Mijnhardts Zenuwtabletten NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN ZATERDAG 6 JUNI T925 Brie! uit Sassenheim. Amice! Wat gaat de tijd toch snel! We den ken daar niet altijd zoo goed over na, daar zoö nu en dan is er iets, dat onze gedachten vasLgrijpt. lioe lang hebben we b.v. al niet naar de a.s. verkiezingen uitgezien, daar werd verleden jaar reeds over gespro ken. Maar voor ons gevoel, voor mijn gevoel althans, was het nog sleeds of deze gebeurtenis nog een heel eindje van. ons aflag. Toen ik vanavond echter 2 Juni boven mijn krant zag slaan drong zich onwillekeurig de gedachte aan mij op: Nog maar één maand, en dan is ook deze strijd weer beslist. En die laatste maand zal om zijn, voor we het weten. Tot mijn spijt moet ik constateeren, dat de geestdrift nog niet zoo heel groot is, tenminste niet onder de meeste broeders, waar ik zoo mee in aanraking kom. Nu valt dit niet te verwonderen. Het politieke leven baart vele teleur stellingen. En één van de grootste teleurstellin gen acht ik wel dat zóó veel christenen tegenover den strijd op dit gebied altijd maar even laksch en lauw en onver schillig zijn. Je krijgt wel eens het ge voel, dat het een hopelooze arbeid is om le trachten hierin verandering- te brengen. En dat kan me wel eens wat moedeloos stemmen. Ook de saamwerking met andere par tijen geeft wel eens aanleiding tot te leurstellingen. Men ziet soms dingen gebeuren, óók onder een Rechtsch Be wind, die men betreurt. En aan den anderen kant blijft verwezenlijking van wenschen die men men reeds lang heeft gekoesterd, meer dan eens achter wege. En als men dan tenslotte nog ge griefd wordt door wantoestanden in het eigen partijleven, zou men licht ge neigd zijn, het zelf ditmaal ook maar eens wat gemakkelijker te nemen, of anders toch zijn tijd aan andere zaken dan de politiek te besteden. Je voelt wel amicè, dat ik nu doel op de wijze, waar op enkele weken geleden de plaats, die op onze lijst door 't overlijden van den heer de Monté verLoren was opengeval len, is bezet. Ik achtte deze handelwijze van de partijleiding een beleediging èn tvpor de kiezers in onzen eigen kies kring èn voor den heer Warnaar. En» je zult wel begrijpen, dat wij, Sassemers, ons deze kwestie nog al bijzonder heb ben aangetrokken. Ik reken er dan ook op, dat ons Ka merkieskringbestuur de zaak er niet zoo bij laat zitten, maar deze kwestie in het a.s. najaar zoo spoedig mogelijk aan de orde stelt. Het wordt tijd, dat door de hooge heeren klaren wijn wordt geschonken. Indien men van meening is, dat wij gewone kiezers toch niet kunnen beoordeelen welke heeren Kamerlid behooren te worden, laat men het dan ronduit zeggen. Maar als men ons steeds weer vertelt, dat al deze, dingen onder ons „van onder op" zullen worden geregeld, zal men toch werkelijk met de wenschen der kiezers rekening moeten houden. Maar het is «mijn bedoeling niet, amice, hier thans verder op in te gaan. Ik ben het heelemaal met „Veritas" Bens, die in een van zijn laatste briefjes schreef, dat we eerst met onze tegen standers hebben af te rekenen. Ik heb dan ook de laatste weken voort durend getracht om voor mijzelf de rechte stemming terug te vinden. Aan vankelijk viel me dit niet gemakkelijk maar ik heb mij er erg goed bij bevon den, toen ik de laatste Deputatenrede van. onzen leider nog eens rustig heb doorgelezen. En ik wenschte wel, dat alle antrevolutionaire broeders, die in deze dagen bij zich zelf gebrek aan de zoo zeer vereischte geestdrift moeten -constateeren, hüervoor ook eens een uurtje zouden willen afzonderen. Want als we dat doen, krijgen we op de groote lijnen van onzen politieken kamp nog weer eens een rechten kijk. Dan voelen we wéér opnieuw het heerlijke en het hooge ideaal dat we ons als Christen hebben te stellen. En al blijven we het betreuren, dat geen grooter schare broeders mt ons in ge sloten gelederen optrekt, we gevoelen toch, dat we onversaagd hebben voort te gaan. En al spreekt ook deze kostelijke rede van teleurstellingen, van idealen, die door verschillend inzicht der met ons samenwerkende partijen voorloopig wel niet vervuld zullen worden, dan komt ons toch aan den anderen kant helder voor den geest te staan, dat de Rechtsche samenwerking ook nu nog in geen geval haar bestaansgrond mist. Het wil mij voorkomen, amice, dat wij ook in dat opzicht wel eens éénzij dig zijn. We denken maar al te veel aan alles wat we zoo graag nog eens zouden bereiken. We vergeten maar al te zeer dat wij niet alleen hebben te veroveren, maar evenzeer hebben te verdedigen wat we, reeds bezitten. We moeter zoo- el bouwen als bewa ren. En als we over deze dingen eens wat dieper nadenken, moeten we tot de slotsom komen, dat alleen het verdedi gen van wat God ons in ons goede va derland nog laten wilde, reeds de in spanning van alle kracht waard is. Voor wat we daarbij d:m nog mogen vcrove ren moeten we dubbel dankbaar zijn. En dan behoeven we onze oogen niet te sluiten voor de verkeerde dingen die ook onder ons voorkomen .Maar we gaan dan toch gevoelen, dat onze strijd niet in de eerste plaats gaat om pe^so nen of, belangen, maar om onze heer lijke en heilige beginselen. Zoo was ik dus door het lezen van minister Colijn's rede reeds een stuk opgeknapt. En wat er nog aan mijn stemming ontbrak amice, is aangevuld door Mr. Oud, het bekendevrijz. Dem. Kamer lid, die hier, als het tegen de verkiezin gen loopt, altijd een politieke rede komt houden, en wien ik het genoegen had, verleden week te hooren. Dat klinkt je misschin wat raar in de ooren, een anti revolutionair die be geesterd wordt door de speech van een vrijz. democraat. Maar toch was dit zoo! Ik weet niet of je Mr. Oud al eens gehoord hebt. 't Is een prettig spreker, naar wien je met genoegen een paar uur luistert. Maar het aandachtig luiste ren naar zoo'n rede kan niet anders doen dan je in den strijd voor de a.r. beginselen stalen. En als je door ver schillende gebeurtenissen in liefde tegen over de Roomsche geestverwanten wat ben verflauwd, gevoel je onder zoo'n rede al heel gauw, dat we met hen toch heel wat meer dingen gemeen hebben dan met de Vrijz. Democraten. Als een overtuigd anti revolutionair als zijn overtuiging uitspreekt, dat we wat betreft 'slands defensie onzen plicht hebben te doen, ons ons verder in Gods hand overgeven, noemt Mr. Oud dit 'n verlegenheidsargument. Welken kant het met onze huwelijks wetgeving uit zal gaan, als we nog eens een linksche meerderheid met een linkschen minister van Justitie krijgen werd onomwonden gezegd. Als twee menschen het niet zoo best meer met elkaar kunnen vinden, acht men het in die kringen wenschelijk dat de echt scheiding ze dan maar zoo gemakkelijk mogelijk wordt gemaakt. Welk een onoverbrugbare kloof scheidt ons toch van al wat „linksch" is in deze beginselkwestie. En daar komt nog bij, dat mr. Oud ook op zakelijk gebied niets aan te bie den had, wat ons ook maar eenigermate onder bekoring kon brengen. Van Colijn's werk deugt natuurlijk niets, maar de heeren zijn steeds in ge breke gebleven, en ook Mr. Oud bleef dezen avond in gebreke om te zeggen hoe 't dan wel zou moeten. Eenig pers pectief, hoe het na 1 Juli zou moeten gaan, als de gezamenlijke linksche par tijen eens zouden winnen, kon niet worden geopend. Alleen hoorden we dat nu reeds vast stond dat er van samen werkinge tusschen Vrijz. Democraten en Vrijheidsbond geen sprake zou kuri nen zijn. Alles wat mr. Oud van de toe komst koA zeggen, was dat hij hoopte, dat het in de toekomst nog eens zou komen tot een regeeering van allerlei Democraten Het oude liedje dus, een illusie die mr. Oud wel met zich mee in het graf zal dragen. En zoo kwam het amcie, dat deze Vrijz. Kamerlid, mijn strijdlust en geest overigens interessante rede van het drift aanwakkerde. Ik voelde weer in sterkere mate dat onze politieke strijd waard is dat men er zich met volle kracht aan geeft. Ik merkte reeds op, alleen de verdedi ging van onze beginselen is onze volle toewijding reeds waard. Maar die rede van den heer Oud heeft in mij ook versterkt het bewust zijn dat ook de belangen van land en volk eischen dat de Rechtsche meerder héid wordt bestendigd. Laten we daarom woekeren met de dagfcn die onis nog resten, opdat we althans onszelf geen verwijten hebben te maken als de slag gevallen is. Sassenheim, 2 Juni '25. SASSEMER. SCHAAKRUBRIEK Redacteur: J. Verstoep Jzn. Fred. Hendrikstraat 37, Delft. „Het schaakspel is niet louter een doelloos vermaak. Verscheidene t>n- schatbare en voor het menschen- leven nuttige geestesedgenschappen kunnen er door verworven en ver st erkt worden, zóó zells, dat zij de hoogte van gewoonten bereiken, die ons nooit meer in den steek laten." Benjamin Franklin. Wit: R. Spielmann. Zwart: Dr. S. Tartakower. Caro-Kannopening 1 e2e4 c7—c6 2 d2—d4 d7d5 3 Pblc3 Een veel gespeelde variant is: 3 e5, Lf5, 4 Ld3, Ld3: 5 Dd3: e6 6 Pf3, enz. 3 d5 x e4 4 Pc3 x e4 Pg8—f6. 5 Pe4g3 In Engeland is de variant: 5 Pf6:f ef6: (6 Lc4, Ld6, 7 Pe2, 0—0, 8 0—0. TartakowerTahrni, München 1909) meer in zwang. Niemzowitsch beveelt 5 Pf6:+ gf6: aan. 5 e7—e5! 6 Pgl—f3! Dit is beter dan 6 de5: waarop af ruil der dames, benevens Pg4 volgen zou. 6 e5 x d4. 7 Pf3 x d4 Lf8c5 8 Lel—e3 Dd8—b6. 9 Ddl—e2 0—0 Op Db2: ware Lclf gevolgd. 10 0-0-0 Pf6d5 11 De2h5 Pd5—f6. Beter ware 11Pe3: 12 fe3: Le6 geweest. 12 Dh5—h4. Lc8g4. 13 Lfld3! Lg4 x dl. Op Ld4: 14 Ld4: Dd4: volgt 15. Lh7:f en Dd4 is verloren. 14 Thl x dl Wit is nu ten koste van een kwa liteit ver voor in ontwikkeling, ter wijl Zwartte koningsvleugel zwak ver dedigd is. 14 J'l>8 <17. 15 Pg3—f5 Pd7e5. 16 Pf5 x g7! Dt>6d8. Kg7: gaat natuurlijk niet, wegens 17 Pf5f, Kg8, 18 Df6: en wint. 17 Pg7fó Pe5g6 18 Dh4Ïi6 Pf6—e8 19 Pd4—f3 Lc5 x e3f 20 f2 x e3 Dd8—f6 21 Pf3—gó Df6h8. Er dreigde Dh7: mat. 22 Pf5—e7f en mat in twee zetten (Pe7: 23 Lh7:f Dh7: 24 Dh7: mat). („Neumann—Schelfhout") Partijslot. In de partij GriinfeldSamisch in het tournooi te BadenBaden ont stond de volgende stelling. Stelling na 47Ph5g7. Zwart: Samisch. Zwart. Wit: Grünfeld. Een gewoon mensch zou in deze stelling natuurlijk 1 d6d7f spellen en vervolgens Te4e8, waarna hij op meer dan nuchtere wijze winnen zou, daar de looper op b5 het veld fl dekt. Grünfeld is echter op dit moment schaakblind! Of zag. zijn geestesoog wellicht een meer elegante voortzet ting? Hij speelde: 48 Te4e8t Kc8—b7. Niet Pe8: wegens d7f en de8:D. 49 d6d7 Tg5—g2tü 50 Kh2—hl Pg7—f51! 51 Te8—b8f Kb7—a7. 52 Tb8—aSf Ka7—b7. Remise door eeuwig schaak. Zwart dreigt Pf3—g3 mat en wit mag daar om geen dame halen. Echter mag zwart niet den toren nemen, daar dan d7d8X>t volgt en het paard op f5 en daarmede de partij verloren gaat. Wat zal Samisch gegnuifd hebben, dat Grünfeld hem een kostbaar half puntje .cadeau gaf!! GEMENGD NIEUWS. Groote brand. In het Poolsche stadje Wiszaini nabij de Oost Pruisische grens heeft een enorme brand gewoed. Een straat met 29 gebouwen is tot den grond in den asch gelegd. Honderden personen zijn dakloos. De ellende is onbeschrijfelijk. Doodgevonden. De 24jarige H. uit Puifluik (gem. Druten), werd Dinsdag morgen dood langs den weg gevonden. Vermoedelijke oorzaak is een hartver lamming. Te Vlissingen is Maandagavond op straat 'n man in nachtgewaad gevonden. Toen men hem opnam, bleek hij te zijn overleden. Verdronken. De 7jarige scholier D. v. d. E. te Vlaardingen had net ongeluk, in de Nieuwe Haven te vallen. Toen het ventje werd opgehaald, bleek hij reeds bewusteloos te zijn. In dien toestand naar het ziekenhuis overgebracht, Is hij aldaar overleden zonder tot bewust zijn te komen. Dïerenfoltering. De politierechter te Zutphen veroordeeld een slager uit Aal ten wegen ergelijke dierenfoltering tot f30 boet of 30 dagen hechtenis. De die renbeul had een kat levend onder een brandenden broeipot laten verbranden. Ontrouwe boekhouder. De rechtbank te Leeuwarden eischte tegen een boek houder van den gemeenteontvanger van Engwirdn (Fr.) wegens verduistering van f17.000, gepleegd in acht jaren tijds 2 jaren gevanei gisstraf. De gemeente ontvanger had geheel geen controle op den man uitgeoeferid. Ons Babbelhoekje. Beste jongens en meisjes, Ik dacht deze week, dat jullie me aiie- maal zoudt vergeten. Donderdagmiddag had ik nog maar een paar briefjes ik' meen drie of vier zoodat ik er al over dacht, deze freek maar geen cor respondentie te geven. Maar toen kwam opeens de stroom Jos en al is het geen .winterdienst, het RECLAME. Zenuwstilend - Zenuwsterkend Glazen Buisje 75cL Bij Apolb.en Qrogisten viel me toch mee, dat er nog zooveel neefjes en nichtjes waren, die aan mij gedacht hadden. Allemaal zijn ze opgetogen over het mooie weer, en waarlijk ook geen. won der. Want we hebben heerlijke Pinksterda gen gehad en de kinderen, die vacantie hadden, hebben het echt getroffen. iWe willen hopen, dat het zoo een poos je blijft en dat straks de groote vacantie ook! niet teleurstelt. Be ga nu eerst de briefjes beantwoor den. „Rugby", Leiden. Dat wairen nog eens mooie uitstapjes, die jullie gemaakt hebt. En wat een mooie tocht was dat, heele maal naar Steen wijk. "Je hebt zeker heel wat gezien onderweg. „Vaders Jongste", Leiden. Ja, zoo'n ver huizing valt niet altijd mee. In welk deel van de stad ben je nu terechtgekomen? Ze^er in een van de nieuwe wijken? „Zangeresje", Leiden. Ik kan best be grijpen, dat met dat mooie weer het schrij ven weieens vergeten wordt. Wel fijn zoo'n uitgaansdagje. „Moeders meisje", Noordwijk. Is je grootvader langen tijd ziek geweest? En hoe gaat het nu met je nichtje We zul len hopen, dat ze weer spoedig beter mag worden. S. en C. W., Woubrugge. Zoo in den zomer is het toch wel prettig aan het water te wonen. Ik denk, dat 't deze week met het warme weer wel erg druk ge weest zal zijn. „Junior". Ik vond het leuk, dat je me zeïf eens kwam opzoeken en dat je de drukkerij nu eens kon- zien. Ja, 't is wel jammer, dat daarvoor altijd de Zondag gebruikt wordt. „Jan van. Schaffelaar", Leiden. Dat was een mooie wandeling, die jullie gemaakt hebt. Hadt je geen last van de warmte Maandagmiddag „Waterlelie", Lisse. Wel bedankt hoor voor je mooie ansichtkaart. Je hebt zeker met de Pinksteren een uitstapje gemaakt naar de hoofdstad? „Maurits", Leiden. Toevallig ben ik er de tweede Pinksterdag ook geweest, maar ik heb je toch niet gezien, misschien, door dat ik stilletjes in de duinen, gebleven ben. „De Germaan", Leiden, 't Was mis schien wat warm om te visschen. Ik heb tenminste wel eens gehoord, dat de kans op vangst dan niet zoo groot is. „Dirk III", Leiden. Prettig, dat die kip pen zooveel eieren leggen. Wat doe je met die duiveneieren? Gebruik je ze om te bloeden, of worden ze opgegeten „Blondine", Koudekerk. Ja, het was al lerheerlijkst weer. Wel jammer, dat je Maandag ongesteld was. Ben je nu weer heelemaal opgeknapt? „Heidebloempje", Leiden. Nee, het was niet erg lang, maar de hoofdzaak is, dat je het mooi vond. Komt er binnenkort een tentoonstelling „Breistertje", Lisse. Je hebt blijkbaar wel goed geluisterd Zondagmiddag. Dat doet me genoegen. Maax je hebt vergeten te vertellen, wat je Maandag gedaan hebt. „Sneeuwwitje", Lisse. Dat was een heele club hoor. En hebben jullie veel plezier gehad? Ja, dat is zeker een wonder, dat 't zoo goed is afgeloopen. De oplossing van de raadsels is: i. Geregeld ad verteer en maakt naam en zaak bekend en doet verkoopen. Onderdeelen: advertenties, kolommen, gemengde, agenda, markt, adverteeren, zaak, koopen, letter e. 2. Koiopt steeds bij onze adver teerders. Onderdeelen: bonbons, Zandvoart, ree der, dek, otter, Kees, pij. Hier volgen weer de nieuwe raadsels: Mijn geheel bestaat uit'48 letters. 4. 30. 10. 11 verkoopt de apotheker. 8. 20. 31 26 gebruikt de loodgieter. Een 26. 5. 9. 13. 42. 23 is een vogel. 10. 17. 6. 7. 39 heeft ieder noodig. Een 45. 25. 26. 34. 15 vindt ge aan een huis. Een 29. 46'. 27. 28. 18. 3 is een meisje. 16. 33. 44. 21. .19 heeft de koopman graag. 13. 10. 12. 36. 32 stuwt het water op. 7. 24. 2. 39 is een andere naam voor vader. 26. 1. 40. 38. 48 is een drank. 41. ,30. 47- 22. 19. 3. 14. 43. 35. 37i gébruikt men bij een spel. De eerste regel van boven naar bene den en van links naar rechts vormt de naam van een provincie. De tweede (van 1. n. r.) een stadje in Zeeland. De derde een dorp bij Utrecht. De vierde een dorp, békend om zijn rozen. De vijfde een stad in Utrecht. De zesde een dorp in Gelderland. De zevende een plaats bij Eindhoven. Hartelijke groeten, OOM FELIX. TABBY's TAFELLAKEN. (Slot). In het jaar i8ói beleefde Tabby's tafel laken nogmaals een oorlog en kwam toen met eere aan zijn eind. Toen de weerbare mannen opgeroepen werden, bleef ook Concordia niet achter en zond een uitgelezen schaar andermaal onder bevel van een dapperen kolonel Prescott. De kleinzonen van clie wakkere man nen van weleer stonden zij aan zij, even als hun voorvaderen, toen zij de Noor der- brug yerdedigden tegen de overmoedige Engelschen. De moeders zeiden: „Ga, mijn jongen", even heldhaftig als voorheen; zusters en bruiden lachten door haar tra nen heen, toen zij de blauwe uniformen in de verte zagen verdwijnen, ook nu door een braven Emerson tot vol houden aangespoord. Tal van Tabby's nakouidiagen trok ken mede, sommigen om te vechten, an deren om te verplegen; vier jaren lang werd in het oude stadje gewerkt en ge beden, gehoopt en geleden, terwijl men de naar huis gezonden dooden begroef, de gekwetsten verzorgde en steeds meer, mannen zond, om de plaats in te nemen van de gevallenen, in de bloedige veld slagen, <he het Noorden en het Zuiden als tot een groot kerkhof maakten. De vrouwen breiden en naaiden, 's Zon dags en in de week. om te voldoen aan de vsoprtdurende vraag, naar kleederen; de mannen schudden hun beurzen leeg, verheugd dat zij geven konden, en als de dominé 's Zondags als een braaf Chris ten gepreekt en zijn en hun moed ver sterkt had, trok zijn rok uit en pakte kisten vol levensbehoeften en verkwik king in, als een vader voor zijn kinderen. „Alweer een verzoek om zwachtels en i pluksel, en ik geloof, dat er in de heele 1 stad geen oud stukje linnen te vinden is", zei een oude, druk bezige dame tot de andere, terwijl zij in een grooten kring zaten te naaien. „Ik heb alles bij elkaar gezocht, wat in kisten en kasten te vinden is", Het een van de moeders er op volgen. „Ik wilde dat ik nog wat te geven had, maar we zijn nu al in het derde jaar van dien ver- schrikkelijken oorlog. „En wij kunnen niets koopen, dat zoo zacht en geschikt is als oud linnen", zei een pas getrouwd vrouwtje; „nieuwe laL kens en tafellakens kunnen ons niet hel pen, anders zou ik de mijne geven", ver volgde zij, onafgebroken voortnaaiend bij de gedachte aan de broeders en neven, die aan den strijd deelnamen.. „Ik geloof, dat ik .ons revolutie-tafel- j laken maar geven zal. Het Js zoo zacht als zijde en mij dunkt, grootmoeder zou mij toestemmen, dat het op geen betere ma nier aan zijn eind kan komen", sprak een deftige, grijze matrone. „Wat, zoudt gij dat beroemde tafella ken willen verknippen riep een jong meisje. „Ja, dat wil ik", was het antwoord. „Het is geheel versleten, en als ik dood ben, zal niemand er meer iets om geven. De menschen schijnen tegenwoordig te vergeten wat de vrouwen gedaan hebben in die gewichtige dagen". De oude dame zou hebben moeten be kennen, dat zij het mis had, indien zij vooruit had kunnen zien, wat in 1876 gebeurde. Toen werd op de i9den April de honderdste' gedenkdag van het merk waardig feit gevierd, en een tentoon stelling gehouden van allerlei relieken uit dien lang vervlogen tijd. En zooi veranderde het oude tafellaken in een kistje vol zacht pluksel en verban den voor de dappere soldaten en het werd aan een der vrouwelijke stadgenoo- ten gezonden, die het leger als verpleeg ster gevolgd was. „Welk een schat", sprak deze, toen zij het linnen vond in een groote kist, die pas aangekomen was; „dat had ik juist noodig voor mijn arme jongens, voor Johnny Bullard in de eerste plaats". Die Johnny Bullard was een Engelsch tamboert je, dat al de gevechten had bij gewoond, en maar dapper was blijven trommelen, hoe die kogels hem ook om de ooren vlogen; menigen nacht haid hij de anderen met zijn liedjes opgevrolijkt als zij rondom de wachtvuren zaten; want hij was altijd vrocAijk en wakker en zoog als een lijster. Hij was dan ook de lie veling van het geheele regiment, en ieder een beklaagde hem, toen een kogel zijn rechterhand had weggenomen. Eerst dacht men, dat hij sterven zou, maar het ergste was nu geleden en langzamerhand begoo hij te herstellenook zijn vroohjkheidl keerde terug en met zijn zwakke stenj probeerde hij soms al eens .weer een liedje, hoewel het nog niet heel goed vlot ten wilde. „Kijk eens, Johnny, welk mooi zacht pluksel ik daar gekregen heb. Uw buur man slaapt nog; daarom zal ik' maar met u beginnen en u onder de hand de ge schiedenis vertellen van het tafellaken, waarvan dit pluksel gemaakt is", zei zus ter Mary, terwijl zij voor Johnny's bed stond. Er kwam een vriendelijke lach op zijn mager, bleek gezicht, hoewel de knaap geducht opzag tegen het pijnlijke kwartiertje, dat hij iederen dag moest doorstaan. „Heel goed, zuster. Ik heb' kt lang geen vertelsel gehoord en voel mij bijzonder wel van morgen; over een week zal öt wel heel weer beter 2ijn, denk ik". „Dat hoop ik van harte. Doe nu uw oogen maar dicht en luister, dan voelt gij niet eens, als ik u pijn doe", hernam de goedhartige verpleegster, terwijl zij haar moeilijke taak begon. Toen vertelde zij de geschiedenis van Tabby's tafellaken, en de knaap had er schik in; hij moest hartelijk lachen om het verhaal van dien emmer water en van de pokken.vrees der soldaten en ver heugde zidi er in, dat de roodrokken toen eens het onderspit hadden moeten del en. „Wij winnen het anders in de heele wereld", zei de knaa^o toet niet weinig trots; „zoo'n klein tegenspoedje een en kelen keer kan dus geen kwaad. Nu zijn wij goede vrienden, nietwaar zuster? En ik zal voor u vechten als eea Engclsclie bulhond, zoodra ik het weer kan doen", zei Johnny, toen het vertelsel uit en de wond verbonden was. Zoo kwam Tabby s tafellaken aan zijn einde, goed doende tot in zijn laatste le- yens uur.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1925 | | pagina 7