Mijnhardts Zenuwtabletten
NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN ZATERDAG 6 JUNI T925
Brie! uit Sassenheim.
Amice!
Wat gaat de tijd toch snel! We den
ken daar niet altijd zoo goed over na,
daar zoö nu en dan is er iets, dat onze
gedachten vasLgrijpt.
lioe lang hebben we b.v. al niet naar
de a.s. verkiezingen uitgezien, daar
werd verleden jaar reeds over gespro
ken. Maar voor ons gevoel, voor mijn
gevoel althans, was het nog sleeds of
deze gebeurtenis nog een heel eindje
van. ons aflag.
Toen ik vanavond echter 2 Juni
boven mijn krant zag slaan drong zich
onwillekeurig de gedachte aan mij op:
Nog maar één maand, en dan is ook
deze strijd weer beslist. En die laatste
maand zal om zijn, voor we het weten.
Tot mijn spijt moet ik constateeren,
dat de geestdrift nog niet zoo heel
groot is, tenminste niet onder de meeste
broeders, waar ik zoo mee in aanraking
kom.
Nu valt dit niet te verwonderen.
Het politieke leven baart vele teleur
stellingen.
En één van de grootste teleurstellin
gen acht ik wel dat zóó veel christenen
tegenover den strijd op dit gebied altijd
maar even laksch en lauw en onver
schillig zijn. Je krijgt wel eens het ge
voel, dat het een hopelooze arbeid is
om le trachten hierin verandering- te
brengen. En dat kan me wel eens wat
moedeloos stemmen.
Ook de saamwerking met andere par
tijen geeft wel eens aanleiding tot te
leurstellingen. Men ziet soms dingen
gebeuren, óók onder een Rechtsch Be
wind, die men betreurt. En aan den
anderen kant blijft verwezenlijking van
wenschen die men men reeds lang
heeft gekoesterd, meer dan eens achter
wege.
En als men dan tenslotte nog ge
griefd wordt door wantoestanden in
het eigen partijleven, zou men licht ge
neigd zijn, het zelf ditmaal ook maar
eens wat gemakkelijker te nemen, of
anders toch zijn tijd aan andere zaken
dan de politiek te besteden. Je voelt wel
amicè, dat ik nu doel op de wijze, waar
op enkele weken geleden de plaats, die
op onze lijst door 't overlijden van den
heer de Monté verLoren was opengeval
len, is bezet. Ik achtte deze handelwijze
van de partijleiding een beleediging èn
tvpor de kiezers in onzen eigen kies
kring èn voor den heer Warnaar. En» je
zult wel begrijpen, dat wij, Sassemers,
ons deze kwestie nog al bijzonder heb
ben aangetrokken.
Ik reken er dan ook op, dat ons Ka
merkieskringbestuur de zaak er niet
zoo bij laat zitten, maar deze kwestie
in het a.s. najaar zoo spoedig mogelijk
aan de orde stelt. Het wordt tijd, dat
door de hooge heeren klaren wijn
wordt geschonken. Indien men van
meening is, dat wij gewone kiezers
toch niet kunnen beoordeelen welke
heeren Kamerlid behooren te worden,
laat men het dan ronduit zeggen. Maar
als men ons steeds weer vertelt, dat al
deze, dingen onder ons „van onder op"
zullen worden geregeld, zal men toch
werkelijk met de wenschen der kiezers
rekening moeten houden.
Maar het is «mijn bedoeling niet,
amice, hier thans verder op in te gaan.
Ik ben het heelemaal met „Veritas"
Bens, die in een van zijn laatste briefjes
schreef, dat we eerst met onze tegen
standers hebben af te rekenen.
Ik heb dan ook de laatste weken voort
durend getracht om voor mijzelf de
rechte stemming terug te vinden. Aan
vankelijk viel me dit niet gemakkelijk
maar ik heb mij er erg goed bij bevon
den, toen ik de laatste Deputatenrede
van. onzen leider nog eens rustig heb
doorgelezen. En ik wenschte wel, dat
alle antrevolutionaire broeders, die in
deze dagen bij zich zelf gebrek aan de
zoo zeer vereischte geestdrift moeten
-constateeren, hüervoor ook eens een
uurtje zouden willen afzonderen.
Want als we dat doen, krijgen we op
de groote lijnen van onzen politieken
kamp nog weer eens een rechten kijk.
Dan voelen we wéér opnieuw het
heerlijke en het hooge ideaal dat we
ons als Christen hebben te stellen. En
al blijven we het betreuren, dat geen
grooter schare broeders mt ons in ge
sloten gelederen optrekt, we gevoelen
toch, dat we onversaagd hebben voort
te gaan.
En al spreekt ook deze kostelijke rede
van teleurstellingen, van idealen, die
door verschillend inzicht der met ons
samenwerkende partijen voorloopig
wel niet vervuld zullen worden, dan
komt ons toch aan den anderen kant
helder voor den geest te staan, dat de
Rechtsche samenwerking ook nu nog
in geen geval haar bestaansgrond mist.
Het wil mij voorkomen, amice, dat
wij ook in dat opzicht wel eens éénzij
dig zijn. We denken maar al te veel
aan alles wat we zoo graag nog eens
zouden bereiken. We vergeten maar al
te zeer dat wij niet alleen hebben te
veroveren, maar evenzeer hebben te
verdedigen wat we, reeds bezitten.
We moeter zoo- el bouwen als bewa
ren. En als we over deze dingen eens
wat dieper nadenken, moeten we tot de
slotsom komen, dat alleen het verdedi
gen van wat God ons in ons goede va
derland nog laten wilde, reeds de in
spanning van alle kracht waard is. Voor
wat we daarbij d:m nog mogen vcrove
ren moeten we dubbel dankbaar zijn.
En dan behoeven we onze oogen niet
te sluiten voor de verkeerde dingen die
ook onder ons voorkomen .Maar we
gaan dan toch gevoelen, dat onze strijd
niet in de eerste plaats gaat om pe^so
nen of, belangen, maar om onze heer
lijke en heilige beginselen.
Zoo was ik dus door het lezen van
minister Colijn's rede reeds een stuk
opgeknapt.
En wat er nog aan mijn stemming
ontbrak amice, is aangevuld door Mr.
Oud, het bekendevrijz. Dem. Kamer
lid, die hier, als het tegen de verkiezin
gen loopt, altijd een politieke rede komt
houden, en wien ik het genoegen had,
verleden week te hooren.
Dat klinkt je misschin wat raar in
de ooren, een anti revolutionair die be
geesterd wordt door de speech van een
vrijz. democraat. Maar toch was dit zoo!
Ik weet niet of je Mr. Oud al eens
gehoord hebt. 't Is een prettig spreker,
naar wien je met genoegen een paar
uur luistert. Maar het aandachtig luiste
ren naar zoo'n rede kan niet anders
doen dan je in den strijd voor de a.r.
beginselen stalen. En als je door ver
schillende gebeurtenissen in liefde tegen
over de Roomsche geestverwanten wat
ben verflauwd, gevoel je onder zoo'n
rede al heel gauw, dat we met hen toch
heel wat meer dingen gemeen hebben
dan met de Vrijz. Democraten.
Als een overtuigd anti revolutionair
als zijn overtuiging uitspreekt, dat we
wat betreft 'slands defensie onzen plicht
hebben te doen, ons ons verder in Gods
hand overgeven, noemt Mr. Oud dit 'n
verlegenheidsargument.
Welken kant het met onze huwelijks
wetgeving uit zal gaan, als we nog eens
een linksche meerderheid met een
linkschen minister van Justitie krijgen
werd onomwonden gezegd. Als twee
menschen het niet zoo best meer met
elkaar kunnen vinden, acht men het in
die kringen wenschelijk dat de echt
scheiding ze dan maar zoo gemakkelijk
mogelijk wordt gemaakt.
Welk een onoverbrugbare kloof
scheidt ons toch van al wat „linksch"
is in deze beginselkwestie.
En daar komt nog bij, dat mr. Oud
ook op zakelijk gebied niets aan te bie
den had, wat ons ook maar eenigermate
onder bekoring kon brengen.
Van Colijn's werk deugt natuurlijk
niets, maar de heeren zijn steeds in ge
breke gebleven, en ook Mr. Oud bleef
dezen avond in gebreke om te zeggen
hoe 't dan wel zou moeten. Eenig pers
pectief, hoe het na 1 Juli zou moeten
gaan, als de gezamenlijke linksche par
tijen eens zouden winnen, kon niet
worden geopend. Alleen hoorden we dat
nu reeds vast stond dat er van samen
werkinge tusschen Vrijz. Democraten
en Vrijheidsbond geen sprake zou kuri
nen zijn. Alles wat mr. Oud van de toe
komst koA zeggen, was dat hij hoopte,
dat het in de toekomst nog eens zou
komen tot een regeeering van allerlei
Democraten Het oude liedje dus, een
illusie die mr. Oud wel met zich mee
in het graf zal dragen.
En zoo kwam het amcie, dat deze
Vrijz. Kamerlid, mijn strijdlust en geest
overigens interessante rede van het
drift aanwakkerde. Ik voelde weer in
sterkere mate dat onze politieke strijd
waard is dat men er zich met volle
kracht aan geeft.
Ik merkte reeds op, alleen de verdedi
ging van onze beginselen is onze volle
toewijding reeds waard.
Maar die rede van den heer Oud
heeft in mij ook versterkt het bewust
zijn dat ook de belangen van land en
volk eischen dat de Rechtsche meerder
héid wordt bestendigd.
Laten we daarom woekeren met de
dagfcn die onis nog resten, opdat we
althans onszelf geen verwijten hebben
te maken als de slag gevallen is.
Sassenheim, 2 Juni '25.
SASSEMER.
SCHAAKRUBRIEK
Redacteur: J. Verstoep Jzn. Fred.
Hendrikstraat 37, Delft.
„Het schaakspel is niet louter een
doelloos vermaak. Verscheidene t>n-
schatbare en voor het menschen-
leven nuttige geestesedgenschappen
kunnen er door verworven en ver
st erkt worden, zóó zells, dat zij de
hoogte van gewoonten bereiken, die
ons nooit meer in den steek laten."
Benjamin Franklin.
Wit: R. Spielmann. Zwart: Dr. S.
Tartakower.
Caro-Kannopening
1 e2e4 c7—c6
2 d2—d4 d7d5
3 Pblc3
Een veel gespeelde variant is: 3 e5,
Lf5, 4 Ld3, Ld3: 5 Dd3: e6 6 Pf3, enz.
3 d5 x e4
4 Pc3 x e4 Pg8—f6.
5 Pe4g3
In Engeland is de variant: 5 Pf6:f
ef6: (6 Lc4, Ld6, 7 Pe2, 0—0, 8 0—0.
TartakowerTahrni, München 1909)
meer in zwang. Niemzowitsch beveelt
5 Pf6:+ gf6: aan.
5 e7—e5!
6 Pgl—f3!
Dit is beter dan 6 de5: waarop af
ruil der dames, benevens Pg4 volgen
zou.
6 e5 x d4.
7 Pf3 x d4 Lf8c5
8 Lel—e3 Dd8—b6.
9 Ddl—e2 0—0
Op Db2: ware Lclf gevolgd.
10 0-0-0 Pf6d5
11 De2h5 Pd5—f6.
Beter ware 11Pe3: 12 fe3: Le6
geweest.
12 Dh5—h4. Lc8g4.
13 Lfld3! Lg4 x dl.
Op Ld4: 14 Ld4: Dd4: volgt 15.
Lh7:f en Dd4 is verloren.
14 Thl x dl
Wit is nu ten koste van een kwa
liteit ver voor in ontwikkeling, ter
wijl Zwartte koningsvleugel zwak ver
dedigd is.
14 J'l>8 <17.
15 Pg3—f5 Pd7e5.
16 Pf5 x g7! Dt>6d8.
Kg7: gaat natuurlijk niet, wegens
17 Pf5f, Kg8, 18 Df6: en wint.
17 Pg7fó Pe5g6
18 Dh4Ïi6 Pf6—e8
19 Pd4—f3 Lc5 x e3f
20 f2 x e3 Dd8—f6
21 Pf3—gó Df6h8.
Er dreigde Dh7: mat.
22 Pf5—e7f
en mat in twee zetten (Pe7: 23 Lh7:f
Dh7: 24 Dh7: mat).
(„Neumann—Schelfhout")
Partijslot.
In de partij GriinfeldSamisch in
het tournooi te BadenBaden ont
stond de volgende stelling.
Stelling na 47Ph5g7.
Zwart: Samisch.
Zwart.
Wit: Grünfeld.
Een gewoon mensch zou in deze
stelling natuurlijk 1 d6d7f spellen
en vervolgens Te4e8, waarna hij op
meer dan nuchtere wijze winnen zou,
daar de looper op b5 het veld fl dekt.
Grünfeld is echter op dit moment
schaakblind! Of zag. zijn geestesoog
wellicht een meer elegante voortzet
ting? Hij speelde:
48 Te4e8t Kc8—b7.
Niet Pe8: wegens d7f en de8:D.
49 d6d7 Tg5—g2tü
50 Kh2—hl Pg7—f51!
51 Te8—b8f Kb7—a7.
52 Tb8—aSf Ka7—b7.
Remise door eeuwig schaak. Zwart
dreigt Pf3—g3 mat en wit mag daar
om geen dame halen. Echter mag
zwart niet den toren nemen, daar dan
d7d8X>t volgt en het paard op f5
en daarmede de partij verloren gaat.
Wat zal Samisch gegnuifd hebben,
dat Grünfeld hem een kostbaar half
puntje .cadeau gaf!!
GEMENGD NIEUWS.
Groote brand. In het Poolsche stadje
Wiszaini nabij de Oost Pruisische
grens heeft een enorme brand gewoed.
Een straat met 29 gebouwen is tot den
grond in den asch gelegd. Honderden
personen zijn dakloos. De ellende is
onbeschrijfelijk.
Doodgevonden. De 24jarige H. uit
Puifluik (gem. Druten), werd Dinsdag
morgen dood langs den weg gevonden.
Vermoedelijke oorzaak is een hartver
lamming.
Te Vlissingen is Maandagavond op
straat 'n man in nachtgewaad gevonden.
Toen men hem opnam, bleek hij te zijn
overleden.
Verdronken. De 7jarige scholier D. v.
d. E. te Vlaardingen had net ongeluk,
in de Nieuwe Haven te vallen. Toen het
ventje werd opgehaald, bleek hij reeds
bewusteloos te zijn. In dien toestand
naar het ziekenhuis overgebracht, Is
hij aldaar overleden zonder tot bewust
zijn te komen.
Dïerenfoltering. De politierechter te
Zutphen veroordeeld een slager uit Aal
ten wegen ergelijke dierenfoltering tot
f30 boet of 30 dagen hechtenis. De die
renbeul had een kat levend onder een
brandenden broeipot laten verbranden.
Ontrouwe boekhouder. De rechtbank
te Leeuwarden eischte tegen een boek
houder van den gemeenteontvanger van
Engwirdn (Fr.) wegens verduistering
van f17.000, gepleegd in acht jaren tijds
2 jaren gevanei gisstraf. De gemeente
ontvanger had geheel geen controle op
den man uitgeoeferid.
Ons Babbelhoekje.
Beste jongens en meisjes,
Ik dacht deze week, dat jullie me aiie-
maal zoudt vergeten. Donderdagmiddag
had ik nog maar een paar briefjes
ik' meen drie of vier zoodat ik er al
over dacht, deze freek maar geen cor
respondentie te geven.
Maar toen kwam opeens de stroom
Jos en al is het geen .winterdienst, het
RECLAME.
Zenuwstilend - Zenuwsterkend
Glazen Buisje 75cL Bij Apolb.en Qrogisten
viel me toch mee, dat er nog zooveel
neefjes en nichtjes waren, die aan mij
gedacht hadden.
Allemaal zijn ze opgetogen over het
mooie weer, en waarlijk ook geen. won
der. Want we hebben heerlijke Pinksterda
gen gehad en de kinderen, die vacantie
hadden, hebben het echt getroffen.
iWe willen hopen, dat het zoo een poos
je blijft en dat straks de groote vacantie
ook! niet teleurstelt.
Be ga nu eerst de briefjes beantwoor
den.
„Rugby", Leiden. Dat wairen nog eens
mooie uitstapjes, die jullie gemaakt hebt.
En wat een mooie tocht was dat, heele
maal naar Steen wijk. "Je hebt zeker heel
wat gezien onderweg.
„Vaders Jongste", Leiden. Ja, zoo'n ver
huizing valt niet altijd mee. In welk deel
van de stad ben je nu terechtgekomen?
Ze^er in een van de nieuwe wijken?
„Zangeresje", Leiden. Ik kan best be
grijpen, dat met dat mooie weer het schrij
ven weieens vergeten wordt. Wel fijn zoo'n
uitgaansdagje.
„Moeders meisje", Noordwijk. Is je
grootvader langen tijd ziek geweest? En
hoe gaat het nu met je nichtje We zul
len hopen, dat ze weer spoedig beter mag
worden.
S. en C. W., Woubrugge. Zoo in den
zomer is het toch wel prettig aan het
water te wonen. Ik denk, dat 't deze week
met het warme weer wel erg druk ge
weest zal zijn.
„Junior". Ik vond het leuk, dat je me
zeïf eens kwam opzoeken en dat je de
drukkerij nu eens kon- zien. Ja, 't is wel
jammer, dat daarvoor altijd de Zondag
gebruikt wordt.
„Jan van. Schaffelaar", Leiden. Dat was
een mooie wandeling, die jullie gemaakt
hebt. Hadt je geen last van de warmte
Maandagmiddag
„Waterlelie", Lisse. Wel bedankt hoor
voor je mooie ansichtkaart. Je hebt zeker
met de Pinksteren een uitstapje gemaakt
naar de hoofdstad?
„Maurits", Leiden. Toevallig ben ik er
de tweede Pinksterdag ook geweest, maar
ik heb je toch niet gezien, misschien, door
dat ik stilletjes in de duinen, gebleven ben.
„De Germaan", Leiden, 't Was mis
schien wat warm om te visschen. Ik heb
tenminste wel eens gehoord, dat de kans
op vangst dan niet zoo groot is.
„Dirk III", Leiden. Prettig, dat die kip
pen zooveel eieren leggen. Wat doe je
met die duiveneieren? Gebruik je ze om
te bloeden, of worden ze opgegeten
„Blondine", Koudekerk. Ja, het was al
lerheerlijkst weer. Wel jammer, dat je
Maandag ongesteld was. Ben je nu weer
heelemaal opgeknapt?
„Heidebloempje", Leiden. Nee, het was
niet erg lang, maar de hoofdzaak is, dat
je het mooi vond. Komt er binnenkort een
tentoonstelling
„Breistertje", Lisse. Je hebt blijkbaar
wel goed geluisterd Zondagmiddag. Dat
doet me genoegen. Maax je hebt vergeten
te vertellen, wat je Maandag gedaan hebt.
„Sneeuwwitje", Lisse. Dat was een heele
club hoor. En hebben jullie veel plezier
gehad? Ja, dat is zeker een wonder, dat
't zoo goed is afgeloopen.
De oplossing van de raadsels is:
i. Geregeld ad verteer en maakt
naam en zaak bekend en doet
verkoopen.
Onderdeelen: advertenties, kolommen,
gemengde, agenda, markt, adverteeren,
zaak, koopen, letter e.
2. Koiopt steeds bij onze adver
teerders.
Onderdeelen: bonbons, Zandvoart, ree
der, dek, otter, Kees, pij.
Hier volgen weer de nieuwe raadsels:
Mijn geheel bestaat uit'48 letters.
4. 30. 10. 11 verkoopt de apotheker.
8. 20. 31 26 gebruikt de loodgieter.
Een 26. 5. 9. 13. 42. 23 is een vogel.
10. 17. 6. 7. 39 heeft ieder noodig.
Een 45. 25. 26. 34. 15 vindt ge aan
een huis.
Een 29. 46'. 27. 28. 18. 3 is een meisje.
16. 33. 44. 21. .19 heeft de koopman
graag.
13. 10. 12. 36. 32 stuwt het water op.
7. 24. 2. 39 is een andere naam voor
vader.
26. 1. 40. 38. 48 is een drank.
41. ,30. 47- 22. 19. 3. 14. 43. 35. 37i
gébruikt men bij een spel.
De eerste regel van boven naar bene
den en van links naar rechts vormt de
naam van een provincie.
De tweede (van 1. n. r.) een stadje in
Zeeland.
De derde een dorp bij Utrecht.
De vierde een dorp, békend om zijn
rozen.
De vijfde een stad in Utrecht.
De zesde een dorp in Gelderland.
De zevende een plaats bij Eindhoven.
Hartelijke groeten,
OOM FELIX.
TABBY's TAFELLAKEN.
(Slot).
In het jaar i8ói beleefde Tabby's tafel
laken nogmaals een oorlog en kwam toen
met eere aan zijn eind.
Toen de weerbare mannen opgeroepen
werden, bleef ook Concordia niet achter
en zond een uitgelezen schaar andermaal
onder bevel van een dapperen kolonel
Prescott.
De kleinzonen van clie wakkere man
nen van weleer stonden zij aan zij, even
als hun voorvaderen, toen zij de Noor der-
brug yerdedigden tegen de overmoedige
Engelschen. De moeders zeiden: „Ga, mijn
jongen", even heldhaftig als voorheen;
zusters en bruiden lachten door haar tra
nen heen, toen zij de blauwe uniformen
in de verte zagen verdwijnen, ook nu
door een braven Emerson tot vol houden
aangespoord.
Tal van Tabby's nakouidiagen trok
ken mede, sommigen om te vechten, an
deren om te verplegen; vier jaren lang
werd in het oude stadje gewerkt en ge
beden, gehoopt en geleden, terwijl men
de naar huis gezonden dooden begroef,
de gekwetsten verzorgde en steeds meer,
mannen zond, om de plaats in te nemen
van de gevallenen, in de bloedige veld
slagen, <he het Noorden en het Zuiden
als tot een groot kerkhof maakten.
De vrouwen breiden en naaiden, 's Zon
dags en in de week. om te voldoen aan
de vsoprtdurende vraag, naar kleederen;
de mannen schudden hun beurzen leeg,
verheugd dat zij geven konden, en als
de dominé 's Zondags als een braaf Chris
ten gepreekt en zijn en hun moed ver
sterkt had, trok zijn rok uit en pakte
kisten vol levensbehoeften en verkwik
king in, als een vader voor zijn kinderen.
„Alweer een verzoek om zwachtels en i
pluksel, en ik geloof, dat er in de heele 1
stad geen oud stukje linnen te vinden
is", zei een oude, druk bezige dame tot
de andere, terwijl zij in een grooten kring
zaten te naaien.
„Ik heb alles bij elkaar gezocht, wat
in kisten en kasten te vinden is", Het een
van de moeders er op volgen. „Ik wilde
dat ik nog wat te geven had, maar we
zijn nu al in het derde jaar van dien ver-
schrikkelijken oorlog.
„En wij kunnen niets koopen, dat zoo
zacht en geschikt is als oud linnen", zei
een pas getrouwd vrouwtje; „nieuwe laL
kens en tafellakens kunnen ons niet hel
pen, anders zou ik de mijne geven", ver
volgde zij, onafgebroken voortnaaiend bij
de gedachte aan de broeders en neven,
die aan den strijd deelnamen..
„Ik geloof, dat ik .ons revolutie-tafel- j
laken maar geven zal. Het Js zoo zacht als
zijde en mij dunkt, grootmoeder zou mij
toestemmen, dat het op geen betere ma
nier aan zijn eind kan komen", sprak een
deftige, grijze matrone.
„Wat, zoudt gij dat beroemde tafella
ken willen verknippen riep een jong
meisje.
„Ja, dat wil ik", was het antwoord.
„Het is geheel versleten, en als ik dood
ben, zal niemand er meer iets om geven.
De menschen schijnen tegenwoordig te
vergeten wat de vrouwen gedaan hebben
in die gewichtige dagen".
De oude dame zou hebben moeten be
kennen, dat zij het mis had, indien zij
vooruit had kunnen zien, wat in 1876
gebeurde. Toen werd op de i9den April
de honderdste' gedenkdag van het merk
waardig feit gevierd, en een tentoon
stelling gehouden van allerlei relieken uit
dien lang vervlogen tijd.
En zooi veranderde het oude tafellaken
in een kistje vol zacht pluksel en verban
den voor de dappere soldaten en het
werd aan een der vrouwelijke stadgenoo-
ten gezonden, die het leger als verpleeg
ster gevolgd was.
„Welk een schat", sprak deze, toen zij
het linnen vond in een groote kist, die
pas aangekomen was; „dat had ik juist
noodig voor mijn arme jongens, voor
Johnny Bullard in de eerste plaats".
Die Johnny Bullard was een Engelsch
tamboert je, dat al de gevechten had bij
gewoond, en maar dapper was blijven
trommelen, hoe die kogels hem ook om
de ooren vlogen; menigen nacht haid hij
de anderen met zijn liedjes opgevrolijkt
als zij rondom de wachtvuren zaten; want
hij was altijd vrocAijk en wakker en zoog
als een lijster. Hij was dan ook de lie
veling van het geheele regiment, en ieder
een beklaagde hem, toen een kogel zijn
rechterhand had weggenomen. Eerst dacht
men, dat hij sterven zou, maar het ergste
was nu geleden en langzamerhand begoo
hij te herstellenook zijn vroohjkheidl
keerde terug en met zijn zwakke stenj
probeerde hij soms al eens .weer een
liedje, hoewel het nog niet heel goed vlot
ten wilde.
„Kijk eens, Johnny, welk mooi zacht
pluksel ik daar gekregen heb. Uw buur
man slaapt nog; daarom zal ik' maar met
u beginnen en u onder de hand de ge
schiedenis vertellen van het tafellaken,
waarvan dit pluksel gemaakt is", zei zus
ter Mary, terwijl zij voor Johnny's bed
stond. Er kwam een vriendelijke lach
op zijn mager, bleek gezicht, hoewel de
knaap geducht opzag tegen het pijnlijke
kwartiertje, dat hij iederen dag moest
doorstaan.
„Heel goed, zuster. Ik heb' kt lang geen
vertelsel gehoord en voel mij bijzonder
wel van morgen; over een week zal öt
wel heel weer beter 2ijn, denk ik".
„Dat hoop ik van harte. Doe nu uw
oogen maar dicht en luister, dan voelt
gij niet eens, als ik u pijn doe", hernam
de goedhartige verpleegster, terwijl zij
haar moeilijke taak begon.
Toen vertelde zij de geschiedenis van
Tabby's tafellaken, en de knaap had er
schik in; hij moest hartelijk lachen om
het verhaal van dien emmer water en
van de pokken.vrees der soldaten en ver
heugde zidi er in, dat de roodrokken
toen eens het onderspit hadden moeten del
en.
„Wij winnen het anders in de heele
wereld", zei de knaa^o toet niet weinig
trots; „zoo'n klein tegenspoedje een en
kelen keer kan dus geen kwaad. Nu zijn
wij goede vrienden, nietwaar zuster? En
ik zal voor u vechten als eea Engclsclie
bulhond, zoodra ik het weer kan doen",
zei Johnny, toen het vertelsel uit en de
wond verbonden was.
Zoo kwam Tabby s tafellaken aan zijn
einde, goed doende tot in zijn laatste le-
yens uur.