. We! is er in ons land. hier en 'daar [eenige opleving te bespeuren, 'maar de j toestand is nog verre van rooskleurig. Erger nog is het in Engeland. In het Engelsche parlement is deze zaak den laatsten tijd meermalen ter sprake gekomen, de laatste dagen voor al in verband met de crisis in de mijn industrie. Doch als er één kwestie is, waar men- schen machteloos tegenover staan, en waar ook de knapste staatslieden wei nig kunnen doen tot verbetering van den toestand, dan is het wel het werk- k loosheidsvraagstuk. Ondanks allen vooruitgang in techniek blijft hier de hoogste wijsheid de bede om het dagelijksch brood, mits bij dit bidden het werken komt: het zoeken van het koninkrijk Gods ari zijne ge rechtigheid. Dan zullen alle andere din 'gen "ons toegeworpen worden, want in het houden van Zijn geboden is nog steeds groote loon. Gelukkig daarom het land, waar de 'meerderheid des volks de oplossing der yele brandende vragen van onzen tijd zoekt in 'den weg der ordinantiën Gods, zooals de uitslag der verkiezingen in ons land bewezen heeft, dat ons volk nog doet. Op de 'drukke verkiezingsweek is nu teen week van nabetrachting gevolgd. Leidsche Peakrassen. Amice, J 1 1 v Ik las onlangs in een van de bladen een opstel van iemand die vroeger hier studeorde en die nu, -na jaren, de Lus trumfeesten had bijgewoond. Hij had de stad waaraan voor hem zoovele jeugdherinneringen waren ver bonden, nog eens in alle richtingen doorkruist, en ajle mogelijke plekjes, waaraan bijzondere herinneringen ver bonden waren, nog eens bezocht, maar dat allee, waarvan hij zich zooveel had voorgesteld, was hem tegengevallen Er was zooveel veranderd, 't Was niét meer het oude Leiden, dat hij gekend had. De menschen die hij vroeger kende, waren voor 't meerendeel reeds vertrokken of reeds gestorven. Oude hui zen waren afgebroken en gemoderni iSleerd, particuliere huizen in winkels en kantoren omgezet, kortom het Lei den waarin hij ronddwaalde was niet meer de stad waarin hij als jongeman 3p:i deel van zijn leven gesleten had onwillekeurig dacht ik aan deze ont boezemingen toen ik dezer dagen in ons hlau las de voorstellen van B. en W. fozake de verplaatsing van de Jan Vos- asnbrug en de demping van de Volmo- Jengracni waarin de verschillende partijen den afloop van den geleverde» slag nog eens besproken hebben. t Met belangstelling, wacht men af, wien H. M. de Koningin tot kabinetsfor mateur benoemen zal, nadat zij met de verschillende partijleiders den toestand besproken heeft. Reeds verschillende gissingen wor den daaromtrent gemaakt, doch het ver standigst lijkt ons maar rustig af te wachten. De volgende week zullen wij waar schijnlijk wel meer weten. Uit het grijs verleden. DE STICHTING VAN ROME. Men kent de Romeinsche legende van ide stichting van Rome, zooals we die vinden in het eerste boek van Li- vius en in Virgilius' heldendicht de Aeneis. Aeneas was na den van van zijn va derstad Troje met een groepje Troja nen gevlucht en had na tallooze om zw ervingen L&tium bereikt; zijn zoor. Ascanius stichtte daar de stad Alba Longa. Eeuwen later regeerde oyer deze stad Numitor, die door zijn broeder Amu- lius van den troon gestooten werd; zijn zoon werd gedood en zijn dochter Rhea Silvia onder de Vestaalsche maagden opgenomen, zulks ten einde het geslacht van Numitor te doen uit sterven. Toen Rhea Silvia desondanks bij deD krijgsgod Mars twee zonen Romulus en Re mus kreeg, beval Numitor hen in den Tiber te werpen, die buiten zijn oevers getreden was. De beide kinde ren werden evenwel op wohderbaar lijke wijze gered; zij werden door een wolvin gezoogd en door 'skonings herder Faustulus opgevoed. Jongelingen geworden, ondernamen beide geredden aan het hoofd van an dere herders jacht- en rooftochten. Bij gelegenheid van het herdersfeest der Lupercaliën werden zij door roovers overvallen; Remus raakte in gevan genschap en werd voor Numitor ge voerd en beschuldigd diens akkers ge plunderd te hebben. Toen herkende Numitor zijn kleinzonen; dezen over vielen met hun makkers Amulius, doodden hem en zetten hun grootva der, den rechtmatigen koning, weer op den troon van Alba Longa. Met verlof van Numitor stichtten de tweelingen op de plaats aan den oe ver van den Tiber, waar zij op Amu lius' bevel te vondeling gelegd waren, een stad: dit geschiedde den 21sten April, den dag, die later ieder jaar als de geboortedag der stad gevierd werd. Bij een twist tusschen de broe ders, naar wien van beiden de stad genoemd en door wien zij beheerscht zou worden, werd Remus door Ro- mulus gedood. De laatste werd toen koning en noemde de stad naar zijn naam Roma (Rome). Zoo luidt, in enkele Hoofdtrekken, het verhaal van de stichting der stad Rome. In hoeverre het historisch juist is, is niet met zekerheid te zeggen. Vroeger heeft men Romulus geheel naar het rijk der legenden verbannen, docli het komt ons voor, dat we hier waarschijnlijk wel met een historisch persoon te doen .hebben. De onderzoe kingen der laatste jaren hebben ons wat voorzichtiger gemaakt in het ont kennen der historiciteit van gebeurte nissen en personen. De vraag rijst evenwel, of dit ver haal, het mag dan al of niet historisch zijn (dit doet in dit verband weinig ter zake) wel in overeenstemming is met Hetgeen wij in ons vorig artikel meedeelden over hetgeen aan de stich ting eener stad voorafging. Men stelt het wel eens voor, alsof Romulus het hoofd was van een stel letje avonturiers, vagebonden en die ven, en of deze menschen zoo maar Er is hier al heel wat veranderd en tot op zekere hoogte ook heel wat ver beterd den laatsten tijd. De tramvérbin ding met Den Haag bv. is gezien van het standpunt van het reizend publiek de winkeliers schijnen er wel1 een weinig anders over te denken zeer veel verbeterd. Nieuwe wijken zijn bij gebouwd, straten zijn verbreed en ver fraaid, trottoirs zijn aangelegd, de Rijnsburgerweg zal straks een weg zijn die aan alle eischen van het moderne verkeer voldoet en nu zijn weer voor stellen aanhangig gemaakt om het ver keer te water te vergemakkelijken, een oude brug die sinds reeds lang een sta in den weg was, te vernieuwen en te verplaatsen en een van de vele grach ten te dempen. Hieruit blijkt, amice, dat B. en W„ van wie sommigen nooit iets goeds weten te zeggen, toch niet stil zitten en zich niet bepalen tot administreeren, maar dat zij ook wel degelijk rekening houden met de toekomst en met de eischen die dan gesteld zullen worden. Naar ik vermoed zal de verbetering van de Jan Vossenbrug wel algemeen worden toegejuicht en ik geef toe, dat ook voor de verplaatsing, vooral als straks de Volmolengracht gedempt is, wel een en ander te zeggen valt. Een bezwaar lijkt me echter, dat de Jan Vossensteeg hieiivanjjïhaöfi aal_kua: op goed geluk af wat hutten haddon gebouwd om er hun buit te bewaren. Dat men tot een dergelijke opvatting gekomen is, is daaruit te verklaren, dat bij de oude schrijvers sprake is van een a s y 1, d.w.z. een heilige om heining, waarbinnen Romülus toeliet allen die zich bij hem kwamen aan melden. Wie het evenwel zoo voorstelt, heeft nooit goed gelezen, wat Livius daar van meedeelt. Want het asyl was heel iets anders dan de stad zelve. Het werd dan ook geopend nadat de stad reeds gesticht was. Wanneer Livius eerst de stichting der stad verhaald •heeft, en gesproken heeft van haar eerste instellingen, gaat hij voort: deinde asylum aperit, d.w.z. daar na opent hij -een asyl of vrijplaats. Dat asyl maakte zelfs geen deel uit van de doo% Romulus gestichte stad, want het lag op de helling .van den berg Capitolinus, terwijl de stad de hoogvlakte van den Palatinus besloeg (een anderen der „zeven heuvelen" waarop Rome later gebouwd was). Het is van groot belang, dit twee erlei element van de Romeinsche be volking goed te onderscheiden. In het asyl waren de avonturiers, die huis noch hof hadden, maar op den Palatinus waren de menschen, die van Alba Longa gekomen zijn, dus menschen, die reeds een georganiseer de maatschappij vormden, die ver deeld waren in gentes en in curiën, die "hun eerediensten hadden en hun wetten. Het asyl was slechts een soort van gehucht, een buitenwijk, zooals de ste den der Oudheid die wel meer hadden en waarin de huizen lukraak, zonder eenige regêlmaat, gebouwd werden; op den Palatinus verrees een stad, die als heilig beschouwd werd, omdat hij haar stichting de daarvoor vereischte godsdienstige plechtigheden vervuld waren. En dat dit laatste bij de 9tichting van Rome het geval was, daarover zijn alle schrijvers der Oudheid het eens, zoodat dit dus wel voldoende vast staat en we daaraan niet behoeven'te twijfelen. Welke die ceremoniën waren, ho pen we in een volgend artikel te zien. HULDIGING DER MUNT. Een college' van collectanten ,uit Den Haag, dat "zijn jaarlijksch uit stapje maakte, had fop zijn program verschillende attracties staan. Een er van was zeer humoristisch en tegelijkertijd toch een ware hulde voor het afgetreden .Christelijk Mi nisterie. Het gezelschap was namelijk met auto's uit Den Haag gekomen en passeerde in Utrecht het gebouw der K. N. Munt. Hier werd halt gehou den. Allen stapten uit. Een der hee- ren trad naar voren, en sprak het volgende „Koninklijke Nederlandsche Munt, Die ons zoo dikwijls wordt gegund» Voor het doel, waarvoor wij werken, ;Om kerk en armen te versterken Blijf stabiel, dat willen wij' wenschen Dan zijn U dankbaar alle menschen, En Colijn heeft dan eer van zijn werk, Dat de „God zij met ons" niet worde beperkt. De hulde, die wij U thans brengen, (Willen wij zichtbaar doen verlengen. Ontvang dan dezen krans, hij is onze groet En wij gaan weiter met een opgewekt i gemoed. Met een passend woord van een der overige leden van het college, (werd een krans aan het hek ,van 'het gebouw opgehangen. Het gezel schap stapte in en er werd «verder gereden. 'Het laat zich begrijpen, dat in een oogenblik honderden men^hen wa ren samengestroomd en dat het on gewone schouwspel druk werd be sproken. nen ondervinden. Deze steeg is langza merhand een vrij drukke winkelstraat geworden, met tal van flinke wiakels. Wordt nu echter de brug verplaatstv dan lijkt me de kans niet gering, dat ook het verkeer voor een groot deel ver plaatst zal worden, wat zeker niet zal zijn in het belang van hen die daar hun zaken vestigden. Nu weet ik wel, dat noodzakelijke ver beteringen door zulke overwegingen niet mogen worden tegengehouden, maar afgezien van de betere oprit, die straks verkregen wordt, is het me niet geheel duidelijk, welke verbetering van het verkeer verkregen wordt, door de brug voor een straat te leggen die geen rechtstreeksche verbinding heeft met de binnenstad. Overigens juich ik de plannen van B. en W. van harte toe, omdat het hier zaken betreft, die voor de toekomst van onze stad van veel belang zijn en die bovendien en dat is in dezen tijd toch ook niet zonder beteekenis de werkgelegenheid weer, eenigszins ver ruimen. Over de verkiezingen raken we nu zoo langzamerhand weer een beetje uit gepraat. We hebben hier een mooie actie gevoerd, en die geestdriftge actie is, zooals ge gelezen zult hebben, met 'n paar goed geslaagde vergaderingen besloten, - RECHTZAKEN KANTONGERECHT LEIDEN; Er komen 70 zaken voor op d,e rol voor openbare behandeling. Waarnemend Ambtenaar is Mr. B. M. (Vos. In de zaak van JVj. S. te L'eiden die gedagvaard was voor een Leer plichtwetovertreding, wordt gehooid als getuige P. J. HoogendaaJ, plaats- verv. schoolhoofd. Nadat deze over deze zaak zijn meening heeft gezegd, wordt fo of 5 dagen geëischt. J. de (W. te Leiden, voor het> zelfde feit gedagvaard, kreeg voor ge tuige (W- v. Bostelen, die vertelde dat het kind hoofdonrein had gehad, wat men niet doelmatig had willen verwijderen. Eisch f5 of 5 dagen. A. v. O., vr. H. en G. v. d. S., vr. y. d. B. beiden te Leiden, die voor hi zelfde feit terecht stonden, doch die beiden ziekte opgaven, hooiden f 5 of 5 dagen eischen. G. A. te Leiden, wiens* vrouw is verschenen en waarvoor het vrou- .welijk schoolhoofd J. A. Balvers ge;- hoord werd, eveneens voor een Leer plichtwet-overtreding, beweert, dat het kind geen klompén had, omdat haar financiën haar niet in staat stelden daar behoorlijk voor te zorgen. De 'Ambtenaar wilde, daar wel rekening mede houden, en eischte 50 #ct. boete. J. K., schipper te Leider^ wiens zaak al eens diende, isten laste gier legd, dat hij een kleischuit in den grond gevaren heeft, wat plaats vond onder Leiderdorp in een stroomsloot uitmondend in den Rijn. De Rijksveldwachter De Boer heeft de breedte van het bedoelde water gemeten. Dit was 24 M. De bedoelde bok was 17 M. en nu blijkt uit het getuigenverhoor, dat men deze schuit dwars had laten afdrijven, wat ver boden is. Het uitzicht op het /vaar water werd aan de eene zijde beno men door struikgewas, aan de an dere zijde door een huis. De aam gevarenen hadden geen signaal gege- ven, en de aanvarende motorboot had direct teruggewerkt, doch had het eigenlijk niet door hem veroorzaakte ongeval niet kunnen voorkomen. Als getuigen werden gehoord de schippers P. v. d. Zijden te Stomp- wijk en Pac. en S. Rademaker van Hazerswoude, die eensluidend in huil verklaringen, de „kleibok" ook nog te zwaar geladen vonden. De scheep,- maker v. Beveren van Koudekerk, wiens vaartuig 't geweest was, had slechts geringe schade geconstateerd, wat pleit voor het probeeren van .ter rugdraaien van beklaagde. De Amb tenaar kon bij beklaagde geen schuld treffen, eerder bij de aangevarenen, daar deze de schuit hadden laten drij ven, wat volgens art. 43 van het re glement verboden is, waarom hij vrijr spraak vraagt. J. D. v. d. B., fruitverkooper te Leiden, wiens broeder vorige week verschenen was, wegens ten laste leg ging van het innemen van een stand plaats op de Haarlemmerstraat. Bekl. bevestigt het door zijn broer aange voerde, dat niet deze, doch hij zelf bij den wagen hoorde. Hij nam echter geen standplaats in, doch stond te verkoopen. Nadat de verbalisant A. P. v. d. Yoort gehoord was, werd de broe der van beklaagde vrijgesproken. Hij zelf echter hoorde f 5 of 5 dagen tegen zich eischen. J. O., bakker te Rijns burg, heeft een broodje te vroeg verkocht, wat getuige P. de M. voor zijn moeder heeft gehaald. Het blijkt echter uit de verklaringen van die getuige dat de dochter het heeft verkocht en de dagvaarding dus niet juist is, waar- pm vrijspraak gevraagd wordt. B. A. v. d. P., chauffeur te Wja s- s e n a a r, is ten laste gelegd, met een atuobus een anderen auto geen gele genheid tot passeeren gegeven te heb ben. Mr. S„ v. d. Bergh, advocr.Ht en procureur te Den Haag, die zich in de auto bevond, gaf een uitvoo- rige uiteenzetting van het geval, wat de Haagsche chauffeur A. J. Weber bevestigde. Bekl. gaf een heel andere lezing en had z.i. gelegenheid genoeg ge geven. De Ambtenaar die sprak van klach ten bij het parket ingekomen van de snel lijdende autobussen, wilde niet intrekking van het rijbewijs vragen, daar beklaagde daarmee in zijn werk getroffen werd, doch eischte f50 of 50 dagen, opdat bekl. daarmede zijn nut kon doen. G. R., Verlofhouder te Leiden, heeft aan A. Vonk, metselaar te Al phen voor gebruik daar ter plaatse een flesch bier verstrekt. Volgens bekl. was het niet gekocht en besteld, maar aangeboden, wat ge tuige Vonk bevestigde. .Getuige G. Douma, die het verbaal opmaakte, had eerst andere verkla ringen gehad van getuige, tot bekl. zich er in mengde. De Ambtenaar ziet hier een „foefje" in, en beklaag de schuldig achtend eischt hij f 10 of 10 dagen. ,G. L. Gr., melkhandel te L'eiden, is bekeurd wegens het Zondags op een verboden tijd melk verkocht y, hebben. De twaalfjarige keukenmeid A'. M. iV., die het niet meekreeg toen ver balisant kwam waarschuwen, vertelt een en ander, waarna de verbalisant Mom vertelt, dat hij na de waarschu wing nog even toefde, en toen de ver- .koop toch plaats had. Er waren klachten ingekomen dat beklaagde het vaak deed. Eisch f10 of 10 dagen. S. M. J. (W'., sigarenfabrikant te Leiden, heeft de arbeidswet over treden, door 7 vrouwen, 5 meisjes, 3 mannen en 1 jongen te lang te laten werken. Bekl.- zeide dat het vanwege de warmte was en hij het aangevraagd had, doch de vergunning wat was vooruitgeloopen. Nadat de bedrijfsleider A. Ardel- man gehoord was, werden 14 boeten van f 1 geëischt. 'tWas voor 'tsigarenvak best be taalbaar, meende de kantonrechter, wat beklaagde en diens getuige ech ter vrijmoedig konden tegenspreken. N. V., chauffeur te Leiden, is ten laste-gelegd, dat hij met een vier wielige auto een rijtuig heeft aaiv gereden. Bekl. heeft met een zes-wielige wa gen gereden, doch dat maakte zooveel niet, uit. Getuige P. v. Rooijen, wiens voer tuig was aangereden, had meer voor zichtigheid verwacht bij den auto, dan waren zijn wagenlantaarns wel heel gebleven. De Ambtenaar kan zich de haast en het woeste rijden van de 'chauf feurs maar niet begrijpen en eischt f10 of 10 dagen. N. R. V., bakker te Koudekerk heeft te Leidén de Houtstraat gepas seerd met een motorrijwiel, zonder signaal te geven, .en toen een daar uitkomend wielrijder aangereden. M. y. d. Os Jr., de aangereden wielrij der, had zich nog willen redden, door wat aan te zetten. Bekl. zeiae, dat hij juist had moe ten remmen, en er was maar één gulden schade aan het rijwiel. De Ambtenaar die snel optreedt teger snelheidsmaniakken, eischte f 20 of 20 dagen Tenslotte kwam J. L\, koopman te Utrecht, wegens dronkenschap voor. Bekl. beweerde heel niet dronken ge weest te zijn. Hij had de week van de studentenfeesten haast dag en nacht gekoetsierd, en was zoo sla perig, dat hij op een bank op den .Singel in slaap was gevallen. Deze zaak werd aangehouden om den ver balisant te hooren. De vergadering op den Burcht de vorige wèek, waar de kerkelijke scheids muren een oogenblik geh'ieel schonen weggevallen, acht ik voor onze partij 'van niet geringe beteekenis, evenmin als de vergadering van de Propaganda- club, waar een zoo groot aantal jonge ren aanwezig was. Dat heeft me werkelijk goed gedaan. Van Socialistische zijcle wordt voort durend de jeugd bewerkt en tracht men ook onze jongens en meisjes, die zich soms zoo gemakkelijk door den schoo- nen schijn laten verleiden, tot zich tfj. trekken, en vaak niet zonder resultaat. Daarom doet het zoo goed, als daar een groote schare jongeren bijeenkomt, om ook daardoor uit te spreken dat zij zich wenschen te scharen onder het antirevolutionaire vaandel, en dat zij. zich op hun plaats gevoelen niet bij de roode vaan van het Socialisme, maar bij het Kruis van Jezus Christus, den Zoon van God, Wien gegeven is alle macht in hémel en op aarde. Ik hleb me verheugd, am'ice; maai; die verheugenis was met beving ge mengd, toen ik den volgenden dag in ons blad las het verslag van de Geref. Zondagsschool vereeniging „Jachin", waaruit duidelijk bleek, welk een groo- ten omvang de moderne jeugdbewe- ging reeds heeft aangenomen. Kinde- \reri die vroeger, althans nog d$ ftandjuG school bezochten, waar ze bekend wer den gemaakt mat het Woord van God, komen -nu onder de beademing van hen die zich tot taak stellen, de jeugd gees telijk te emancipeeren, ze los te maken van God en ze te plaatsen tegenover den Christus. Als we daarop letten, amice, dan is er voor ons zeker wel reden, om zooal niet met bezorgdheid, dan toch 'met groote» ernst de toekomst tegen te gaan en mag ons ernstig bezig houden de vraag, wat er door ons kan gedaan worden, om de jeugd veel meer dan tot nu toe, in aan raking té brengen met het Evangelie van Jezus Christus onzen Heere. Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst. Dat hebben begrepen onze ouders, die den langen en bangsn schoolstrijd heb ben gevoerd en die alles hebben opgeof ferd voor het welzijn en deo bloei van het Christelijk onderwijs. Laten wij, amice, die van dat onder wijs hebben mogen genieten' en die in zoovele opzichten boven onze ouders gezegend zijn, in liefde voor onze beg u selen en in trouw aan onzen Koning voor hen niet onderdoen, maar laten wij evenals zij, strijdien den goeden strijd des geloofs. VERITAS.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1925 | | pagina 6