NIEUWE LÉIDèCHE COURANT VAN ZATERDAG' 6 JUNff^SS TWEEDE BLAD. Ij Uit de Schriften. P De Heiligheid des Heeren. Te dien dage zal op de bellen der paarden staan: „De Heilig heid des Heeren". Zach. 14:20a. De wereld om ons heen glijdt snel omlaag in diepten van verwording en verwildering, verploerting en vervui ling. Bolland heeft 'tnog vlak voor zijn dood gezegd: „het Europeescha Wasten heeft zijn besten tijd gehad." Is er opheffing mogelijk voor een wereld, die de moraal huldigt van het roofdier der oerwouden het recht van den sterkste, en die, naar rt woord eener dichteres „half ver blind" is „en halt verdierlijkt door beschaving"? Onverdroten gaan vele antwoorden op: cultuur en moreele politiek, on derwijs en humanisme, socialisme en pacifisme, als om strijd willen zij de hefboomen zijn voor onze ver zonken samenleving. De gemeente! van Christus wéét, dat er sleclits één antwoord is: de Heilige Geest, de Vuurgeest, de Geest der verheerlijking, Die kan alleen deze zondewereld zóó louteren en heiligen, wegschroeiend al wat uit den heili gen God niet is, dat zij een klare spie gel wordt, in ongebroken glansen den vuurschijn weerkaatsend van 's Hee ren heiligheid. Die Geest zal niet rusten, aleer al les het goudmerk draagt van „de hei ligheid des Heeren". De profeet Zacharia zegt in zijn taal: dat zal zelfs staan op de bellen der paarden. 't Paard verzinnebeeldde voor Israel het vernielend geweld der Godvijan- dige wereld; want Israël kende het paard alleen als krijgspaard. Lees maar eens die prachtige be schrijving in 't boek Job (39:22 v.v.) en ge ziet 'tvóór u: Stampend, schuim bekkend, den grond uitgravend en straks als opslokkend, als het, brie- schend, met hevig schuddende flan ken, inrent tegen den vijand, dien 't reeds van verre rook. Welk een dolle angst onder de vij andelijke krijgsbenden, als die paar- dendrom aandaverdel Welk een ver vaarlijk helsch geraas maakten ook die schei-rinkelende bellen aan de hoofdstellen dier paarden. Voelt gij, lezer, waarom Zacharia hier 't paard kan nemen als symbool van onheilig, ongeestelijk, ongodder lijk geweld Zooals ook de psa.mist 'ideed, toen hij zong: „dezen vermel- deii van wagens en die van paarden, maar wij zuiLn vermelden van den Naam cLs Heeren, orizes Gods", Welnu, wat gemeenschap zou er zijn tusschon de gouden voorhoofdsplaat van Israels hoogepriester en de bel len van zoo'n oorlogsros. Want op beide zal hetzelfde op schrift staan: „de heiligheid des Hee- renl" Het wil dit zeggen: op alles, wat dien van God vervreemden mensch dient om zijns wilg wellust zijn machts waan bot te vieren, zal staan ingegra veerd 't merkteeken van Gods heil g heid, dus 't merkteeken van eigen oor deel en machteloosheid. Op alle oorlogswerktuigen 't merk vari Gods heiligheid. Op alles, waarmede de mensch dien vreeselijkste aller oorlogen, den oor log tegen den Souverein van hemel en aarde machineert, 'tmerk van Gods heiligheid. De volkomen doordringing en er kenning van Gods opperheerschappij. Het gansche leven der nieuws schepping Godgeheiligd. Alle wetenschap en alle kunst Hem gewijd. Litteratuur en pers, politiek en cul tuur, fabriek en keuken, schuur en schip, kantoor en winkel, pen en (weegschaal, schop en schaaf, dlles ge stempeld met: de heiligheid des Heer en. Aan de nieuwe menschheid verwer kelijkt, wat wij nu zingen in het ge loof: „triomf! als Priesters naad'ren wij gereinigd van de zonden..." Als Hoogepriesters, met 't blinkend op schrift aan onze voorhoofden: de hei ligheid des Heeren. Lezer, grijpt gij dat „te dien dage" reeds door het geloof Staat op de wanden van uw hart .Gods waarmerk al gegraveerd? Let wel, 'tgaat hier niet om vrome wierken zonder meer, om vrome gebe den, vrome prestatie's in wat voor vromen vorm ook, misschien wel tot verbazing der vrome wereld, o neen! Met dat dl kan men nog familie zijn van de lieden, die, in de dagen van Jezus' omwandeling, eerst Hem volg den, doch later Hem verlieten. Zijn rede was hun te hard. O, de mensch wil zoo gaarne worden gebouwd! Hij wil er niet van weten, dat elle vleesch trouweloos van God is afgeweken, en zijn weg verdorven heeft. Wat ons noodig is, 'tis de Vuur geest van Christus, Wiens vlammen tongen spelen door ons leven, in de overtuiging van zonde en van gerech tigheid en van oordeel, die Geest, Die verzengt, maar ook koestert en verkwikt, thuis brengend aan ons hart al de weldaden, die Christus voor ons verwierf, leven en gerechtigheid, hei ligheid en vrede. Wat is dat een geweldig genader wonder, dat een onheilige mensch, ge doopt met des Geestes vuurdoop, gaat getuigen: „mijn ziel U opgedragen, wil U alleen behagen"! Zal zulk een geheiligde in Christus dan niet staan in Immanuëls kracht in zijn roeping, om de heiligheid des Heeren uit te roepen met vurige tong in deze wereld, die in het booze ligt? Het is de taak, door da Costa ver tolkt „Aan 'troer van Staat, in staats- en raadsvergaderingen geroepen, in de rij van die den troon omringen geplaatst, of op de baan van wetenschap en kunst; Verloochen voor Gods zaak der menschen lof en gun§t. Ontdek 't ongoddelijk en onhisto risch woelen van wie, met half verward of reeds bestemd bedoelen, de bron verplaatsende van Recht en Majesteit, Gods ordning omkeert en de natiën verleidt. Op alle hoogten, alle sterkten, alle bergen wier stoutheid in onze eeuw. den hemel schijnt te tergen plant, op geen voorrecht méér dan Christus' smaadheid fier met onbezweken trouw alom Zijn heilbanier!" O God, wil ons, in Christus onzen Heiland en Borg geheiligd, van dag tot dag nog heiligen; en sterken in onze roeping temidden dezer wereld, die zoo snel omlaag glijdt in ravijnen van vergoddeloozing en versatanisee- ring. Doe ons immer klaar s.aan voor Uw Dag, en houdt door Uw Geest, 't heilig vuur in ons brandend, opdat wij als heldere lampen mogen uitstra len in deze donkere wereld, wat Gij instraalt in onze harten. Doe het om Uws Naams wil, opdat de wereld be- kenne Uwe heerlijkheid!" KERK EN SCHOOL" NED. HERV. KERK. Bedankt: Voor Bergambacht (toez.) D. Th. Keek te Garderen. Beroepen: Te Groningen, Dr. N. G. Veldhoen te Alphen aan den Rijn. GEREF. KERKEN. Beroepen: Te Uithoorn, H. Boswijk te Gaast. Te Meerkerk, F. Bruinsma te Genemuiden. Aangenomen: Naar Hoogeveen (vac. W. H. Bramer), J. Meijer te Fijnaart. Emeritaat. Het provinciaal kerkbestuur van Over ijssel heeft Ds. N. A. C. Slotemaker de Bruine te Bergentheim wegens diens be noeming tot Zendingsconsul eervol .eme ritaat verleend. Legerpredikant in Indië. Als vlootpredikant in Ned. Indië is be noemd Ds. D. F. Bartlema. Thans is Ds. H. J. van Rooyen, predikant der Indi sche Kerken van Soerabaija, aangezocht zich beschikbaar te stellen als legerpredi kant in algemeenem dienst in Ned.-Indië, waartoe hij zich, onder enkele voorwaar den bereid heeft verklaard. Ds. van Rooyen werd in 1899 beves tigd bij de Ned. Herv. Gem. te .Werk hoven en heeft sedert 1902 ondereohei- dene Indische Kerken gediend. Chr. Gerei. Predikan ten conferentie In het gebouw der Theologische school te Apeldoorn heeft Donderdag de 7de conferentie van predikanten bij de Chr. Geref. Kerken in Nederland plaats gehad onder leiding van den docent Lengkeek, die in zijn openingswoord den overleden predikant M. Roomans herdacht Na afdoening van enkele huishoudelijke zaken, waarbij o.a. de aftredende bestuurs leden, de heeren J. J. v. d. Schuit en H. van der Heiden werden herkozen, ver kreeg de docent Lengkeek andermaal .het woord om te spreken over Catechese. In zijn inleiding wees spr. erop, dat het zaad der gemeente, de kinderen der ge- loovigen als een integreerend deel behao ren tot de gemeente der geloovigen. Waar dit zaad door de dienaren behoort te wor den bearbeid en dit mede geschiedt door de cathechese, is deze derhalve een inte greerend deel der ambtelijke bediening der gemeente. Met deze bearbeiding heeft de Kerk een deel, dat hierin bestaat, dat het kind des Verbonds gevoerd wordt tot welbewuste aanvaarding van het Verbond; om dit doel te bereiken zijn middelen noodig. Een daarvan is wel zeer noodzakelijk, n.L gezet onderwijs in de leer der zaligheid. Hierbij is het onverschillig, althans van ondergeschikte beteekenis, of men daar bij gebruik maakt van een les- of vraag- boeK. Dit is slechts een kwestie van vorm. Waar tegenwoordig veel werk gemaakt wordt van de bearbeiding der jeugd, is goede cathechese wel de beste jeugd dienst om het zaad. der gemeente te be waren en de gemeente zelf te bouwen. Zij toch bevordert de rechte waardeering der prediking, ze doet de waarheid ver staan en wapent tegen alle wind van leer. Na de pauze, in de middagvergadering sprak Ds. G. Wisse van Utrecht over: De relatie tusschen ambtelijke bediening en eigen zieleleven bij den Evangeliedienaar. bpreker merkte op, dat hij geen weten- tenschappelijke veriioudingen bedoelde met dit referaat, maar een practo ziele- wQord wenschte te spreken, gelijk op de vorige conferentie hem was gevraagd. Hij zou twee punten behandelen. ie. De invloed van ons ambt op ons zieleleven. 2e. De invloed van ons zieleleven op ons ambt. Bij dit ie. wil hij eerst de gunstige en daarna de ongunstige invloeden uit de sfeer van het ambt op ons zieleleven be handelen. Bij het 2e. eerst de ongunstige en daar na de gunstige invloeden uit ons ziele leven op ons ambt. Bij punt 1 bespreekt de referent onze relatie tot God in het ambt, benevens het geloof, welke beide elementen spr. ver- eenigd vindt in Jesaja 6. Bij punt 2 wees spreker op- het verkeer de, dat een onbegenadigde leeraar zoude zijn, terwijl niets menschelijk hem vreemd is. Wat de gunstige invloeden betreft staat spr. stil bij de nieuwere zielkunde van l-reud en van Jung. De moderne Red- üingius schreef in „De Tempel" hoe de vrijzinnige predikant maar al te dikwijls de warmte der diepe religie mist als per soonlijke Godsgemeenschap. Voorts wees spreker er op, hoe een goede preek het schoon zal uitstallen, niet van den leer aar, maar van Christus. Chr. Nat. Zendingsfeest. Op het Chr. Nationaal Zendingsfeest dat Woensdag 1$ Juli in de bosschen van Middachten (bij de Steeg) gehouden wordt, zullen als spr. optreden Prof. Dr. A. J. Cramer, hoogleeraar te Utrecht, openingsrede: Ds. H. E. Beer- nick van Charlois; Zendingsverlangen èn Z endings vervulling; Ds. D. A. van den Bosch, van 's Gravenhage: Hoe wij Zen- dingsmenschen wordenKolonel J. G. Brouwer van het Leger des Heils: Zen dingservaringen op Java en in N. China; zend. F. J. F. van Hasselt, van N. Gui nea: Van 3 kannibalendochtersDs. W. A. Hoek', van Amsterdam: Ootmoed in het Zendingswerk; Dr. H. Kaajan, van Utrecht: Visschers aan de Doode Zee; zendeling H. van der Klift, van Mowewe Het eerste morgengloren des Evange lies op Zuid-Oost-Celebes; Ds. B. J. C. Rijnders, ZendingsdirectorGelijkelijk dee- len; Ds. J. A. van Selms, van Nijmegen: Waf geeft de Zending aan de gemeente terug Ds. J. C. H. Scholten, van Rot terdam: Zekerheid, Dr. P. S tegenga, van AmsterdamZending en zielelevenzen deling J. van de Weg, van West-Java: Wat het kost Ohristen te. zijn; Prof. Dr. Th. L. Haitjema, hoogleeraax te Gro ningen, slotrede. Kerk en Staat. De Servische regeering zal binnenkort een wetsontwerp indienen, waarin de ver houding van den staat tot de verschil lende Kerken en godsdienstige genoot schappen zal geregeld worden. Naar de Hong. „Heraut" verneemt, zal dit wetsontwerp de Gereformeerde en de Luthersche Kerker in Joegoslavië onder één naam als Evangelische Kerken noe men en behandelen. Hiertegen gaan nu de Joegoslavische Gereformeerde kerkeraden de een na den ander protesteeren om het bestaan en de rechten dear Geref. Kerken in Joego slavië te bewaren en verzekeren. De predikant en het sociale leven. In de „Scheveningsche Kerkbode" heeft Ds. Gispen tot heden een drietal artikel tjes geschreven over bovenstaand onder werp. In de twee eerste teekende de schrij ver de toestanden in de arbeidswereld vroeger, er zijn blijdschap over uitspre kende, dat in die veelal droeve toestan den zulk een enorme verbetering is ge komen. Ds Gispen vervolgt echter zijn stukjes en zegt in het derde het volgende: Het is niet tegen te spreken, dat de we reldoorlog, gelijk op zoo menig ander gebied, ook in het sociale leven groot e veranderingen heeft teweeggebracht. Door 't onttrekken van vele mannen aan den productieven arbeid, werd de arbeid van de overblijvenden des te hoo- ger beloond, en werd b.v. door de bouw vakarbeiders gebruik gemaakt van hun positie, om slechts tegen buitensporig hoo ge loonen hun arbeidskracht te geven. Er kwam in vele kringen een weelde, die velen verblindde, en die na den oor log op den duur niet kon stand houden. En toen de nawerking van den oorlog zich deed gevoelen in de crisis, die ko men moest, kwam de werkloosheid en een maatschappelijke inzinking, die heden nog niet voorbij is. Die inzinking is niet voor 't kleinste deel ondervonden door den middenstand De predikant, die in aanraking komt met het sociale leven in onzen tijd heelt niet alleen te doen met het vraagstuk van de verhouding van kapitaal en ar beid, maar ziet zich ook geplaatst voor het probleem van den middenstand. 't Sociale leven wordt hoe langer hoe moeilijker, omdat het hoe langer hoe meer ingewikkelder en samengestelder wordt. Wat moet nu de predikant doen? Hij kan niet als een Galiio zich geen van deze dingen aantrekken. Hij moet zich op de hoogte stellen en op de hoogte houden van dat sociale leven, dat zich rondom hem vertoont in zoo gestadige afwisseling en zoo veran derlijke gedaante. Hierover zijn ook allen het eens, dat hij in zijn prediking het volle Woord Gods moet brengen, dat een lamp voor den voet en een licht op ons pad is. Dat licht laat ons zien, dat achter de krachten die er in het sociale leven werken, ook voor een groot d^el de kracht \an de zonde is, de kracht van den Mammon- dienst, van de geldzucht, van het mis- bruik van de overmacht. En dat bij alle partijen, bij een ieder op haar tij<£ Het beste is, in de prediking alge meen te blijven, en niet dan bij groote uitzonderingin een actueelen strijd tus schen partijen zijn oordeel van den kan sel bekend te maken. Voor hem zijri de strijders van weers zijden broeders, leden van de gemeente van Jezus Christus. En het doel dat hem voor oogen moet staan, is, dat de eenheid in Christus zoo goed mogelijk gehandhaafd worde en zoo weinig mogelijk schade lijde. Dat kan uiterst moeilijk vallen in con flicten, waarover hij eigen oordeel zich zeer bezwaarlijk vormen kan. Maar tegen één ding heeft hij zich ZONSONDERGANG. Toen schoven heen de sware Der wolken voor Uw aangelicht 0 God, Gij doet den hemel branden Van Heilig en geweldig licht! Rondom staan grauw do donkre randen, Maar midden hen hebt Otj gesticht I>e vuren poort der hem-Handen: Komt Gij nu uit ten laatat gericht? Ach zie, hoe duisternissen kwamen En schoven tot den nacht tesamen Gij kent, 0 God, Uw eigen tijdJ Wij zagen groot Uw heerlijkheid En ons gebed is zéér vert>lijd: „Ja kam, Heer Jezus haastlijk Amen... W. A. P SMIT. beslist en onomwonden uit te sp En dat is tegen allen overlast, dien de een den ander zou aandoen tegen alle j molestatie, tegen middelen, die men aan wendt om anderen te overtuigen en te bewegen, mede te doen aan een maat- schappelijken strijd, die een Christen niet betamen. Men moet steeds voor oogen hebben*, dat in de Gemeente des Heeren de tafel! van Jezus Christus wordt aangericht, en dat men daar elkander zal moeten en.' zal kunnen ontmoeten als broeders en^ zusters, die deel hebben aan hetzelfde brood en denzelfden drinkbeker, als le den van één lichaam. Zpo behoort het te zijn, en daarop moet de prediking des Woords en de geheele houding van den predikant te genover het sociale leven gericht zijn. De Onderwijscentrale* Tot de onderwijscentrale is, ^Behoudens de sanctie der algemeene vergadering, ook toegetreden de Bond van Leeraren bij het Nijverheidsonderwijs. De Unie van Christelijke onderwijzers heeft met groo te meerderheid bij referendum de toe treding bekrachtigd, zoodat de Onderwijs centrale thans omvat de volgende zes vereenigingen: Het Nederlandsch Onder wijzersgenootschap, de Unie van Chr. Onderwijzers en Onderwijzeressen in Ne derland; de Vereen, van Hoofden van Scholen; de Vereen, voor M.U.L.O; den Bond van Onderwijzeressen bij het Frö belonderwijs; den Band van Leeraren en Leeraressen bij het Nijverheidsonderwijs. EUROPEESCHE VROUWEN IN JAPAN. Om te bewijzen, hoe gesloten de Ja pansche maatschappij nog steeds is zelfs in de modernste kringen voor Europeesche indringers, haalt een cor respondent der Frankforter Zeitung he'. volgende tragisch verhaal aan, dat doo: de Japansche pers de ronde doet: Baron Shigeno was gedurende dei oorlog naar Frankrijk gegaan om al vlieger in het leger der geallieerden t- dienen. Hij werd Fransch officier kreeg orden en onderscheidingsteeke nen, werd verliefd op een jong Fran9cl meisje, ging over tot de Katholiek, kerk en huwde haar in optima formi. Eenige jaren geleden keerde Hij mt vrouty en kind naar Japan terug. B feesten vertoonde hij zich soms in zij; Fransche uniform, die sterk de aar. dacht trok. Eenige maanden gelede werd hij ziek en stierf. Nu heet het di de vrouw niet naar haar vaderland w terugkeeren. De familie van den ma heeft haar nog nooit volledig erken en haar ook zoolang de baron leefd. rang en titel onthouden. Na den doe van haar man werd haar te verstaan j geven dat zij wel heen kon gaan, i Frankrijk zou zij gemakkelijk een nic wen man kunnen vinden. Waarom echter in Japan blijft? Omdat men ha: de beide kinderen, twee jongetjes, ni wil laten houden; die behooren aan 't familie van haar man. Zij gaat ni heen, hoeveel zij ook te verduren hee; ook niet nadat het huis waar zij m haar man leefde, haar ontnomen is. 1 een hoek van den tuin heeft men har tenslotte een huisje toegewezen, wa zij voorlbopig blijven mag. Ook mag iederen dag de kinderen «ien. ma medewerking aan hun opvoeding 1 haar ontzegd. FEUILLETON. Een doornig pad (Uit het Engelsch). 1) In Kenslngton-park. Het was een donkere treurige No vemberdag, met een grauw bewolkto lucht De naakte takken der hoornen in Kensington-park staken als een zwart netwerk tegen den grijzen som beren hemel af. In den morgen hing er een zware mist. maar die was nu een weinig op getrokken. zoodat men de dikke wol ken daarboven en de dicht op-een ge drongen boomstammen kon onder scheiden. Men ging over een bruin tapijt van afgevallen bladeren, die lagen te ver gaan in het nat, dat onophoudelijk van de takkrn afdruppelde. De lucht was niet koud, maar vochtig en zwaar. De korts namiddag was aangebro ken, maar men zag geen groepen kin deren in de lange lanen en breede pa den van het park spelen. De onophou delijke motregen van een November dag liield de meeste bewoners van Londen in huis opgesloten. Er waren evenwel enkele voorbijgan gels, die haastig over de weeke dras sige paden voortstapten, zonder zich een ooger.blik op te houden om den blik over het sombere tafreel rondom hen te laten gaan. Allen waren tezeer vervuld van hun eigen onbehagelijken toestand» om veel acht te slaan op de droeve kleine groep, die met lustelooze langzame schreden onder de druipen de boomen drentelde. Een vrouw, wier gescheurde kliede ren haar aan het lichaam kleefden, maakte er het middelpunt van uit. Op haar arm droeg zij een zuigeling van eenige maanden, en met de ande re hand hield zij een bijna bloots- voetsch kind van drie jaar vast. Een oude blinde man liep naast haar en kon den weg alleen vinden door met zijn vermagerde hand op haren schou der te steunen. Noch de oude man, noch het kleine meisje konden snel voortgaan, en zeer langzaam bewoog zich het ellendige lijdende groepje wankelend langs een der zijpaden. Zelfs het oudste kind had door vermoeidheid en honger haar gebabbel gestaakt, en slechts de onsa menhangende kreten van het kleintje braken het stilzwijgen tusschen hen af. „Waar brengt ge ons toch heen, Ha- gar", vraagde de oude man, na een poos. Zij antwoordde niet. Eindelijk was het oogenblik gekomen, dat de wan hoop zich geheel van haar had mees ter gemaakt. Zij had uit alle macht haar best gedaan om in hun levens onderhoud te voorzien, sedert haar man een half jaar geleden was gestor ven, juist in den aanvang van den zomer, met zijn mindere behoeften en lichtere zorgen. Maar nu was de winter aangebroken en de last van den ouden man, die op haar schouder leunde, en van 'tkind, dat zij bij de hand voortsleepte, was haar te zwaar. Zij was het bijna verlaten park bin nengegaan, omdat zij niet langer den stroom van menschen kon aanzien, die zich op den grooten weg verdron gen, om maar spoedig hun werk ge daan te krijgen en naar hun eigen haard terug te keeren. Zij hadden noch werk noch tehuis. Wel zou zij met haar handen 't brood hebben kunnen verdienen voor zich zelve en haar zuigeling, maar zij kon onmogelijk daarbij nog haar vader en haar dochtertje onderhouden. Alles was nu verloren, tot zelfs de schuil plaats, die zij tot nog toe hadden ge vonden in het naakte vertrek, waar voor zij niet langer de huur kon be talen. Niets bleef hun meer over dan samen van honger om te komen. „Vader", zeide zij, het lange stilzwij gen afbrekend op heesch fluisterenden toon, alsof zij bevreesd en beschaamd was dat anderen het zouden hooren: .zoudt u er u niet in schikken kunnen voor een klein poosje naar het arm huis te gaan?" Liever sterf ik hier als een hond op den grond", antwoordde hij harts tochtelijk. Hij had deize woorden reeds dik wijls herhaald, maar nu maakten zij Hagar's hart zoo ongevoelig als het nog nooit geweest was. Menigmaal had zij hem meer dan zijn deel van het zuur verdiende voedsel gegeven, en, wanneer hij dan nog om meer vroeg, het weinlgje van haar eigen bord afgestaan en zelve honger gele den. Zij had alle kleederen van haar zelve, die zij maar kon missen, ver kocht, voordat zij een stuk van de zijne aanraakte. Zij had voor hem ge zwoegd en geslaafd. En toch, nu zij zonder dak en geld waren, gaf hij nog hetzelfde antwoord; hij wilde z'n trots niet breken, al moest zij met hare kin deren er ook door omkomen. „Sterven als een hond!" ZIJ kondc niet anders doen, als zij niet naar h werkhuis gingen. „Het is berter te ste ven dan te leven", mompelde «ij b zich zelve Het handje van haar kin streelde haai- gelaat, maar bracht e geen glimlach op te voorschijn. D nacht der wanhoop bedekte haar zie Zii zag omhoog en bemerkte slechts d dikke toenemende wolkenmassa, was achter de wint «zon op het punt wa van onder te gaan, om weldra doo den nacht te worden gevolgd. Haa dochtertje liet zich slechts met moe tb voortslee pen, en de blinde oude man die zuchtend aan hare zijde strompel de. scheen zwaarder op haar schond te leunen. Zij kon het niet langer uit houden. Waarlijk, het kleine ktndwas haar al zwaar genoeg. ,.Dot'. zefde zij p.lotseling sQJetaan- de, ..kijk eens achter die boomen, mis schien vindt je daar wat. Veder, wacht hier een oogenlblik; totttak ik terug kom." Zij wachtte niet op de eene of an. dere gemelijke tegenwerping van den vermoeiden man. maar liet het hand je van haar kind loe. en onttrok zicf aan zijn drukkenden greep. (Worcü vervoipd}.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1925 | | pagina 5