NIEUWE LÉIDèCHE COURANT VAN ZATERDAG' 6 JUNff^SS
TWEEDE BLAD.
Ij Uit de Schriften. P
De Heiligheid des Heeren.
Te dien dage zal op de bellen
der paarden staan: „De Heilig
heid des Heeren".
Zach. 14:20a.
De wereld om ons heen glijdt snel
omlaag in diepten van verwording en
verwildering, verploerting en vervui
ling. Bolland heeft 'tnog vlak voor
zijn dood gezegd: „het Europeescha
Wasten heeft zijn besten tijd gehad."
Is er opheffing mogelijk voor een
wereld, die de moraal huldigt van
het roofdier der oerwouden het
recht van den sterkste, en die, naar
rt woord eener dichteres „half ver
blind" is „en halt verdierlijkt door
beschaving"?
Onverdroten gaan vele antwoorden
op: cultuur en moreele politiek, on
derwijs en humanisme, socialisme en
pacifisme, als om strijd willen zij
de hefboomen zijn voor onze ver
zonken samenleving.
De gemeente! van Christus wéét, dat
er sleclits één antwoord is: de Heilige
Geest, de Vuurgeest, de Geest der
verheerlijking, Die kan alleen deze
zondewereld zóó louteren en heiligen,
wegschroeiend al wat uit den heili
gen God niet is, dat zij een klare spie
gel wordt, in ongebroken glansen den
vuurschijn weerkaatsend van 's Hee
ren heiligheid.
Die Geest zal niet rusten, aleer al
les het goudmerk draagt van „de hei
ligheid des Heeren".
De profeet Zacharia zegt in zijn
taal: dat zal zelfs staan op de bellen
der paarden.
't Paard verzinnebeeldde voor Israel
het vernielend geweld der Godvijan-
dige wereld; want Israël kende het
paard alleen als krijgspaard.
Lees maar eens die prachtige be
schrijving in 't boek Job (39:22 v.v.)
en ge ziet 'tvóór u: Stampend, schuim
bekkend, den grond uitgravend en
straks als opslokkend, als het, brie-
schend, met hevig schuddende flan
ken, inrent tegen den vijand, dien 't
reeds van verre rook.
Welk een dolle angst onder de vij
andelijke krijgsbenden, als die paar-
dendrom aandaverdel Welk een ver
vaarlijk helsch geraas maakten ook
die schei-rinkelende bellen aan de
hoofdstellen dier paarden.
Voelt gij, lezer, waarom Zacharia
hier 't paard kan nemen als symbool
van onheilig, ongeestelijk, ongodder
lijk geweld Zooals ook de psa.mist
'ideed, toen hij zong: „dezen vermel-
deii van wagens en die van paarden,
maar wij zuiLn vermelden van den
Naam cLs Heeren, orizes Gods",
Welnu, wat gemeenschap zou er zijn
tusschon de gouden voorhoofdsplaat
van Israels hoogepriester en de bel
len van zoo'n oorlogsros.
Want op beide zal hetzelfde op
schrift staan: „de heiligheid des Hee-
renl"
Het wil dit zeggen: op alles, wat
dien van God vervreemden mensch
dient om zijns wilg wellust zijn machts
waan bot te vieren, zal staan ingegra
veerd 't merkteeken van Gods heil g
heid, dus 't merkteeken van eigen oor
deel en machteloosheid.
Op alle oorlogswerktuigen 't merk
vari Gods heiligheid.
Op alles, waarmede de mensch dien
vreeselijkste aller oorlogen, den oor
log tegen den Souverein van hemel
en aarde machineert, 'tmerk van
Gods heiligheid.
De volkomen doordringing en er
kenning van Gods opperheerschappij.
Het gansche leven der nieuws
schepping Godgeheiligd.
Alle wetenschap en alle kunst Hem
gewijd.
Litteratuur en pers, politiek en cul
tuur, fabriek en keuken, schuur en
schip, kantoor en winkel, pen en
(weegschaal, schop en schaaf, dlles ge
stempeld met: de heiligheid des
Heer en.
Aan de nieuwe menschheid verwer
kelijkt, wat wij nu zingen in het ge
loof: „triomf! als Priesters naad'ren
wij gereinigd van de zonden..." Als
Hoogepriesters, met 't blinkend op
schrift aan onze voorhoofden: de hei
ligheid des Heeren.
Lezer, grijpt gij dat „te dien dage"
reeds door het geloof Staat op de
wanden van uw hart .Gods waarmerk
al gegraveerd?
Let wel, 'tgaat hier niet om vrome
wierken zonder meer, om vrome gebe
den, vrome prestatie's in wat voor
vromen vorm ook, misschien wel tot
verbazing der vrome wereld, o neen!
Met dat dl kan men nog familie zijn
van de lieden, die, in de dagen van
Jezus' omwandeling, eerst Hem volg
den, doch later Hem verlieten. Zijn
rede was hun te hard. O, de mensch
wil zoo gaarne worden gebouwd! Hij
wil er niet van weten, dat elle vleesch
trouweloos van God is afgeweken, en
zijn weg verdorven heeft.
Wat ons noodig is, 'tis de Vuur
geest van Christus, Wiens vlammen
tongen spelen door ons leven, in de
overtuiging van zonde en van gerech
tigheid en van oordeel, die Geest,
Die verzengt, maar ook koestert en
verkwikt, thuis brengend aan ons hart
al de weldaden, die Christus voor ons
verwierf, leven en gerechtigheid, hei
ligheid en vrede.
Wat is dat een geweldig genader
wonder, dat een onheilige mensch, ge
doopt met des Geestes vuurdoop, gaat
getuigen: „mijn ziel U opgedragen,
wil U alleen behagen"!
Zal zulk een geheiligde in Christus
dan niet staan in Immanuëls kracht
in zijn roeping, om de heiligheid des
Heeren uit te roepen met vurige tong
in deze wereld, die in het booze ligt?
Het is de taak, door da Costa ver
tolkt
„Aan 'troer van Staat, in staats- en
raadsvergaderingen
geroepen, in de rij van die den
troon omringen
geplaatst, of op de baan van
wetenschap en kunst;
Verloochen voor Gods zaak der
menschen lof en gun§t.
Ontdek 't ongoddelijk en onhisto
risch woelen
van wie, met half verward of reeds
bestemd bedoelen,
de bron verplaatsende van Recht en
Majesteit,
Gods ordning omkeert en de natiën
verleidt.
Op alle hoogten, alle sterkten, alle
bergen
wier stoutheid in onze eeuw. den
hemel schijnt te tergen
plant, op geen voorrecht méér dan
Christus' smaadheid fier
met onbezweken trouw alom Zijn
heilbanier!"
O God, wil ons, in Christus onzen
Heiland en Borg geheiligd, van dag
tot dag nog heiligen; en sterken in
onze roeping temidden dezer wereld,
die zoo snel omlaag glijdt in ravijnen
van vergoddeloozing en versatanisee-
ring. Doe ons immer klaar s.aan voor
Uw Dag, en houdt door Uw Geest, 't
heilig vuur in ons brandend, opdat
wij als heldere lampen mogen uitstra
len in deze donkere wereld, wat Gij
instraalt in onze harten. Doe het om
Uws Naams wil, opdat de wereld be-
kenne Uwe heerlijkheid!"
KERK EN SCHOOL"
NED. HERV. KERK.
Bedankt: Voor Bergambacht (toez.)
D. Th. Keek te Garderen.
Beroepen: Te Groningen, Dr. N. G.
Veldhoen te Alphen aan den Rijn.
GEREF. KERKEN.
Beroepen: Te Uithoorn, H. Boswijk
te Gaast. Te Meerkerk, F. Bruinsma te
Genemuiden.
Aangenomen: Naar Hoogeveen
(vac. W. H. Bramer), J. Meijer te Fijnaart.
Emeritaat.
Het provinciaal kerkbestuur van Over
ijssel heeft Ds. N. A. C. Slotemaker de
Bruine te Bergentheim wegens diens be
noeming tot Zendingsconsul eervol .eme
ritaat verleend.
Legerpredikant in Indië.
Als vlootpredikant in Ned. Indië is be
noemd Ds. D. F. Bartlema. Thans is Ds.
H. J. van Rooyen, predikant der Indi
sche Kerken van Soerabaija, aangezocht
zich beschikbaar te stellen als legerpredi
kant in algemeenem dienst in Ned.-Indië,
waartoe hij zich, onder enkele voorwaar
den bereid heeft verklaard.
Ds. van Rooyen werd in 1899 beves
tigd bij de Ned. Herv. Gem. te .Werk
hoven en heeft sedert 1902 ondereohei-
dene Indische Kerken gediend.
Chr. Gerei. Predikan ten conferentie
In het gebouw der Theologische school
te Apeldoorn heeft Donderdag de 7de
conferentie van predikanten bij de Chr.
Geref. Kerken in Nederland plaats gehad
onder leiding van den docent Lengkeek,
die in zijn openingswoord den overleden
predikant M. Roomans herdacht
Na afdoening van enkele huishoudelijke
zaken, waarbij o.a. de aftredende bestuurs
leden, de heeren J. J. v. d. Schuit en H.
van der Heiden werden herkozen, ver
kreeg de docent Lengkeek andermaal .het
woord om te spreken over Catechese.
In zijn inleiding wees spr. erop, dat het
zaad der gemeente, de kinderen der ge-
loovigen als een integreerend deel behao
ren tot de gemeente der geloovigen. Waar
dit zaad door de dienaren behoort te wor
den bearbeid en dit mede geschiedt door
de cathechese, is deze derhalve een inte
greerend deel der ambtelijke bediening der
gemeente.
Met deze bearbeiding heeft de Kerk een
deel, dat hierin bestaat, dat het kind des
Verbonds gevoerd wordt tot welbewuste
aanvaarding van het Verbond; om dit
doel te bereiken zijn middelen noodig.
Een daarvan is wel zeer noodzakelijk, n.L
gezet onderwijs in de leer der zaligheid.
Hierbij is het onverschillig, althans van
ondergeschikte beteekenis, of men daar
bij gebruik maakt van een les- of vraag-
boeK. Dit is slechts een kwestie van vorm.
Waar tegenwoordig veel werk gemaakt
wordt van de bearbeiding der jeugd, is
goede cathechese wel de beste jeugd
dienst om het zaad. der gemeente te be
waren en de gemeente zelf te bouwen.
Zij toch bevordert de rechte waardeering
der prediking, ze doet de waarheid ver
staan en wapent tegen alle wind van leer.
Na de pauze, in de middagvergadering
sprak Ds. G. Wisse van Utrecht over: De
relatie tusschen ambtelijke bediening en
eigen zieleleven bij den Evangeliedienaar.
bpreker merkte op, dat hij geen weten-
tenschappelijke veriioudingen bedoelde
met dit referaat, maar een practo ziele-
wQord wenschte te spreken, gelijk op de
vorige conferentie hem was gevraagd. Hij
zou twee punten behandelen.
ie. De invloed van ons ambt op ons
zieleleven.
2e. De invloed van ons zieleleven op
ons ambt.
Bij dit ie. wil hij eerst de gunstige en
daarna de ongunstige invloeden uit de
sfeer van het ambt op ons zieleleven be
handelen.
Bij het 2e. eerst de ongunstige en daar
na de gunstige invloeden uit ons ziele
leven op ons ambt.
Bij punt 1 bespreekt de referent onze
relatie tot God in het ambt, benevens het
geloof, welke beide elementen spr. ver-
eenigd vindt in Jesaja 6.
Bij punt 2 wees spreker op- het verkeer
de, dat een onbegenadigde leeraar zoude
zijn, terwijl niets menschelijk hem vreemd
is. Wat de gunstige invloeden betreft staat
spr. stil bij de nieuwere zielkunde van
l-reud en van Jung. De moderne Red-
üingius schreef in „De Tempel" hoe de
vrijzinnige predikant maar al te dikwijls
de warmte der diepe religie mist als per
soonlijke Godsgemeenschap. Voorts wees
spreker er op, hoe een goede preek het
schoon zal uitstallen, niet van den leer
aar, maar van Christus.
Chr. Nat. Zendingsfeest.
Op het Chr. Nationaal Zendingsfeest
dat Woensdag 1$ Juli in de bosschen
van Middachten (bij de Steeg) gehouden
wordt, zullen als spr. optreden
Prof. Dr. A. J. Cramer, hoogleeraar
te Utrecht, openingsrede: Ds. H. E. Beer-
nick van Charlois; Zendingsverlangen èn
Z endings vervulling; Ds. D. A. van den
Bosch, van 's Gravenhage: Hoe wij Zen-
dingsmenschen wordenKolonel J. G.
Brouwer van het Leger des Heils: Zen
dingservaringen op Java en in N. China;
zend. F. J. F. van Hasselt, van N. Gui
nea: Van 3 kannibalendochtersDs. W.
A. Hoek', van Amsterdam: Ootmoed in
het Zendingswerk; Dr. H. Kaajan, van
Utrecht: Visschers aan de Doode Zee;
zendeling H. van der Klift, van Mowewe
Het eerste morgengloren des Evange
lies op Zuid-Oost-Celebes; Ds. B. J. C.
Rijnders, ZendingsdirectorGelijkelijk dee-
len; Ds. J. A. van Selms, van Nijmegen:
Waf geeft de Zending aan de gemeente
terug Ds. J. C. H. Scholten, van Rot
terdam: Zekerheid, Dr. P. S tegenga, van
AmsterdamZending en zielelevenzen
deling J. van de Weg, van West-Java:
Wat het kost Ohristen te. zijn; Prof. Dr.
Th. L. Haitjema, hoogleeraax te Gro
ningen, slotrede.
Kerk en Staat.
De Servische regeering zal binnenkort
een wetsontwerp indienen, waarin de ver
houding van den staat tot de verschil
lende Kerken en godsdienstige genoot
schappen zal geregeld worden.
Naar de Hong. „Heraut" verneemt, zal
dit wetsontwerp de Gereformeerde en de
Luthersche Kerker in Joegoslavië onder
één naam als Evangelische Kerken noe
men en behandelen.
Hiertegen gaan nu de Joegoslavische
Gereformeerde kerkeraden de een na den
ander protesteeren om het bestaan en
de rechten dear Geref. Kerken in Joego
slavië te bewaren en verzekeren.
De predikant en het sociale leven.
In de „Scheveningsche Kerkbode" heeft
Ds. Gispen tot heden een drietal artikel
tjes geschreven over bovenstaand onder
werp. In de twee eerste teekende de schrij
ver de toestanden in de arbeidswereld
vroeger, er zijn blijdschap over uitspre
kende, dat in die veelal droeve toestan
den zulk een enorme verbetering is ge
komen.
Ds Gispen vervolgt echter zijn stukjes
en zegt in het derde het volgende:
Het is niet tegen te spreken, dat de we
reldoorlog, gelijk op zoo menig ander
gebied, ook in het sociale leven groot e
veranderingen heeft teweeggebracht.
Door 't onttrekken van vele mannen
aan den productieven arbeid, werd de
arbeid van de overblijvenden des te hoo-
ger beloond, en werd b.v. door de bouw
vakarbeiders gebruik gemaakt van hun
positie, om slechts tegen buitensporig hoo
ge loonen hun arbeidskracht te geven.
Er kwam in vele kringen een weelde,
die velen verblindde, en die na den oor
log op den duur niet kon stand houden.
En toen de nawerking van den oorlog
zich deed gevoelen in de crisis, die ko
men moest, kwam de werkloosheid en een
maatschappelijke inzinking, die heden nog
niet voorbij is.
Die inzinking is niet voor 't kleinste
deel ondervonden door den middenstand
De predikant, die in aanraking komt
met het sociale leven in onzen tijd heelt
niet alleen te doen met het vraagstuk
van de verhouding van kapitaal en ar
beid, maar ziet zich ook geplaatst voor
het probleem van den middenstand.
't Sociale leven wordt hoe langer hoe
moeilijker, omdat het hoe langer hoe
meer ingewikkelder en samengestelder
wordt.
Wat moet nu de predikant doen?
Hij kan niet als een Galiio zich geen
van deze dingen aantrekken.
Hij moet zich op de hoogte stellen en
op de hoogte houden van dat sociale
leven, dat zich rondom hem vertoont in
zoo gestadige afwisseling en zoo veran
derlijke gedaante.
Hierover zijn ook allen het eens, dat
hij in zijn prediking het volle Woord Gods
moet brengen, dat een lamp voor den
voet en een licht op ons pad is. Dat
licht laat ons zien, dat achter de krachten
die er in het sociale leven werken, ook
voor een groot d^el de kracht \an de
zonde is, de kracht van den Mammon-
dienst, van de geldzucht, van het mis-
bruik van de overmacht.
En dat bij alle partijen, bij een ieder
op haar tij<£
Het beste is, in de prediking alge
meen te blijven, en niet dan bij groote
uitzonderingin een actueelen strijd tus
schen partijen zijn oordeel van den kan
sel bekend te maken.
Voor hem zijri de strijders van weers
zijden broeders, leden van de gemeente
van Jezus Christus.
En het doel dat hem voor oogen moet
staan, is, dat de eenheid in Christus zoo
goed mogelijk gehandhaafd worde en
zoo weinig mogelijk schade lijde.
Dat kan uiterst moeilijk vallen in con
flicten, waarover hij eigen oordeel zich
zeer bezwaarlijk vormen kan.
Maar tegen één ding heeft hij zich
ZONSONDERGANG.
Toen schoven heen de sware
Der wolken voor Uw aangelicht
0 God, Gij doet den hemel branden
Van Heilig en geweldig licht!
Rondom staan grauw do donkre
randen,
Maar midden hen hebt Otj gesticht
I>e vuren poort der hem-Handen:
Komt Gij nu uit ten laatat gericht?
Ach zie, hoe duisternissen kwamen
En schoven tot den nacht tesamen
Gij kent, 0 God, Uw eigen tijdJ
Wij zagen groot Uw heerlijkheid
En ons gebed is zéér vert>lijd:
„Ja kam, Heer Jezus haastlijk
Amen...
W. A. P SMIT.
beslist en onomwonden uit te sp
En dat is tegen allen overlast, dien de
een den ander zou aandoen tegen alle j
molestatie, tegen middelen, die men aan
wendt om anderen te overtuigen en te
bewegen, mede te doen aan een maat-
schappelijken strijd, die een Christen niet
betamen.
Men moet steeds voor oogen hebben*,
dat in de Gemeente des Heeren de tafel!
van Jezus Christus wordt aangericht, en
dat men daar elkander zal moeten en.'
zal kunnen ontmoeten als broeders en^
zusters, die deel hebben aan hetzelfde
brood en denzelfden drinkbeker, als le
den van één lichaam.
Zpo behoort het te zijn, en daarop
moet de prediking des Woords en de
geheele houding van den predikant te
genover het sociale leven gericht zijn.
De Onderwijscentrale*
Tot de onderwijscentrale is, ^Behoudens
de sanctie der algemeene vergadering,
ook toegetreden de Bond van Leeraren
bij het Nijverheidsonderwijs. De Unie van
Christelijke onderwijzers heeft met groo
te meerderheid bij referendum de toe
treding bekrachtigd, zoodat de Onderwijs
centrale thans omvat de volgende zes
vereenigingen: Het Nederlandsch Onder
wijzersgenootschap, de Unie van Chr.
Onderwijzers en Onderwijzeressen in Ne
derland; de Vereen, van Hoofden van
Scholen; de Vereen, voor M.U.L.O; den
Bond van Onderwijzeressen bij het Frö
belonderwijs; den Band van Leeraren en
Leeraressen bij het Nijverheidsonderwijs.
EUROPEESCHE VROUWEN IN
JAPAN.
Om te bewijzen, hoe gesloten de Ja
pansche maatschappij nog steeds is
zelfs in de modernste kringen voor
Europeesche indringers, haalt een cor
respondent der Frankforter Zeitung he'.
volgende tragisch verhaal aan, dat doo:
de Japansche pers de ronde doet:
Baron Shigeno was gedurende dei
oorlog naar Frankrijk gegaan om al
vlieger in het leger der geallieerden t-
dienen. Hij werd Fransch officier
kreeg orden en onderscheidingsteeke
nen, werd verliefd op een jong Fran9cl
meisje, ging over tot de Katholiek,
kerk en huwde haar in optima formi.
Eenige jaren geleden keerde Hij mt
vrouty en kind naar Japan terug. B
feesten vertoonde hij zich soms in zij;
Fransche uniform, die sterk de aar.
dacht trok. Eenige maanden gelede
werd hij ziek en stierf. Nu heet het di
de vrouw niet naar haar vaderland w
terugkeeren. De familie van den ma
heeft haar nog nooit volledig erken
en haar ook zoolang de baron leefd.
rang en titel onthouden. Na den doe
van haar man werd haar te verstaan j
geven dat zij wel heen kon gaan, i
Frankrijk zou zij gemakkelijk een nic
wen man kunnen vinden. Waarom
echter in Japan blijft? Omdat men ha:
de beide kinderen, twee jongetjes, ni
wil laten houden; die behooren aan 't
familie van haar man. Zij gaat ni
heen, hoeveel zij ook te verduren hee;
ook niet nadat het huis waar zij m
haar man leefde, haar ontnomen is. 1
een hoek van den tuin heeft men har
tenslotte een huisje toegewezen, wa
zij voorlbopig blijven mag. Ook mag
iederen dag de kinderen «ien. ma
medewerking aan hun opvoeding 1
haar ontzegd.
FEUILLETON.
Een doornig pad
(Uit het Engelsch).
1)
In Kenslngton-park.
Het was een donkere treurige No
vemberdag, met een grauw bewolkto
lucht De naakte takken der hoornen
in Kensington-park staken als een
zwart netwerk tegen den grijzen som
beren hemel af.
In den morgen hing er een zware
mist. maar die was nu een weinig op
getrokken. zoodat men de dikke wol
ken daarboven en de dicht op-een ge
drongen boomstammen kon onder
scheiden.
Men ging over een bruin tapijt van
afgevallen bladeren, die lagen te ver
gaan in het nat, dat onophoudelijk van
de takkrn afdruppelde. De lucht was
niet koud, maar vochtig en zwaar.
De korts namiddag was aangebro
ken, maar men zag geen groepen kin
deren in de lange lanen en breede pa
den van het park spelen. De onophou
delijke motregen van een November
dag liield de meeste bewoners van
Londen in huis opgesloten.
Er waren evenwel enkele voorbijgan
gels, die haastig over de weeke dras
sige paden voortstapten, zonder zich
een ooger.blik op te houden om den
blik over het sombere tafreel rondom
hen te laten gaan. Allen waren tezeer
vervuld van hun eigen onbehagelijken
toestand» om veel acht te slaan op de
droeve kleine groep, die met lustelooze
langzame schreden onder de druipen
de boomen drentelde.
Een vrouw, wier gescheurde kliede
ren haar aan het lichaam kleefden,
maakte er het middelpunt van uit.
Op haar arm droeg zij een zuigeling
van eenige maanden, en met de ande
re hand hield zij een bijna bloots-
voetsch kind van drie jaar vast. Een
oude blinde man liep naast haar en
kon den weg alleen vinden door met
zijn vermagerde hand op haren schou
der te steunen.
Noch de oude man, noch het kleine
meisje konden snel voortgaan, en zeer
langzaam bewoog zich het ellendige
lijdende groepje wankelend langs een
der zijpaden. Zelfs het oudste kind
had door vermoeidheid en honger haar
gebabbel gestaakt, en slechts de onsa
menhangende kreten van het kleintje
braken het stilzwijgen tusschen hen af.
„Waar brengt ge ons toch heen, Ha-
gar", vraagde de oude man, na een
poos.
Zij antwoordde niet. Eindelijk was
het oogenblik gekomen, dat de wan
hoop zich geheel van haar had mees
ter gemaakt. Zij had uit alle macht
haar best gedaan om in hun levens
onderhoud te voorzien, sedert haar
man een half jaar geleden was gestor
ven, juist in den aanvang van den
zomer, met zijn mindere behoeften en
lichtere zorgen.
Maar nu was de winter aangebroken
en de last van den ouden man, die op
haar schouder leunde, en van 'tkind,
dat zij bij de hand voortsleepte, was
haar te zwaar.
Zij was het bijna verlaten park bin
nengegaan, omdat zij niet langer den
stroom van menschen kon aanzien,
die zich op den grooten weg verdron
gen, om maar spoedig hun werk ge
daan te krijgen en naar hun eigen
haard terug te keeren. Zij hadden
noch werk noch tehuis.
Wel zou zij met haar handen 't brood
hebben kunnen verdienen voor zich
zelve en haar zuigeling, maar zij kon
onmogelijk daarbij nog haar vader en
haar dochtertje onderhouden. Alles
was nu verloren, tot zelfs de schuil
plaats, die zij tot nog toe hadden ge
vonden in het naakte vertrek, waar
voor zij niet langer de huur kon be
talen. Niets bleef hun meer over dan
samen van honger om te komen.
„Vader", zeide zij, het lange stilzwij
gen afbrekend op heesch fluisterenden
toon, alsof zij bevreesd en beschaamd
was dat anderen het zouden hooren:
.zoudt u er u niet in schikken kunnen
voor een klein poosje naar het arm
huis te gaan?"
Liever sterf ik hier als een hond
op den grond", antwoordde hij harts
tochtelijk.
Hij had deize woorden reeds dik
wijls herhaald, maar nu maakten zij
Hagar's hart zoo ongevoelig als het
nog nooit geweest was. Menigmaal
had zij hem meer dan zijn deel van
het zuur verdiende voedsel gegeven,
en, wanneer hij dan nog om meer
vroeg, het weinlgje van haar eigen
bord afgestaan en zelve honger gele
den. Zij had alle kleederen van haar
zelve, die zij maar kon missen, ver
kocht, voordat zij een stuk van de
zijne aanraakte. Zij had voor hem ge
zwoegd en geslaafd. En toch, nu zij
zonder dak en geld waren, gaf hij nog
hetzelfde antwoord; hij wilde z'n trots
niet breken, al moest zij met hare kin
deren er ook door omkomen.
„Sterven als een hond!" ZIJ kondc
niet anders doen, als zij niet naar h
werkhuis gingen. „Het is berter te ste
ven dan te leven", mompelde «ij b
zich zelve Het handje van haar kin
streelde haai- gelaat, maar bracht e
geen glimlach op te voorschijn. D
nacht der wanhoop bedekte haar zie
Zii zag omhoog en bemerkte slechts d
dikke toenemende wolkenmassa, was
achter de wint «zon op het punt wa
van onder te gaan, om weldra doo
den nacht te worden gevolgd. Haa
dochtertje liet zich slechts met moe tb
voortslee pen, en de blinde oude man
die zuchtend aan hare zijde strompel
de. scheen zwaarder op haar schond
te leunen. Zij kon het niet langer uit
houden. Waarlijk, het kleine ktndwas
haar al zwaar genoeg.
,.Dot'. zefde zij p.lotseling sQJetaan-
de, ..kijk eens achter die boomen, mis
schien vindt je daar wat. Veder, wacht
hier een oogenlblik; totttak ik terug
kom."
Zij wachtte niet op de eene of an.
dere gemelijke tegenwerping van den
vermoeiden man. maar liet het hand
je van haar kind loe. en onttrok zicf
aan zijn drukkenden greep.
(Worcü vervoipd}.