NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN ZATERDAG 13 JUNI 1925 an Jet einde der Week. de vorige week, toen in de Fransche1 Kamer een interpellatie over deze zaak gehouden werd, staat ook deze week de strijd in Marokko in het middelpunt der Fransche politieke be langstelling. i De minister president Painlevé is per .vliegtuig naar de plaats des gevechts vertrokken teneinde zich persoonlijk .van den toestand op de hoogte te stel- len en dit bewijst wel, dat de situatie ernstig is. Men maakt zich in Parijs dan ook wel wat ongerust over den loop der ge beurtenissen in Noord Afrika. 1 In elk geval blijkt uit de reis van den ':Fransclien premier, dat de regeering iiwel aandacht besteedt aan den opstand; 'trouwens het gaat in dezen strijd om Frankrijks positie als koloniale mogend heid. "t Zal vcor Frankrijk een zaak van groot gewicht zijn, dat het er in slaagt, den opstand der Riff kabylen te be dwingen. Als een baken in zee staat daar Frankrijk's zusternatie die al jaren lang haar beste krachten verteert in den strijd in Marokko, zoodat er van algemeene welvaart in het overigens over zulke rijke hulpbronnen beschik kend Spanje geen sprake kan zijn. En een langdurigen oorlog in Marok ko zou inzonderheid voor Frankrijk's financieeien toestand de meest verderfe i lijke gevolgen kunnen hebben. Want hoezeer Frankrijk's economische positie [beter is dan van de meeste andere lan- j den van Europa, waartoe ook het feit i dat Frankrijk eei\ landbouwstaat is, I het zijne bijdraagt, het vertrouwen in Frankrijk's credietwaardigheid is ern- i stig geschokt en de franc heeft slechts '1/4 van haar pariteitswaarde. Het zal minister Caillaux dan ook' i moeite genoeg kosten orde in dezen j chaos te scheppen en verdere destructie I te voorkomen. En de groote moeilijkheid is voor Caillaux dat hij niet zooals onze minis- j ter van financiën, Colijn op een flinke Kamermeerderheid kan rekenen, doch j. dat hij welk een uitstekend financier hij ook is niet doortasten kan van- r wege de partijpolitiek. Vooral de socialisten maken het hem laistig; zij zouden niets liever willen "dan het kabinet ten val brengen, en ver vangen door een ministerie Herriot— Blum, dat dan hun lievelingsidee der „kapitaalheffing" zou doorzetten. Men voelt in sommige Fransche krin gen, die een helder inzicht in deze moeilijke materie hebben, dan ook dat het financieel herstel langs den gewo- i nen parlementairen weg niet gaat en men zou willen, dat een, bij de wet i aangesteld financieel dictator natuur lijk moet dit dan de bekwaamste finan cier in het land zijn, Caillaux of een tander de financien zou kunnen rege- 1 len los van het parlement. Zoo komt in verschillende kringen de gedachte'aan een dictator op en schijnt l het parlementarisme zichzelven hoe lang'er hoe meer overleefd te hebben. Mussolini, de sterke man, die in I Italië ook met krachtige hand den 'Augiasstal heelt gereinigd, is hier het lichtende voorbeeld. Het parlementarisme maakt inder daad moeilijke dagen door, men denke j ook aan het kabinet Pjoullet in België. Scheen het eerst of na ^pn weken lange crisis het Poullet had mogen ge lukken een kabinet samen te stellen, 'nu staat ineens alles weer op losse i schroeven, omdat er onder de katho lieken 'n 'sterke strooming is tegen het i aangaan van een coalitie met de socia- i!,sten- x u Hetgeen begrijpelijk is, omdat het hier partijen betreft die in beginsel vierkant tegenover elkander slaan en elkaar bij de verkiezingen op de hef tigste wijze bekampen. Overigens is deze gang van zaken voor Nederland, waar de Tweede Ka merverkiezingen met rassche schreden naderen, wel leerzaam. We zien er uit, hoezeer een land als het onze, bevoorrecht is waar nog een meerderheid is te vinden van partijen die hoe ook onderling verschillend alle begeeren op politiek gebied met de christelijke beginselen rekening te houden. En we zien ook, hoezeer 'de politiek zou vertroebeld worden, indien de co alitie der cjrie chr. partijen ophield, en we (waar in ons land gelukkig voorloo- pig niet veel kans op is) een Roomsch- rood bewind zouden krijgen. ,Dat zou inderdaad een monsterver- Bond zijn, in België misschien noodza kelijk, maar naar we hopen in Holland niet. Uit het grijs verleden. DG GROOTE STAD NINEVé Het boek van den profeet Jona be hoort tot die gedeelten der Heilige Schrift welker geloofwaardigheid door de moderne geleerden het meest in twijfel getrokken is. De grootmeester der Oudtestamentische critiek Prof. A. Kuenen om dezen slechts te noemen spreekt in zijn „Hiistorisch-critisch onderzoek naar het ontstaan en de verzameling van de boeken des Ouden Verbonds" niet van den historisehen, maar van den o n historisehen inhoud van het hoek Jona. Er doen zich vol gens hem in dit hoek vele verschijn selen voor, die ons volstrekt verbie den, daaraan eèn historisch karakter toe te kennen, en als een daarvan noemt hij „de opeenstapelng van won deren, waarvan het een nog onwaar schijnlijker is dan het andere." iDif laatste is ook het bezwaar van den doorsnee-ongeloovge, „the man in the street", tegen het verhaal van Jo na. De „walvisch" van Jona behoort ihet de slang uit het paradijs en den ezel van Bileam tot de beroemde drie dieren, -waaraan al dan niet te geloo- ven het criterium vormt of men tot de „bekrompen" géloovigen, dan wel tot de „verlichte" ongeloovigen be hoort. Nog een andere trek van het verhaal heeft menigmaal de spotlust van waan wijze menschen opgewekt, n.l. de be richten betreffende den omvang der stad mnevé. Het woord des Heeren geschiedde een en andermaal tot Jona., zeggende; „Maak u op, ga naar de groote stad Ninevé (Jona 1:2 en 3:2). Wanneer Jona in de stad is aangekomen, wordt meegedeeld, dat Ninevé was w'n groote stad Clod's^ van drie dagreizen" (3: 3) en Jona begint zijn prediking, wan neer hij één dagreize de stad is inge gaan. (vs. 4). Lateraals Jona's toorn is ontstoken over het verdorren van den wonderboom, zegt de Heere tot hem: „Gij verschoont den wonderboom aan welken gij niet hebt gearbeid en dien gij niet hebt groot gemaakt, die in eenen naoht werd en in éénen nacht verging, en ik zoude'die groote stad Ninevé niet verschoonen? waar veel meer dan honderd en twintig duizend menschen in zijn, die geen onder scheid weten tusschen hunne rechter hand en hunne linkerhand, daartoe veel ,vee" 4:1Q,11). Ninevé zou aldus volgens de Heilige Schrift een stad geweest zijn, waarin naar schatting een 600.000 menschen woonden en die bovendien een om vang had, die aan het fabelachtige grenst. Amsterdam en Rotterdam, Brussel en Parijs zijn groote steden, doch geen steden van „drie dagreizen." Wellicht is deze benoeming toepasselijk op Lon den of New York, doch een dergelijke wereldstad kan natuurlijk in het Oos ten, en dan 3000 jaar geleden, nog niet bestaan hebben. Neen, zoo redeneert men dan, het boek Jona is, lang na de verwoesting van Ninevé, geschreven en het draagt kennelijkde sporen eener al te levendige volksverbeelding. De archeologische vondsten hebben ons hier, evenals met betrekking tot vele andere duistere,plaatsen in de Schrift, de gegevens des Bijbels veel aannemelijker gemaakt. Natuurlijk zou ook zonder dit de ge- loovige God op Zijn woord moeten ge- looven, doch nu de Heere hem tot sta ving van zijn geloof dit getuigenis der wetenschap schenkt, heeft hij dit dank haar te aanvaarden. •De opgravingen in Meisopojamië dan hebben ons geleerd, dat Ninevé niet de eenige stad van dergelijke reusachtige afmetingen was. Voor eenige weken is te New York het rapport gepubliceerd over de op gravingen van Kis, welke door de Chicago Field-museum en Oxford uni- versity-expeditie zijn verricht. Kis is een zeer oude stad, in,Noord- Babylonië, 14 K.M. ten O. van Babyion gelegen; volgens de spijkerschrifttek sten was hier het eerste stad-koning- schap na den zondvloed gevestigd. De opgravingen in deze stad hebben heel wat interëssants aan het licht gebracht. Wij zijn er door te weten gekomen, dat reeds drieduizend jaar vóór onze jaartelling door de vrouwen en misschien ook wel door de man nen bij het maken van hun toilet handspiegels en manicuredoozen ge bruikt werden; ja zelfs van rouge be dienden zij zich. Meende men tot nog toe, dat 't paard vóór 2200 v. Chr. onbekend was, ook deze opvatting is niet juist gebleken^ 'want op het ontdekte kinderspeelgoed z'jn voorstellingen van paarden gevon den. Lang vóór 'Abrahams tijd bestond er a'zoo in Babylonië reed3 een hoog staande cultuur, waren er misschien ai teekenen van decadentie op te mer ken. De evolutie-theorie, zooals die in het midden der .vorige eeuw door de bijbelcritici verkondigd werd en die uitging van de veronderstelling als zou de wereld ten tijde van het eer ste optreden van het 'Israëlietische Volk onder Mozes nog zoo ongeveer in barbaarschheid verzonken zijn, is wel afdoende door de feiten gelogenstraft. Heel het kunstig gebouw, door Kue nen, Stade, Wellhausen e.a. op dezen wankelen grondslag opgetrokken, is- aan ook ineengestort en hun recon structie van den ontwikkelingsgang der Israëlietische religie heeft nog slechts historische waarde. Dit is evenwel nog niet het merk waardigste, wat de opgravingen te Kis aan het licht hebben gebracht. Men heeft ook het paleis blootgelegd van een der eerste koningen van Kis. In den Weistelijken vleugel van dit vorstelijk verblijf is een hal ontdekt met een lengte van meer dan 200 M. en een breedte van 10 M. In het midden van het paleis Vond men een reeks kolommen van 1B M. middellijn benevens: een waterbassin, waarin de gasten zich moesten reini gen alvorens in 'skonings tegenwoor digheid te worden toegelaten. Het ge heel vormde een imposante' entrée tot de koninklijke kroonzaal. Deze troonzaal was, zooals het. ge- heele gebouwencomplex, versterkt door een dubbelen dikken muur, waar- tusschen een gracht liep met ophaal bruggen. Een paleis van dergelijke afmetin gen wijst opzichzelf reeds op het be- istaan van een groote stad. En Kis is in dat opzicht geen uni cum. Van Babyion weten we, dat het aan vier zijden omringd was door muren van 25 K.M. lengte, zoodat het een op pervlakte besloeg van 625». vk. K.M. Natuurlijk moeten we ons zulk een oude Oostersche stad niet zoo dicht bebouwd voorstellen als onze moderne Europeesche steden. Men herinnere zich maar, hoe de herdersvorst Abra ham woonde in de stad Ur der Chal deeën en daar dus zijn beroep uitoe fende. Iets dergelijks zou in Amster dam of Parijs toch wel niet mogelijk zijn- (Slot volgt). Uit het Sociale Leven. De Int. van christelijke bedienden. De- Internationale van Christe lijke bediendenorganisaties hield den 5en en 6en Juni te Luzern zijn tweede congres. In zijn openingsrede verklaarde de voorzitter, de heer Hebermann (Ber lijn), dat de gedachte van de Christe- lijk-sociale beginselen 't gemeenschap pelijk geestelijk grondbeginsel is, het welk de aangesloten bonden in deze Internationale samenbindt. De heer Tessier (Parijs) gaf een over zicht van de werkzaamheden der In ternationale en van de resultaten^ be reikt door de aangesloten honden op organisatorisch, sociaal-wetgevend en vakkundig gebied. Na de daarop gevolgde discussies kwain toen tot de volgende conclusies: le. zich aan te sluiten bij hun eigen, zelfstandige bonden, waardoor het mo gelijk wordt, him bijzondere belangen te verdedigen en tevens voor hen de mogelijkheid te scheppen, te werken aan hun ontwikkeling en vooruitgang; 2e. wenschen de bedienden samen te werken met de andere werknemers ter bescherming van de algemeene sociale belangen en verbetering 'van den toe stand voor de arbeiders in het alge meen. In aansluiting hierop werden ver schillende resoluties aangenomen, in het bijzonder eene, waarin de Interna tionale bond op ondubbelzinnige wijze stelling neemt ten gunste van den 8- urigen arbeidsdag, respectievelijk de 48-urige werkweek-. De heer H. Heniseler woonde het con gres hij als vertegenwoordiger van het Internationaal Arbeidsbureau, en de heer Serrarens als algemeen secretaris van het Internationaal Christelijk Vak verbond. DE KONINGIN IN ZWITSERLAND. Omtrent het verblijf van de Konink lijke Familie te Kehrsiten wordt o.m. aan de Tel. gemeld: Het bezoek van de Koningin aan Kehrsiten werd door zeer fraai weder begunstigd. Warme daven vol zonne- RECLAME STUKLOOPEN van huid en voeten. Doorzitten bij Wielrijders, Schrijnen en Smetten der huid verzacht en geneest men met Doos 30 cis. PUROL schijn en heerlijk mildeavonden. Het hotel Schiller ligt aan den vort van den Bürgenstock, die zich onmiddel lijk achter het gebouw majestueus in de lucht verheft. Van het terras van het hotel heeft men eeri prachtig uit zicht op het meer. Links ziet men den pilatus en rechts den Rigi en voorts het heerlijke overlandschap van Her- tenstein, waar ex-keizer Karl van Oos tenrijk geraimen tijd verblijf heeft ge houden, alismede het schitterende heu- velpanorama van Weggis, Vitz.nau en Gersau. Bij een heldere atmosfeer wa ren de aanblik en de vergezichten on vergetelijk schoon. Do Koningin bewoont met haar ge volg de eerste verdieping van het ho tel. Het is een eenvoudige inrichting, zonder luxe. De kamers zijn degelijk gemeubileerd. Het gebouw is op een rustige plek gelegen. Auto'ls- komen er niet en stofwolken zijn er onbekend. In het park staan kastanjo, linde- en vijge- boomen in volle pracht en tal van ro zen verspreiden er haar heerlijke geu ren. De Koningin verscheen gewoon lijk 's morgens om kwart over acht aan de ontbijttafel. De overige maal tijden werden deels in den salon, deels op het ten-as van het hotel gebruikt. -Zeer dikwijls is de Koningin met haar schildergerei er op uitgetrokken en aardige momenten aan het mee£ werden dan op het doek gebracht. Ook werden tochtjes ondernomen zooals naar Rigikulm, Brunnen, Aven- istein en Altdorf en een rondvaart op het meer bracht verdere afwisseling in het program. Nader wordt nog uit Chamonix ge- semd: Koningin Wilhelmina heeft gisteren den Montanvert beklommen. i Des avonds wachtte de Koningin, met Prins Hendrik en Prinsels Juliana een tocht over het Mer de Glacé. Drie van de bekwaamste gidsen uit Cha monix hadden daarbij de leiding. Het was fraai weer voor dat uitstapje. Des ochtends had de Koningin den prefect van Opper-Savoye en den bur- j gemeester van Chamonix ontvangen. Heden bezocht de Koningin den glet sjer van Bossons. H. M. is verrukt over het verblijf in Chamonix. GEEN VERKWISTING. 1 Laat een Christen nooit verkwisten j Zelfs geen draadje van zijn goed; Onze have is Gods gave, j [Draag het met een blij gemoed. j (Want verkwisten past geen Christen Wel gebruiken, dat is al! Laat ons 't weten, nooit vergeten Dat men reek'ning geven zal. Een der dagen zal God vragen Wat wij deden met Zijn tijd, Met Zijn have, met Zijn gave, Zijt gij voor die vraag bereid? Laat een Christen nooit verkwisten 'Zelfs geen uurtje van zijn tijd, Tijd heeft waarde hier op aarde, Maak dan winst voor d' eeuwigheid. Laat een Christen nooit verkwisten Zelfs geen penning van zijn goud, Werkt daar mede hier beneden, God heeft u dit toevertrouwd. Leidsche Penkrassen. Amice, Mijn verwachtingen omtrent de ver gadering va* onze Kiesvereeniging, waarin de heer J. Schouten als spre ker zou optreden zijn niet beschaamd, Ik had, gezien den ongewonen tijd en i het warme weer heel weinig belang stelling verwacht en daar zag ik tot 'mijn vreugde dat de zaal heel good bezet was. En de hooge verwachtingen -die ik van den heer Schouten koes- terde, bleken niet te hoog te zijn. We kregen een prachtige, zeldzaam duide- j lijke rede, gevolgd door een mooi en j indrukwekkend debat. In het „Volk" las ik een bericht waarin werd medegedeeld, dat de heer -Schouten op de argumenten van den f debater maar niet was ingegaan. Toen ik dat las, daoht ik bij mezelf: men moet toch maar durven. De opmerkin- j gen van den debater, werden toch van I a tot z, weerlegd zoo, dat er niets [van overbleef, wat het allerbest bleek f uit de onrust die zich van de aanwe- zige socialisten, die zich overigens zeer correct,gedroegen, meester maak- jte. 't Is haast onbegrijpelijk, dat men dergelijken onzin durft neerschrijven, maar ik wil erkennen dat het wei jeens heel moeilijk is eerlijk voor de 1 waarheid uit te komen. En als ik daar I dan bij in aanmerking neem dat de j schrijver wel niet voor zijn plezier zulke tastbare onwaarheden zal heb ben neergeschreven, dan moet ik wel - tot de conclusie komen dat de heer Schouten den rooden vrienden enkele zeer onaangename oogenblikken heeft bezorgd. Xoor,.(fOjf was Set een'goede avond^ We werden weer opnieuw bepaald hij de groote beteekenis van de- Antirevo lutionaire beginselen voor heel het staatkundige leven en bij de groote beteekenis van het werk dat Minister Colijn in de afgeloopen periode tot stand mocht brengen. En we werden weer versterkt in onze overtuiging, dat het toch heusch nog wel de moeite waard is voor onze Antirevolutionaire beginselen en onze voormannen, die deze beginselen in practijk zoeken te brengen, in het vuur te gaan Men vraagt zich weieens af, wat geeft toch al dat vergaderen. Zou het niet evengoed achterwege kunnen blij ven? Ik zelf heb die vraag ook wel eens gesteld amice, maar toen ik th 't begin van deze week enkele vrien den ontmoette, die Zaterdag overtuigd waren, dat ze toch ook weer zouden moeten aanpakken,' toen bleek me toch weer voor de zooveelste maal het te gendeel. Van harte hoop ik dan ook, dat de vergaderingen die op het program staan, niet minder druk bezocht zul len worden. Vanavond ('tis nu Don derdagmiddag) spreken hier de heeren Dambrink en Ds. Jongeleen, welke ver gadering dus reeds lang gepasseerd is als ge dit briefje ontvangt, zoodat ik daarover niet- behoef te schrijven. Maar dan Volgen nog een paar andere vergaderingen en daarop wil ik toch nog even de aandacht vestigen. Maandagavond spreekt, zoo ge weet, Mej. II. S. S. Kuyper, een van de doch ters van Dr. A. Kuyper, meer speciaal voor de wouwen, hoewel ook de man nen, voorzoover er plaats beschikbaar is, welkom zijn. Van die vergadering heb ik goede verwachtingen, Mej. Kuy per toch is niet alleen een zeer heken- de en door velen geliefde s c h r ij f - ster, maar ze heeft ook ais s p r e e k- s t e r hare sporen verdiend en ik twij fel dan ook niet, of velen- zullen haar willen hooren. En ik vertrouw dat wie haar gehoord hebben tot de overtui ging zullen komen, dat de vrouwen evenmin als de mannen stil mogen blijven zitten, maar dat ze ook het ha re moeten doen om onze Antirevoluti onaire beginselen tot toepassing te brengen en op onze candidaten een zoo groot mogelijk aantal stemmen te ver- eengien. In 't algemeen ben ik ar geen voor stander van de vrouwen in de politiek te halen, en ik zou willen dat we het vrouwenkiesrecht nooit gezien hadden. Maar 't i s er nu eenmaal en of wij het prettig vinden of niet, de vrouwen ko men aan de stembus. En nu komt het er maar op aan wat ze daar doen en hoe ze dat doen. Er zijn heel wat een voudige menschen, die uit beginsel graag onze candidaten steunen, als ze maar eens op de hoogte worden ge bracht. Er zijn anderen die weifelen, omdat ze van alle kanten worden aan geklampt, de kluts kwijt beginnen te raken en die dus even weer op 't rech te spoor gebracht nïoeten worden. En er zijn er ook die als ze zoo'n groot stembiljet voor de oogen krijgen, dat ze dan in een haar vreemde omgeving moeten invullen, het hoofd verliezen en wie <Jjis even duidelijk gemaakt moet worden hoe ze zoo'n stembiljet moeten behandelen. Een prachtwerk is dat voor onze vrouwen en meisjes, En laat men nu niet gaan zeggen, dat men voor dat werk onbekwaam is. Zeker, er zullen er zijn die met. een eerlijk geweten kunnen verklaren, dat ze niets, letterlijk niets kunnen doen. Maar dat zijn toch groote uit zonderingen. De regel iis zoo, dat ieder die iets w i 1 doen, ook wel iets kan doen, en de regel is ook, dat er n a de verkiezingen gewoonlijk heel wat menschen zijn, die spijt hebben dat ze ook niet even hebben aangepakt. Ik herinner me nog levendig de laat ste Gemeenteraadsverkiezingen, toen we met een 15 stemmetjes een zetel verspeelden, wat sommigen heel on aangename oogenblikken bezorgde, om dat ze overtuigd waren dat die enkele stemmen gemakkelijk opgehaald had den kunnen worden. Maar 'ti berouw krwam te iaat. De zaak was beslist en er viel niets meer goed te maken. Laat het zoo bij deze verkiezing niet gaan, maar laat een ieder, man of vrouw, zich met den meesten ernst afvragen: wat kan ik doen. Ben ik verantwoord als ik anderen laat werken en zelf rustig blijf toezien? In dit verband wil ik ook even her inneren aan een vergadering, die naar ik vernam as. Donderdag zal worden gehouden en waar de tiendaagsche veldtocht voor de verkiezingen zal wor den ingeluid. Er is heel wat voorarbeid verricht, maar nu zal het er op aankomen of die voorarbeid productief kan worden gemaakt en of men over de noodige krachten beschikt, om het werk dat gedaan moet werden af 'te doen. De Socialisten zijn, naar ik vernam, al druk aan 'twerk. Avond aan avond doen ze huisbezoek om op die wijze stemmetjes te winnen. Welnu, amice, zullen wij dan achterblijven? Gelukkig, er zijn bemoedigende ver schijnselen. Tal van vrijwilligers heb ben zich reedis aangemeld. Zoo moet het gaan. Ja, amice, als het ging om persoon lijke belangen of wat dan ook, dan konden we gerust thuisblijven. Maar daarom gaat het bij ons niet, en m a g het niet gaan. 'tGaat bij ons niet om belangen, maar om beginselen, om de vraag of we God den Heere ook in het staatkundige leven zullen eeren en dienen, of we bereid zijn mee te wer ken tot verheerlijking van zijn Naam. Ik hoorde dezer dagen de stelling ver kondigen amice, dat het weer eigenlijk veel te mooi is voor het verkiezings- werk. Wonderlijke schepselen zijn we toch amice. We worden rijk gezegend. God de Heere laat eiken dag weer z'n zon opgaan over boozen en goeden. Heel de schepping pronkt als in feest- kleedij en alles wat adem heeft looft den Heere;, die de hemelen schiep en die deze aarde met al wat zich be weegt en leeft, voortbracht. Omtrent den oogst hoort men de meest gun- sige berichten. Nog eens, we worden rijk gezegend. Maar dan komen wij menschen en zeggen, dat het toch eigenlijk veel te mooi is om iets in het belang van Gods Koninkrijk te doen. Inplaats dat we dankend en ju belend aan het werk gaan, durven we de zegeningen die God ons schenkt gebruiken als voorwendsel om ons aan den grooten strijd van deze dagen te onttrekken. Ik hoop amice, dat het bij ons alzoo niet zal zijn, maar dat we met geest drift aan het werk zullen gaan om een zoo groot mogelijk aantal stem men op de antirevolutionaire candi-la ten te verzekeren. .VERITAS,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1925 | | pagina 6