'NÏÈlUWË LEffDSCHt C'ÖÜRANTT VAN 2 ATËRD AG~Tf JULI W25
Aan he! einde der 'Week.
't Gaat den Franschen in Marokko
neg steeds niet voor den wind.
De Fransche premier, die tevens mi
nister van Oorlog is, heeft dan ook zelf
verklaard, dat de toeetand buitenge
woon moeilijk is.
Daar komt bij, dat men te Parijs
eigenlijk niet precies weet, wat men
doen moet. Men hinkt op twee gedach
ten.
Aan den eenen kant zou men 't maar
v het liefst' met Abd el Krim op een ac-
coordje wille® gooien, en ook Spanje
schijnt daar niet afkeerig van, Abd el
Krim's gezag over. het Rif maar te er
kennen.
Al dat krijgsgedoe kost maar geld, en
dat terwijl Frankrijk toch al zoo in de
financieele moeilijkheden, zit.
Daar komt bij dat de socialisten zich
hoe lang zoo meer tégen de Marokko-
politiek van Painlevé beginnen te ver
zetten, en nu weer besloten hebben
-tegen het door dezen aangevraagde cre-
j diet van 183 millioan francs \m Hol-
j landsch geld 21 a 22 millioen gulden)
4e stemmen.
Abd el Krim kent deze zwakheid van
zijn tegenstander natuurlijk hoel goed,
en dit is voor hem een reden om bij
de onderhandelingen niet al te toegeef
lijk te zijn. Hij heeft immers succes en
zal daarvan ten volle partij trachten te
trekken.
Daarom zo.u het voor de Fransch'en
jVan belang zijn, den Rifleider door een
krachtig offensief met meer strijdkrach
ten en materieel mores te leeren.
In verband hiermee is Frankrijk dan
ook al begonnen het Ruhr gebied te ont
ruimen, teneinde de aldus vrijgekomen
troepen te gebruiken voor Marokko.
Wie had dat eenige jaren geladen
ikunnen denken, toen Poincaré op zulk
een forsche wijze tegen Duitschland op
trad.
Weil zijn inmiddels de tijden ver-
ianderd!
Het is overigens maar te hopen voor
Frankrijk,, dat het zich bijtijds uit. dit
avontuur zal kunnen terugtrekken.
Want als waarschuwend voorbeeld staat
daar zijn zuidelijke nabuur Spanje,
'welks welvaart wordt verslonden door
"den oorlog in Marokko,
j Frankrijk mag zich thans nog, on
danks zijn financieele moeilijkheden, in
leen betrekkelijken voorspoed verheu-
gen.
Onder de brandende kwesties, die net
heeft op te lossen, behoort althans niet
die van de werkloosheid, want meer
dere honderdduizenden arbeidskrach
ten vinden in Frankrijk nog werk en
brood
I In dit opzicht is het verre gezegend
'boven ons land en Engeland.
We! is er in ons land. hier en 'daar
[eenige opleving te bespeuren, 'maar de
j toestand is nog verre van rooskleurig.
Erger nog is het in Engeland.
In het Engelsche parlement is deze
zaak den laatsten tijd meermalen ter
sprake gekomen, de laatste dagen voor
al in verband met de crisis in de mijn
industrie.
Doch als er één kwestie is, waar men-
schen machteloos tegenover staan, en
waar ook de knapste staatslieden wei
nig kunnen doen tot verbetering van
den toestand, dan is het wel het werk-
k loosheidsvraagstuk.
Ondanks allen vooruitgang in techniek
blijft hier de hoogste wijsheid de bede
om het dagelijksch brood, mits bij dit
bidden het werken komt: het zoeken
van het koninkrijk Gods ari zijne ge
rechtigheid. Dan zullen alle andere din
'gen "ons toegeworpen worden, want
in het houden van Zijn geboden is
nog steeds groote loon.
Gelukkig daarom het land, waar de
'meerderheid des volks de oplossing der
yele brandende vragen van onzen tijd
zoekt in 'den weg der ordinantiën Gods,
zooals de uitslag der verkiezingen in
ons land bewezen heeft, dat ons volk
nog doet.
Op de 'drukke verkiezingsweek is nu
teen week van nabetrachting gevolgd.
Leidsche Peakrassen.
Amice, J 1 1
v Ik las onlangs in een van de bladen
een opstel van iemand die vroeger hier
studeorde en die nu, -na jaren, de Lus
trumfeesten had bijgewoond.
Hij had de stad waaraan voor hem
zoovele jeugdherinneringen waren ver
bonden, nog eens in alle richtingen
doorkruist, en ajle mogelijke plekjes,
waaraan bijzondere herinneringen ver
bonden waren, nog eens bezocht, maar
dat allee, waarvan hij zich zooveel had
voorgesteld, was hem tegengevallen
Er was zooveel veranderd, 't Was niét
meer het oude Leiden, dat hij gekend
had. De menschen die hij vroeger
kende, waren voor 't meerendeel reeds
vertrokken of reeds gestorven. Oude hui
zen waren afgebroken en gemoderni
iSleerd, particuliere huizen in winkels
en kantoren omgezet, kortom het Lei
den waarin hij ronddwaalde was niet
meer de stad waarin hij als jongeman
3p:i deel van zijn leven gesleten had
onwillekeurig dacht ik aan deze ont
boezemingen toen ik dezer dagen in ons
hlau las de voorstellen van B. en W.
fozake de verplaatsing van de Jan Vos-
asnbrug en de demping van de Volmo-
Jengracni
waarin de verschillende partijen den
afloop van den geleverde» slag nog
eens besproken hebben. t
Met belangstelling, wacht men af,
wien H. M. de Koningin tot kabinetsfor
mateur benoemen zal, nadat zij met de
verschillende partijleiders den toestand
besproken heeft.
Reeds verschillende gissingen wor
den daaromtrent gemaakt, doch het ver
standigst lijkt ons maar rustig af te
wachten.
De volgende week zullen wij waar
schijnlijk wel meer weten.
Uit het grijs verleden.
DE STICHTING VAN ROME.
Men kent de Romeinsche legende
van ide stichting van Rome, zooals we
die vinden in het eerste boek van Li-
vius en in Virgilius' heldendicht de
Aeneis.
Aeneas was na den van van zijn va
derstad Troje met een groepje Troja
nen gevlucht en had na tallooze om
zw ervingen L&tium bereikt; zijn zoor.
Ascanius stichtte daar de stad Alba
Longa.
Eeuwen later regeerde oyer deze stad
Numitor, die door zijn broeder Amu-
lius van den troon gestooten werd; zijn
zoon werd gedood en zijn dochter
Rhea Silvia onder de Vestaalsche
maagden opgenomen, zulks ten einde
het geslacht van Numitor te doen uit
sterven.
Toen Rhea Silvia desondanks bij deD
krijgsgod Mars twee zonen Romulus en
Re mus kreeg, beval Numitor hen in
den Tiber te werpen, die buiten zijn
oevers getreden was. De beide kinde
ren werden evenwel op wohderbaar
lijke wijze gered; zij werden door een
wolvin gezoogd en door 'skonings
herder Faustulus opgevoed.
Jongelingen geworden, ondernamen
beide geredden aan het hoofd van an
dere herders jacht- en rooftochten. Bij
gelegenheid van het herdersfeest der
Lupercaliën werden zij door roovers
overvallen; Remus raakte in gevan
genschap en werd voor Numitor ge
voerd en beschuldigd diens akkers ge
plunderd te hebben. Toen herkende
Numitor zijn kleinzonen; dezen over
vielen met hun makkers Amulius,
doodden hem en zetten hun grootva
der, den rechtmatigen koning, weer op
den troon van Alba Longa.
Met verlof van Numitor stichtten de
tweelingen op de plaats aan den oe
ver van den Tiber, waar zij op Amu
lius' bevel te vondeling gelegd waren,
een stad: dit geschiedde den 21sten
April, den dag, die later ieder jaar als
de geboortedag der stad gevierd
werd. Bij een twist tusschen de broe
ders, naar wien van beiden de stad
genoemd en door wien zij beheerscht
zou worden, werd Remus door Ro-
mulus gedood. De laatste werd toen
koning en noemde de stad naar zijn
naam Roma (Rome).
Zoo luidt, in enkele Hoofdtrekken,
het verhaal van de stichting der stad
Rome. In hoeverre het historisch juist
is, is niet met zekerheid te zeggen.
Vroeger heeft men Romulus geheel
naar het rijk der legenden verbannen,
docli het komt ons voor, dat we hier
waarschijnlijk wel met een historisch
persoon te doen .hebben. De onderzoe
kingen der laatste jaren hebben ons
wat voorzichtiger gemaakt in het ont
kennen der historiciteit van gebeurte
nissen en personen.
De vraag rijst evenwel, of dit ver
haal, het mag dan al of niet historisch
zijn (dit doet in dit verband weinig
ter zake) wel in overeenstemming is
met Hetgeen wij in ons vorig artikel
meedeelden over hetgeen aan de stich
ting eener stad voorafging.
Men stelt het wel eens voor, alsof
Romulus het hoofd was van een stel
letje avonturiers, vagebonden en die
ven, en of deze menschen zoo maar
Er is hier al heel wat veranderd en
tot op zekere hoogte ook heel wat ver
beterd den laatsten tijd. De tramvérbin
ding met Den Haag bv. is gezien van
het standpunt van het reizend publiek
de winkeliers schijnen er wel1 een
weinig anders over te denken zeer
veel verbeterd. Nieuwe wijken zijn bij
gebouwd, straten zijn verbreed en ver
fraaid, trottoirs zijn aangelegd, de
Rijnsburgerweg zal straks een weg zijn
die aan alle eischen van het moderne
verkeer voldoet en nu zijn weer voor
stellen aanhangig gemaakt om het ver
keer te water te vergemakkelijken, een
oude brug die sinds reeds lang een sta
in den weg was, te vernieuwen en te
verplaatsen en een van de vele grach
ten te dempen.
Hieruit blijkt, amice, dat B. en W„
van wie sommigen nooit iets goeds
weten te zeggen, toch niet stil zitten en
zich niet bepalen tot administreeren,
maar dat zij ook wel degelijk rekening
houden met de toekomst en met de
eischen die dan gesteld zullen worden.
Naar ik vermoed zal de verbetering
van de Jan Vossenbrug wel algemeen
worden toegejuicht en ik geef toe, dat
ook voor de verplaatsing, vooral als
straks de Volmolengracht gedempt is,
wel een en ander te zeggen valt.
Een bezwaar lijkt me echter, dat de
Jan Vossensteeg hieiivanjjïhaöfi aal_kua:
op goed geluk af wat hutten haddon
gebouwd om er hun buit te bewaren.
Dat men tot een dergelijke opvatting
gekomen is, is daaruit te verklaren,
dat bij de oude schrijvers sprake is
van een a s y 1, d.w.z. een heilige om
heining, waarbinnen Romülus toeliet
allen die zich bij hem kwamen aan
melden.
Wie het evenwel zoo voorstelt, heeft
nooit goed gelezen, wat Livius daar
van meedeelt. Want het asyl was heel
iets anders dan de stad zelve. Het
werd dan ook geopend nadat de stad
reeds gesticht was. Wanneer Livius
eerst de stichting der stad verhaald
•heeft, en gesproken heeft van haar
eerste instellingen, gaat hij voort:
deinde asylum aperit, d.w.z. daar
na opent hij -een asyl of vrijplaats.
Dat asyl maakte zelfs geen deel uit
van de doo% Romulus gestichte stad,
want het lag op de helling .van den
berg Capitolinus, terwijl de stad de
hoogvlakte van den Palatinus besloeg
(een anderen der „zeven heuvelen"
waarop Rome later gebouwd was).
Het is van groot belang, dit twee
erlei element van de Romeinsche be
volking goed te onderscheiden.
In het asyl waren de avonturiers,
die huis noch hof hadden, maar op
den Palatinus waren de menschen,
die van Alba Longa gekomen zijn, dus
menschen, die reeds een georganiseer
de maatschappij vormden, die ver
deeld waren in gentes en in curiën,
die "hun eerediensten hadden en hun
wetten.
Het asyl was slechts een soort van
gehucht, een buitenwijk, zooals de ste
den der Oudheid die wel meer hadden
en waarin de huizen lukraak, zonder
eenige regêlmaat, gebouwd werden; op
den Palatinus verrees een stad, die
als heilig beschouwd werd, omdat hij
haar stichting de daarvoor vereischte
godsdienstige plechtigheden vervuld
waren.
En dat dit laatste bij de 9tichting
van Rome het geval was, daarover zijn
alle schrijvers der Oudheid het eens,
zoodat dit dus wel voldoende vast
staat en we daaraan niet behoeven'te
twijfelen.
Welke die ceremoniën waren, ho
pen we in een volgend artikel te zien.
HULDIGING DER MUNT.
Een college' van collectanten ,uit
Den Haag, dat "zijn jaarlijksch uit
stapje maakte, had fop zijn program
verschillende attracties staan.
Een er van was zeer humoristisch
en tegelijkertijd toch een ware hulde
voor het afgetreden .Christelijk Mi
nisterie.
Het gezelschap was namelijk met
auto's uit Den Haag gekomen en
passeerde in Utrecht het gebouw der
K. N. Munt. Hier werd halt gehou
den. Allen stapten uit. Een der hee-
ren trad naar voren, en sprak het
volgende
„Koninklijke Nederlandsche Munt,
Die ons zoo dikwijls wordt gegund»
Voor het doel, waarvoor wij werken,
;Om kerk en armen te versterken
Blijf stabiel, dat willen wij' wenschen
Dan zijn U dankbaar alle menschen,
En Colijn heeft dan eer van zijn werk,
Dat de „God zij met ons" niet worde
beperkt.
De hulde, die wij U thans brengen,
(Willen wij zichtbaar doen verlengen.
Ontvang dan dezen krans, hij is onze
groet
En wij gaan weiter met een opgewekt
i gemoed.
Met een passend woord van een
der overige leden van het college,
(werd een krans aan het hek ,van
'het gebouw opgehangen. Het gezel
schap stapte in en er werd «verder
gereden.
'Het laat zich begrijpen, dat in een
oogenblik honderden men^hen wa
ren samengestroomd en dat het on
gewone schouwspel druk werd be
sproken.
nen ondervinden. Deze steeg is langza
merhand een vrij drukke winkelstraat
geworden, met tal van flinke wiakels.
Wordt nu echter de brug verplaatstv
dan lijkt me de kans niet gering, dat
ook het verkeer voor een groot deel ver
plaatst zal worden, wat zeker niet zal
zijn in het belang van hen die daar hun
zaken vestigden.
Nu weet ik wel, dat noodzakelijke ver
beteringen door zulke overwegingen
niet mogen worden tegengehouden,
maar afgezien van de betere oprit, die
straks verkregen wordt, is het me niet
geheel duidelijk, welke verbetering van
het verkeer verkregen wordt, door de
brug voor een straat te leggen die geen
rechtstreeksche verbinding heeft met de
binnenstad.
Overigens juich ik de plannen van
B. en W. van harte toe, omdat het hier
zaken betreft, die voor de toekomst van
onze stad van veel belang zijn en die
bovendien en dat is in dezen tijd
toch ook niet zonder beteekenis de
werkgelegenheid weer, eenigszins ver
ruimen.
Over de verkiezingen raken we nu
zoo langzamerhand weer een beetje uit
gepraat. We hebben hier een mooie
actie gevoerd, en die geestdriftge actie
is, zooals ge gelezen zult hebben, met 'n
paar goed geslaagde vergaderingen
besloten, -
RECHTZAKEN
KANTONGERECHT LEIDEN;
Er komen 70 zaken voor op d,e
rol voor openbare behandeling.
Waarnemend Ambtenaar is Mr. B.
M. (Vos.
In de zaak van JVj. S. te L'eiden
die gedagvaard was voor een Leer
plichtwetovertreding, wordt gehooid
als getuige P. J. HoogendaaJ, plaats-
verv. schoolhoofd. Nadat deze over
deze zaak zijn meening heeft gezegd,
wordt fo of 5 dagen geëischt.
J. de (W. te Leiden, voor het>
zelfde feit gedagvaard, kreeg voor ge
tuige (W- v. Bostelen, die vertelde
dat het kind hoofdonrein had gehad,
wat men niet doelmatig had willen
verwijderen. Eisch f5 of 5 dagen.
A. v. O., vr. H. en G. v. d. S., vr.
y. d. B. beiden te Leiden, die voor
hi zelfde feit terecht stonden, doch die
beiden ziekte opgaven, hooiden f 5
of 5 dagen eischen.
G. A. te Leiden, wiens* vrouw
is verschenen en waarvoor het vrou-
.welijk schoolhoofd J. A. Balvers ge;-
hoord werd, eveneens voor een Leer
plichtwet-overtreding, beweert, dat het
kind geen klompén had, omdat haar
financiën haar niet in staat stelden
daar behoorlijk voor te zorgen. De
'Ambtenaar wilde, daar wel rekening
mede houden, en eischte 50 #ct. boete.
J. K., schipper te Leider^ wiens
zaak al eens diende, isten laste gier
legd, dat hij een kleischuit in den
grond gevaren heeft, wat plaats vond
onder Leiderdorp in een stroomsloot
uitmondend in den Rijn.
De Rijksveldwachter De Boer heeft
de breedte van het bedoelde water
gemeten. Dit was 24 M. De bedoelde
bok was 17 M. en nu blijkt uit het
getuigenverhoor, dat men deze schuit
dwars had laten afdrijven, wat ver
boden is. Het uitzicht op het /vaar
water werd aan de eene zijde beno
men door struikgewas, aan de an
dere zijde door een huis. De aam
gevarenen hadden geen signaal gege-
ven, en de aanvarende motorboot had
direct teruggewerkt, doch had het
eigenlijk niet door hem veroorzaakte
ongeval niet kunnen voorkomen.
Als getuigen werden gehoord de
schippers P. v. d. Zijden te Stomp-
wijk en Pac. en S. Rademaker van
Hazerswoude, die eensluidend in huil
verklaringen, de „kleibok" ook nog
te zwaar geladen vonden. De scheep,-
maker v. Beveren van Koudekerk,
wiens vaartuig 't geweest was, had
slechts geringe schade geconstateerd,
wat pleit voor het probeeren van .ter
rugdraaien van beklaagde. De Amb
tenaar kon bij beklaagde geen schuld
treffen, eerder bij de aangevarenen,
daar deze de schuit hadden laten drij
ven, wat volgens art. 43 van het re
glement verboden is, waarom hij vrijr
spraak vraagt.
J. D. v. d. B., fruitverkooper te
Leiden, wiens broeder vorige week
verschenen was, wegens ten laste leg
ging van het innemen van een stand
plaats op de Haarlemmerstraat. Bekl.
bevestigt het door zijn broer aange
voerde, dat niet deze, doch hij zelf
bij den wagen hoorde. Hij nam echter
geen standplaats in, doch stond te
verkoopen.
Nadat de verbalisant A. P. v. d.
Yoort gehoord was, werd de broe
der van beklaagde vrijgesproken. Hij
zelf echter hoorde f 5 of 5 dagen tegen
zich eischen.
J. O., bakker te Rijns burg, heeft
een broodje te vroeg verkocht, wat
getuige P. de M. voor zijn moeder
heeft gehaald. Het blijkt echter uit
de verklaringen van die getuige dat
de dochter het heeft verkocht en de
dagvaarding dus niet juist is, waar-
pm vrijspraak gevraagd wordt.
B. A. v. d. P., chauffeur te Wja s-
s e n a a r, is ten laste gelegd, met een
atuobus een anderen auto geen gele
genheid tot passeeren gegeven te heb
ben.
Mr. S„ v. d. Bergh, advocr.Ht
en procureur te Den Haag, die zich
in de auto bevond, gaf een uitvoo-
rige uiteenzetting van het geval, wat
de Haagsche chauffeur A. J. Weber
bevestigde.
Bekl. gaf een heel andere lezing
en had z.i. gelegenheid genoeg ge
geven.
De Ambtenaar die sprak van klach
ten bij het parket ingekomen van de
snel lijdende autobussen, wilde niet
intrekking van het rijbewijs vragen,
daar beklaagde daarmee in zijn werk
getroffen werd, doch eischte f50 of
50 dagen, opdat bekl. daarmede zijn
nut kon doen.
G. R., Verlofhouder te Leiden,
heeft aan A. Vonk, metselaar te Al
phen voor gebruik daar ter plaatse
een flesch bier verstrekt.
Volgens bekl. was het niet gekocht
en besteld, maar aangeboden, wat ge
tuige Vonk bevestigde.
.Getuige G. Douma, die het verbaal
opmaakte, had eerst andere verkla
ringen gehad van getuige, tot bekl.
zich er in mengde. De Ambtenaar
ziet hier een „foefje" in, en beklaag
de schuldig achtend eischt hij f 10
of 10 dagen.
,G. L. Gr., melkhandel te L'eiden,
is bekeurd wegens het Zondags op
een verboden tijd melk verkocht y,
hebben.
De twaalfjarige keukenmeid A'. M.
iV., die het niet meekreeg toen ver
balisant kwam waarschuwen, vertelt
een en ander, waarna de verbalisant
Mom vertelt, dat hij na de waarschu
wing nog even toefde, en toen de ver-
.koop toch plaats had.
Er waren klachten ingekomen dat
beklaagde het vaak deed.
Eisch f10 of 10 dagen.
S. M. J. (W'., sigarenfabrikant te
Leiden, heeft de arbeidswet over
treden, door 7 vrouwen, 5 meisjes, 3
mannen en 1 jongen te lang te laten
werken.
Bekl.- zeide dat het vanwege de
warmte was en hij het aangevraagd
had, doch de vergunning wat was
vooruitgeloopen.
Nadat de bedrijfsleider A. Ardel-
man gehoord was, werden 14 boeten
van f 1 geëischt.
'tWas voor 'tsigarenvak best be
taalbaar, meende de kantonrechter,
wat beklaagde en diens getuige ech
ter vrijmoedig konden tegenspreken.
N. V., chauffeur te Leiden, is
ten laste-gelegd, dat hij met een vier
wielige auto een rijtuig heeft aaiv
gereden.
Bekl. heeft met een zes-wielige wa
gen gereden, doch dat maakte zooveel
niet, uit.
Getuige P. v. Rooijen, wiens voer
tuig was aangereden, had meer voor
zichtigheid verwacht bij den auto, dan
waren zijn wagenlantaarns wel heel
gebleven.
De Ambtenaar kan zich de haast
en het woeste rijden van de 'chauf
feurs maar niet begrijpen en eischt
f10 of 10 dagen.
N. R. V., bakker te Koudekerk
heeft te Leidén de Houtstraat gepas
seerd met een motorrijwiel, zonder
signaal te geven, .en toen een daar
uitkomend wielrijder aangereden. M.
y. d. Os Jr., de aangereden wielrij
der, had zich nog willen redden, door
wat aan te zetten.
Bekl. zeiae, dat hij juist had moe
ten remmen, en er was maar één
gulden schade aan het rijwiel. De
Ambtenaar die snel optreedt teger
snelheidsmaniakken, eischte f 20 of 20
dagen
Tenslotte kwam J. L\, koopman te
Utrecht, wegens dronkenschap voor.
Bekl. beweerde heel niet dronken ge
weest te zijn. Hij had de week van
de studentenfeesten haast dag en
nacht gekoetsierd, en was zoo sla
perig, dat hij op een bank op den
.Singel in slaap was gevallen. Deze
zaak werd aangehouden om den ver
balisant te hooren.
De vergadering op den Burcht de
vorige wèek, waar de kerkelijke scheids
muren een oogenblik geh'ieel schonen
weggevallen, acht ik voor onze partij
'van niet geringe beteekenis, evenmin
als de vergadering van de Propaganda-
club, waar een zoo groot aantal jonge
ren aanwezig was.
Dat heeft me werkelijk goed gedaan.
Van Socialistische zijcle wordt voort
durend de jeugd bewerkt en tracht men
ook onze jongens en meisjes, die zich
soms zoo gemakkelijk door den schoo-
nen schijn laten verleiden, tot zich tfj.
trekken, en vaak niet zonder resultaat.
Daarom doet het zoo goed, als daar
een groote schare jongeren bijeenkomt,
om ook daardoor uit te spreken dat zij
zich wenschen te scharen onder het
antirevolutionaire vaandel, en dat zij.
zich op hun plaats gevoelen niet bij de
roode vaan van het Socialisme, maar bij
het Kruis van Jezus Christus, den Zoon
van God, Wien gegeven is alle macht
in hémel en op aarde.
Ik hleb me verheugd, am'ice; maai;
die verheugenis was met beving ge
mengd, toen ik den volgenden dag in
ons blad las het verslag van de Geref.
Zondagsschool vereeniging „Jachin",
waaruit duidelijk bleek, welk een groo-
ten omvang de moderne jeugdbewe-
ging reeds heeft aangenomen. Kinde-
\reri die vroeger, althans nog d$ ftandjuG
school bezochten, waar ze bekend wer
den gemaakt mat het Woord van God,
komen -nu onder de beademing van hen
die zich tot taak stellen, de jeugd gees
telijk te emancipeeren, ze los te maken
van God en ze te plaatsen tegenover den
Christus.
Als we daarop letten, amice, dan is er
voor ons zeker wel reden, om zooal niet
met bezorgdheid, dan toch 'met groote»
ernst de toekomst tegen te gaan en mag
ons ernstig bezig houden de vraag, wat
er door ons kan gedaan worden, om de
jeugd veel meer dan tot nu toe, in aan
raking té brengen met het Evangelie
van Jezus Christus onzen Heere.
Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst.
Dat hebben begrepen onze ouders, die
den langen en bangsn schoolstrijd heb
ben gevoerd en die alles hebben opgeof
ferd voor het welzijn en deo bloei van
het Christelijk onderwijs.
Laten wij, amice, die van dat onder
wijs hebben mogen genieten' en die in
zoovele opzichten boven onze ouders
gezegend zijn, in liefde voor onze beg u
selen en in trouw aan onzen Koning
voor hen niet onderdoen, maar laten
wij evenals zij, strijdien den goeden
strijd des geloofs.
VERITAS.